Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

3 december 2004 Eerste Kamer Rek.nr. R03/145HR JMH Hoge Raad der Nederlanden Beschikking in de zaak van: 1. [Verzoekster 1], wonende te [woonplaats], 2. [Verzoeker 2], wonende te [woonplaats], België, 3. [Verzoeker 3], wonende te [woonplaats], Zwitserland, VERZOEKERS tot cassatie, advocaat: mr. A.H. Vermeulen, t e g e n DE AMBTENAAR VAN DE BURGERLIJKE STAND VAN DE GEMEENTE 's-GRAVENHAGE, zetelende te 's-Gravenhage, VERWEERDER in cassatie, niet verschenen. 1. Het geding in feitelijke instanties...

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



3 december 2004

Eerste Kamer

Rek.nr. R03/145HR

JMH

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

1. [Verzoekster 1],

wonende te [woonplaats],

2. [Verzoeker 2],

wonende te [woonplaats], België,

3. [Verzoeker 3],

wonende te [woonplaats], Zwitserland,

VERZOEKERS tot cassatie,

advocaat: mr. A.H. Vermeulen,

t e g e n

DE AMBTENAAR VAN DE BURGERLIJKE STAND VAN DE GEMEENTE 's-GRAVENHAGE,

zetelende te 's-Gravenhage,

VERWEERDER in cassatie,

niet verschenen.

1. Het geding in feitelijke instanties

Met een op 19 april 2000 ter griffie van de rechtbank te 's-Gravenhage ingekomen verzoekschrift hebben verzoekster tot cassatie sub 1 - verder te noemen: de stiefmoeder - en verzoekers tot cassatie sub 2 en 3 - verder te noemen: de zonen - zich gewend tot die rechtbank en verzocht bij beschikking verweerder in cassatie - verder te noemen: de ambtenaar van de burgerlijke stand - te bevelen een aantekening van de Belgische adoptie-uitspraak te maken op de geboorteakten van de zonen, kosten rechtens.

De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft het verzoek bestreden.

De officier van justitie in het arrondissement 's-Gravenhage heeft op 24 oktober 2000 geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.

De rechtbank heeft bij beschikking van 26 maart 2001 het verzoek afgewezen.

Tegen deze beschikking hebben de stiefmoeder en de zonen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.

De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft het standpunt van de stiefmoeder en de zonen bestreden.

De Advocaat-Generaal bij dat hof heeft ter zitting van 26 september 2001 geconcludeerd tot bekrachtiging van de bestreden beschikking.

Bij beschikking van 17 september 2003 heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd.

De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof hebben de stiefmoeder en de zonen beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft geen verweerschrift ingediend.

De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage en tot verwijzing van de zaak naar een ander gerechtshof ter verdere behandeling en beslissing.

3. Beoordeling van het middel

3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

(i) De zonen zijn op [geboortedatum] 1939 onderscheidenlijk op [geboortedatum] 1941 te [geboorteplaats] geboren uit het huwelijk van [de vader] (hierna: de vader) en [de moeder] (hierna: de moeder).

(ii) Op 2 september 1950 is de stiefmoeder gehuwd met de vader.

(iii) De moeder is op 29 november 1978 te Wassenaar overleden. De vader is op 6 februari 1991 te 's-Gravenhage overleden.

(iv) De stiefmoeder heeft bij notariële akte van adoptie, op 1 augustus 1994 verleden voor mr. M. de Graeve, notaris te Antwerpen, de zonen geadopteerd. Het Hof van Beroep te Antwerpen heeft - na appel tegen het vonnis van 26 september 1995 van de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen - bij arrest van 12 juni 1996 de adoptie, verleden bij voormelde notariële akte, gehomologeerd en gezegd dat de naam van de geadopteerden onveranderd zal blijven.

(v) Bij beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage van 8 februari 1999 is het verzoek van de zonen en de stiefmoeder dat de rechtbank voor recht zal verklaren dat de door het Hof van Beroep te Antwerpen op 12 juni 1996 gedane uitspraak bevoegdelijk buiten Nederland is gedaan en naar haar aard vatbaar is voor opneming in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand, afgewezen. Deze beschikking is op het hoger beroep van de zonen en de stiefmoeder door het gerechtshof te 's-Gravenhage bij beschikking van 3 september 1999 bekrachtigd.

(vi) Namens de zonen en de stiefmoeder is op 10 januari 2000 aan de ambtenaar van de burgerlijke stand te 's-Gravenhage verzocht op de geboorteakten van de zonen aantekening te maken van de Belgische adoptie-uitspraak.

(vii) Bij brief van 4 februari 2000 heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand laten weten zich, in het licht van de beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage van 8 februari 1999 en de bekrachtiging daarvan op 3 september 1999 door het gerechtshof te 's-Gravenhage, niet bevoegd te achten de verzochte latere vermelding aan de geboorteakten toe te voegen.

3.2 Naar aanleiding van de weigering van de ambtenaar van de burgerlijke stand hebben de zonen en de stiefmoeder het hiervóór in 1 vermelde verzoekschrift ingediend. De rechtbank heeft dat verzoek bij beschikking van 26 maart 2001 afgewezen, en het hof heeft die beschikking bekrachtigd bij zijn beschikking van 17 september 2003. Het hof heeft daartoe als volgt overwogen:

"11. Naar het oordeel van het hof kan aan artikel 8 EVRM wel het recht op bescherming van het gezinsleven, bestaand tussen ouders en een door hen geadopteerd kind worden ontleend, doch niet het recht om een kind te adopteren zonder dat wordt voldaan aan de door de wet voor adoptie gestelde eisen. Dat adoptie niet mogelijk is omdat niet is voldaan aan de voorwaarde van art. 1:228 lid 1 sub a BW kan voorts niet worden aangemerkt als een inmenging als bedoeld in artikel 8 EVRM (vergelijk Hoge Raad 30 juni 2000, NJ 2001/103). De door verzoekers aangehaalde uitspraak van het hof te Amsterdam moet gezien worden als een uitzondering op deze regel, in een uitzonderlijk geval, dat blijkens de uitspraak op belangrijke punten verschilt van de onderhavige zaak.

12. Nu geconstateerd is dat het recht om te adopteren geen door artikel 8 lid 1 EVRM gegarandeerd recht is, komt het hof niet toe aan toetsing van de door de staat aangelegde beperkingen aan het recht te adopteren, op de voet van artikel 8 lid 2 EVRM . Het hof heeft niet de vrijheid af te wijken van de duidelijke keuze die de wetgever in artikel 1:228 lid 1 sub a BW heeft gemaakt. "

3.3 Het hiertegen gerichte middel betoogt in de eerste plaats dat verzoekers geen adoptie naar Nederlands recht wensen, maar aantekening van de Belgische adoptie-uitspraak in de Nederlandse registers op de voet van art. 1:20b BW. Het hof had daarom moeten toetsen of de Nederlandse openbare orde zich tegen een dergelijke aantekening op de geboorteakten van de zonen verzet. Het hof heeft dan ook een verkeerd criterium aan zijn beschikking ten grondslag gelegd door het verzoek in plaats daarvan te toetsen aan art. 8 EVRM alsmede aan de vereisten die in Nederland aan adoptie worden gesteld, aldus het middel.

3.4.1 Het middel klaagt terecht dat het hof de toewijsbaarheid van het verzoek daarvan heeft laten afhangen of aan het door het Nederlandse recht in art. 1:228 lid 1, onder a, BW gestelde vereiste voor adoptie is voldaan, en aldus uit het oog heeft verloren dat voor de vraag of de uitspraak van de Belgische rechter voor erkenning in Nederland in aanmerking komt niet beslissend is of de Belgische rechter het Nederlandse recht op de juiste wijze heeft toegepast.

3.4.2 Ingevolge art. 1:20b lid 1 BW wordt, voorzover thans van belang, van een door een bevoegde buitenlandse rechter gedane uitspraak een latere vermelding aan de desbetreffende geboorteakte toegevoegd, tenzij de Nederlandse openbare orde zich daartegen verzet. Met dit laatste is blijkens de Memorie van toelichting op het wetsvoorstel tot herziening van Titel 4 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en wijziging van enige andere bepalingen van Boek 1 van dat wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Wetboek van Strafvordering (Kamerstukken II, 1990/91, 21 847, nr. 3, blz. 25) bedoeld dat de latere vermelding wordt geweigerd indien de buitenlandse (akte of) uitspraak niet "overeenstemt" met de regels van Nederlands internationaal privaatrecht, waarbij de wetgever klaarblijkelijk de regels op het punt van de erkenning in Nederland van buitenlandse (akten en) rechterlijke uitspraken op het oog had.

3.4.3 In de onderhavige zaak zijn deze regels, zoals ook is vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 11 en 12, die van het Nederlands-Belgisch Executieverdrag van 1925, dat in art. 11 lid 1 een limitatieve opsomming geeft van de voorwaarden voor erkenning, waarvan thans in het bijzonder van belang is de voorwaarde in art. 11 lid 1, onder 1º, dat de beslissing niets inhoudt dat strijdig is met de openbare orde of met de beginselen van het publiekrecht van het land, waar zij wordt ingeroepen. Deze voorwaarde betreft de in het internationaal privaatrecht gebruikelijke toetsing aan de openbare orde, en strekt derhalve niet ertoe dat erkenning kan worden geweigerd indien het volgens het Nederlandse conflicten-recht toepasselijke Nederlandse recht niet of niet op de juiste wijze is toegepast. Art. 12 lid 3 van het Nederlands-Belgisch Executieverdrag sluit "révision au fond" en ook de controle op het toegepaste recht uit (vgl. HR 24 juli 1939, NJ 1940, 218). Aantekening verdient hierbij dat, zoals is uiteengezet in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 15 ook naar het commune Nederlandse internationaal privaatrecht de conflictenrechtelijke toetsing bij de erkenning van buitenlandse adoptiebeslissingen inmiddels is verlaten.

3.5.1 Het hof heeft derhalve ten onrechte voor de vraag of de uitspraak van het Hof van Beroep te Antwerpen in Nederland kan worden erkend beslissend geacht of is voldaan aan de aan het Nederlandse recht ontleende vereisten voor adoptie, zodat onderdeel 1 in zoverre slaagt. Het onderdeel faalt echter voorzover daarin besloten ligt dat het hof in het kader van de vraag of de Belgische adoptiebeslissing strijdig is met de openbare orde (in de zin van art. 11 lid 1, onder 1º, van het genoemde verdrag) het verzoek niet zou mogen toetsen aan art. 8 EVRM. In dat artikel zijn immers rechtsbeginselen neergelegd die ook in Nederland als fundamenteel worden beschouwd.

3.5.2 Onderdeel 2 klaagt dat, anders dan het hof heeft geoordeeld, uit art. 8 EVRM wel degelijk een recht van adoptie kan worden afgeleid. Het onderdeel kan bij gebrek aan belang niet tot cassatie leiden omdat het in het kader van - een na verwijzing alsnog uit te voeren - toetsing van de Belgische uitspraak aan de openbare orde niet erom gaat of art. 8 EVRM het recht om (een meerderjarige) te adopteren garandeert, maar of rechtsbeginselen die in Nederland als fundamenteel worden beschouwd in de weg staan aan erkenning van de Belgische adoptie-uitspraak. Ook onderdeel 3, dat eveneens betrekking heeft op de blijkens het hiervóór overwogene niet van belang zijnde vraag of naar Nederlands recht onder omstandigheden adoptie van een meerderjarige ondanks het bepaalde in art. 1:228 lid 1, onder a, BW mogelijk is, kan bij gebrek aan belang niet tot cassatie leiden.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 17 september 2003;

verwijst het geding naar het gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 3 december 2004.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature