Uitspraak
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer dagvaarding: 01/039123/04
Parketnummer vordering: 01/021033/03
Uitspraakdatum: 1 maart 2005
VERKORT VONNIS
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te (geboorteplaats) op (geboortedatum) 1952,
wonende te (woonplaats), (adres),
thans verblijvende: P.I. Zuid Oost, HvB Roermond te Roermond
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 februari 2005.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 juli 2004.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 07 januari 2002 tot en met 30 januari 2004 te Waalre, althans in Nederland, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (slachtoffer 1) heeft
gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het (telkens)
- op de mond zoenen van voornoemde (slachtoffer 1) en/of
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, tong in de mond van voornoemde
(slachtoffer 1) en/of het geven van een of meerdere tongzoen(en) aan voornoemde
(slachtoffer 1) en/of
- het betasten van de borsten en/of billen en/of vagina van voornoemde
(slachtoffer 1) en/of
- het door voornoemde (slachtoffer 1) laten vasthouden van zijn, verdachtes, penis,
en/of
- het zich door voornoemde (slachtoffer 1) laten aftrekken en/of
- het in de mond laten nemen van zijn, verdachtes, penis door voornoemde
(slachtoffer 1) en/of
- het zoenen en/of likken van de tepels en/of borsten van voornoemde (slachtoffer 1)
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte zich voordeed als paranormaal genezer en/of (in deze hoedanigheid) op voornoemde (slachtoffer 1) inpraatte en haar (daarbij) voorhield dat bij het niet
plegen danwel dulden van vorenomschreven ontuchtige handelingen haar problemen/klachten, waarvoor zij bij hem, verdachte, onder behandeling was, niet zouden verdwijnen en/of haar echtgenoot haar zou verlaten/van haar zou scheiden en/of haar kind onhandelbaar zou worden;
(Artikel 246 Wetboek van Strafrecht )
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 07 januari 2002 tot en met 30 januari 2004 te Waalre, althans in Nedederland, terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, te weten als paranormaal genezer, (telkens) ontucht heeft gepleegd met (slachtoffer 1), die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg
had toevertrouwd, immers heeft hij (telkens)
- voornoemde (slachtoffer 1) op de mond gezoend en/of
- zijn, verdachtes, tong in de mond van voornoemde (slachtoffer 1) gebracht/geduwd
en/of voornoemde (slachtoffer 1) een of meerdere tongzoen(en) gegeven en/of
- de borsten en/of billen en/of vagina van voornoemde (slachtoffer 1) betast en/of
- voornoemde (slachtoffer 1) bewogen zijn, verdachtes, penis vast te houden en/of
- voornoemde (slachtoffer 1) bewogen hem af te trekken en/of
- voornoemde (slachtoffer 1) bewogen zijn, verdachtes, penis, in de mond te nemen
en/of
- de tepels en/of borsten van voornoemde (slachtoffer 1) gezoend en/of gelikt;
(Artikel 249 lid 2 onder 3 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 september 2002 tot en met 31 januari 2004 te Waalre, terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, te weten als paranormaal genezer (telkens) ontucht heeft gepleegd met (slachtoffer 2),
die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij (telkens)
- voornoemde (slachtoffer 2) op de mond gezoend en/of
- de borsten van voornoemde (slachtoffer 2) betast;
(Artikel 249 lid 2 onder 3 Wetboek van Strafrecht )
3.
hij op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 1 juni 1997 tot en met 31 augustus 1997 te Waalre, althans in Nederland, terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, te weten als paranormaal genezer ontucht heeft gepleegd met (slachtoffer 3), die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg had
toevertrouwd, immers heeft hij verdachte de borsten van voornoemde (slachtoffer 3) betast;
(Artikel 249 lid 2 onder 3 Wetboek van Strafrecht )
4.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2003 tot en met 31 mei 2004 te Waalre, althans in Nederland, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (slachtoffer 4) heeft gedwongen tot het
plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het betasten van de borsten en/of de buik en/of de vagina van voornoemde (slachtoffer 4)
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit
dat verdachte zich voordeed als paranormaal genezer en/of (in deze
hoedanigheid) voornoemde (slachtoffer 4) voorhield dat het niet, door hem,
verdachte, uitvoeren van voornoemde ontuchtige handeling(en), mogelijk tot
kanker bij voornoemde (slachtoffer 4) zou leiden;
(Artikel 246 Wetboek van Strafrecht )
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april
2003 tot en met 31 mei 2004 te Waalre, althans in Nederland, terwijl hij toen
werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, te weten als
paranormaal genezer, (telkens) ontucht heeft gepleegd met (slachtoffer 4),
die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg had
toevertrouwd, immers heeft hij, verdachte (telkens)
de borsten en/of buik en/of vagina van voornoemde (slachtoffer 4) betast en/of
voornoemde (slachtoffer 4) op de mond gezoend;
(Artikel 249 lid 2 onder 3 Wetboek van Strafrecht )
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 15 februari 2005 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 01/021033/03 is aangebracht bij vordering van 8 juni 2004. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch d.d. 21 januari 2004. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewijsbeslissing.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair, onder 3, en onder 4 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft ten aanzien van feit 3 geconstateerd dat enkel de aangifte van (slachtoffer 3) voorligt. De rechtbank acht zulks onvoldoende om het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen te achten.
Overweging met betrekking tot de bewezenverklaring.
De raadsman heeft primair aangevoerd dat zijn cliënt met de in de telastelegging genoemde personen geen seksuele handelingen heeft gepleegd. Mocht de rechtbank wel tot het oordeel komen dat er sprake was van seksuele handelingen, dan kunnen deze handelingen volgens de raadsman niet worden aangemerkt als ontuchtige handelingen. Een en ander vond immers plaats uit vrije wil en stond los van de verhouding patiënt - behandelaar. Naar het oordeel van de raadsman was er geen sprake van een afhankelijke positie. De raadsman verwijst naar een uitspraak van de Hoge Raad, te weten NJ 1997 nr. 485.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Op grond van de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte met (slachtoffer 1), (slachtoffer 2) en (slachtoffer 4) seksuele handelingen heeft gepleegd. De rechtbank is verder van oordeel dat deze handelingen plaatsvonden binnen een situatie waarbij sprake was van afhankelijkheid. Voornoemde personen waren bij verdachte in behandeling, immers zij consulteerden verdachte in zijn hoedanigheid als paranormaal genezer en in het kader van die behandelingen zijn bedoelde seksuele handelingen verricht. Derhalve is er geen sprake van een situatie als bedoeld in de door de raadsman genoemde uitspraak van de Hoge Raad.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de feiten heeft begaan zoals is weergegeven op het in dit vonnis opgenomen afgestreepte afschrift van de dagvaarding.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen onder 1 subsidiair, 2 en 4 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14g, 14h, 14i, 14j, 24c, 27, 28, 31, 36f, 57, 63, 249, 251.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID.
De eis van de officier van justitie.
Vrijspraak voor het onder 1 primair en het onder 4 primair tenlastegelegde.
Voor het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 subsidiair tenlastegelegde:
- een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan een deel, groot 6 maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en als bijzondere voorwaarde -kort gezegd- reclasseringstoezicht.
- ontzetting van het recht om het beroep van paranormaal genezer uit te oefenen voor de duur van 5 jaren.
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij (slachtoffer 1) ad euro 1.000,- en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr . voor dat bedrag, subsidiar 20 dagen hechtenis.
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij (slachtoffer 2) ad euro 250,- en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr . voor dat bedrag, subsidiair 5 dagen hechtenis.
- niet-ontvankelijkverklaring in haar vordering van de benadeelde partij (slachtoffer 3)
- toewijzing van een deel van de vordering van de benadeelde partij (slachtoffer 4) groot euro 1.461,75 en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr . voor dat bedrag, subsidiair 29 dagen hechtenis. Niet-ontvankelijkverklaring van deze vordering voor het overige.
- verbeurdverklaring van de onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen.
- tenuitvoerlegging van de week gevangenisstraf, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 21 januari 2004.
De op te leggen straf en maatregel(en).
Bij de beslissing over de straf en maatregelen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- verdachte heeft gedurende een langere periode te weten van 7 januari 2002 tot en met 31 mei 2004 een zeer groot aantal strafbare feiten gepleegd;
- verdachte heeft ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de slachtoffers in hem stelden;
- de slachtoffers bevonden zich in een afhankelijke positie ten opzichte van verdachte en waren weinig weerbaar, wat verdachte wist of kon weten dan wel had moeten vermoeden;
- de mate van het leed dat aan de slachtoffers is aangedaan, te weten een ernstige aantasting van lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer, alsmede dat verdachte zich om het lot van de slachtoffers kennelijk volstrekt niet heeft bekommerd;
- verdachte werd terzake van strafbare feiten soortgelijk aan de door hem gepleegde feiten blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister reeds eerder veroordeeld en wel op 21 januari 2004;
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Op 8 oktober 2004 heeft psycholoog D.B. Everts omtrent verdachte een rapport uitgebracht.
Dit rapport houdt onder meer zakelijk weergegeven in:
"Er lijkt een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van betrokkene in de vorm van een narcistische persoonlijkheidsstoornis met theatrale trekken. Aangezien het hier gaat om langdurige patronen kan worden aangenomen dat dit aanwezig was ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. De gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens beïnvloedde deels onderzochtes gedragskeuzen c.q zijn gedragingen ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. (inhoud rapport)
Betrokkene lijkt op grond hiervan licht verminderd tot verminderd toerekeningsvatbaar. De kans op herhaling lijkt tamelijk groot, juist vanwege de massale narcistische afweer bij betrokkene om tot zich door te laten dringen wat zijn strafbare handelingen teweeg kunnen brengen. Het gebrek aan corrigerend vermogen maakt de kans op herhaling dan groot. Eventuele behandelperspectieven worden als uiterst beperkt ingeschat.".
Op 10 oktober 2004 heeft psychiater I. Smoktunowicz omtrent verdachte een rapport uitgebracht.
Dit rapport houdt onder meer zakelijk weergegeven in:
"Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis in de zin van een narcistische persoonlijkheidsstoornis. In de periode van het plegen van het tenlastegelegde was dit ook het geval. De ziekelijke stoornis beïnvloedde betrokkenes gedragskeuze en gedragingen zodanig dat het tenlastegelegde daaruit deels verklaard kan worden. (inhoud rapport) Gezien bovenstaande pathologie kan geadviseerd worden om zijn toerekeningsvatbaarheid als verminderd aan te nemen.
Betrokkene is van zijn aanhouding en mogelijke straf erg geschrokken, en is van mening dat hij de mogelijkheid om weer in deze situatie te raken moet uitsluiten door op te houden met praktiseren als paranormaal genezer. Indien hij niet meer als genezer praktiseert is aannemelijk dat hij niet door het plegen van een soortgelijk delict zal recidiveren. Echter zijn persoonlijkheidsstoornis blijft een risicofactor. Aangezien de behandelingbehoevende stoornis ( persoonlijkheidsstoornis) een zelfbelemmering vormt voor behandeling, is deze behandeling prognostisch niet veelbelovend. Betrokkene is niet kritisch naar zichzelf toe, en zodoende ziet hij geen noodzaak voor een behandeling. Hij zal altijd kritiek op zijn gedrag verwerpen. Bovendien, nu betrokkene ontkent, maakt deze persoonlijkheidsstoornis in combinatie met zijn ontkennende houding ten opzichte van het tenlastegelegde een behandeling statistisch gezien zinloos".
De rechtbank neemt de conclusie van voormelde rapporten van de deskundigen over en maakt deze tot de hare. De rechtbank zal hiermee bij het opleggen van een straf rekening houden.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dit deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
In de door bovengenoemde deskundigen uitgebrachte rapportage ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om als bijzondere voorwaarde bij een deels voorwaardelijke gevangenisstraf reclasseringstoezicht op te leggen.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in beslag genomen voorwerpen vermeld op de als bijlage bij dit vonnis gevoegde lijst van in beslag genomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen goederen aan verdachte.
De deskundige psychiater Smoktunowicz vermeldt in haar rapport dat indien betrokkene niet meer als genezer praktiseert, het aannemelijk is dat hij niet door het plegen van een soortgelijk delict zal recidiveren. Mede gelet hierop zal de rechtbank verdachte ontzetten van het recht om het beroep van paranormaal genezer uit te oefenen voor de duur van vijf jaren
De vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 1).
De rechtbank acht bij wijze van voorschot toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van euro 500,- terzake immateriële schade.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van haar vordering, aangezien dit deel niet van zo eenvoudige aard is dat dit deel zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 2).
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor de behandeling in deze strafzaak.
Nu echter niet is komen vast te staan dat de door de benadeelde partij gevorderde schade rechtstreeks is toegebracht door het hiervoor ten laste van verdachte bewezenverklaarde, dient de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte tot op heden
begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 3).
Nu verdachte van het hem onder 3 tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken, dient de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte tot op heden
begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 4).
De rechtbank acht bij wijze van voorschot toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van euro 250,- terzake immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum delict tot aan de dag der algehele voldoening van de vordering.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van het bedrag dat zij heeft gevorderd terzake immateriële schade, aangezien dit deel niet van zo eenvoudige aard is dat dit deel zich leent voor behandeling in het strafgeding.
Nu niet is komen vast te staan dat de door de benadeelde partij gevorderde schade terzake materiële schade rechtstreeks is toegebracht door het hiervoor ten laste van verdachte bewezenverklaarde, dient de benadeelde partij ook in dat deel van haar vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder zal verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
DE UITSPRAAK
Verklaart het onder 1 primair, het onder 3 en het onder 4 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Verklaart het onder 1 subsidiair, het onder 2, en het onder 4 subsidiair tenlastegelegde bewezen, zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 subsidiair, 2 en 4 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 subsidiair:
werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, ontucht plegen met
iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp of zorg heeft
toevertrouwd, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 2:
werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, ontucht plegen met
iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp of zorg heeft
toevertrouwd, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 4 subsidiair:
werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg ontucht plegen met
iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp of zorg heeft
toevertrouwd, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. feit 1 primair, feit 3, feit 4 primair:
Vrijspraak, achtende de rechtbank het onder 1 primair, het onder 3, en het onder 4 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
T.a.v. feit 1 subsidiair, feit 2, feit 4 subsidiair:
Gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 2 7
Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren
T.a.v. feit 1 subsidiair, feit 2, feit 4 subsidiair:
Ontzetting van het recht om het beroep van paranormaal genezer uit te oefenen
voor de duur van vijf jaren
T.a.v. feit 1 subsidiair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer (slachtoffer 1) van een bedrag van EUR
500,- (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te
vervangen door 10 dagen hechtenis.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 1):
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag
en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling bij wijze van voorschot terzake
immateriële schade aan de benadeelde partij (benadeelde partij 1), van een
bedrag van EUR 500,- (zegge: vijfhonderd euro).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet
ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd
voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 2:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij (benadeelde partij 2) in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
T.a.v. feit 3:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij (benadeelde partij 3) in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
T.a.v. feit 4 subsidiair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 250,00 subsidiair 5 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer 4) van een bedrag van EUR 250,- (zegge: tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 4):
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen
bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling bij wijze van voorschot
terzake immateriële schade aan de benadeelde partij (benadeelde partij 4), van een
bedrag van EUR 250,- (zegge: tweehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de
wettelijke rente vanaf de datum delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet
ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd
voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten van de goederen vermeld op de als
bijlage bij dit vonnis gevoegde lijst van inbeslaggenomen goederen aan
veroordeelde.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voorzover voorwaardelijk opgelegd bij
vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch d.d. 21 januari 2004 , gewezen
onder parketnummer 01/021033/03, te weten: Gevangenisstraf voor de duur van 1 week
Dit vonnis is gewezen door,
mr. J.M.P. Willemse, voorzitter,
mr. R.C. Stijnen en mr. S.M. van Steenbergen, leden,
in tegenwoordigheid van G.G. Dirks, griffier
en is uitgesproken op 1 maart 2005,
zijnde mr. Van Steenbergen buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De bewezenverklaring
1.
hij op tijdstippen in de periode van 07 januari 2002 tot en met 30 januari 2004 te Waalre, terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, te weten als paranormaal genezer, telkens ontucht heeft gepleegd met (slachtoffer 1), die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg
had toevertrouwd, immers heeft hij
- voornoemde (slachtoffer 1) op de mond gezoend en/of
- zijn, verdachtes, tong in de mond van voornoemde (slachtoffer 1) gebracht/geduwd
en voornoemde (slachtoffer 1) tongzoenen gegeven en/of
- de borsten en/of billen en/of vagina van voornoemde (slachtoffer 1) betast en/of
- voornoemde (slachtoffer 1) bewogen zijn, verdachtes, penis vast te houden en/of
- voornoemde (slachtoffer 1) bewogen hem af te trekken en/of
- voornoemde (slachtoffer 1) bewogen zijn, verdachtes, penis, in de mond te nemen
en/of
- de tepels en/of borsten van voornoemde (slachtoffer 1) gezoend en/of gelikt;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 15 september 2002 tot en met 31 januari 2004 te Waalre, terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, te weten als paranormaal genezer telkens ontucht heeft gepleegd met (slachtoffer 2),
die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij (telkens)
- voornoemde (slachtoffer 2) op de mond gezoend en/of
- de borsten van voornoemde (slachtoffer 2) betast;
4.
hij op tijdstippen in de periode van 1 april
2003 tot en met 31 mei 2004 te Waalre, terwijl hij toen
werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, te weten als
paranormaal genezer, telkens ontucht heeft gepleegd met (slachtoffer 4),
die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg had
toevertrouwd, immers heeft hij, verdachte
de borsten en/of buik en/of vagina van voornoemde (slachtoffer 4) betast en/of
voornoemde (slachtoffer 4) op de mond gezoend;