Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Successierecht. Bezwaar tegen navorderingsaanslag successierecht terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak



RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

registratienummer: AWB 08/639

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 10 juli 2008

inzake

[X], wonende te [Z], eiser,

tegen

de inspecteur van de Belastingdienst/Oost, kantoor Doetinchem, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiser een navorderingsaanslag (aanslagnummer [00]) recht van successie opgelegd.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 21 december 2007 het bezwaar tegen de navorderingsaanslag niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft daartegen bij brief van 23 januari 2008, ontvangen bij de rechtbank op 25 januari 2008, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juni 2008 te Arnhem.

Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

Op 22 januari 2006 is [A] (hierna: erflater) overleden. Erflater heeft bij testament over zijn nalatenschap beschikt en heeft als enig erfgenamen benoemd, gezamenlijk en voor gelijke delen, eiser en zijn zus, [B]. [A] was een oom van eiser en zijn zus.

Blijkens de verklaring van erfrecht van 20 maart 2006 heeft eiser zijn zus gemachtigd om hem te vertegenwoordigen in alle opzichten ter zake van de nalatenschap van erflater. De verklaring van erfrecht is op 29 maart 2006 geregistreerd te [Q].

Op 4 april 2006 heeft eisers zus als lastgever van de erfgenamen een minnelijke waarderingsovereenkomst ondertekend, waarin is overeengekomen dat de waarde in het economische verkeer van een tot de nalatenschap van erflater behorende onroerende zaak zal worden geschat door rijkstaxateur [C] en door [D], register makelaar-taxateur te [Z]. Blijkens het taxatierapport van 6 juli 2006 hebben deze taxateurs de onroerende zaak gewaardeerd op € 315.000.

Op 28 september 2006 hebben eiser en zijn zus gezamenlijk aangifte voor het successierecht gedaan. In deze aangifte is het adres van de zus als gekozen woonplaats aangegeven. Voor de hiervoor genoemde onroerende zaak is een waarde van € 225.507 aangegeven.

Met dagtekening 27 november 2006 heeft verweerder aan eiser en zijn zus een aanslag recht van successie opgelegd. Hij heeft hierbij het aangegeven saldo van de nalatenschap verhoogd met (€ 315.000 -/- € 225.507 =) € 89.493.

Verweerder heeft bij de berekening van het door eiser verschuldigde recht van successie de tariefscode voor tariefgroep I in plaats van tariefgroep III toegepast, resulterend in een aanslag van € 19.259. Bij de berekening van het door de zus verschuldigde recht van successie is tariefgroep III toegepast, resulterend in een aanslag van € 79.779.

Bij brief van 10 mei 2007 heeft verweerder de zus van eiser geïnformeerd dat bij de berekening van het door eiser verschuldigde recht van successie ten onrechte tariefgroep I is toegepast en dat hij voornemens is een navorderingsaanslag op te leggen van € 60.520. Met dagtekening 29 juni 2007 heeft verweerder de navorderingsaanslag opgelegd en naar de in de aangifte gekozen woonplaats gezonden.

De zus heeft de navorderingsaanslag teruggestuurd, waarna verweerder deze heeft gestuurd aan eiser. Eiser heeft de navorderingsaanslag op 13 augustus 2007 ontvangen.

Bij brief van 15 augustus 2007, ter post bezorgd op 17 augustus 2007, komt eiser in bezwaar tegen de navorderingsaanslag. In deze brief heeft eiser verweerder geïnformeerd dat hij de machtiging met onmiddellijke ingang heeft ingetrokken. Voorts heeft hij verweerder verzocht in het vervolg rechtstreeks met hem te communiceren. Het bezwaarschrift is op 20 augustus 2007 door verweerder ontvangen.

3. Geschil

In geschil is of verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, welke vraag eiser ontkennend en verweerder bevestigend beantwoordt.

Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot het opdragen van verweerder om opnieuw op het bezwaar te beslissen.

Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4. Beoordeling van het geschil

Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Deze termijn vangt ingevolge artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen aan op de dag na die van dagtekening van een aanslagbiljet, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking. Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge het tweede lid van dat artikel is het bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft bij een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Ingevolge artikel 6:17 van de Awb zendt het orgaan dat bevoegd is om op het bezwaar of beroep te beslissen de op de zaak betrekking hebbende stukken in ieder geval aan de gemachtigde indien iemand zich laat vertegenwoordigen.

Ingevolge artikel 43 van de Successiewet 1956 (hierna: SW) – voor zover hier van belang – wordt in iedere aangifte één woonplaats gekozen binnen het Rijk. De stukken betreffende de heffing van de belasting kunnen worden gezonden hetzij aan de gekozen woonplaats hetzij aan de werkelijke woonplaats.

Ten aanzien van de bekendmaking van de navorderingsaanslag overweegt de rechtbank als volgt. Eiser heeft in de verklaring van erfrecht uitdrukkelijk kenbaar gemaakt dat hij zich liet vertegenwoordigen door zijn zus. De zus heeft als lasthebber van de erfgenamen de minnelijke waarderingsovereenkomst met de belastingdienst ondertekend. In de aangifte successierecht is overeenkomstig het bepaalde in artikel 43 van de SW woonplaats gekozen op het adres van de zus. Nu van de zijde van eiser pas bij brief van 15 augustus 2007 aan verweerder te kennen is gegeven dat de zus niet langer als gemachtigde voor hem optrad, mocht verweerder er ten tijde van het opleggen van de navorderingsaanslag van uitgaan dat de zus van eiser nog als zijn gemachtigde was aan te merken en dat de van belang zijnde stukken aan haar adres konden worden gezonden.

De dagtekening van de navorderingsaanslag is 29 juni 2007. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de navorderingsaanslag pas na die datum naar de zus van eiser is verzonden, zodat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is geëindigd op 10 augustus 2007. Vaststaat dat eiser het bezwaarschrift op 17 augustus 2007 en daarmee niet vóór het einde van de termijn ter post heeft bezorgd. Het bezwaarschrift is dus gelet op artikel 6:9, eerste en tweede lid, van de Awb niet tijdig ingediend.

Eiser heeft de volgende reden voor de overschrijding van de bezwaartermijn gegeven. Hij heeft zijn zus gemachtigd om de nalatenschap van erflater af te handelen, maar was tot 13 augustus 2007 niet op de hoogte van de navorderingsaanslag. Zijn zus heeft de aanslag teruggezonden aan verweerder met het verzoek deze rechtstreeks aan eiser toe te zenden. Toen eiser op de hoogte was van de navorderingsaanslag heeft hij onmiddellijk een bezwaarschrift ingediend. Eiser heeft gelijktijdig de machtiging ingetrokken.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met hetgeen hij heeft aangevoerd geen rechtvaardiging voor de termijnoverschrijding gegeven. Zoals reeds is overwogen, mocht verweerder er op het moment van het opleggen van de navorderingsaanslag van uitgaan dat de zus van eiser nog als gemachtigde was aan te merken, nu eiser de machtiging pas na het opleggen van de navorderingsaanslag heeft ingetrokken. Dat zijn zus niet overeenkomstig zijn wens heeft gehandeld, dient in dit geval voor zijn risico dient te komen. Er is dan ook geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb die in de weg zou staan aan niet-ontvankelijkverklaring. Verweerder heeft het bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 10 juli 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. I. Linssen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. I. Lampe-Selanno, griffier.

De rechter,

De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature