Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Toekenning loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA. Zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek. Uit de arbeidskundige rapportage van 19 september 2011 blijkt dat voor appellant met de in hoger beroep door het Uwv aangepaste FML vier functies kunnen worden geselecteerd waarmee hij minder dan 80% arbeidsongeschikt is.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



11/3139 WIA

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van

7 april 2011, 10/3513 en 10/3514 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[A. te B.] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

Datum uitspraak 17 mei 2013.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. G.D. Kuntz hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 april 2013. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.A. Kneefel.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant is ten gevolge van een ernstig auto-ongeval op 27 januari 2007 uitgevallen voor zijn werk van lasser. Bij besluit van 10 februari 2010 is aan appellant met ingang van 25 januari 2010 een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend waarbij is vastgesteld dat appellant volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is. Hieraan ten grondslag ligt een verzekeringsgeneeskundig onderzoek waarin is geconcludeerd dat appellant zowel in fysiek als in psychisch opzicht beperkingen voor het verrichten van arbeid ondervindt, waarbij de verwachting is dat de psychische functionele mogelijkheden op lange termijn nog zullen toenemen. Het arbeidskundig onderzoek heeft geleid tot de conclusie dat op grond van de in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgenomen beperkingen geen functies kunnen worden geselecteerd.

1.2. Naar aanleiding van het bezwaar van appellant tegen het besluit van 10 februari 2010 heeft bezwaarverzekeringsarts P.J. Kruit op basis van dossieronderzoek, de door appellant ingebrachte rapportage van orthopeed M.P. Heijboer van 28 juni 2010 en door hem verricht onderzoek aan de rechterhand van appellant, geconcludeerd dat de FML de beperkingen van appellant correct weergeeft. De fysieke beperkingen worden duurzaam geacht. De psychische klachten worden zeer plausibel geacht. Omdat behandeling de termijnprognose nog kan verbeteren, is de bezwaarverzekeringsarts wat betreft de psychische beperkingen tot het oordeel gekomen dat deze niet duurzaam zijn.

1.3. Omdat door de bezwaarverzekeringsarts is vastgesteld dat de fysieke beperkingen van appellant duurzaam zijn, heeft bezwaararbeidsdeskundige J. Huisman onderzocht of, uitgaande van een FML zonder beperkingen op het gebied van de rubrieken I en II (persoonlijk en sociaal functioneren), functies kunnen worden geselecteerd. Uit zijn rapportage van 26 juli 2010 blijkt dat er vijf functies zijn geselecteerd uitgaande van slechts fysieke beperkingen.

1.4. Bij besluit van 27 juli 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 10 februari 2010 ongegrond verklaard omdat uitgaande van de duurzaam geachte fysieke belastbaarheid functies kunnen worden geselecteerd en de psychische belastbaarheid van appellant nog kan toenemen.

2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat het bezwaarverzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig is verricht en dat niet is gebleken dat hierbij is uitgegaan van een onjuist of onvolledig beeld van de gezondheidstoestand van appellant op de datum in geding en de daaruit voor het verrichten van arbeid voortvloeiende medische beperkingen. De rechtbank heeft verder overwogen dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat uitgaande van alleen de fysieke beperkingen van appellant wel functies kunnen worden geduid, zodat hij niet op basis van alleen zijn fysieke beperkingen volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.

3. In hoger beroep heeft appellant, onder verwijzing naar zijn eerdere bezwaar- en beroepsgronden, gesteld dat het Uwv een onjuiste beoordeling heeft gedaan.

4. Het Uwv heeft blijkens zijn verweerschrift aanleiding gezien de FML aan te passen en hieraan een beperking met betrekking tot trillingsbelasting toegevoegd. Aan de hand van deze gewijzigde FML is arbeidskundig onderzoek verricht, naar aanleiding waarvan de functie van kraanmachinist portaalkraam niet langer is geselecteerd. Omdat appellant nog geschikt wordt geacht voor de overige vier geselecteerde functies, heeft het Uwv zijn standpunt gehandhaafd dat appellant geen recht op een IVA-uitkering heeft per datum in geding.

5. De Raad overweegt als volgt.

5.1. Gelet op de door partijen ingenomen standpunten dient in hoger beroep de vraag te worden beantwoord of sprake is van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA, zodat appellant ingevolge artikel 47 van de Wet WIA recht heeft op een IVA-uitkering in plaats van een WGA-uitkering. Blijkens de FML is appellant beperkt belastbaar vanwege zowel psychische als fysieke klachten. Met de in de FML opgenomen beperkingen kunnen geen functies worden geselecteerd. Niet in geschil tussen partijen is dat de fysieke belastbaarheid van appellant niet kan toenemen. In geschil tussen partijen is of de psychische belastbaarheid nog kan verbeteren. Tevens is in geschil of, uitgaande van alleen de als duurzaam aangemerkte fysieke beperkingen van appellant, sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid.

5.2. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is volgens artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA, hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Ingevolge het tweede lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Volgens het derde lid wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.

5.3. De Raad heeft in zijn uitspraak van 4 februari 2009, LJN BH1896, geoordeeld dat blijkens de wetsgeschiedenis de verzekeringsarts zich een oordeel dient te vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA, waarbij hij een inschatting dient te maken van de herstelkansen, in de zin van een verbetering van de functionele mogelijkheden van de betrokken verzekerde. Bij de vraag of er sprake is van duurzaamheid gaat het om een inschatting van de toekomstige ontwikkelingen van de arbeidsbeperkingen. Dit brengt mee dat de inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar en daarna dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de betreffende individuele verzekerde aan de orde zijn. In het geval de inschatting van de kans op herstel berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde.

5.4. De rechtbank heeft op goede gronden overwogen dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig is verricht en dat, wat betreft de duurzaamheid van zijn psychische belastbaarheid, appellant geen medische informatie heeft ingebracht waaruit blijkt dat de bezwaarverzekeringsarts een onjuist beeld heeft gehad van de gezondheidstoestand van appellant op de datum in geding. Appellant was ten tijde van belang niet onder behandeling van een psycholoog of psychiater en de bezwaarverzekeringsarts kon er, gezien de bevindingen van zijn onderzoek, van uitgaan dat een behandeling van de psychische klachten van appellant tot een verbetering hiervan zou kunnen leiden zodat zijn psychische belastbaarheid op termijn zou toenemen. In hoger beroep heeft appellant geen gronden aangevoerd of medische stukken ingebracht die aanleiding geven tot twijfel aan dat oordeel.

5.5. Ervan uitgaande dat de psychische belastbaarheid nog kan verbeteren, heeft het Uwv terecht onderzocht of appellant uitgaande van zijn fysieke belastbaarheid, die duurzaam wordt geacht, volledig arbeidsongeschikt is. Uit de arbeidskundige rapportage van 19 september 2011 blijkt dat voor appellant met de in hoger beroep door het Uwv aangepaste FML vier functies kunnen worden geselecteerd, waarmee hij, zoals ter zitting is komen vast te staan, minder dan 80% arbeidsongeschikt is. Hiermee heeft het Uwv, gelet op hetgeen van de zijde van appellant in hoger beroep naar voren is gebracht, voldoende gemotiveerd dat uitgaande van alleen de fysieke beperkingen van appellant geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid.

5.6. Uit hetgeen is overwogen in 5.4 en 5.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning als voorzitter en T. Hoogenboom en K. Wentholt als leden, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2013.

(getekend) M.C. Bruning

(getekend) I.J. Penning

TM


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



∧ naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature