Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

huurzaak

Uitspraak



GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH

Sector civiel recht

zaaknummer HD 200.070.797

arrest van de zevende kamer van 6 december 2011

in de zaak van

[X.],

wonende te [woonplaats],

appellant,

hierna te noemen: [X.],

advocaat: mr. S.X.J. Zuidema,

tegen:

[Y.] HOLDING B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats],

geïntimeerde,

hierna te noemen: [Y.],

advocaat: mr. P.H.J. Körver,

op het bij exploot van dagvaarding van 15 juli 2010 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Heerlen, gewezen vonnis van 12 mei 2010 tussen [X.] als eiser en [Y.] als gedaagde.

1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 359421 CV EXPL 09-11153)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar het voormelde vonnis van 12 mei 2010 en het tussenvonnis van 3 maart 2010.

2. Het geding in hoger beroep

2.1. Bij memorie van grieven met producties heeft [X.] zeven grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot veroordeling van [Y.] om hem te betalen een bedrag van € 3.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2009 tot de dag der algehele voldoening en veroordeling van [Y.] in de proceskosten in beide instanties.

2.2. Bij memorie van antwoord heeft [Y.] de grieven bestreden.

2.3. [X.] heeft daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.

3. De gronden van het hoger beroep

Voor de inhoud van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

4. De beoordeling

4.1. Tussen partijen staat het navolgende als gesteld en niet, althans onvoldoende weersproken vast:

- [Y.] is eigenaar van de woning aan de [perceel] te [plaatsnaam] (hierna: de woning);

- [X.] heeft de woning aan de [perceel] te [plaatsnaam] van [Y.] gehuurd in de tweede helft 2008 en de eerste helft 2009;

- [Y.] heeft op enig moment in de eerste helft van 2009 de sloten van de deuren van de woning verwisseld.

4.2. [X.] stelde in eerste aanleg dat [Y.] zonder toestemming de sloten op de deuren van de woning heeft verwisseld en hem daarmee de toegang tot de woning heeft belet. Hij constateerde op 28 april 2009 dat de sloten waren verwisseld en dat er een andere huurder in de woning zat. De volledige inboedel, met een waarde van € 3.500,- was verdwenen, aldus [X.]. De woning is leeggeruimd zonder toestemming van [X.] in de periode dat hij huurder was. Dit is onrechtmatig. [X.] wenst zijn schade vergoed te zien. Hij heeft [Y.] aansprakelijk gesteld voor de verdwenen zaken per brieven van 11 mei 2009 en 16 juli 2011. Er zijn geen sporen van braak. [X.] wil de huurovereenkomst, voor zover deze nog zou lopen, niet voortzetten.

[X.] heeft in eerste aanleg gevorderd:

a) [Y.] te veroordelen om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting aan [X.] te betalen € 3.500,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 11 mei 2009 tot de dag der algehele voldoening;

b) veroordeling van [Y.] in de kosten van de procedure.

4.3. [Y.] heeft in eerste aanleg de stellingen van [X.] betwist. [Y.] stelde dat op het moment van het verwisselen van de sloten zich niemand in de woning bevond en dat de woning leeg was. Dit was ook de informatie die [Y.] van haar toenmalige beheerder had gekregen. Uit niets blijkt dat [X.] beschikte over een inboedel in de woning. Zo [X.] wel beschikte over een inboedel, dan was deze niet meer aanwezig op het moment dat een nieuwe huurder in de woning kwam omdat [X.] die inboedel zelf heeft verwijderd. In de brief van 23 juli 2009 ontkent [Y.] de woning te hebben leeggehaald. Voorts heeft [Y.] erop gewezen dat er in het complex vaker dingen zijn verdwenen (hiervan is een aangifte overgelegd).

4.4. Nadat bij tussenvonnis een comparitie van partijen was bepaald, alwaar [X.] niet verscheen, heeft de kantonrechter bij eindvonnis van 12 mei 2010 overwogen en beslist dat hij de visie van [Y.] volgt dat de vordering, gebaseerd op een onrechtmatige daad van [Y.] jegens [X.] niet genoegzaam is onderbouwd. Hieruit volgt tevens dat, nu [Y.] alle stellingen van [X.] heeft ondergraven, er geen plaats meer is om [X.] alsnog een bewijsopdracht te verstrekken. Dit alles leidt tot de conclusie dat de vordering niet voor toewijzing in aanmerking kan komen.

De vordering is door de kantonrechter afgewezen en [X.] is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van [Y.].

4.5. [X.] is tegen deze uitspraak in beroep gekomen. Als producties bij de memorie van grieven zijn (onder meer) overgelegd:

- bonnen/facturen van zaken die zijn gekocht/offerte gevraagd in de periode 16 oktober 2008 tot en met 11 november 2008. Het betreft huishoudelijke zaken als keukengerei, linnengoed, keukenapparaten, een bed, alsmede verfgerei en kleine gereedschappen.

- een brief van de gemeente aan [X.], ongedateerd en geprint op het briefpapier van [Z.] & Partners, waarin de gemeente [X.] laat weten dat hem een bedrag van € 2.969,64 aan inrichtingskosten in het kader van bijzondere bijstand is toegekend, waarvan [X.] een bedrag van € 1.255,51 met stukken heeft weten te onderbouwen. Ten aanzien van het restantbedrag van € 1.714,13 zal een terugvorderingsonderzoek plaatsvinden, aldus de brief;

- een schriftelijke verklaring van [A.], de moeder van [X.], waarin zij verklaart over hetgeen de heer [Y.] (bestuurder van [Y.]) heeft gezegd tijdens een gesprek over achterstand bij huurders: dat was volgens meneer [Y.] geen probleem, want hij loste dat op zijn manier op, en dat was sloten uitboren en vervangen, appartementen leegruimen en dan kreeg hij zo zijn huur wel, alsmede wat [X.] heeft gekocht met het geld van de gemeente: bankstel beige achtige kleur 2 stoelen en 1 drie zits salontafel dressoir,tv kast grote tv lsd Samsung dvd speler waar ik de helft aan meebetaald heb 250,00e. slaapkamer en kledingkast 3 deur, wasmachine,magnetron alles voor inde keuken pannen servies bestek etc en linnengoed,playstation drie en spellen.kleding en al zijn papieren 2 gouden kettingen en een ring erfstuk van zijn opa.waarvan 1 ketting die ik gekocht had en ik het aanknoopbewijs en certificaat nog heb. en verschillende lampen waarde 300,00e;

- een schriftelijke verklaring van [B.], inhoudende dat hij ook op de [perceel]heeft gewoond en dat hij twee maanden huurachterstand had en dat de heer [Y.] van [Y.] Holding hem eruit heeft gezet en al zijn spullen heeft of weggegooid heeft.

4.6. Daarnaast heeft [X.] een bewijsaanbod gedaan, waaronder getuigenbewijs. Het aangeboden getuigenbewijs bestaat uit verklaringen van [X.] zelf en zijn moeder, mevrouw [A.], die zullen verklaren over de huurovereenkomst, de aanschaf, betaling en aanwezigheid van de inboedel, die kunnen verklaren de spullen niet zelf uit de woning verwijderd te hebben.

De moeder van [X.] en mevrouw [C.] kunnen onder meer verklaringen over de uitlatingen van de heer [Y.] tijdens de bespreking met H3 Inkomensbeheer.

De heer [B.] kan verklaren over het feit dat ook zijn huisraad is verdwenen, toen hij van [Y.] huurde.

Daarnaast biedt [X.] bewijs aan door middel van overlegging van verdere bescheiden, waaronder diverse aankoopnota’s en bonnen van spullen die gekocht zijn. [X.] heeft die thans niet voorhanden omdat die zich ook in de woning bevonden.

4.7. Het bewijsaanbod hangt samen met hetgeen door [X.] is gesteld in de grieven 2, 4 en 5.

Grief 2 valt uiteen in twee delen. Het eerste deel ziet op de onderbouwing van de door [X.] gestelde aanschaf van huisraad. Voor een deel heeft [X.] in de memorie van grieven bonnen/facturen en de correspondentie overgelegd om de aanschaf hiervan te onderbouwen. Voor het overige is een nader geconcretiseerd bewijsaanbod gedaan, bestaande uit een getuigenverhoor van [X.] zelf en zijn moeder, alsmede overlegging van nadere bonnen/facturen.

Het tweede deel van grief 2 ziet op de stelling van [X.] dat hij de woning niet leeg heeft achtergelaten. Ook ten aanzien van deze stelling is een bewijsaanbod gedaan, het horen van [X.] zelf, zijn moeder en de heer [B.].

Grief 4 ziet op de inhoud en de waarde van de gestelde in de woning aanwezige inboedel. Ook op dit punt is een bewijsaanbod gedaan, bestaande uit het horen van [X.] zelf en zijn moeder.

Grief 5 ziet op de (on)mogelijkheid dat de inboedel door een derde, niet aan [Y.] gerelateerde partij, is ontvreemd. Op dit punt heeft [X.] een bewijsaanbod gedaan, onder meer door het horen van zijn moeder en de heer [B.].

4.8. [Y.] heeft de stellingen van [X.] betwist.

4.9. Het hof is van oordeel dat het bewijsaanbod op deze punten voldoende gespecificeerd is en voor toelating vatbaar is, mede gelet op de inhoud van de overgelegde schriftelijke verklaringen van de moeder van [X.] en de heer [B.]. Het hof zal [X.] in de gelegenheid stellen om te bewijzen dat hij beschikte over een inboedel in de woning, uit welke zaken de inboedel bestond, dat de inboedel ten tijde van de verwisseling van de sloten een waarde van € 3.500,- had en dat [Y.] de inboedel heeft verwijderd of doen verwijderen.

4.10 In grief 3 stelt [X.] dat de bewijslast zou moeten worden omgekeerd, omdat [Y.] huisvredebreuk gepleegd heeft en [Y.] een ontbindingsprocedure had moeten opstarten om de huurovereenkomst te ontbinden. Nu hij geen ontbindingsprocedure heeft geëntameerd, en [Y.] bovendien zou hebben gezegd dat hij de inboedel zou verwijderen als de huur niet werd betaald, is het niet aan [X.] om te bewijzen dat [Y.] de inboedel heeft verwijderd, aldus [X.].

4.11 Het hof stelt voorop dat de partij die zich beroept op enig rechtsgevolg van door haar gestelde feiten of rechten, de bewijslast van die feiten of rechten draagt, tenzij uit enige bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit. Nu [X.] stelt dat hij beschikte over een inboedel met een waarde van € 3.500,- die door [Y.] is weggehaald, dient hij belast te worden met het bewijs. De stelling van [X.] dat sprake zou moeten zijn van omkering van de bewijslast volgt het hof niet. Het hof ziet voor een omkering van de bewijslast geen grond. De enkele omstandigheid dat geen ontruimingsprocedure heeft plaatsgevonden leidt niet tot deze omkering. Hetgeen [Y.] heeft gezegd staat niet vast, vanwege de betwisting. Het is niet vast te stellen dat [Y.] huisvredebreuk heeft gepleegd, aangezien het niet duidelijk is of [X.] ten tijde van het verwisselen van de sloten nog huurder was. Ook overigens ziet het hof geen grond om ten aanzien van de stelling van [X.] dat [Y.] de inboedel moet hebben weggehaald, de bewijslast niet bij [X.] te leggen.

4.12. De grieven 1 en 6 lenen zich voor gezamenlijke bespreking. Grief 1 valt uiteen in twee delen. Ten eerste richt de grief zich tegen de beslissing om van de kantonrechter om [X.] geen bewijsopdracht te verstrekken. De grief behoeft geen bespreking, nu het hof in hoger beroep reeds tot een bewijsopdracht komt.

Het tweede deel van grief 1 is bedoeld om een aantal in eerste aanleg door [Y.] bestreden stellingen te onderbouwen. Dit deel van de grief behoeft geen bespreking, nu [Y.] in hoger beroep alsnog erkent dat [X.] huurder geweest is in de periode tweede helft 2008-eerste helft 2009. Ook heeft [Y.] erkend dat zij in 2008 reeds eigenaar was van de woning.

Grief 6 behelst uitleg van [X.] waarom hij niet heeft gevorderd dat hij terug mocht in de woning nadat de sloten waren verwisseld. De grief bevat geen eigenlijke klacht tegen het vonnis en behoeft derhalve geen nadere bespreking.

4.13. Grief 7 betreft de veroordeling van [X.] in de proceskosten in eerste aanleg. Deze grief zal bij eindarrest worden behandeld.

5. De uitspraak

Het hof:

laat [X.] toe feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen:

- dat [X.] in de woning beschikte over een inboedel;

- dat de inboedel heeft bestaan uit de door [X.] genoemde zaken;

- dat de inboedel ten tijde van het vervangen van de sloten een waarde van € 3.500,- had;

- dat [Y.] de inboedel heeft verwijderd of doen verwijderen;

bepaalt, voor het geval [X.] bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. W.H.B. den Hartog Jager als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;

verwijst de zaak naar de rol van 20 december 2011 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun raadslieden en de getuigen in de maanden januari, februari en maart 2012;

bepaalt dat de advocaat van [X.] bij zijn opgave op genoemde rol een fotokopie van het procesdossier zal overleggen;

bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde rol dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;

bepaalt dat de advocaat van [X.] tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.B. den Hartog Jager, I.B.N. Keizer en S. Bochove en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 december 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature