Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

werkstraf en voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor aanmerkelijke onvoorzichtigheid in het verkeer (art. 6 WVW)

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht

Locatie Groningen

parketnummer 18/830050-13

op tegenspraak

raadsvrouw: mr. M.R.M. Schaap

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 oktober 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats],

wonende te [woonplaats].

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van

26 augustus 2013 en 14 oktober 2013.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 30 juni 2012, in de gemeente Veendam,

als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede

rijdende over de weg, de Rijksweg N33, komende uit de richting van Assen en

gaande in de richting van Meeden, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn

schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk

geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, in plaats

van tijdig en/of voldoende uit te wijken voor en/of voldoende afstand te

bewaren tot en/of tijdig te stoppen/remmen voor en/of voldoende rekening te

houden met een voor verdachte op de - gezien verdachtes rijrichting - rechter

rijbaan van die Rijksweg N33 staand en/of (langzaam) rijdend ander

motorrijtuig (personenauto merk Opel , type Astra, kleur grijs) met het door

verdachte bestuurde motorrijtuig tegen dat ander motorrijtuig (personenauto

merk Opel, type Astra, kleur grijs) is gebotst en/of gereden en/of

(tengevolge van welke botsing en/of aanrijding) verdachte met dat door hem,

verdachte, bestuurde motorrijtuig is terechtgekomen op de voor het verkeer uit

tegengestelde richting bestemde rijbaan of gedeelte van die weg, juist op het

moment dat een over laatstgenoemd(e) rijbaan of gedeelte van die weg

tegemoetkomend motorrijtuig (personenauto, merk Opel, type Corsa, kleur

blauw) het door verdachte bestuurde motorrijtuig reeds dicht was genaderd,

waardoor een inzittende van dat motorrijtuig (personenauto, merk Opel, type

Corsa, kleur blauw) (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten

een gebroken ellepijp en/of een gebroken kuitbeen, of zodanig lichamelijk

letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de

uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;

althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat

hij op of omstreeks 30 juni 2012, in de gemeente Veendam,

als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de

Rijksweg N33, komende uit de richting van Assen en gaande in de richting van

Meeden,

in plaats van tijdig en/of voldoende uit te wijken voor en/of voldoende

afstand te bewaren tot en/of tijdig te stoppen/remmen voor en/of voldoende

rekening te houden met een voor verdachte op de - gezien verdachtes

rijrichting - rechter rijbaan van die Rijksweg N33 staand en/of (langzaam)

rijdend ander motorrijtuig (personenauto merk Opel, type Astra, kleur grijs)

met het door verdachte bestuurde motorrijtuig tegen dat ander motorrijtuig

(personenauto merk Opel, type Astra, kleur grijs) is gebotst en/of gereden

en/of (tengevolge van welke botsing en/of aanrijding) verdachte met dat door

hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig is terechtgekomen op de voor het

verkeer uit tegengestelde richting bestemde rijbaan of gedeelte van die weg,

juist op het moment dat een over laatstgenoemd(e) rijbaan of gedeelte van die

weg tegemoetkomend motorrijtuig (personenauto, merk Opel, type Corsa, kleur

blauw) het door verdachte bestuurde motorrijtuig reeds dicht was genaderd,

door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,

althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,

althans kon worden gehinderd.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft aangevoerd dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zij heeft daarbij aangevoerd dat verdachte kort voordat het ongeval plaatsvond in ieder geval een moment niet oplettend is geweest. De weg was recht en er waren geen uitzichtbelemmerende factoren, verdachte had de file dus moeten opmerken en tijdig moeten remmen. Ook de alarmlichten van de achterste auto in de file heeft hij niet opgemerkt. Onder die omstandigheden was er sprake van de lichtste vorm van schuld, aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid. De twee botbreuken die bij het slachtoffer zijn ontstaan, maken dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel.

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft gepleit voor vrijspraak van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. De door verdachte gestelde gang van zaken komt niet overeen met die van de VOA. Volgens verdachte is hij naar het midden van de weg uitgeweken om een botsing met de auto voor hem, die plotseling remde en naar rechts uitweek, te voorkomen. Vanuit de andere richting kwam op dat moment een auto die eveneens in het midden van de weg reed na een inhaalmanoeuvre om de op die rijstrook stilstaande vrachtwagen heen. Beide auto's botsten op elkaar, ten gevolge waarvan de auto van verdachte tegen de auto die voor hem reed kaatste. Voor die verklaring is ook steun te vinden in andere verklaringen in het dossier. Verdachte heeft geen alarmlichten zien branden en geen auto's op zijn weghelft stil zien staan. Hij werd niet afgeleid door andere zaken. Onder die omstandigheden kan niet gezegd worden dat er sprake was van schuld in de zin van artikel 6 WVW . De raadsvrouw heeft ten slotte twee uitspraken aangehaald waaruit kan blijken dat de botbreuken onvoldoende zijn voor het aannemen van zwaar lichamelijk letsel. Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet gesteld kan worden dat verdachtes verkeersgedrag concreet gevaarzettend is geweest, zodat verdachte ook van artikel 5 WVW moet worden vrijgesproken.

Beoordeling

De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.

Een proces-verbaal d.d. 21 augustus 2012, opgenomen in dossier nummer PL01PD 2012064446, inhoudende de verklaring van [slachtoffer], zakelijk weergegeven:

Op zaterdag 30 juni 2012 omstreeks 10.00 uur reed ik samen met mijn man in een personenauto, een Opel Corsa voorzien van kenteken [kenteken 1], op de N33 ter hoogte van Veendam in de richting van Wildervank. Op een gegeven moment stond er op onze weghelft een vrachtwagen stil. Er was politie aanwezig die het verkeer regelde. Op een gegeven moment kregen wij een teken van de politie en mijn man mocht oprijden. Wij passeerden de vrachtwagen over de weghelft van het tegemoetkomende verkeer. Ik zag dat het verkeer op deze weghelft stil stond zodat wij veilig konden passeren. Na de vrachtwagen te hebben gepasseerd zag ik dat mijn man de auto weer naar de juiste weghelft stuurde. Ik zag dat wij weer op de goede weghelft reden. Kort hierop zag ik een rode auto op ons af komen. Ik zag dat de rode auto op de linkervoorzijde van onze auto botste. Ik hoorde een harde knal. Ik ben met pijn op de borst en been- en armletsel door de ambulance afgevoerd naar het UMCG. Hier ben ik dezelfde dag behandeld. Kon blijken dat mijn ellepijp van mijn linkeronderarm gebroken was. Mijn gehele linkerarm is in het gips gezet. Tevens waren enkele ribben gekneusd. Ik had ook pijn aan mijn linker onderbeen, echter, hier zou niks gebroken zijn. Toen ik voor de tweede maal voor controle naar het ziekenhuis ben geweest werden er toch foto's gemaakt van mijn linkeronderbeen. Hieruit bleek dat mijn kuitbeen gebroken was. Ik had nog wel pijn maar ik moest veel rusten. Ik ben nog wel in behandeling bij een fysiotherapeut. Ik heb ongeveer zes weken met het gips om mijn arm gelopen. Hierna heb ik een brace gekregen. Deze moet ik dragen tot halverwege de maand september. Ik heb vandaag de dag nog steeds veel pijn aan mijn linkerarm. Deze herstelt maar moeilijk. Ik ben vandaag de dag nog steeds hele dagen thuis. Ik kan niks vanwege mijn linkerarm. Ik heb nog pijn en moet rusten. Ik heb dan geen werk meer, maar als gevolg van het ongeval liggen mijn dagelijkse bezigheden welke ik normaal deed helemaal stil.

Een schriftelijk stuk d.d. 27 juli 2012, te weten een medische verklaring, opgesteld door dr. E.F.M. Veldhuis, chirurg, verbonden aan het UMCG, inhoudende, zakelijk weergegeven:

Het letsel dat bij betrokkene [slachtoffer], geboren [geboortedatum 2], is geconstateerd ten gevolge van een verkeersongeval op 30 juni 2012, is een gebroken ellepijp en een gebroken kuitbeen. De behandeling is nog niet afgesloten.

Een proces-verbaal d.d. 22 augustus 2012, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1], zakelijk weergegeven:

Op zaterdag 30 juni tussen 10.00 en 11.00 uur reed ik in mijn personenauto, een zwarte Seat voorzien van het kenteken [kenteken 2], op de N33. Voor mij reed een blauwe Opel Corsa met een fietsendrager achterop. Even verder zag ik een vrachtwagen stilstaan op onze weghelft. Ik zag dat de blauwe Opel voor mij in een rustig tempo om de vrachtwagen reed. Ik volgde. Er stond iemand die het verkeer regelde en ons een seintje gaf dat wij om de vrachtwagen konden rijden. Toen wij de vrachtwagen waren gepasseerd zag ik dat er op de weghelft van het tegemoetkomende verkeer iemand stond die daar het verkeer tegenhield. Ik bedoel hiermee het verkeer wat uit de richting van Wildervank kwam. Ik zag hier ongeveer 7 à 8 auto's stilstaan. Ik zag dat de blauwe Opel voor mij ging invoegen terug naar de rechter weghelft. Ik volgde hem. Ik zag dat de blauwe Opel voor mij keurig in het midden van de weghelft reed. Toen de blauwe Opel zo goed als het einde van de 7 á 8 stilstaande auto's naderde hoorde ik een gigantisch harde knal. Ik zag voor mij dat een auto, met zijn

voorzijde, frontaal op de blauwe Opel voor mij was geknald.

Een proces-verbaal d.d. 25 november 2012, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2], zakelijk weergegeven:

Op zaterdag 30 juni 2012 was ik als bestuurder van een personenauto, een grijze Opel Astra voorzien van het kenteken [kenteken 5], betrokken bij een verkeersongeval op een provinciale weg ter hoogte van Veendam. Ik reed op de N33 en zag op een gegeven moment in de verte een file verschijnen. Ik heb de situatie goed gade geslagen en verminderde gas. Ik zag toen een rode auto aankomen in de achteruitkijkspiegel. Ik heb toen direct de alarmlichten aangedaan omdat ik al onraad aan zag komen. Op het moment van de botsing stond ik al stil.

Een proces-verbaal d.d. 29 augustus 2012, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:

Op zaterdag 30 juni 2012 omstreeks 10:15 uur reed ik op de N33 te Veendam. Ik kwam uit de richting van Assen en reed in de richting van Meeden. Ik was bestuurder van een Opel Corsa, kenteken [kenteken 4]. Ik reed ongeveer 100 km/h.

Een proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse (VOA) d.d. 6 augustus 2012, opgenomen als bijlage bij dossier nummer PL01PD 2012064446, inhoudende onder meer, zakelijk weergegeven:

Wij hebben op zaterdag 30 juni 2012, omstreeks 10.30 uur een nader onderzoek ingesteld naar aanleiding van een verkeersongeval tussen een rode Opel Corsa, kenteken [kenteken 4] (voertuig 1), een grijze Opel Astra G, kenteken [kenteken 5] (voertuig 2), en een blauwe Opel Corsa C1.4, kenteken [kenteken 1] (voertuig 3). Wij, verbalisanten, zijn van mening dat het ongeval niet te wijten is aan een technisch gebrek, doch moet worden gezocht in een rij- c.q. beoordelingsfout van de bestuurder van de Opel Corsa, voertuig 1. Het verkeersongeval vond plaats op de Rijksweg N33, gelegen buiten de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Veendam in de gemeente Veendam, ter hoogte van hectometerpaal 37.3. Het ongeval vond gezien de oorspronkelijke rijrichting van voertuig 1, merk Opel plaats op een recht weggedeelte. De rijbaan heeft een breedte van circa 7.2 meter. Op een afstand van ongeveer 300 meter in noordelijke richting van de plaats van het ongeval, dus ongeveer ter hoogte van hectometerpaal 37.6 stond een vrachtwagencombinatie met pech. Het was zonnig, droog en helder weer, bij daglicht.

Aan de hand van de schades en de aangetroffen sporen werd duidelijk hoe de voertuigen met elkaar in aanraking waren gekomen. Voertuig 1 botste in eerste instantie met de rechtervoorzijde tegen de linkerachterzijde van voertuig 2. Daarna botste voertuig 1 met de linkervoorzijde tegen de linkervoorzijde van het tegemoetkomende voertuig 3.

Door ons, verbalisanten, zijn geen uitzichtbelemmerende omstandigheden aangetroffen, welke van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan van het ongeval.

Wij hebben vastgesteld dat de remlichten van voertuig 2, de Opel Astra, goed functioneerden. Verder zagen wij dat de gloeidraden van beide richtingaanwijzers aan de achterzijde een "warme schok" vertoonden. Deze vervorming ontstaat wanneer een brandende lamp wordt blootgesteld aan een klap of stoot (ongeval). Tijdens de botsing verbuigt de gloeidraad onder invloed van de massatraagheid. Dit is een sterke aanwijzing dat de bestuurder van voertuig 2 de waarschuwingslichten had ontstoken op het moment van het ongeval.

Ongeveer 300 meter verwijderd van de plaats van het ongeval stond een vrachtwagencombinatie met pech. Deze combinatie stond aldaar gedeeltelijk op de rijbaan. Door dit pechgeval was enige filevorming ontstaan. ln verband hiermee bracht de bestuurder van voertuig 2 zijn voertuig tot stilstand. De bestuurder van voertuig 1 naderde voertuig 2 van achteren en merkte dit te laat op. De bestuurder van voertuig 2 zag voertuig 1 met relatief hoge snelheid naderen en ontstak de waarschuwingslichten teneinde de bestuurder van voertuig 1 op het gevaar te attenderen. De bestuurder van voertuig 1 zette een noodremming in en stuurde daarbij wat naar links teneinde voertuig 2 zoveel mogelijk te ontwijken. De bestuurder van voertuig 1 kom echter niet voorkomen dat hij met de rechtervoorzijde van zijn voertuig tegen de linkerachterzijde van voertuig 2 botste. Hierbij brak het linkerachterwiel van voertuig 2 af en werd voertuig 2 naar de rechterberm weggezet. Als gevolg van deze aanrijding kwam voertuig 1 op de weghelft bestemd voor het tegemoetkomende verkeer terecht alwaar op dat moment voertuig 3 kwam aanrijden. Beide voertuigen konden elkaar niet meer ontwijken waardoor voertuig 1 met de linkervoorzijde frontaal met de linkervoorzijde van het hem tegemoetkomende voertuig 3 in botsing kwam. Hierbij liep de passagier van voertuig 3 zwaar lichamelijk letsel op.

Bewijsoverwegingen

Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.

De rechtbank gaat bij de beoordeling van het ongeval uit van de toedracht van het ongeval, zoals vastgesteld door de VOA. Deze lezing is het meest logisch en past ook bij de overige verklaringen in het dossier. De lezing van verdachte daarentegen, past daar op belangrijke punten niet bij. Volgens verdachte week hij richting het midden van de weg naar links uit om een botsing met de auto voor hem, die reeds naar rechts uitweek, te voorkomen. De auto uit de tegemoetkomende richting zou volgens verdachte nog niet geheel terug zijn geweest op zijn eigen weghelft na de inhaalmanoeuvre om de stilstaande vrachtwagen op die rijstrook heen. Daardoor ontstond de botsing. Uit de verklaring van de bestuurder die achter de tegemoetkomende auto reed waarop verdachte botste, en uit de verklaring van de inzittende van die auto zelf, blijkt dat die auto wel geheel op de eigen weghelft reed. Dat ligt ook het meest voor de hand, aangezien uit de verklaringen eveneens blijkt dat een aantal auto's op de rijbaan waarop verdachte aan kwam rijden, stil stond ter hoogte van waar de auto's uit de andere richting, nadat zij de vrachtwagen hadden gepasseerd, op de eigen weghelft terugkeerden. De tegemoetkomende auto kon dus feitelijk niet (gedeeltelijk) op de verkeerde weghelft rijden, nu zich daar andere auto's bevonden in de rijrichting van verdachte. Voorts stelt de rechtbank vast dat de bestuurder van de Poolse auto, de achterste auto van de file, verdachte aan zag komen rijden en dat hij toen zijn alarmlichten ontstak omdat hij onraad rook, gezien de snelheid van verdachte. Verdachte verklaart zelf dat hij 100 km/h reed en dat hij die alarmlichten, noch de stilstaande auto's, heeft gezien. Ten slotte is van belang dat het droog, helder weer was en dat er verder geen uitzichtbelemmerende factoren waren.

Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 , maar komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (vgl. HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822, NJ 2005, 252). Ook het enkele niet opmerken is onvoldoende om schuld aan te nemen. Bijkomende omstandigheden zijn vereist om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.

De rechtbank overweegt dat vastgesteld kan worden dat verdachte de stilstaande auto's op zijn weghelft niet tijdig heeft waargenomen. Ook de alarmlichten van de achterste auto van de file heeft hij niet gezien. De bestuurder van die auto zag de file wel aankomen en heeft wel tijdig maatregelen kunnen nemen om tijdig tot stilstand te komen. Er waren geen zichtbelemmerende omstandigheden. Bovendien was het een recht stuk weg. Verdachte had dus ook wel degelijk het overzicht kunnen en moeten hebben en tijdig moeten waarnemen dat zich op de weg voor hem een rij stilstaande auto's bevond, zodat hij daarop zijn snelheid had kunnen aanpassen. Nu hij dat niet heeft gedaan, moet de conclusie zijn dat hij enige tijd niet op het verkeer voor hem heeft gelet. Toen hij plotseling de auto voor hem zag heeft hij deze proberen te ontwijken door naar links te sturen, waarbij hij in ieder geval deels op de verkeerde weghelft terecht kwam. Daar reed de tegemoetkomende auto, waar hij toen op botste. Daarbij merkt de rechtbank op dat het een smalle weg betreft waar de maximumsnelheid 100 km/h bedraagt.

Alle omstandigheden in aanmerking genomen waaronder de verkeersfout is begaan, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend verkeersgedrag, de lichtste vorm van schuld.

Het letsel dat door het slachtoffer is opgelopen, te weten een breuk van de ellepijp en een breuk van het kuitbeen, is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. Daarbij heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Het slachtoffer heeft zich onder medische behandeling moeten stellen en tot in ieder geval half september heeft zij met een brace moeten lopen. Zij heeft veel pijn en haar dagelijkse bezigheden heeft zij gedurende al die tijd niet kunnen uitoefenen. Het betreft twee botbreuken van ledematen die van essentieel belang zijn bij allerhande dagelijkse bezigheden en de herstelperiode is in ieder geval enkele maanden.

Bewezenverklaring

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat

hij op 30 juni 2012, in de gemeente Veendam, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg N33, komende uit de richting van Assen en gaande in de richting van Meeden, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, in plaats van tijdig en voldoende uit te wijken voor en/of voldoende afstand te bewaren tot en/of tijdig te stoppen/remmen voor en/of voldoende rekening te houden met een voor verdachte op de - gezien verdachtes rijrichting - rechter

rijbaan van die Rijksweg N33 staand ander motorrijtuig (personenauto merk Opel, type Astra, kleur grijs), met het door verdachte bestuurde motorrijtuig tegen dat ander motorrijtuig (personenauto merk Opel, type Astra, kleur grijs) is gebotst, tengevolge van welke botsing verdachte met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig is terechtgekomen op de voor het verkeer uit tegengestelde richting bestemde rijbaan of gedeelte van die weg, juist op het moment dat een over laatstgenoemde rijbaan of gedeelte van die weg tegemoetkomend motorrijtuig (personenauto, merk Opel, type Corsa, kleur

blauw) het door verdachte bestuurde motorrijtuig reeds dicht was genaderd, waardoor een inzittende van dat motorrijtuig (personenauto, merk Opel, type Corsa, kleur blauw) (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken ellepijp en een gebroken kuitbeen, werd toegebracht.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van het feit

Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 , terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij heeft de officier van justitie rekening gehouden met het tijdsverloop tussen het ongeval en de behandeling van de zaak alsmede het feit dat het de lichtste vorm van schuld in de zin van artikel 6 WVW betreft.

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft, voor het geval de rechtbank het feit bewezen mocht achten, ervoor gepleit om geen voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen aangezien verdachte al genoeg is gewaarschuwd. Verdachte zit al lange tijd met dit ongeval in zijn maag en heeft bovendien geen strafblad.

Oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport, alsmede de vordering van de officier van justitie en het uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft zich met zijn aanmerkelijk onvoorzichtige en onoplettende rijgedrag schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval. Hierdoor heeft een inzittende van het voertuig waarmee hij in botsing is gekomen, zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Met dit soort feiten wordt de verkeersveiligheid in ernstige mate in gevaar gebracht. De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hem de lichtst mogelijke vorm van schuld kan worden verweten. De rechtbank houdt ook rekening met het tijdsverloop sinds het ongeval. Tot slot houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat in dit geval kan worden volstaan met een werkstraf die in duur beperkt is in combinatie met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, zodat verdachte er van doordrongen is dat zijn verkeersgedrag onacceptabel is en wordt voorkomen dat hij opnieuw de fout in gaat.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

De rechtbank:

Verklaart het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.

Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.

Verklaart het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:

- een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 30 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 15 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.

De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.

- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden.

Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, F.J. Agema en F. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Baren als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 oktober 2013.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature