Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Valsheid in geschrift.

Uitspraak



Rolnummer: 22-004970-13

Parketnummer: 09-997125-11

Datum uitspraak: 21 juli 2015

TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 1 november 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren [geboorteplaats] op [geboortedatum],

adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 7 juli 2015.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.

De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

zij, op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in de periode van 1 januari 2007 tot en met 29 november 2010 te 's-Gravenhage en/of Voorburg en/of Diemen en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,

A.

één of meer formulier(en), te weten;

- aantal patiënten in 2007 (D-078) en/of

- aantal patiënten in 2008 (D-080) en/of

- aantal patiënten in 2009 (D-098) en/of

B.

één of meer aanvra(a)g(en) subsidievaststelling, te weten;

- aanvraag subsidievaststelling 2007 (D-044) en/of

- aanvraag subsidievaststelling 2008 (D-047),

- ( elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en/of heeft doen opmaken en/of heeft doen vervalsen, immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s), toen en daar,

ad A. (telkens) valselijk in/op die formulier(en) onjuiste aantallen (behandelde) patiënten en/of onjuiste soorten medische verrichtingen vermeld en/of doen vermelden, en/of

ad B. (telkens) valselijk in/op die bij het [College] aanvra(a)g(en) subsidievaststelling, onjuiste aantallen (behandelde) patiënten en/of onjuiste soorten medische verrichtingen vermeld en/of doen vermelden en/of onjuist(e) bedrag(en) aan maximaal te vergoeden kosten en/of subsidie vermeld en/of doen vermelden,

zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Niet-ontvankelijk van het Openbaar Ministerie in de vervolging

Door de raadsman is overeenkomstig zijn overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitnota bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte dient te worden verklaard. Ter adstructie hiervan heeft hij naar voren gebracht dat er geen sprake is geweest van een redelijke en billijke belangenafweging omdat wel de verdachte en niet [Persoon 1] en [Persoon 2] zijn vervolgd.

Het hof stelt voorop dat het Openbaar Ministerie ingevolge artikel 167, eerste lid, Wetboek van Strafvordering een ruime discretionaire bevoegdheid heeft om al dan niet tot vervolging over te gaan, welke

haar beperking vindt in de beginselen van behoorlijk bestuur (HR 2 februari 1999, NJ 1999, 554 en HR 5 december 1989, NJ 1990, 719).

De beslissing om tot vervolging over te gaan leent zich echter slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing. Dat betekent dat enkel in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de

vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde, voor zover hier van belang met het gelijkheidsbeginsel dan wel het verbod van willekeur — welke laatste in de strafrechtspraak in dit verband ook wel wordt omschreven als het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging - om de reden dat geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn (vgl. HR 6 november 2012,

ECLI:NL: HR:2012:BX4280). Het hof dient daarom thans met slechts een marginale toetsing de vraag te beantwoorden of het openbaar ministerie, na afweging, van de betrokken belangen, in redelijkheid tot de vervolgingsbeslissing in de zaak van verdachte heeft kunnen komen om haar te vervolgen voor valsheid in geschrift.

Ter zitting in eerste aanleg heeft de officier van justitie in dit opzicht als onderscheidend criterium aangebracht dat het verdachte is geweest – en niet [Persoon 1] en [Persoon 2] - die de gewraakte en op de tenlastelegging vermelde formulieren aantal patiënten heeft opgemaakt die als grondslag dienen voor de subsidieaanvragen en dat de verdachte zulks ook niet heeft ontkend. Van strijd met het verbod van willekeur of het gelijkheidsbeginsel is te dezen dan ook niet gebleken. Het verweer wordt daarom verworpen. Het Openbaar Ministerie is mitsdien ontvankelijk in de vervolging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

zij, op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in de periode van 1 januari 2007 tot en met 29 november 2010 te 's-Gravenhage en/of Voorburg en/of Diemen en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,

A.

één of meer formulier(en), te weten;

- aantal patiënten in 2007 (D-078) en/of

- aantal patiënten in 2008 (D-080) en/of

- aantal patiënten in 2009 (D-098) en/of

B.

één of meer aanvra(a)g(en) subsidievaststelling, te weten;

- aanvraag subsidievaststelling 2007 (D-044) en/of

- aanvraag subsidievaststelling 2008 (D-047),

- (elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en/of heeft doen opmaken en/of heeft doen vervalsen, immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s), toen en daar,

ad A. (telkens) valselijk in/op die formulier(en) onjuiste aantallen (behandelde) patiënten en/of onjuiste soorten medische verrichtingen vermeld en/of doen vermelden, en/of

ad B. (telkens) valselijk in/op die bij het [College] aanvra(a)g(en) subsidievaststelling, onjuiste aantallen (behandelde) patiënten en/of onjuiste soorten medische verrichtingen vermeld en/of doen vermelden en/of onjuist(e) bedrag(en) aan maximaal te vergoeden kosten en/of subsidie vermeld en/of doen vermelden,

zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van

6 maanden met een proeftijd 2 jaren.

Strafmotivering

Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.

Verdachte heeft documenten opzettelijk vals opgemaakt op basis waarvan te hoge [College] subsidie werd aangevraagd en is toegekend aan [Stichting]. Hierdoor heeft zij het vertrouwen dat in het algemeen in geschriften met een bewijsbestemming moet kunnen worden gesteld geschonden.

Bij de keuze voor de aan de verdachte op te leggen straf heeft het hof de media-aandacht in de onderhavige zaak meegewogen en het feit dat de verdachte inmiddels op gevorderde leeftijd is.

Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormt.

Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 23, 24, 24c, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 5.000,00 (vijfduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.

Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Dit arrest is gewezen door mr. M.J.J. van den Honert,

mr R.C. Schlingemann en mr. J.T.F.M. van Krieken, in bijzijn van de griffier mr. M. ter Riet.

Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 juli 2015.

Mr. M.J.J. van den Honert is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature