U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Klagers verwijten dat notaris dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld ter zake van de afwikkeling van de nalatenschap van erflater. Het lijkt erop dat de notaris is opgetreden als partijadviseur van de echtgenote van erflater. De notaris heeft zich volstrekt niet coöperatief jegens klagers opgesteld. De notaris heeft zich onvoldoende in het feitencomplex verdiept en zonder enig voorbehoud een VvE afgegeven, terwijl niet alle relevante feiten aan haar bekend waren en zij onvoldoende onderzoek had gedaan. Het handelen en de instelling van de notaris heeft klagers op de nodige juridische kosten gejaagd.

Het hof is van oordeel dat de notaris een VvE met deze inhoud en strekking niet had mogen opstellen nu zij onbekend was met het standpunt van klagers omtrent de keuze die zij kunnen uitbrengen over het al dan niet (beneficiair) aanvaarden of verwerpen van de nalatenschap van erflater. Het feit dat de notaris klagers niet in staat heeft gesteld een keuze te doen en hen niet heeft voorgelicht over de mogelijke keuzen met de daaraan verbonden rechtsgevolgen en terwijl zij onbekend was met een door klagers ( mogelijk anderszins) gedane keuze toch een VvE heeft afgegeven waarin is vermeld dat klagers erfgenamen van erflater zijn, is haar tuchtrechtelijk te verwijten. 6.3. Uit het voorgaande vloeit voort ook dat de notaris tevens is tekortgeschoten in haar informatieplicht jegens klagers.Ten aanzien van het verwijt dat de notaris onvoldoende (feiten-)onderzoek naar het toepasselijke erfrecht heeft verricht alvorens de VvE op te stellen, is het hof met de kamer van oordeel dat dit klachtonderdeel eveneens terecht wordt voorgesteld. Nu de klacht van klagers in alle onderdelen gegrond is, acht het hof het opleggen van een maatregel gepast en geboden. Gelet op de omstandigheden van dit geval acht het hof de maatregel van berisping passend en geboden.

Het hof bevestigt de bestreden beslissing.

Uitspraak



beslissing

____________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht

zaaknummer: 200.100.574/01 NOT

zaaknummer kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Arnhem:

07.831/2011/1003

beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 12 maart 2013

inzake:

[ NOTARIS ],

notaris te [ plaatsnaam ],

APPELLANTE,

gemachtigde: mr. N.J.C. Spapen, advocaat te Zaltbommel,

t e g e n

1. [ NAAM ],

2. [ NAAM ],

beiden wonende te [ plaatsnaam ],

GEÏNTIMEERDEN.

1. Het geding in hoger beroep

1.1. Van de zijde van appellante, verder de notaris, is bij een op 16 januari 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Arnhem, verder de kamer, van 20 december 2011, waarbij de kamer de klacht van geïntimeerden, verder klagers, tegen de notaris gegrond heeft verklaard en aan haar de maatregel van berisping heeft opgelegd.

1.2. Van de zijde van klagers is op 2 maart 2012 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.

1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 11 oktober 2012. De notaris, haar gemachtigde en klagers zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.

2. De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3. De feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.

4. Het standpunt van klagers

4.1. De vader van klagers, [ naam ] (hierna: erflater) is overleden op 20 oktober 2009. Op 29 oktober 2006 heeft de notaris een verklaring van erfrecht opgesteld (hierna ook VvE), waarin is vermeld dat erflater geen uiterste wilsbeschikking heeft gemaakt en dat zijn tweede echtgenote en klagers (kinderen uit zijn eerste huwelijk) de erfgenamen zijn en dat de tweede echtgenote op grond van de wettelijke verdeling de enige gerechtigde tot de goederen van de nalatenschap is. Klagers verwijten dat notaris dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld ter zake van de afwikkeling van de nalatenschap van erflater.

4.2. De notaris heeft in de door haar op 29 oktober 2009 opgestelde VvE opgenomen dat erflater tot zijn enige erfgenamen heeft achtergelaten zijn echtgenote en klagers, dit terwijl klagers:

- nooit zijn benaderd door de notaris;

- nooit door de notaris zijn geïnformeerd over de mogelijkheden van aanvaarding/verwerping van de nalatenschap; en

- zich niet hebben uitsproken over eventuele aanvaarding of verwerping van de nalatenschap.

Door het onthouden van informatie en dan in het bijzonder informatie over de verplichtingen die de langstlevende heeft jegens klagers (teneinde hun rechten te kunnen vaststellen), heeft de notaris tevens de schijn van partijdigheid gewekt. Het lijkt er thans op dat de notaris is opgetreden als partijadviseur van de echtgenote van erflater.

4.3. De notaris heeft zich volstrekt niet coöperatief jegens klagers opgesteld. Volgens de notaris hadden klagers op geen enkele wijze recht op informatie of documenten, maar was zij kennelijk wel in de veronderstelling dat klagers erfgenamen waren. Dit is niet met elkaar te verenigen. Toen klagers hierover vragen stelden, wilde de notaris geen antwoord geven of verschool zij zich achter “dat weet ik niet” en “dat kan ik mij niet meer herinneren”.

4.4. De notaris heeft zich onvoldoende in het feitencomplex verdiept en zonder enig voorbehoud een VvE afgegeven, terwijl niet alle relevante feiten aan haar bekend waren en zij onvoldoende onderzoek had gedaan. Daardoor staan in de VvE niet alle relevante feiten vermeld en de feiten die wel staan vermeld zijn aantoonbaar niet door haar gecontroleerd en onjuist. Ook in dit opzicht heeft de notaris een onjuiste VvE afgegeven.

4.5. Het handelen en de instelling van de notaris heeft klagers op de nodige juridische kosten gejaagd. Zo was er de aanzegging van een kort geding voor nodig om de stukken te ontvangen die de notaris heeft gebruikt voor het opstellen van de VvE. De notaris heeft door haar optreden ook bijgedragen aan het ontstaan van andere conflicten tussen klagers en de langstlevende echtgenote van erflater. Tijdig, zorgvuldig en bemiddelend handelen door de notaris (hetgeen van een redelijk handelend notaris verwacht mag worden) had een en ander kunnen voorkomen. Dit is om onbegrijpelijke redenen achterwege gebleven.

5. Het standpunt van de notaris

De verweren van de notaris komen in het navolgende, voor zover nodig, aan de orde.

6. De beoordeling

6.1. In de door de notaris opgestelde VvE is vermeld dat erflater ten tijde van zijn overlijden was gehuwd, is overleden met achterlating van twee kinderen, zonder bij testament over zijn nalatenschap te hebben beschikt en mitsdien ingevolgde de wet als zijn erfgenamen nalaat zijn echtgenote en kinderen, ieder voor één/derde onverdeeld aandeel. Vervolgens is vermeld dat, nu de langstlevende echtgenote heeft verklaard geen gebruik te maken van haar bevoegdheid op grond van artikel 4:18 BW tot ongedaanmaking van de wettelijke verdeling, de nalatenschap overeenkomstig de wet is verdeeld zodat alle tot de nalatenschap behorende goederen zijn verkregen door de echtgenote die verplicht is de schulden van de nalatenschap voor haar rekening te nemen.

6.2. Het hof is,van oordeel dat de notaris een VvE met deze inhoud en strekking niet had mogen opstellen nu zij onbekend was met het standpunt van klagers omtrent de keuze die zij kunnen uitbrengen over het al dan niet (beneficiair) aanvaarden of verwerpen van de nalatenschap van erflater. De notaris had alvorens een VvE af te geven klagers moeten informeren over de gevolgen van de erfopvolging door het overlijden van hun vader en welke keuze met de daaraan verbonden rechtgevolgen zij ter zake hadden kunnen uitbrengen. Eerst nadat de klagers hun keuze hadden gemaakt, had de notaris een VvE kunnen afgeven. Artikel 4:188 lid 1 aanhef en letter a BW schrijft niet voor niets voor dat in de VvE wordt vermeld of de nalatenschap is aanvaard. Het feit dat de notaris klagers niet in staat heeft gesteld een keuze te doen en hen niet heeft voorgelicht over de mogelijke keuzen met de daaraan verbonden rechtsgevolgen en terwijl zij onbekend was met een door klagers ( mogelijk anderszins) gedane keuze toch een VvE heeft afgegeven waarin is vermeld dat klagers erfgenamen van erflater zijn, is haar tuchtrechtelijk te verwijten.

6.3. Uit het voorgaande vloeit voort ook dat de notaris tevens is tekortgeschoten in haar informatieplicht jegens klagers Het verweer van de notaris dat alleen de echtgenote van erflater haar opdrachtgeefster was, snijdt geen hout. Het gaat om de rechtsgevolgen voor de klagers, die de notaris zonder enig onderzoek en voorlichting aan, dan wel contact met klagers klaarblijkelijk maar heeft aangenomen. De notaris had klagers zodanig moeten informeren dat zij hun keuze hadden kunnen uitbrengen. Ook na afgifte van de VvE is de notaris weinig bereidwillig gebleken klagers de gevraagde informatie te verschaffen en bleef zij vasthouden aan haar stellige – maar onjuiste – overtuiging dat klagers geen recht hadden op informatie en/of stukken. Voor wat betreft de bejegening van klagers heeft de notaris derhalve eveneens tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld.

6.4. Ten aanzien van het verwijt dat de notaris onvoldoende (feiten-)onderzoek naar het toepasselijke erfrecht heeft verricht alvorens de VvE op te stellen, is het hof – zoals hiervoor al bleek – met de kamer van oordeel dat dit klachtonderdeel eveneens terecht wordt voorgesteld. Uit het door de notaris aangevoerde volgt niet dat zij voldoende onderzoek heeft gedaan naar de relevante omstandigheden op grond waarvan met voldoende zekerheid kon worden bepaald welk recht de erfopvolging beheerst, hoewel de notaris, naar zij heeft erkend, op de hoogte was van de band die erflater met België had, zodat er reden was te onderzoeken of Belgisch dan wel Nederlands erfrecht van toepassing was. Nu vast staat dat de notaris voorafgaand aan de afgifte van de VvE uitsluitend inzage heeft gedaan in de Nederlandse gemeentelijke basisadministratie, het Nederlands Centraal testamentenregister en (naar de notaris stelt in eerste instantie telefonisch) het Centraal register van uiterste wilsbeschikkingen in België, heeft zij onvoldoende onderzoek gedaan om te kunnen concluderen dat Nederlands recht de erfopvolging in de nalatenschap van erflater beheerst. De notaris heeft nagelaten onderzoek te doen naar de gewone verblijfplaats van erflater – die een appartement bezat in België – als bedoeld in artikel 3 van het Haags Erfrechtverdrag 1989 en in ieder geval kort voor zijn overlijden zijn gewone verblijfplaats in België had. Evenals de kamer geeft het hof uitdrukkelijk geen oordeel over de vraag welk recht de erfopvolging beheerst maar stelt het hierbij wel vast dat de notaris op onvoldoende gronden is uitgegaan van de toepasselijkheid van Nederlands recht.

Dit klachtonderdeel is eveneens gegrond.

6.5. Nu de klacht van klagers in alle onderdelen gegrond is, acht het hof het opleggen van een maatregel gepast en geboden. In haar beroepschrift heeft de notaris betoogd dat de door de kamer opgelegde maatregel van berisping te zwaar is. De notaris acht haar handelen niet dermate onzorgvuldig dat de maatregel van berisping gerechtvaardigd zou zijn, mede gezien het feit dat haar nooit eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Het hof ziet echter voldoende redenen om de maatregel van berisping, zoals door de kamer opgelegd, te handhaven. Het hof laat hierbij meewegen dat de notaris (ten onrechte) zeer stellig is blijven vasthouden aan haar eigen visie op deze zaak en zich niet, althans onvoldoende, open heeft gesteld voor de gemotiveerde stellingen van klagers en niet bereid is gebleken daarover op enige wijze in overleg te treden met klagers. Zij heeft volhard in haar standpunten. Ook tijdens de mondelinge behandeling ter terechtzitting in hoger beroep, heeft de notaris geen blijk gegeven van enig inzicht in haar tekortkomingen in deze zaak. Gelet op het voormelde omstandigheden acht het hof de maatregel van berisping passend en geboden.

6.6. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.

6.7. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7. De beslissing

Het hof:

- bevestigt de bestreden beslissing.

Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.M.A. Verscheure en

A.H.N. Stollenwerck en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 12 maart 2013 door de rolraadsheer.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-

NOTARISSEN TE ARNHEM

Kenmerk: 07.831/2011/1003

Beslissing van de Kamer van Toezicht te Arnhem op de klacht van

1. [ naam ],

2. [ naam ],

beiden woonplaats kiezende te [ plaatsnaam ],

tegen

[ notaris ],

notaris te [ plaatsnaam ].

Partijen zullen verder klagers en de notaris worden genoemd.

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de brief met bijlagen van klagers van 7 juli 2011, waarin de klacht tegen de notaris is neergelegd;

- de brief met van de notaris van 2 augustus 2011;

- de mondelinge behandeling van de klacht op 15 november 2011, waarbij zijn verschenen: klagers alsmede de notaris, bijgestaan door mr. N.J.C. Spapen.

2. De feiten

2.1. Klagers zijn broer en zus. Hun vader, de heer [ naam ] (hierna: ‘naam’), is overleden op 20 oktober 2009.

2.2. [ naam ] was vanaf 2002 woonachtig in [ land ]. Hij had vanaf 2003 een appartement in

[ land ] in eigendom. Hij had een [ land ] rijbewijs. Op 30 december 2005 is hij in [ land ] gehuwd met mevrouw [ naam ] (hierna: ‘naam’). Het was zijn tweede huwelijk.

2.3. [ Naam ] was ook eigenaar van een woning in [ land ] en voorts van een onderneming die in [ land ] gevestigd is. Per 14 oktober 2009 stond [ naam ] (weer) in de Gemeentelijke Basisadministratie van [ land ] (hierna: ‘GBA’) ingeschreven op het adres [ adres ] in [ plaatsnaam ].

2.4. Op 29 oktober 2009 heeft de notaris een verklaring van erfrecht (hierna: ‘VVE’) afgegeven. Opgenomen is dat [ naam ] geen uiterste wilsbeschikking heeft opgemaakt en voorts dat de tweede echtgenote van [ naam ] de enige gerechtigde is tot alle goederen die behoren tot de nalatenschap van [ naam ]. De notaris is uitgegaan van de toepasselijkheid van [ land ] (erf-)recht.

2.5. In december 2009 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klagers en de notaris.

2.6. In 2010 is tussen de notaris en de toenmalige gemachtigde van klager gecorrespondeerd over de (juistheid van de) door de notaris afgegeven VVE.

2.7. Tussen klagers en [ naam ] is in [ land ] geprocedeerd over de nalatenschap, onder meer over het toepasselijke erfrecht. In een vonnis van 16 september 2011 heeft de rechtbank in

[ plaatsnaam ] geoordeeld dat [ taal ] recht van toepassing is. Klagers hebben hoger beroep ingesteld tegen dat vonnis.

3. De klacht

3.1. Klagers verwijten de notaris dat deze onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de omstandigheden die van belang waren bij het bepalen welk erfrecht van toepassing was en (daardoor) een onjuiste VVE heeft afgegeven. Klagers voeren aan dat als gevolg daarvan de rechtszekerheid is geschaad.

Voorts voeren klagers aan dat de notaris zich partijdig heeft opgesteld en hen, alsmede hun gemachtigde, onvoldoende informatie heeft verstrekt en zich volstrekt niet-coöperatief heeft opgesteld.

3.2. De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De Kamer zal daarop hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1. Ingevolge artikel 98 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: ‘Wna’) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen terzake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij de zorg die zij als notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.

De Kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert. De Kamer overweegt daartoe als volgt.

4.2. De notaris heeft erkend dat zij op de hoogte was van de connectie die [ naam ] met [ land ] had en dat derhalve terzake van diens nalatenschap onderzocht diende te worden welk erfrecht van toepassing was. De notaris is (daarom) na het overlijden van [ naam ], zo voert zij aan, ook nagegaan of hij een testament had laten registreren in

[ land ].

De notaris voert aan dat zij voldoende onderzoek heeft gedaan door dit onderwerp in een voorgesprek met [ naam ] aan de orde te stellen. [ naam ] wilde, zo voert de notaris aan, uitdrukkelijk dat [ taal ] recht van toepassing was. De notaris wijst er voorts op dat [ naam ] op het moment van zijn overlijden in de Nederlandse GBA als woonachtig in Nederland stond ingeschreven. Daarom is de notaris bij het opstellen van de VVE uitgegaan van de toepasselijkheid van het [ land ] erfrecht.

4.3. De Kamer is van oordeel dat uit het door de notaris aangevoerde niet volgt dat zij voldoende onderzoek heeft gedaan naar de relevante omstandigheden op grond waarvan met zekerheid kon worden bepaald welk erfrecht van toepassing was, althans waar dat onderzoek uit heeft bestaan. De notaris heeft erkend dat zij niet op de hoogte was van de omstandigheid dat [ naam ] eigenaar was van een appartement in [ land ]. Daarover is met [ naam ] klaarblijkelijk niet gesproken en de notaris heeft daarnaar blijkbaar niet gevraagd. Onweersproken is door klagers gesteld dat de notaris geen onderzoek heeft gedaan wat de laatste gewone verblijfplaats van [ naam ] was, terwijl dat van belang is voor de bepaling of [ land ] danwel [ land ] erfrecht van toepassing is.

4.4. De Kamer krijgt de indruk dat de notaris op grond van de inschrijving in de [ land ] GBA is uitgegaan van de toepasselijkheid van [ land ] erfrecht. In het inleidende gesprek met [ naam ] is dat tot uitgangspunt genomen, waarna geen, althans dat is niet gebleken, nader onderzoek door de notaris heeft plaatsgevonden. Het kan zo zijn dat

[ naam ] uitdrukkelijk wenste dat [ land ] erfrecht van toepassing zou zijn, door klagers is dat gemotiveerd weersproken, doch in dat geval had in de rede gelegen dat die rechtskeuze (in een testament) zou zijn vastgelegd. De notaris heeft ter zitting ook erkend dat zij dat thans anders zou doen.

4.5. De Kamer is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de notaris te lichtvaardig is uitgegaan van de toepasselijkheid van [ land ] erfrecht, althans onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de daarbij relevante omstandigheden. De Kamer geeft daarbij uitdrukkelijk geen oordeel over welk recht toepasselijk is omdat deze procedure zich niet leent voor een dergelijk oordeel.

4.6. Ook terzake van de door de notaris opgestelde VVE en de daarin door de notaris opgenomen rechtskeuze voor [ land ] erfrecht geldt dat de notaris lichtvaardigheid, althans gebrek aan onderzoek, kan worden verweten. De rechtskeuze in de VVE is, of deze nu juist is of niet, van onvoldoende feitelijke en juridische basis voorzien. Daardoor is rechtsonzekerheid ontstaan die (mede) heeft geleid tot de tussen de erfgenamen gevoerde procedure. Dat had, op het punt van het toepasselijke erfrecht, voorkomen kunnen worden indien meer onderzoek was gedaan of de gestelde rechtskeuze was vastgelegd. De Kamer acht daarom de klacht op dit onderdeel gegrond.

4.7. Met betrekking tot de door klagers aangevoerde partijdigheid van de notaris, in feite een klacht over de bejegening door de notaris, oordeelt de Kamer als volgt. De notaris heeft terecht aangevoerd dat [ naam ] haar opdrachtgever was en zij (daarom) niet gehouden was klagers, vóór het opstellen van de VVE, daarover te informeren. De Kamer is van oordeel dat die plicht voor de notaris na het afgeven van de VVE wel bestond, temeer nu daarover bij klagers, zo heeft de notaris ook erkend, veel vragen leefden en zij deze bij de notaris aan de orde hebben gesteld.

4.8. Over de inhoud van het gesprek in december 2009 kan de Kamer niet oordelen, nu klagers en de notaris daarvan een verschillende beleving hebben en elkaars stellingen daarover hebben betwist. Duidelijk is dat klagers niet tevreden zijn over het verloop van het gesprek en de wijze waarop zij bij die gelegenheid door de notaris zijn geïnformeerd.

4.9. Het door de notaris ter zitting ingenomen standpunt dat klagers haar geen opdracht hebben gegeven een gesprek met Van Uden te arrangeren, althans hen nader over de gevolgen van de VVE te informeren, acht de Kamer, gelet op de omstandigheden, te formeel jegens klagers.

4.10. Klagers hebben, via hun gemachtigde, aan de notaris nadere informatie verzocht. Naar het oordeel van de Kamer heeft de notaris daarop wel erg afhoudend gereageerd. De toon van de brieven van de notaris aan de gemachtigde van klagers (bijvoorbeeld die van 15 juni 2010) past naar het oordeel van de Kamer niet bij de hiervoor beoordeelde wijze van totstandkoming van de VVE. De notaris heeft zeer stellig vastgehouden aan haar eigen visie en is daarbij naar het oordeel van de Kamer onvoldoende ingegaan op het, op zichzelf verdedigbare en met argumenten onderbouwde, standpunt van klagers.

Voor zover de klacht ziet op de bejegening van klager door de notaris acht de Kamer deze op grond van het vorenstaande gegrond.

4.11. De Kamer is van oordeel dat de klacht gegrond is in voornoemde zin. De Kamer is van oordeel dat dit dient te leiden tot het opleggen van een maatregel aan de notaris. Daarbij betrekt de Kamer dat, mede door het handelen althans nalaten van de notaris rechtsonzekerheid is ontstaan. De Kamer rekent het de notaris met name aan dat zij onvoldoende heeft gedaan deze rechtsonzekerheid, zoveel als mogelijk, weg te nemen. De notaris had dat kunnen doen door klagers (uitgebreider) te informeren en zich welwillender tegenover hen en hun gemachtigde op te stellen. De notaris heeft naar het oordeel van de Kamer jegens klagers echter onvoldoende inlevingsvermogen getoond. Aan haar wordt, gelet op voornoemde omstandigheden, de maatregel van berisping opgelegd.

5. De beslissing

De Kamer van Toezicht

verklaart de klacht tegen de notaris gegrond en legt haar de maatregel van berisping op.

Deze beslissing is gegeven door mr. L.A. van Son, plv. voorzitter,

Mrs. A.J.V. Tierolff, T.K. Lekkerkerker, D.T. Boks en A.A.H.M. Derks, plv. leden, en in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. van Leeuwen, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 20 december 2011.

De secretaris De plv. voorzitter


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature