Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/754132-04
rolnummer 0006
's-Gravenhage, 14 maart 2005
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte De V.],
[geboortedatum],
wonende te [adres]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 24 februari 2005 en van 28 februari 2005.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.T.R.F. Carli, is verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr. R.E.I. Steen heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem
bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 38 dagen met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, alsmede tot een werkstraf voor de tijd van 240 uren, subsidiair 120 dagen gevangenisstraf, en tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard, aangezien deze in zoverre niet van eenvoudige aard is.
De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat de blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte het op de - gewijzigde - dagvaarding onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Bewijsoverwegingen.
Ten aanzien van feit 1 primair (zaaksdossier ASP4ALL)
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op 3 oktober 2004 vanaf omstreeks 18.00 uur delen van het netwerk van ASP4ALL zijn uitgevallen als gevolg van zogenaamde ddos-aanvallen. Dit duurde tot 4 oktober 2004 8.15 uur. Vervolgens zijn op 4 oktober 2004 om 17.00 uur wederom delen van het netwerk van ASP4ALL uitgevallen als gevolg van ddos-aanvallen. De aanvallen zijn vervolgens onafgebroken doorgegaan en uiteindelijk gestopt op 8 oktober 2004.
De ddos-aanvallen waren gericht tegen overheidssites. Als gevolg van de aanvallen zijn de webservers van overheidssites buiten gebruik komen te staan. Daarnaast zijn tengevolge van de aanval op de overheidssites ook andere netwerken uitgevallen, waardoor ook diensten aan andere klanten van ASP4ALL niet verleend konden worden.
Voorts is komen vast te staan dat op 3 oktober 2004 tijdens het chatten in het IRC-kanaal #0x1FE door medeverdachte [verdachte O] (onder de nickname [nickname Cl]) op een gegeven moment aan verdachte (onder de nickname [nickname Df]) is gevraagd of deze nog van plan was om de overheidssites aan te vallen, waarop verdachte heeft geantwoord: “waarom doen wij dat niet nu?” (verklaringen [verdachte A], [verdachte O], verdachte) Vervolgens is een apart besloten kanaal, te weten #regering, gecreëerd, waarin met een kleine groep waaronder verdachte, [verdachte A] (onder de nickname [nickname Na]) en [verdachte O] is verder gechat over het aanvallen van websites van de overheid (verdachte, blz. 139, [verdachte A], blz. 25 en [verdachte O] blz. 184). Men was het namelijk totaal niet eens met het kabinetsbeleid (verdachte, blz. 59, [verdachte O], blz. 184). Verdachte nam hierbij het voortouw ([verdachte O], blz. 184) Nagegaan is welke sites aangevallen konden worden, en wat de IP-adressen van die sites waren (verdachte, blz. 227, [verdachte A] blz. 174). Hierna is de aanval begonnen. Verdachte heeft verklaard dat hij toen ook gezien heeft dat de site van de overheid eruit ging (blz. 139).
Medeverdachte [verdachte H] (nickname [nickname Dd]) heeft verklaard dat hij op 4 oktober 2004 door een persoon met de nickname Anarchie werd benaderd om mee te doen met een groep die sites aan het platgooien was in verband met het huidige regeringsbeleid. Hij heeft na het verzoek van Anarchie ongeveer 400 bots het commando gegeven om de site regering.nl aan te vallen. Hij heeft voorts verklaard dat de personen die zondag al waren begonnen afgesproken hadden dat de aanval een week zou duren (blz. 120). Zelf heeft hij van maandag 4 oktober 2004 tot en met vrijdag 8 oktober 2004 deels handmatig, deels met behulp van een timer, herhaalde malen aanvalcommando’s gegeven. In de loop van de week is met de medeverdachten gecommuniceerd over de IP-adressen van de overheidssites, dit om te voorkomen dat alle bots naar hetzelfde IP-adres zouden worden gestuurd.
[verdachte T] die in de week van de aanvallen na verkregen ‘invite’ het kanaal #regering heeft bezocht, heeft verklaard dat in #regering ongeveer 6 a 7 personen aanwezig waren. In de topic van het kanaal zag hij drie IP-adressen die behoorden bij websites van de overheid. Naast [nickname Df], heeft hij [nickname Na], Lsass, [nickname Cl] en hij dacht [nickname Dd] in het chatkanaal gezien. Hij zag ook dat ze ‘er een soort schema op nahielden wanneer en wie de Ddos-aanvallen aan de gang moest houden.’ Verdachte gaf in dat kanaal opdrachten met betrekking tot de aanval op de overheidssites aan de andere daar aanwezige personen (blz. 217 en 221).
Verdachte heeft onder meer verklaard dat je, wanneer zo’n aanval loopt, er bij moet blijven voor het geval het IP-adres van een site verandert of de hostnaam en dat, omdat ze er niet allemaal 24 uur per dag bij konden blijven, afspraken ontstonden wanneer wie wel of niet zou kunnen (blz. 227). Ter terechtzitting heeft verdachte desgevraagd aangegeven dat inderdaad sprake was van een groep en dat hij die groep coördineerde, wat volgens hem inhield het runnen van de groep en het aanreiken van informatie.
Kort na de aanval hebben verdachten, [verdachte A], [verdachte O] en [verdachte H] hun nicknames veranderd.
Tot slot staat vast dat verdachte op 12 en 19 oktober 2004 namens de groep die verantwoordelijk is voor het platleggen van de overheidssites heeft opgetreden in verschillende media.
De rechtbank komt op grond van het vorenstaande tot de vaststelling dat verdachte, [verdachte A], [verdachte O] en nog hooguit enkele anderen zich met het oog op een aanval op websites van de overheid vanuit het IRC-kanaal #OX1FE hebben afgezonderd in een besloten IRC-kanaal. In deze besloten chat is de aanval nader besproken, is de duur van de aanval bepaald en zijn de betreffende IP-adressen verzameld. Vervolgens is de aanval van start gegaan en zijn de overheidssites ‘plat’ gegaan. Een dag later heeft [verdachte H] zich bij de besloten chat aangesloten op verzoek van Anarchie en is hij, zoals hij zelf heeft verklaard, gaan meehelpen bij de aanval. Gedurende de aanval die meerdere dagen heeft geduurd, hebben betrokkenen contact met elkaar onderhouden via het besloten chatkanaal. In het chatkanaal werd informatie omtrent het verloop van de aanval uitgewisseld en afgestemd. Na de aanval zijn nicknames gewijzigd om ontdekking te voorkomen.
Naar het oordeel van de rechtbank vormden de personen in het chatkanaal aldus een samenwerkingsverband welker samenwerking in de betreffende periode was gericht op het plat leggen en houden van de websites van de overheid. Naar de aard der zaak kunnen de deelnemers aan een samenwerkingsverband als het onderhavige nooit met zekerheid zeggen of de anderen ook zogenaamde bots hebben ingezet bij de uitgevoerde aanval. Men bevindt zich immers niet in de nabijheid van elkaar. Vast staat echter dat het samenwerkingsverband de benodigde capaciteit heeft gegenereerd om de websites van de overheid gedurende een langere periode ontoegankelijk te houden. Voorts staat vast dat [verdachte H] een bijdrage heeft geleverd, maar over onvoldoende capaciteit beschikte om de websites in zijn eentje ‘plat’ te houden. Meerdere personen binnen het samenwerkingsverband moeten derhalve ook commando’s aan zogenaamde bots hebben gegeven.
Verdachte heeft van begin af aan deelgenomen aan voormeld samenwerkingsverband en daarin bovendien een leidende c.q. coördinerende rol gespeeld. Dit handelen van verdachte moet zonder meer worden gekwalificeerd als medeplegen.
Ten aanzien van feit 2 primair (zaaksdossier CYSO)
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op 7 oktober 2004 omstreeks 1.45 uur het netwerk van het internetbedrijf Cyso Network Engineering niet meer werkte. Het netwerk liep ‘vol’ ten gevolge van een zogenaamde ddos-aanval. Een groot aantal computers over de hele wereld was gebruikt om www.geenstijl.nl onbereikbaar te maken.
Het gevolg hiervan was dat het hele netwerk van Cyso overbelast werd, waardoor het onbereikbaar werd voor zowel de klanten van Cyso als de klanten van deze klanten (blz. 12). Als gevolg van de ddos-aanval is de website van geenstijl tot ongeveer 19.00 uur onbereikbaar geweest (blz. 9). Op 8 oktober 2004 omstreeks 1:00 uur en op 11 oktober 2004 tussen 16.50 uur en 17.50 uur zijn er wederom aanvallen geweest op het netwerk van Cyso (blz. 96).
Verdachte heeft verklaard dat hij enorm kwaad was op geenstijl omdat geenstijl zijn gegevens op het internet had gezet.
Verdachte heeft in dat kader in diverse media gerefereerd aan het platleggen van de site van geenstijl.nl, onder meer via de site van geenstijl.nl tijdens de aanval van 7 oktober 2004, de site van zeikerdje.com op 9 oktober 2004 en het radio-interview bij Tros Radio Online op 12 oktober 2004.
Uit de gegevens van de zogenoemde swapfile van de harde schijf van [verdachte A] ingeleverd daags na diens verhoor bij de politie op 8 oktober 2004 blijkt dat verdachte in diverse chats hier ook over spreekt. Zo meldt verdachte onder zijn nickname [nickname Df] in een chat ‘geen stijl moet dood’, korte tijd later gevolgd door ‘ga nu beginnen!’ (blz. 54). In een chatsessie met daarbij onder meer aanwezig verdachte en medeverdachte [verdachte H] (nickname d-d34m0n), wordt gesproken over het platleggen van geenstijl.nl. Verdachte zegt: “kan iedereen ff geenstijl.nl pakken (…) aub?”, waarop medeverdachte [verdachte H] antwoordt: “ok”. Verdachte vervolgt: “ga ik botnet regelen (…) d-d34m0n pm ff ircd info.” Hierna vraagt medeverdachte [verdachte H]: “hoe wil je dat zo snel doen”, waarop verdachte reageert met: “ben ik goed in toch?” Verderop in het chatgesprek zegt een persoon met de nickname Coolhva: “geen stijl is beetje plat” (blz. 57). In een ander chatdeel vastgelegd op de swapfile verzucht X_O ‘[nickname Df] blijf nou van gs af … het zal er niet beter op worden en het effect van de actie verdwijnt’ gevolgd door ‘want dan lijkt het een persoonlijke vete’. [nickname Df] antwoordt daar op ‘is het ook’ en iets verder in de chat ‘geloof me ik zorg ervoor dat die site 4 ever down is’ (blz. 60).
Medeverdachte [verdachte H] verklaart geenstijl.nl te hebben aangevallen met zijn bots op de eerstvolgende woensdag na de aanval op de overheidssites, hetgeen volgens de rechtbank logischerwijs 6 oktober 2004 moet zijn. Volgens medeverdachte [verdachte H] is door zijn actie de site niet helemaal plat gegaan, maar wel heel erg traag geworden. Op een gegeven moment ging de site wel compleet plat, maar dat was niet uitsluitend door het handelen van medeverdachte [verdachte H]. Hij had het idee dat anderen ook dezelfde site aan het aanvallen waren. Op het moment dat de site even weer online was heeft verdachte gevraagd of mensen de site van geenstijl.nl wilden platgooien (blz. 81).
Gezien het vorenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte de ddos-aanvallen op geen.stijl c.q Cyso heeft gepleegd. Ten aanzien van de aanval op 7 oktober 2004 acht de rechtbank bewezen dat verdachte deze aanval, gelet op de tijdstippen waarop volgens de aangevers de aanvallen hebben plaatsgevonden, tezamen en in vereniging met medeverdachte [verdachte H] heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 3 primair (zaaksdossier GARNIER)
De onderhavige feiten heeft verdachte bekend. Ten aanzien van de Ddos-aanval van 24 oktober 2004 is de rechtbank voorts van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte daarbij geholpen is door medeverdachten [verdachte H], [verdachte T] en [verdachte A].
Ten aanzien van feit 4 primair
Met betrekking tot de ddos-aanvallen op Speurders.nl en Telegraaf.nl (zaaksdossier TELEGRAAF) stelt de rechtbank vast dat verdachte hierover een bekennende verklaring heeft afgelegd.
Reikwijdte artikel 161 sexies van het Wetboek van Strafrecht.
Ter terechtzitting heeft de advocaat van een van de medeverdachten betoogd dat het uitvoeren van een ddos-aanval slechts de toegang tot een site blokkeert, hetgeen niet valt binnen de delictsomschrijving als vermeld in artikel 161sexies, aanhef en onder 1 en 2, van het Wetboek van Strafrecht , dan wel artikel 350a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De uitvoering van een ddos-aanval wordt eerst strafbaar indien het voorgestelde artikel 138b van het Wetboek van Strafrecht kracht van wet heeft gekregen.
Mocht dit betoog slagen dan zal naar het oordeel van de rechtbank vrijspraak moeten volgen, zodat de rechtbank dit verweer hier zal bespreken.
De rechtbank is van oordeel dat vorenvermeld standpunt miskent dat een ddos-aanval een zodanige overbelasting van een netwerk veroorzaakt, dat daardoor een stoornis in de gang of in de werking van dat werk optreedt als bedoeld in artikel 161sexies. Het netwerk kan zijn normale taak niet meer uitvoeren. Dat daarbij geen blijvende schade aan het netwerk zelf wordt toegebracht, kan daaraan niet afdoen.
In de onderhavige gevallen zijn ddos-aanvallen gedaan op specifieke websites. De netwerken van de internet service providers waar deze websites worden of werden gehost of delen daarvan zijn tengevolge van de ddos-aanvallen gedurende kortere of langere tijd uitgevallen, waardoor geen communicatie met (die delen van) dat netwerk meer mogelijk was. Niet alleen de specifieke doelen van de ddos-aanvallen, te weten de aangevallen sites van de overheid en geenstijl zijn getroffen, maar ook andere overheidssites en klanten van de internet services providers en hun (potentiele) klanten. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank niet alleen voldaan aan het bepaalde in artikel 161sexies, aanhef en onder 1 maar ook aan het bepaalde onder 2. Het betoog van voornoemde advocaat gaat dan ook niet op.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het uitvoeren van meerdere Distributed Denial of Service aanvallen oftewel Ddos-aanvallen gericht op verschillende websites. Bij dergelijke aanvallen wordt met behulp van zogenaamde bots vanaf computers van derden, een dusdanige hoeveelheid aanvragen bij de betreffende websites gedaan dat deze websites niet meer of slechts met een aanzienlijke vertraging te bereiken zijn.
Tengevolge van de ddos-aanvallen zijn de netwerken van de betreffende internet service providers gedurende kortere of langere tijd geheel of gedeeltelijk uitgevallen.
Door het handelen van verdachte en zijn mededaders is ergernis ontstaan en hebben niet alleen de eigenaren van de websites maar ook de hostingproviders en hun andere klanten schade geleden. Naast de financiële gevolgen, brengen een onbereikbaarheid en vertraging van websites een slecht imago met zich mee voor de betreffende websites en komt de dienstverlening in gevaar. Bovendien wordt de bezoekers van de websites informatie onthouden, doordat zij tijdelijk of voor langere tijd de desbetreffende websites niet kunnen bezoeken.
De materiële en immateriële belangen van particulieren, instellingen en bedrijven bij een behoorlijk functionerend internet zijn groot. Verdachte en zijn mededaders hebben met hun acties deze belangen ernstig veronachtzaamd. Daar komt nog bij dat voor de betreffende aanvallen de computers van een groot aantal anoniem gebleven derden zijn misbruikt. Ook dit getuigt van weinig respect voor de eigendommen van anderen.
Verdachte heeft bovendien een initiërende en leidende rol gespeeld bij de feiten. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte meegewogen dat naar alle waarschijnlijkheid niet alle daders van de aanvallen zich voor de rechter voor deze feiten moeten verantwoorden. Voorts heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte geen documentatie heeft.
De rechtbank heeft acht geslagen op het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland d.d. 11 februari 2005, onder meer inhoudend, verkort en zakelijk weergegeven:
Betrokkene maakt een vriendelijke en sociale indruk op rapporteur en hij is coöperatief in het contact. Betrokkene heeft de neiging het ten laste gelegde te bagatelliseren en hij kan zich niet goed voorstellen dat hij anderen schade heeft berokkend. Ook van de tot op heden nare gevolgen voor hemzelf lijkt hij onvoldoende doordrongen. Betrokkene komt op ons eerder over als een wat naïeve jongen met een hang naar aanzien en bewondering, dan als iemand
die willens en wetens de intentie heeft gehad om anderen schade toe te brengen. Naar ons idee wordt er van betrokkene eerder gebruik gemaakt dan dat hij gebruik maakt van anderen. Een verplicht contact met onze instelling, gedurende de proeftijd, lijkt ons niet aan de orde. Van de reactie van justitie en de reactie van zijn ouders gaat naar onze mening voldoende preventieve werking uit. Voor de strafmaat conformeren wij ons aan het oordeel van de rechtbank.
Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank tot slot in aanmerking genomen dat verdachte en zijn ouders de nodige pesterijen hebben moeten ondergaan naar aanleiding van de bekendmaking van de persoonsgegevens van verdachte op het internet.
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden.
De vordering van de benadeelde partij.
[benadeelde partij] (Garnier Projects B.V.), [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 41.080,-.
Daar de benadeelde partij slechts een kopie van het voegingsformulier benadeelde partij heeft ingediend en uit het proces-verbaal, nummer 1509/2004/1823, betreffende het nader verhoor van aangever [benadeelde partij] kan volgen dat de benadeelde partij slechts een kopie heeft ingediend ter toelichting op de door de benadeelde partij geleden schade, meent de rechtbank, nu zich in het dossier tevens geen origineel voegingsformulier bevindt, dat Garnier Projects B.V. niet heeft bedoeld een vordering tot vergoeding van de geleden schade in te dienen.
Voorzover dit anders mocht zijn, is naar het oordeel van de rechtbank de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafgeding, aangezien de gegrondheid van de schadeposten niet zonder nadere gegevens kan worden vastgesteld. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering en deze bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
Met betrekking tot het inbeslaggenomene vermeld op de beslaglijst genummerd 1, 2 en 3, overweegt de rechtbank dat dit voorwerpen betreft die aan verdachte toebehoren en met betrekking tot welke de bewezenverklaarde feiten zijn begaan, zodat zij daarvan de verbeurdverklaring zal gelasten.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24, 33, 33a, 47, 57 en 161sexies van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van 1 primair, 2 primair en 3 primair:
medeplegen van opzettelijk stoornis in de gang of in de werking van enig werk voor telecommunicatie veroorzaken, terwijl daardoor stoornis in een openbaar telecommunicatienetwerk of in de uitvoering van een openbare telecommunicatiedienst ontstaat, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van opzettelijk stoornis in de gang of in de werking van enig werk voor telecommunicatie veroorzaken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor verlening van diensten te duchten is, meermalen gepleegd;
ten aanzien van 4 primair:
opzettelijk stoornis in de gang of in de werking van enig werk voor telecommunicatie veroorzaken, terwijl daardoor stoornis in een openbaar telecommunicatienetwerk of in de uitvoering van een openbare telecommunicatiedienst ontstaat, meermalen gepleegd;
en
opzettelijk stoornis in de gang of in de werking van enig werk voor telecommunicatie veroorzaken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor verlening van diensten te duchten is, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 38 dagen;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde onvoorwaardelijk gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op 9 november 2004;
in voorlopige hechtenis gesteld op 12 november 2004;
welke voorlopige hechtenis werd geschorst met ingang van 17 december 2004;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
en voorts tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
bepaalt, dat deze straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en tot:
een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 240 uren;
beveelt, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende gevangenisstraf zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] (Garnier Projects B.V.) niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij deze bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
verklaart verbeurd de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1, 2 en 3;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. C.E. Dettmeijer-Vermeulen, voorzitter,
C. Wapenaar en H.A.G. Nijman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Vugt, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 maart 2005.