Uitspraak
Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
Rekestnummer: 05/384
Parketnummer 17/080273-95
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer d.d. 14 september 2005 op het bezwaarschrift ex artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden , ingediend door:
[klager]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
verblijvende in [adres].
Procesverloop
Het bezwaarschrift is op 28 juli 2005 ingekomen ter griffie en richt zich tegen het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van veroordeelde. De behandeling van het bezwaarschrift heeft plaatsgevonden op 7 september 2005.
Motivering
De rechtbank zal aan het feit dat er géén akte van indiening van het bezwaarschrift is opgemaakt geen gevolgen verbinden, nu de datum van binnenkomst van het bezwaarschrift voldoende vaststaat en veroordeelde bij de behandeling in raadkamer aanwezig was, zodat tevens vaststaat dat hij het bezwaarschrift wenste in te dienen.
Klager is ontvankelijk in zijn bezwaarschrift nu dit binnen 14 dagen na de door klager in zijn bezwaarschrift genoemde datum van afname van celmateriaal, is ingediend. De rechtbank zal uitgaan van de juistheid van deze datum nu uit de stukken niet blijkt dat dit anders zou zijn.
Bij vonnis van deze rechtbank van 18 juni 1996 is klager veroordeeld, onder meer terzake poging tot afpersing en bedreiging, tot gevangenisstraf en ter beschikking stelling met bevel tot verpleging. De opgelegde maatregel is nog van kracht. Aan de in de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden gestelde algemene criteria voor bepaling van een DNA-profiel, is voldaan.
Klager heeft in zijn bezwaarschrift en de toelichting daarop bij de behandeling in raadkamer gesteld dat het opslaan van zijn DNA-profiel niet nodig is omdat hij geen strafbare feiten meer zal plegen en dat er voorts het gevaar bestaat dat iemand zijn DNA zomaar ergens neer legt of juist wegmoffelt.
De raadsman heeft bij de behandeling een beroep gedaan op de uitzonderingsgrond zoals genoemd in artikel 2 eerste lid onder b van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden . Daarnaast heeft de raadsman een beroep gedaan op artikel 8 van het EVRM in verband met schending van de privacy.
De rechtbank overweegt het volgende.
Uit de kamerstukken bij dit wetsontwerp (Nota naar aanleiding van het verslag) blijkt de rechtbank dat er voldoende waarborgen zijn gecreëerd die misbruik van DNA-profielen kunnen voorkomen. Zo bevat de DNA-databank geen namen van veroordeelden, maar alleen DNA-profielen die zijn voorzien van de nummers van de identiteitszegels waarmee het celmateriaal bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is bezorgd. De personen die toegang hebben tot de DNA-databank weten daardoor niet van wie het opgeslagen DNA-profiel is. Daarnaast hebben alleen geautoriseerde medewerkers van het NFI toegang tot de databank.
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat deze door klager aangevoerde grond niet kan leiden tot de conclusie dat van hem geen DNA-profiel zou mogen worden opgenomen in de DNA-databank.
Klager en zijn raadsman hebben ter onderbouwing van de overige stellingen slechts aangevoerd dat veroordeelde geen misdrijven meer zal plegen nu hij al 8 jaar vast zit en overal aan meewerkt. De rechtbank ziet hierin geen argumenten die kunnen leiden tot toepassing van de in artikel 2, eerste lid onder b genoemde uitzonderingsgrond, immers deze bepaling ziet
-blijkens de Nota naar aanleiding van verslag en de Memorie van Toelichting- enerzijds op die misdrijven waarbij geen celmateriaal kan worden achtergelaten en anderzijds op objectief waardeerbare omstandigheden waardoor het onderzoeksbelang ontbreekt. Het beroep op bescherming van de privacy ex artikel 8 van het EVRM gaat evenmin op nu met de regeling van DNA- onderzoek bij veroordeelden wordt voldaan aan de eis dat de inbreuk op het recht op onaantastbaarheid van het lichaam bij of krachtens de wet is voorzien terwijl daarnaast legitieme doelen worden nagestreefd te weten voorkoming van strafbare feiten en bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
De rechtbank komt op grond van het bovenstaande tot het oordeel dat het bezwaarschrift ongegrond moet worden verklaard.
Beslissing
De rechtbank verklaart het bezwaarschrift ongegrond.
Deze beschikking is gegeven op 14 september 2005 door mr. A.H.M. Dölle, rechter, bijgestaan door H.O. de Boer als griffier.