Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Tussentijdse beëindiging schuldsaneringsregeling.

In verband met de werkzaamheden van schuldenaar als verkeersvlieger is de keuze voor een nanny verdedigbaar. De schuldenaar staat echter niet vrij in de invulling van de kinderopvang. Voorts wordt bij gebrek aan informatie over de daadwerkelijke besteding, de helft van de ontvangen daggelden aangemerkt als boedelbestanddeel. De aanvullende voorziening van de levensloopregeling dient te worden aangemerkt als inkomen. Na de toelating verbeurde dwangsommen en proceskosten zijn nieuwe schulden.

Uitspraak



RECHTBANK HAARLEM

Sector civiel recht, unit insolventies

zaaknummer: 05/1030 R

nummer verklaring:

uitspraakdatum: 15 april 2008

tussentijdse beëindiging schuldsanering

Bij vonnis van deze rechtbank van 29 november 2005 is de schuldsanering uitgesproken ten aanzien van:

[schuldenaar],

geboren op [xx],

wonende te [woonplaats]

De bewindvoerder heeft op 7 maart 2008 verzocht om de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen. De schuldenaar en de bewindvoerder zijn gehoord ter terechtzitting van 1 april 2008. Het proces-verbaal dient als hier ingevoegd te worden beschouwd.

Als grond voor de beëindiging heeft de bewindvoerder aangevoerd dat de schuldenaar een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomt, bovenmatige schulden doet of laat ontstaan en zijn schuldeisers tracht te benadelen. De bewindvoerder heeft daartoe het volgende aangevoerd.

Allereerst heeft schuldenaar zijn schuldeisers benadeeld door vlak voor de aanvang van de schuldsaneringsregeling zijn inboedel en auto te verkopen aan zijn ouders. Naast het feit dat dit voor een te laag bedrag geschiedde, is volgens de bewindvoerder vooral van belang dat de koopsom niet aan schuldenaar is uitbetaald, maar is verrekend met een openstaande lening aan zijn ouders. Door deze handelwijze heeft schuldenaar de overige schuldeisers benadeeld, aldus de bewindvoerder.

Voorts heeft de bewindvoerder aangevoerd dat gedurende de schuldsaneringsregeling een aanzienlijke boedelachterstand is ontstaan. Ten eerste heeft schuldenaar te veel kosten gemaakt voor de opvang van zijn kinderen door hiervoor een vast maandelijks bedrag van € 1.469,-- te betalen voor kinderopvang, ongeacht het aantal gewerkte uren van de nanny. Het teveel betaalde bedrag komt volgens berekeningen van de bewindvoerder in totaal op € 9.387,82, welk bedrag als boedelachterstand dient te worden aangemerkt.

Voorts heeft schuldenaar zijn volledige daggelden behouden die hij als verkeersvlieger tijdens verblijf in het buitenland ontving. Voor zover hier werkelijke en redelijke kosten tegenover stonden, is de bewindvoerder van mening dat schuldenaar dit deel van de vergoeding mocht behouden. Schuldenaar heeft echter niet aangegeven hoe hij de bedragen heeft besteed, zodat de bewindvoerder schattenderwijs de helft van het totaalbedrag aan ontvangen vergoedingen als boedelachterstand heeft aangemerkt, zijnde een bedrag van € 2.139,36.

Tot slot heeft de bewindvoerder aangevoerd dat de maandelijkse betaalde bijdrage voor de levensloopregeling van schuldenaar als inkomen dient te worden aangemerkt. In totaal komt dit op een bedrag van € 7.219,68, aldus de bewindvoerder.

Hiernaast heeft de bewindvoerder aangevoerd dat schuldenaar nieuwe schulden heeft laten ontstaan van in totaal € 12.750,-- aan verbeurde dwangsommen en € 3.011,16 ten aanzien van een proceskostenveroordeling.

Tot slot heeft de bewindvoerder aangegeven dat schuldenaar zijn informatieplicht niet nakomt door ondanks verzoeken daartoe geen inzicht te geven in de kosten van de nanny, na te laten inzichtelijk te maken waaraan de daggelden zijn besteed en bepaalde bescheiden, zoals salarisspecificaties, niet over te leggen.

De schuldenaar heeft de stellingen van de bewindvoerder deels weersproken. Op het verweer zal voor zover relevant nader worden ingegaan.

Benadeling schuldeisers

Vast staat dat schuldenaar kort voor de aanvang van de schuldsaneringsregeling zijn inboedel en auto heeft verkocht aan zijn ouders en dat de koopsom is verrekend met de leningen aan zijn ouders. De rechtbank is van oordeel dat schuldenaar door aldus te handelen en het bedrag niet ten gunste van de boedel te laten komen, zijn andere schuldeisers heeft benadeeld.

Voor zover de bewindvoerder heeft betoogd dat verkoopbedragen te laag zouden zijn, is de rechtbank van oordeel dat de bewindvoerder hiertoe onvoldoende heeft aangevoerd en de bedragen op voorhand niet duidelijk te laag zijn. Ten aanzien van de inboedel heeft de bewindvoerder overigens geen onderbouwing gegeven en voor wat betreft de auto heeft hij gerefereerd aan een prijsopgave van een autohandelaar die eind 2007 de auto voor een lager bedrag zou hebben ingekocht. De verwijzing naar de website autotrader.nl waarop vergelijkbare auto’s voor een hoger bedrag zouden worden aangeboden, maken het oordeel van de rechtbank niet anders.

Boedelachterstand

Kosten kinderopvang; nanny

Schuldenaar heeft aangevoerd dat in zijn baan als verkeersvlieger met flexibele werktijden normale kinderopvang geen uitkomst biedt dan wel dat dit vele malen duurder is. Dit is de reden dat hij met mevrouw [Nanny] (hierna: de ‘nanny’) is overeengekomen dat zij op alle dagen dat schuldenaar is ingeroosterd, beschikbaar is om de kinderen van schuldenaar thuis op te vangen en te blijven overnachten indien nodig. Hiervoor is hij een maandelijks bedrag van € 1.469,-- overeengekomen, welk bedrag hij blijkens rekeningafschriften iedere maand aan [Nanny] overmaakt. Dit bedrag is gebaseerd op de gemiddelde werkuren over het jaar voorafgaande aan de aanvang van de werkzaamheden in november 2006, zijnde 192 uur per maand en voorts is hierin verdisconteerd dat de nanny altijd beschikbaar is conform het werkrooster van schuldenaar. Omgerekend naar gewerkte uren komt dit volgens schuldenaar neer op een uurloon van ruim € 6,-- bruto hetgeen in zijn ogen een redelijke,

niet- bovenmatige vergoeding is.

Schuldenaar heeft aangegeven dat deze situatie inzichtelijk moet zijn geweest voor de bewindvoerder aangezien deze beschikte over zijn werkrooster en het uiteindelijke overzicht van daadwerkelijk gewerkte uren. Hieruit zou volgens schuldenaar afdoende zijn af te leiden hoeveel uren de nanny gewerkt had in de desbetreffende maand.

De rechtbank stelt voorop dat de werkzaamheden van schuldenaar vragen om een maatwerk oplossing voor wat betreft de kinderopvang. Dat in de onderhavige situatie is gekozen voor een nanny is op zichzelf te verdedigen. De rechtbank is evenwel van oordeel dat, nu deze keuze forse financiële gevolgen heeft, het niet aan schuldenaar was om eenzijdig te bepalen dat de opvang voor zijn kinderen op deze wijze zou worden ingevuld. In ieder geval is niet gebleken dat schuldenaar in de diverse besprekingen met zowel de bewindvoerder als de rechter-commissaris dan wel schriftelijk toestemming heeft verkregen voor het aangaan van een overeenkomst met een nanny die feitelijk een maandelijkse betaling van € 1.469,-- impliceert.

Daarbij komt dat schuldenaar ondanks verzoeken van de bewindvoerder niet het gewenste inzicht heeft verschaft in de concreet door de nanny verrichte werkzaamheden en de onderbouwing van de kosten daarvan. Schuldenaar mocht naar het oordeel van de rechtbank niet volstaan met een enkele verwijzing naar zijn rooster en een overzicht van de daadwerkelijk gewerkte uren, van welk laatste overzicht de bewindvoerder heeft betwist dit ooit te hebben ontvangen. Hiermee is immers niet gezegd dat de nanny die uren ook daadwerkelijk heeft gewerkt.

Voorts heeft schuldenaar erkend dat hij gemiddeld een stuk minder heeft gewerkt gedurende de periode dat de nanny voor hem werkzaam was dan het gemiddeld aantal uren dat als uitgangspunt heeft gediend voor de berekening van het bedrag van € 1.469,--. Schuldenaar heeft niet kunnen aangeven waarom hij ondanks een lager aantal gewerkte uren toch heeft vastgehouden aan dit bedrag.

Tot slot heeft schuldenaar geen stukken kunnen overleggen waaruit de gemaakte afspraken met de nanny blijken. Het verweer dat een dergelijke overeenkomst met zich zou brengen dat een werkgever-werknemersrelatie zou ontstaan, als aangevoerd door schuldenaar, doet hier niet aan af en dient voor risico van schuldenaar te blijven.

Nu schuldenaar desgevraagd onvoldoende inzicht heeft gegeven in de kosten voor de nanny, hij voorts geen toestemming heeft gekregen voor het maken van de maandelijkse kosten van € 1.469,--, en deze kosten op voorhand te hoog lijken (schuldenaar heeft immers minder gewerkt), acht de rechtbank het redelijk aansluiting te zoeken bij de berekening die de bewindvoerder heeft gemaakt omtrent de redelijke kosten voor de kinderopvang. Hierbij acht de rechtbank het gehanteerde tarief van € 9,-- voor actief gewerkte uren en € 5,-- voor passieve uren redelijk. Met de bewindvoerder is de rechtbank dan ook van oordeel dat conform de berekening van de bewindvoerder schuldenaar de boedel ten aanzien van de kosten van de nanny heeft benadeeld voor een bedrag van ongeveer € 5.000,--.

De bewindvoerder heeft echter aangegeven dat een boedelachterstand is ontstaan van in totaal € 9.387,82. Naar de rechtbank heeft begrepen is dit bedrag tot stand gekomen door de inkomsten van schuldenaar te nemen en hiervan het vrij te laten bedrag en de volgens de bewindvoerder redelijke nanny-kosten af te trekken. Ter zitting is echter gebleken dat dit inkomen ook bijvoorbeeld een dertiende maand omvatte, welk bedrag niet aan de boedel is afgedragen. In de berekening is aldus ook vervat de door schuldenaar meer ontvangen inkomsten die hij had dienen af te dragen aan de boedel. Dit verklaart waarom het totale bedrag een stuk hoger is dan uitsluitend het verschil in nanny-kosten. Schuldenaar heeft overigens erkend dat hij de extra ontvangen inkomsten niet aan de boedelrekening heeft afgedragen terwijl hij dit wel had moeten doen.

Op basis van het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat het bedrag van € 9.387,82 als boedelachterstand dient te worden aangemerkt. Voorts is de rechtbank van oordeel dat schuldenaar niet heeft voldaan aan zijn informatieplicht.

Daggelden

Vast staat dat schuldenaar over de periode van november 2005 tot en met juli 2007 een bedrag van € 4.278,53 aan daggelden heeft ontvangen en deze bedragen niet aan de boedel heeft afgedragen. Ook heeft schuldenaar erkend dat hij ondanks verzoeken daartoe, niet inzichtelijk heeft gemaakt waaraan hij deze bedragen heeft uitgegeven. Schuldenaar heeft volstaan met een verwijzing naar de fiscale regels hieromtrent die aangeven dat 16% van de dagvergoeding als bovenmatig worden aangemerkt en aldus worden belast als inkomsten. Schuldenaar heeft aansluiting gezocht bij dit percentage en gesteld dat hij nog een bedrag van € 685,-- aan de boedel dient te voldoen.

De rechtbank is van oordeel dat de fiscale regeling waarnaar schuldenaar verwijst niet onverkort kan worden toegepast op situatie waarin schuldenaar verkeert. Nu schuldenaar zich in de schuldsaneringsregeling bevindt, mocht van hem wel degelijk worden verlangd dat hij bonnen over legt waaruit blijkt hoe hij de bedragen heeft besteed. Nu schuldenaar dit niet heeft gedaan, heeft hij zijn informatieplicht geschonden.

Aangezien schuldenaar voorts heeft nagelaten informatie te verstrekken over de daggelden, acht de rechtbank het niet onredelijk dat de bewindvoerder de helft van de ontvangen daggelden als boedelachterstand heeft aangemerkt. Van schuldenaar, die zich in de schuldsaneringsregeling bevindt, mag immers worden verwacht dat hij met minimale uitgaven in zijn eerste levensbehoeften voorziet. Ook als dit betekent dat hij - in tegenstelling tot zijn vroegere levensstijl en die van zijn collega’s - tijdens een verblijf in het buitenland genoegen moet nemen met een goedkoper alternatief om te voorzien in zijn eerste levensbehoeften.

Het bedrag van € 2.139,26 als door de bewindvoerder berekend wordt dan ook als boedelachterstand aangemerkt. Voorts stelt de rechtbank vast dat schuldenaar ook op dit punt zijn informatieplicht heeft geschonden.

Overbruggingsregeling / Levensloopregeling

Schuldenaar, de bewindvoerder en de rechter-commissaris hebben uitvoerig overleg gehad over de maandelijkse afdrachten ten gunste van de levensloopregeling van schuldenaar. Naar de rechtbank begrijpt ziet de pensioensituatie van schuldenaar er kort gezegd als volgt uit.

Op 56 jarige leeftijd kan schuldenaar met pensioen. Tot zijn 65ste ontvangt hij aan pensioen een bedrag dat gelijk is aan het bedrag dat hij na zijn 65ste ontvangt, welk bedrag alsdan is opgebouwd uit pensioen en een uitkering op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Gedurende de periode van zijn 56ste tot zijn 65ste levensjaar is schuldenaar echter nog premies voor de AOW verschuldigd. Door deze verplichting zou het netto inkomen voor het 65ste levensjaar hierdoor lager uitvallen dan na het 65ste levensjaar.

Ten aanzien van deze premies gold tot 2006 dan ook een zogenaamde overbruggingsregeling die erop neerkwam dat schuldenaar door middel van afdrachten door zijn werkgever een overbruggingspensioen opbouwde waarvan de nominale AOW premies betaald konden worden. Hierdoor bleef de inkomenssituatie voor en na de 65ste verjaardag netto wel hetzelfde. Dit overbruggingspensioen is in 2006 aangemerkt als bovenmatig en vervolgens afgeschaft, aldus schuldenaar. In de plaats hiervan kan de schuldenaar echter maandelijks een bedrag sparen in het kader van de levensloopregeling waardoor uiteindelijk een aanvulling op het reeds opgebouwde deel van het overbruggingspensioen ontstaat waarmee de AOW premies alsnog volledig zijn gedekt.

Ten aanzien van de bijdragen aan de levensloopregeling heeft de bewindvoerder aangegeven deze bedragen als inkomen aan te merken. Na aanvankelijke discussies hieromtrent heeft schuldenaar uiteindelijk ter zitting verklaard zich hierbij te zullen neerleggen en heeft hij erkend dat het door de bewindvoerder genoemde bedrag van € 7.219,68 als boedelachterstand dient te worden aangemerkt.

De rechtbank is van oordeel dat de aanvullende voorziening van de levensloopregeling inderdaad als inkomen dient te worden aangemerkt nu deze voorziening als aanvullende voorziening op het pensioen moet worden bestempeld. Tevens in aanmerking genomen de erkenning van de schuldenaar op dit punt, wordt het bedrag van € 7.219,68 als boedelachterstand aangemerkt.

De rechtbank is op basis van het voorgaande dan ook van oordeel dat inclusief voornoemd bedrag de totale boedelachterstand van schuldenaar € 18.746,76 bedraagt.

Nieuwe schulden

Vast staat dat schuldenaar gedurende de schuldsaneringsregeling dwangsommen heeft verbeurd aan zijn voormalige echtgenote door een omgangsregeling niet na te komen. Tevens is schuldenaar in een procedure in de proceskosten veroordeeld. De bedragen van de dwangsommen en de proceskostenveroordeling dient schuldenaar te betalen aan zijn voormalige echtgenote. Het betoog van de raadsvrouw van schuldenaar dat het verbeuren van de dwangsommen gezien de recente ontwikkelingen in een ander licht dienen te worden geplaatst, maakt dit niet anders. De laatste uitspraak van de kinderrechter waarbij de eerder bepaalde omgangsregeling is vervangen, maken immers niet dat schuldenaar hierdoor de dwangsommen niet meer is verschuldigd. Ditzelfde geldt voor de proceskostenveroordeling. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze schulden als nieuwe, bovenmatige schulden dienen te worden aangemerkt.

Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de schuldenaar diverse verplichtingen voortvloeiende uit de schuldsaneringsregeling in ernstige mate heeft geschonden zodat er aanleiding bestaat de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350 lid 3 sub c, d en e van de Faillissementswet .

Aangezien er voldoende baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen zal de schuldenaar van rechtswege in staat van faillissement verkeren, zodra dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan.

De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen. De kosten van de in de schuldsaneringsregeling bevolen publicaties komen, voor zover deze niet uit de boedel kunnen worden voldaan, ten laste van de Staat.

Beslissing

De rechtbank:

- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling en benoemt met ingang van de dag dat dit vonnis in kracht van gewijsde zal zijn gegaan in het faillissement van de schuldenaar tot rechter-commissaris mr. W. Veldhuijzen van Zanten,

en tot curator mr. R. Mulder,

gevestigd te 2000 AG Haarlem, Postbus 280,

- stelt het salaris van de bewindvoerder over de periode van 29 november 2005 tot en met 15 april 2008 vast op een bedrag van € 1.363,74, inclusief de omzetbelasting en bepaalt dat dit bedrag, voor zover dit niet uit de boedel kan worden voldaan, ten laste van schuldenaar komt;

- beveelt dat de kosten van de in de schuldsaneringsregeling bevolen publicaties (ad

€ 130,00), voor zover deze niet uit de boedel kunnen worden voldaan, ten laste van de Staat komen;

- geeft met ingang van de dag dat dit vonnis in kracht van gewijsde zal zijn gegaan last aan de curator tot het openen van aan de schuldenaar gerichte brieven en telegrammen gedurende een termijn van dertien maanden.

Gewezen door mr. J. Candido en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 april 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature