Uitspraak
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Uitspraak ex artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr.: 05/854
Inzake het geding tussen
de vennootschap onder firma "Cositax", gevestigd te Nes Ameland, verzoekster,
gemachtigde: mr. W.G.C. Wijsman, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer,
en
het college van burgemeester en wethouders van Ameland, verweerder,
gemachtigde: mr. J.A.W. Berkeveld, werkzaam bij de gemeente Ameland.
Procesverloop
Bij brief van 3 mei 2005, verzonden 6 mei 2005, heeft verweerder verzoekster mededeling gedaan van een besluit betreffende de weigering handhavend op te treden tegen taxiactiviteiten van Okay Taxi vanuit een woning aan de Molenplaat 7 te Nes Ameland.
Verzoekster heeft tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend. Tevens heeft verzoekster zich bij brief van 31 mei 2005 tot de voorzieningenrechter gewend met het verzoek om op grond van art. 8:81 lid 1 Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is ter zitting behandeld op 21 juni 2005. Namens verzoekster zijn verschenen: C.J. de Boer, directeur van Cositax, en bovengenoemde gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Motivering
Op grond van art. 8:81 lid 1 Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om verzoekster te kunnen ontvangen. Voor zover de beoordeling van het verzoek met zich brengt dat het geschil in de hoofdzaak wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter.
Aan een verzoek als het onderhavige kan in beginsel worden voldaan, indien het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in de hoofdzaak luidt dat het bezwaar tegen het aangevallen besluit gegrond verklaard zal moeten worden.
De voorzieningenrechter baseert zich bij zijn oordeelsvorming op onderstaande feiten en omstandigheden.
Verzoekster exploiteert een taxibedrijf op Ameland. Bij brief van 13 april 2005 heeft verzoekster aan verweerder gevraagd handhavend op te treden tegen Okay Taxi, welk bedrijf taxiactiviteiten uitvoert vanuit een woning aan de Molenplaat 7 te Nes Ameland. Volgens verzoekster zijn de taxiactiviteiten op het betreffende adres in strijd met het aldaar geldende bestemmingsplan.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat de ruimtelijke uitstraling van het taxibedrijf niet zodanig is dat dit niet valt de rijmen met de woonfunctie die blijkens het bestemmingsplan op het betreffende perceel rust. Verweerder is van mening dat geen sprake is van met het bestemmingsplan strijdig gebruik van de woning en wijst het verzoek om handhavend op te treden dan ook af.
Verzoekster heeft aangevoerd dat wel degelijk sprake is van een met het bestemmingsplan strijdige situatie. Verzoekster stelt voorts dat er een spoedeisend belang bestaat bij handhavend optreden. Volgens verzoekster is er sprake van oneerlijke concurrentie, nu in het verleden aan haar zeer strenge voorwaarden zijn gesteld voor het uitoefenen van een taxibedrijf. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter gevraagd om verweerder op te dragen de omstreden taxiactiviteiten te doen staken tot 6 weken nadat door verweerder een beslissing op het bezwaarschrift is genomen, middels het opleggen van een hoge dwangsom, dan wel het toepassen van bestuursdwang.
De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
Allereerst moet beoordeeld worden of in het onderhavige geval sprake is van met het bestemmingsplan strijdig gebruik van het perceel Molenplaat 7 te Nes.
Op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Nes" is het perceel Molenplaat 7 te Nes bestemd voor "Woondoeleinden". Voor zover hier van belang bepaalt art. 5 van het bestemmingsplan dat de op de kaart voor woondoeleinden aangewezen gronden bestemd zijn voor woonhuizen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep. Partijen zijn het er over eens dat de taxiactiviteiten -uiteraard- niet aangemerkt kunnen worden als een aan-huis-verbonden beroep. Ingevolge art. 33 van het bestemmingsplan is het verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) dient de vraag of het gebruik van een perceel strijdig is met de geldende woonbestemming te worden beantwoord aan de hand van de ruimtelijke uitstraling die dat gebruik gezien zijn aard, omvang en intensiteit heeft. Bepalend is of deze uitstraling van dien aard is dat deze niet meer valt te rijmen met de woonfunctie van het perceel. Binnen dit kader kan het van belang zijn -doch is niet doorslaggevend- of de activiteiten een beroepsmatig of een hobbymatig karakter hebben (bijvoorbeeld AbRS 24 februari 2000, LJN: AA5479).
Verweerder is van mening dat de ruimtelijke uitstraling in het onderhavige geval gering is. Hiertoe is aangevoerd dat er met twee taxi's wordt gereden en dat de onderlinge communicatie niet plaatsvindt via een zend- en ontvanginstallatie, maar via mobiele telefoons. Voorts heeft verweerder aangegeven dat aan de woning niet te zien is dat hier een taxibedrijf is gevestigd: er is geen reclame aangebracht, er is geen zendmast en er vindt geen vervoer plaats vanaf de woning. Verweerder heeft voorts een verslag in het geding gebracht van uitgevoerde controles.
De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat het gebruik van een woonhuis voor taxiactiviteiten in dit geval niet valt te rijmen met de op het perceel rustende woonbestemming. Het gaat hier onmiskenbaar om bedrijfsmatige activiteiten, er wordt gereden met twee taxi's, en ter zitting is door verweerder niet weersproken dat er meerdere personen in dienst zijn bij Okay-taxi; volgens verzoekster zijn er inmiddels 7 personen bij Okay-taxi werkzaam. Voorts zijn de taxi's bij diverse controles aangetroffen bij de woning aan de Molenplaat. Gelet op de vestiging van het bedrijf aan de Molenplaat 7, de omvang van het personeelsbestand en de op diverse momenten geconstateerde aanwezigheid van 1 of 2 taxi's op bedoeld adres, kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet gesproken worden van een geringe ruimtelijke uitstraling en is het gebruik in strijd met de woonbestemming. De door verweerder ter zitting genoemde uitspraken van de AbRS geven naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen steun voor een andersluidend oordeel, omdat die geen vergelijkbare gevallen betreffen. Op dit punt zal verzoeksters bezwaar dan ook gegrond verklaard moeten worden.
Vervolgens moet worden bezien of er aanleiding is tot het treffen van een voorlopige voorziening. De voorziening zoals die door verzoekster is gevraagd komen er op neer dat verweerder reeds hangende de bezwaarprocedure wordt opgedragen handhavend op te treden tegen Okay-taxi. de voorzieningenrechter overweegt hieromtrent het volgende.
Uitgangspunt is dat de uitoefening van deze bevoegdheid krachtens art. 5:32 lid 1 Awb bij het bestuursorgaan berust. Hoewel in beginsel van de bevoegdheid handhavend op te treden gebruik dient te worden gemaakt, zullen niettemin alle relevante belangen die door de te nemen beslissing worden geraakt, moeten worden afgewogen. Deze afweging omvat onder meer de vraag of handhavend zal worden opgetreden door middel van bestuursdwang of door het opleggen van een last onder dwangsom, de omschrijving van de last, de lengte van de begunstigingstermijn, de hoogte van de dwangsom en het bedrag dat maximaal kan worden verbeurd. Deze afweging behoort primair tot de taak van het bestuursorgaan. De voorzieningenrechter verwijst naar de uitspraak van de AbRS van 18 mei 2005, LJN: AT5656.
Nu in deze zaak de bovenbedoelde afweging nog gemaakt moet worden, acht de voorzieningenrechter het te vergaand om de door verzoekster gevraagde voorlopige voorziening te treffen. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat verweerder binnen afzienbare tijd een beslissing op verzoeksters bezwaar zal (moeten) nemen. Voorts is niet gebleken van zodanige uitzonderlijke omstandigheden dan wel urgente belangen aan de zijde van verzoekster dat de bezwaarprocedure in redelijkheid niet kan worden afgewacht. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
De voorzieningenrechter acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Aldus gegeven door mr. E. de Witt, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2005, in tegenwoordigheid van mr. P.R.M. Poiesz als griffier.
w.g. P.R.M. Poiesz
w.g. E. de Witt
Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.
Schriftelijke uitspraak verzonden op: 30 juni 2005