Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Het hof veroordeelt de verdachte wegens het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval onder invloed van cocaïne en benzodiazepinen en wegens andere verkeersdelicten tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met oplegging van bijzondere voorwaarden die dadelijk uitvoerbaar zijn verklaard. Tevens wordt hem de rijbevoegdheid voor de duur van 4 jaren ontzegd.

Uitspraak



Rolnummer: 22-005406-15

Parketnummer: 09-797052-15

Datum uitspraak: 21 december 2016

TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 26 november 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,

adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 7 december 2016.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1. primair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met de algemene en bijzondere voorwaarden als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Ten aanzien van de bijzondere voorwaarden en het uit te voeren toezicht is de dadelijke uitvoerbaarheid bevolen. Voorts is de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van vier jaren ontzegd. Verder is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.

Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.hij op of omstreeks 22 maart 2014 te Rijnsaterwoude, gemeente Kaag en Braassem, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, de Provincialeweg N207, zijnde een weg welke bestond uit twee rijbanen, met een rijbaan bestemd voor het verkeer in de richting van Leimuiden en een rijbaan bestemd voor het verkeer in de richting van Alphen aan den Rijn, welke rijbanen werden gescheiden door een (dubbele) doorgetrokken streep, waarbij hij, verdachte reed op de rijbaan in de richting van Leimuiden, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:

- hij heeft aldaar gereden terwijl hij niet meer in het bezit was van een geldig rijbewijs en/of

- hij heeft aldaar gereden terwijl hij (een) stof(fen), te weten cocaine en/of benzodiazepinen (temazepam en/of oxazepam), had gebruikt welke de rijvaardigheid kon(den) beinvloeden en/of (vervolgens)

- hij heeft aldaar over enige afstand slingerend gereden en/of (vervolgens)

- hij heeft de aldaar gelegen (dubbele) doorgetrokken streep meermalen, althans eenmaal overschreden, waarbij hij (gedeeltelijk) op de rijbaan bestemd voor het tegemoetkomende verkeer is gaan rijden en/of (vervolgens) is hij tegen een op die rijbaan bestemd voor het tegemoetkomende verkeer rijdend motorrijtuig ( Mazda ) gebotst ten gevolge waarvan dat motorrijtuig op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer (in de richting van Leimuiden) terecht is gekomen en (vervolgens) aldaar in botsing is gekomen met een aldaar rijdend motorrijtuig (vrachtauto van het merk Scania),

waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 , danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;

subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 22 maart 2014 te Rijnsaterwoude, gemeente Kaag en Braassem, als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmee rijdende op de weg, de Provincialeweg N207, als volgt heeft gehandeld:

- hij heeft aldaar gereden terwijl hij niet meer in het bezit was van een geldig rijbewijs en/of

- hij heeft aldaar gereden terwijl hij (een) stof(fen), te weten cocaine en/of benzodiazepinen (temazepam en/of oxazepam), had gebruikt welke de rijvaardigheid kon beinvloeden en/of (vervolgens)

- hij heeft aldaar over enige afstand slingerend gereden en/of (vervolgens)

- hij heeft de aldaar gelegen (dubbele) doorgetrokken streep meermalen, althans eenmaal overschreden, waarbij hij (gedeeltelijk) op de rijbaan bestemd voor het tegemoetkomende verkeer is gaan rijden en/of (vervolgens) is hij tegen een op die rijbaan bestemd voor het tegemoetkomende verkeer rijdend motorrijtuig (Mazda) gebotst ten gevolge waarvan dat motorrijtuig op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer (in de richting van Leimuiden) terecht is gekomen en (vervolgens) aldaar in botsing is gekomen met een aldaar rijdend motorrijtuig (vrachtauto van het merk Scania), waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood,

door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

2.hij op of omstreeks 22 maart 2014 te Rijnsaterwoude, gemeente Kaag en Braassem, als bestuurder van een voertuig, (auto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten cocaïne en/of benzodiazepinen: temazepam en oxazepam, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;

3.hij op of omstreeks 22 maart 2014 te Rijnsaterwoude, gemeente Kaag en Braassem, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Provincialeweg N207, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;

4.hij op of omstreeks 05 april 2014 te Aarlanderveen, gemeente Alphen aan den Rijn, als bestuurder van een voertuig, (auto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten Benzodiazepinen: diazepam en/of desmethyldiazepam, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;

5.hij op of omstreeks 5 april 2014 te Aarlanderveen, gemeente Alphen aan den Rijn, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Nieuwkoopseweg, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Voorts heeft de advocaat-generaal de ontzegging van de rijbevoegdheid gevorderd voor de duur van vier jaren.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij op 22 maart 2014 te Rijnsaterwoude, gemeente Kaag en Braassem, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de Provincialeweg N207, zijnde een weg welke bestond uit twee rijbanen, met een rijbaan bestemd voor het verkeer in de richting van Leimuiden en een rijbaan bestemd voor het verkeer in de richting van Alphen aan den Rijn, welke rijbanen werden gescheiden door een dubbele doorgetrokken streep, waarbij hij, verdachte rijdende op de rijbaan in de richting van Leimuiden, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer onvoorzichtig en onoplettend, als volgt te handelen:

- hij heeft aldaar gereden terwijl hij stoffen, te weten cocaïne en/of benzodiazepinen (temazepam en/of oxazepam), had gebruikt welke de rijvaardigheid konden beïnvloeden en vervolgens

- hij heeft aldaar over enige afstand slingerend gereden en vervolgens

- hij heeft de aldaar gelegen dubbele doorgetrokken streep meermalen overschreden, waarbij hij (gedeeltelijk) op de rijbaan bestemd voor het tegemoetkomende verkeer is gaan rijden en is hij tegen een op die rijbaan bestemd voor het tegemoetkomende verkeer rijdend motorrijtuig (Mazda) gebotst ten gevolge waarvan dat motorrijtuig op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer in de richting van Leimuiden terecht is gekomen en vervolgens aldaar in botsing is gekomen met een aldaar rijdend motorrijtuig (vrachtauto van het merk Scania),

waardoor [slachtoffer] werd gedood, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994 ;

2.hij op 22 maart 2014 te Rijnsaterwoude, gemeente Kaag en Braassem, als bestuurder van een voertuig, (auto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van stoffen, te weten cocaïne en benzodiazepinen: temazepam, waarvan hij redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;

3.hij op 22 maart 2014 te Rijnsaterwoude, gemeente Kaag en Braassem, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een categorie van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de Provincialeweg N207, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie heeft bestuurd;

4.hij op 05 april 2014 te Aarlanderveen, gemeente Alphen aan den Rijn, als bestuurder van een voertuig, (auto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten Benzodiazepinen: diazepam, waarvan hij redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;

5.hij op 5 april 2014 te Aarlanderveen, gemeente Alphen aan den Rijn, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een categorie van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de Nieuwkoopseweg, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie heeft bestuurd.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde levert op:

de eendaadse samenloop van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 , terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de ze wet

en

overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 .

Het onder 3 en 5 bewezen verklaarde levert op:

overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 , meermalen gepleegd.

Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:

overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 .

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Strafmotivering

Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.

Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De verdachte heeft op 22 maart 2014, rijdend onder invloed van cocaïne en benzodiazepinen, op de bewezen verklaarde wijze een verkeersongeval veroorzaakt, waarbij [slachtoffer], het slachtoffer, is gedood. De verdachte heeft door zijn verkeersgedrag blijk gegeven van een ernstig gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel ten aanzien van de veiligheid van andere verkeersdeelnemers, alsmede van het ontbreken van enig besef van de grote gevaren die het op de bewezen verklaarde wijze besturen van een auto teweegbrengt voor het menselijk leven, de lichamelijke integriteit en de verkeersveiligheid.

Het leed dat door de verdachte is aangericht, is voor de nabestaanden heel groot en onherstelbaar. Het hof is er zich van bewust dat geen enkele straf of maatregel het leed van de nabestaanden zal kunnen wegnemen. Het is daarnaast aannemelijk dat het ongeval een grote impact heeft gehad op degenen die ook in het ongeval betrokken raakten of daarvan getuige zijn geweest. Dat zal zeker gelden voor de bestuurder van de vrachtauto die de Mazda van het slachtoffer [slachtoffer] raakte voordat deze in de sloot belandde. En bijvoorbeeld voor de bestuurster van de Mercedes , die ook door de auto van de verdachte werd geraakt en vervolgens met haar auto ging tollen. Zij heeft verklaard dat zij dacht het niet te zullen overleven.

Daarnaast heeft de verdachte, ook kort nadat het dodelijk ongeval had plaats gevonden, onder invloed van cocaïne en benzodiazepinen een personenauto bestuurd. De verdachte heeft daarmee wederom blijk gegeven van een miskenning van zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer en wederom de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.

Tevens heeft de verdachte op 22 maart 2014 en op 5 april 2014 auto gereden terwijl bij rechterlijke uitspraak zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Aldus handelende heeft de verdachte er meer dan eens van blijk gegeven door het openbaar gezag ten behoeve van de verkeersveiligheid getroffen maatregelen naar believen te negeren en heeft hij zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer bij herhaling ernstig miskend.

Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 23 november 2016, waaruit blijkt dat de verdachte in het recente verleden al onherroepelijk was bestraft wegens verkeersfeiten, te weten in 2013 voor rijden onder invloed en in 2012 voor te hard rijden. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.

Voorts is de verdachte ook na de onderhavige feiten doorgegaan met autorijden tijdens de ontzegging van zijn rijbevoegdheid, te weten op 24 juli 2014.

Hiervoor is hij veroordeeld in 2015. Er is dan ook sprake van een situatie als bedoeld in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Het hof acht het voorts onbegrijpelijk en weegt dit in zijn nadeel mee, dat de verdachte twee weken na het dodelijk ongeluk op 22 maart 2014, zich weer heeft schuldig gemaakt aan misdrijven in het verkeer.

Bij het bepalen van de straffen heeft het hof verder in aanmerking genomen dat de verdachte in hoger beroep zich enigszins anders heeft opgesteld in vergelijking met zijn proceshouding in eerste aanleg tegenover de rechtbank. De verdachte lijkt tot inzicht te zijn gekomen en heeft ter terechtzitting in hoger beroep aan de nabestaanden rechtstreeks mondeling zijn spijt betuigd.

Hij heeft verder te kennen gegeven tijdelijk geen auto meer te willen besturen.

Ook heeft het hof meegewogen dat de verdachte ten tijde van de gepleegde feiten persoonlijk in een moeilijke periode verkeerde en dat hij thans een eigen bedrijf heeft en de zorg voor zijn deels nog jonge kinderen. Deze omstandigheden leiden het hof evenwel niet tot de conclusie dat moet worden afgezien van het opleggen van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Het hof heeft gelet op de LOVS richtlijnen en op de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.

Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de ernst van het door de verdachte veroorzaakte dodelijke ongeluk en de daarbij door hem gemaakte verkeersfouten, een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur met oplegging van algemene en bijzondere voorwaarden, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.

Gezien de aard en ernst van de feiten, het strafrechtelijk verleden van verdachte, de noodzaak van de behandeling en de zorg over het verloop van die behandeling, moet er naar het oordeel van het hof ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een verkeersmisdrijf zal begaan. Derhalve ziet het hof aanleiding om op de voet van artikel 14d Wetboek van Strafrecht de dadelijke uitvoerbaarheid te bevelen van de bijzondere voorwaarden zoals hierna te melden.

Het hof kan en zal zich, anders dan de verdediging heeft verzocht, niet uitlaten over de wijze waarop de deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden tenuitvoergelegd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] als zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 primair ten laste gelegde tot een bedrag van in totaal € 12.108,00.

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de benadeelde partij medegedeeld dat hij zijn vordering niet langer handhaaft omdat de verzekering de schade volledig heeft vergoed.

Gelet hierop is van een vordering van de benadeelde partij niet langer sprake. Het hof zal ter zake dan ook geen beslissing nemen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 9, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 , zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.

Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 8 (acht) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 ( twee) jaren geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij Reclassering Nederland GGZ Reclassering Palier te Leiden, zolang en frequent de reclassering dit noodzakelijk acht.

Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd onder behandeling zal stellen van de Forensische Kliniek De Waag of een soortgelijke instelling op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling vast te stellen, teneinde zijn copingsvaardigheden met betrekking tot de omgang met emoties en tegenslagen te vergroten.

Geeft opdracht aan GGZ Reclassering Palier tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 (vier) jaren.

Dit arrest is gewezen door mr. C.G.M. van Rijnberk, mr. A.J.M. Kaptein en mr. R.F. de Knoop, in bijzijn van de griffier mr. N. Ellens-Veenhof.

Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 december 2016.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature