Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Korte samenvatting: Incident. 843a Rv. Exhibitieplicht. Fishing expedition. Geen rechtmatig belang bij inzage.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Handelsrecht

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

zaaknummer / rolnummer: C/01/244945 / HA ZA 12-279

Vonnis in incident van 8 mei 2013

in de zaak van

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

INGENIA HOLDING B.V.,

gevestigd te Eindhoven,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

INGENIA CONSULTANTS & ENGINEERS B.V.,

gevestigd te Eindhoven,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiseres 3],

gevestigd te [vestigingsplaats],

4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiseres 4],

gevestigd te [vestigingsplaats],

eiseressen in conventie in de hoofdzaak,

verweersters in reconventie in de hoofdzaak,

eiseressen in het incident ex artikel 843a Rv ,

advocaat mr. E. Jansberg te Eindhoven,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde 1],

gevestigd te [vestigingsplaats],

2. [gedaagde 2],

wonende te [woonplaats],

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde 3], tevens handelend onder de naam RINOVA ENERGIE ,

gevestigd te [vestigingsplaats],

4. [gedaagde 4], tevens handelend onder de naam RINOVA ENERGIE,

wonende te [woonplaats],

gedaagden in conventie in de hoofdzaak,

eisers in reconventie in de hoofdzaak,

verweerders in het incident ex artikel 843a Rv ,

advocaat mr. R.J.M. van Dalen te Eindhoven.

Eiseressen gezamenlijk zullen hierna Ingenia c.s. genoemd worden. Afzonderlijk zullen zij worden genoemd:

- eiseres sub 1: Ingenia Holding,

- eiseres sub 2: Ingenia Consultants & Engineers,

- eiseres sub 3: [eiseres 3],

- eiseres sub 4: [eiseres 4].

Gedaagden zullen hierna gezamenlijk [gedaagden] genoemd worden. Gedaagden sub 3 en 4 zullen gezamenlijk ook Rinova Energie worden genoemd. Afzonderlijk zullen gedaagden worden genoemd:

- gedaagde sub 1: [gedaagde 1],

- gedaagde sub 2: [gedaagde 2],

- gedaagde sub 3: [gedaagde 3],

- gedaagde sub 4: [gedaagde 4].

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 1 augustus 2012, waarbij op het bevoegdheidsincident is beslist,

- de conclusie van repliek, tevens houdende akte eiswijziging, tevens houdende akte overlegging producties, alles in het incident ex artikel 843a Rv ,

- de conclusie van dupliek in het incident ex artikel 843a Rv ,

- de akte uitlating producties in het incident ex artikel 843a Rv van Ingenia c.s.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident ex artikel 843a Rv .

2. De feiten

2.1. De rechtbank gaat – voor zover in het kader van de beoordeling van het incident ex artikel 843a Rv van belang – uit van de volgende feiten.

2.2. Ingenia Holding is enig aandeelhouder en enig bestuurder van Ingenia Consultants & Engineers.

2.3. [eiseres 3], [eiseres 4] en [gedaagde 1] houden ieder een derde deel van de aandelen van Ingenia Holding.

2.4. [gedaagde 2] is enig bestuurder en aandeelhouder van [gedaagde 1]. [A] (hierna: [A]) is enig bestuurder en aandeelhouder van [eiseres 3]. [B] (hierna: [B]) is enig bestuurder en aandeelhouder van [eiseres 4].

2.5. De aandeelhouders van Ingenia Holding hebben op 1 december 2008 een aandeelhoudersovereenkomst gesloten (prod. 2 akte Ingenia c.s. 11 april 2012). Partij bij de aandeelhoudersovereenkomst zijn [eiseres 3], [A], [eiseres 4], [B], [gedaagde 1] en [gedaagde 2].

2.6. De aandeelhoudersovereenkomst bevat onder meer de volgende bepaling:

3. NON-CONCURRENTIEBEDING EN GEHEIMHOUDINGSPLICHT

1. Ieder van de aandeelhouders verbindt zich tegenover de andere aandeelhouders om gedurende de periode dat de betreffende aandeelhouder partij is bij deze overeenkomst en twee jaar daarna:

a. in een gebied binnen een straal van vijftig kilometer met de huidige plaats of plaatsen van de feitelijke vestiging van de vennootschap als middelpunt, niet werkzaam te zullen zijn als feitelijk en/of statutair bestuurder in een bedrijf waarin soortgelijke activiteiten worden uitgeoefend als thans door de vennootschap;

b. geen personeel dat in dienst is van de vennootschap te werven;

c. geen relaties van de vennootschap te werven.

2. Ieder van de aandeelhouders is verplicht om zich te onthouden van het prijsgeven van:

a. verhandelbare bedrijfsgeheimen, dat wil zeggen geheime informatie die los van de onderneming handelswaarde bezit zoals knowhow, recepturen, klantenlijsten enzovoorts; en (of)

b. incidentele bedrijfsgeheimen, waaronder zijn te verstaan bedrijfsgeheimen die louter betrekking hebben op de onderneming en waarvan de openbaarmaking de onderneming kan schaden zoals overnamebesprekingen, voorgenomen introductie van een nieuw product, juridische procedures enzovoorts.

2.7. Het bestuur van Ingenia Holding bestond aanvankelijk uit [eiseres 3], [eiseres 4] en [gedaagde 1]. Bij besluit van 20 mei 2011 van de algemene vergadering van aandeelhouders van Ingenia Holding is [gedaagde 1] ontslagen als bestuurder.

2.8. Ingenia Holding heeft bij brief van 20 mei 2011 de managementovereenkomst met [gedaagde 1] opgezegd (prod. 8 akte Ingenia c.s. 11 april 2012). Dat heeft er conform de aandeelhoudersovereenkomst (artikel 2 sub f ) in geresulteerd dat [gedaagde 1] haar aandelen in Ingenia Holding heeft aangeboden aan [eiseres 3] en [eiseres 4].

2.9. [gedaagde 2] is de zoon van [gedaagde 4]. Laatstgenoemde dreef een eenmanszaak met als handelsnamen “Rinova Energie” en “[gedaagde 3]”. De onderneming is opgeheven met ingang van 1 januari 2012 (prod. 3 akte Ingenia c.s. 11 april 2012).

2.10. Op 12 januari 2012 is [gedaagde 3] B.V. ingeschreven in het Handelsregister. Enig aandeelhouder en bestuurder is [gedaagde 4]. De handelsnamen zijn “[gedaagde 3] B.V.” en “Rinova Energie”.

2.11. Ingenia c.s. heeft op 15 februari 2012 conservatoir bewijsbeslag doen leggen op documenten en digitale bestanden in het bezit van [gedaagden], welke vervolgens in gerechtelijke bewaring zijn gegeven (prod. 6 akte Ingenia c.s. 11 april 2012).

3. Het geschil in de hoofdzaak

3.1.1. Ingenia c.s. stelt in de hoofdzaak dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] handelen in strijd met het non-concurrentiebeding en de geheimhoudingsplicht zoals opgenomen in de aandeelhoudersovereenkomst. Zij voert daartoe – kort weergegeven – aan dat [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] via Rinova Energie activiteiten (gaan) ontplooien die concurreren met de activiteiten van Ingenia Holding en Ingenia Consultants & Engineers. Daarbij wordt gebruik gemaakt van kennis opgedaan bij Ingenia Holding en Ingenia Holding & Engineers en worden relaties van laatstgenoemden benaderd. [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] opereren bovendien vanuit Eindhoven, dus binnen de in het concurrentiebeding bepaalde straal van 50 kilometer van de vestigingsplaats van Ingenia Holding en Ingenia Consultants & Engineers.

3.1.2. Op grond van het vorenstaande vordert Ingenia c.s. in de hoofdzaak een verklaring voor recht dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in strijd hebben gehandeld en handelen met het non-concurrentiebeding, het relatiebeding en het geheimhoudingsbeding. Ingenia c.s. vordert voorts hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling van een boete, nader op te maken bij staat, en vaststelling dat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door Ingenia c.s. als gevolg van hun handelen geleden schade, nader op te maken bij staat.

3.1.3. Voorts hebben [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] zich volgens Ingenia c.s. wederrechtelijk bedrijfsmiddelen van Ingenia Holding en Ingenia Consultants & Engineers, bestaande uit een PC met toebehoren en overige zaken, toegeëigend. Ingenia c.s. vordert primair afgifte van die zaken. Subsidiair vordert zij vernietiging van alle bij [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voorhanden data van of gerelateerd aan Ingenia Holding en Ingenia Consultants & Engineers, op straffe van een dwangsom.

3.1.4. Met betrekking tot [gedaagde 3] en [gedaagde 4] voert Ingenia c.s. het volgende aan. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] maken inbreuk op het bedrijfsdebiet van Ingenia Holding en Ingenia Consultants & Engineers. Dat is onrechtmatig. Omdat [gedaagde 3] en [gedaagde 4] die onrechtmatige gedragingen faciliteren, dan wel daarvan profiteren, handelen zij eveneens onrechtmatig. Ingenia c.s. vordert op dat punt een verklaring voor recht, met bepaling dat [gedaagde 3] en [gedaagde 4] hoofdelijk boetes verschuldigd zijn aan [eiseres 3] en [eiseres 4], alsmede met bepaling dat [gedaagde 3] en [gedaagde 4] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door Ingenia c.s. geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat.

4. Het geschil in het incident

4.1. Ingenia c.s. vordert in het incident, na haar eis te hebben gewijzigd, [gedaagden] te veroordelen te gehengen en gedogen dat Ingenia c.s. door middel van tussenkomst van een (door haar voorgedragen) forensisch IT-deskundige van IT-recherchebureau Schippers IT te Gilze, dan wel een door de rechtbank aan te wijzen deskundige, een kopie verkrijgt van, en inzage verkrijgt in, de zich bij de deurwaarder in bewaring bevindende bescheiden, te weten:

- (elektronische) correspondentie en administratieve documenten, zulks conform in paragraaf 4.3.4 van de dagvaarding, tevens houdende incidentele vordering ex artikel 843a Rv en verder aangeduide omschrijvingen, waaronder in ieder geval die ( e-mail )correspondentie en administratieve documenten, waaruit blijkt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in strijd handelen met het non-concurrentiebeding (en relatiebeding) en de geheimhoudingsverplichting, alles voor zover deze documenten betrekking hebben op de periode ná 20 mei 2011 tot en met datum vonnis in incident;

- doch uitsluitend voor zover door de deskundige is vastgesteld dat die betrekking hebben op de betrokkenheid van [gedaagde 2] en/of [gedaagde 1] bij de concurrerende activiteiten van [gedaagde 2] en/of [gedaagde 1] en/of Rinova Energie en/of het prijsgeven door [gedaagde 1], al dan niet via Rinova Energie, van bedrijfsgeheimen en/of know how en/of door Ingenia ontwikkelde concepten en/of expertise en/of andere aan Ingenia toebehorende informatie aan Rinova Energie, dan wel andere derden;

- en uitsluitend voor zover door de deskundige is vastgesteld dat deze geen privékarakter hebben en niet zien op vertrouwelijke cliënt -advocaat correspondentie tussen respectievelijke gedaagden en hun advocaat of advocaten dan wel andere derden op wie een geheimhoudingsverplichting rust.

Met veroordeling van [gedaagden] in de kosten van het incident, de beslagkosten ad € 10.300,69 daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente over deze kosten vanaf veertien dagen na betekening van het incidentele vonnis, te vermeerderen met nakosten.

4.2. Ingenia c.s. legt aan het gevorderde in het incident – zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag. Ingenia c.s. stelt sterke en gerechtvaardigde aanwijzingen te hebben dat [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] in strijd handelen of hebben gehandeld met de aandeelhoudersovereenkomst en/of op onrechtmatige wijze inbreuk maken op de rechten van Ingenia Holding en Ingenia Consultants & Engineers. Voor de nadere onderbouwing van de vorderingen in de hoofdzaak, alsmede de onderbouwing van de boetes en schadevergoeding in de schadestaatprocedure, moet Ingenia c.s. in staat worden gesteld (nader) bewijs te vergaren met betrekking tot de omvang van de schending van het non-concurrentie- en geheimhoudingsbeding en de onrechtmatige handelwijze jegens Ingenia c.s.

4.3. [gedaagden] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5. De beoordeling in het incident

5.1. De toetsing in het kader van artikel 843a Rv behelst onder meer de vraag of degene die afschrift vordert een rechtmatig belang heeft bij kennisname van de betreffende bescheiden. De rechtbank is van oordeel dat Ingenia c.s. dat belang vooralsnog niet heeft aangetoond.

5.2. Met betrekking tot de schending van het concurrentiebeding ziet de incidentele vordering van Ingenia c.s. op de drie elementen van artikel 3, lid 1, sub a van de aandeelhoudersovereenkomst. Ingenia c.s. wenst – kort gezegd – inzage in bescheiden waaruit blijkt

(1) dat [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] werkzaamheden verrichten binnen een straal van 50 kilometer rond Eindhoven;

(2) welke rechtsbetrekking bestaat tussen [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] enerzijds en Rinova Energie anderzijds;

(3) dat Rinova Energie soortgelijke activiteiten ontplooit als Ingenia c.s.

5.3. Ingenia c.s. stelt sterke aanwijzingen te hebben dat [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] actief zijn vanuit Eindhoven. Volgens Ingenia c.s. is het onwaarschijnlijk dat [gedaagde 2] iedere dag op en neer rijdt tussen zijn woonplaats Eindhoven en Bleiswijk, de plaats waar Rinova Energie is gevestigd. Voorts is aan de hand van de ontvangstbevestigingen van een aantal aangetekende brieven gebleken dat [gedaagde 2] gedurende kantooruren steeds op zijn woonadres aanwezig was. Uit de website van Rinova Energie blijkt dat zij regelrecht de concurrentie aangaat met Ingenia c.s., met soortgelijke en met Ingenia c.s. concurrerende activiteiten, aldus Ingenia c.s. De rechtbank overweegt dat wat van het vorenstaande ook zij, het concurrentiebeding zoals verwoord in artikel 3 lid 1 van de aandeelhoudersovereenkomst ziet op het werkzaam zijn als statutair en /of feitelijk bestuurder. Daaromtrent heeft Ingenia c.s. in het geheel niets gesteld, terwijl dit door [gedaagden] bij antwoord in het incident gemotiveerd is betwist. Ook bij repliek in het incident heeft Ingenia c.s. haar stelling op dit punt niet van een nadere onderbouwing voorzien. Het komt er daarom op neer dat Ingenia c.s. inzage in bescheiden wenst teneinde te kunnen vaststellen dát [gedaagde 2] en/of [gedaagde 1] als statutair en/of feitelijk bestuurder werkzaam zijn.

5.4. Wat betreft het statutair bestuurdersschap overweegt de rechtbank dat als [gedaagde 2] en/of [gedaagde 1] statutair bestuurder van Rinova Energie zouden zijn, dit in beginsel ook uit het Handelsregister zou moeten blijken. Uit niets blijkt dat Ingenia c.s. zich de moeite heeft getroost haar vermoedens langs deze eenvoudige weg te staven, alvorens haar toevlucht te nemen tot het ingrijpende middel van artikel 843a Rv . Bij gebrek aan concrete door Ingenia c.s. gestelde feiten en omstandigheden aangaande zowel het statutaire als feitelijke bestuurdersschap komt de vordering naar het oordeel van de rechtbank neer op het hengelen naar informatie. Reeds daarom zal de gevorderde inzage voor zover betrekking hebbend op de gestelde schending van het concurrentiebeding worden afgewezen.

5.5. Ter zake de schending van het relatiebeding uit de aandeelhoudersovereenkomst stelt Ingenia c.s. dat van ongeoorloofde concurrentie sprake is wanneer een ex-werknemer met behulp van vertrouwelijke informatie van zijn voormalig werkgever, duurzame relaties van die werkgever benadert op een wijze die stelselmatig en substantieel afbreuk doet aan het bedrijfsdebiet van de voormalig werkgever. Hoewel van een werkgever-werknemer-relatie in dit geval geen sprake is, dient de handelwijze van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wel conform deze maatstaf te worden beoordeeld, aldus Ingenia c.s.

5.6. Ingenia c.s. heeft als productie 39 bij dagvaarding een lijst overgelegd van relaties waarop de gevraagde bescheiden onderzocht zouden moeten worden. De rechtbank constateert dat op deze lijst circa 170 bedrijven voorkomen, waarvan een groot aantal met meerdere url’s of e-mailadressen. Ingenia c.s. heeft twee concrete gevallen aangedragen van relaties van Ingenia Holding en Ingenia Consultants & Engineers die door [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] zouden zijn benaderd: Rinova Energie en de heer [C] van EuroCorp.

5.7. [gedaagden] erkent dat [gedaagde 2] werkzaamheden voor Rinova Energie heeft verricht. Volgens [gedaagden] geldt Rinova Energie, in de persoon van [gedaagde 4], niet als een relatie van Ingenia c.s. in de hier bedoelde zin. [gedaagde 4] is de vader van [gedaagde 2], hij is slechts eenmaal ingehuurd door Ingenia c.s., ruim 5 jaar geleden en voor slechts 27 uur. Met betrekking tot de heer [C] heeft [gedaagden] bij antwoord in het incident als productie 5 een schriftelijke verklaring van [C] overgelegd, waarin deze ontkent door [gedaagde 2] en/of Rinova Energie te zijn benaderd.

5.8. De rechtbank is van oordeel dat daar waar Ingenia c.s. stelt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op stelselmatige wijze relaties van Ingenia Holding en Ingenia Consultants & Engineers benaderen, de twee genoemde voorbeelden mager afsteken tegen het aantal relaties op de door Ingenia c.s. overgelegde lijst. De rechtbank is van oordeel dat Ingenia c.s. haar stelling zo summier heeft onderbouwd dat die onvoldoende grondslag biedt voor toewijzing van de gevorderde inzage in alle bescheiden met betrekking tot de op de lijst genoemde bedrijven. Het in dit stadium van de procedure toewijzen van de gevorderde inzage wordt te verstrekkend geoordeeld en zou dan enkel en alleen dienen als fishing expedition, om vast te kunnen stellen of [gedaagden] stelselmatig (een deel van) de relaties van Ingenia c.s. heeft benaderd, terwijl Ingenia c.s. geen concrete stukken heeft overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat [gedaagden] naast Rinova Energie en [C] – nog afgezien van het verweer van [gedaagden] op dit punt – meer relaties van Ingenia Holding en Ingenia Consultants & Engineers hebben benaderd. Het bewijs daarvan zou overigens, zoals [gedaagden] terecht aanvoeren, ook geleverd kunnen worden via die relaties.

5.9. Dat relaties van Ingenia Holding en Ingenia Consultants & Engineers stelselmatig zijn benaderd is in dit stadium van de procedure dus onvoldoende gebleken. Dat het benaderen van de relaties van Ingenia c.s. (ook) plaatsvindt door middel van de website van Rinova Energie volgt de rechtbank niet. Het plaatsen van wervende teksten op een algemeen toegankelijke website kan bezwaarlijk worden beschouwd als het stelselmatig benaderen van relaties van Ingenia c.s. Daar komt bij dat als dit standpunt gevolgd zou worden, de vordering ex artikel 843a Rv reeds om die reden zou moeten worden afgewezen. Het benaderen van de relaties van Ingenia c.s. staat dan al vast, zodat het niet meer nodig is om aan de hand van inzage in de gevraagde bescheiden dat nogmaals vast te stellen.

5.10. De slotsom is dat geen sprake is van een rechtmatig belang van Ingenia c.s. bij inzage in de gevraagde bescheiden. De erkenning van [gedaagden] dat [gedaagde 2] werkzaamheden voor Rinova Energie heeft verricht, leidt niet tot een ander oordeel. Voor de vaststelling dat [gedaagde 2] werkzaamheden voor Rinova Energie heeft verricht, is inzage in de gevraagde bescheiden dus niet meer relevant, nog daargelaten dat het aan de rechter in de hoofdzaak is om te oordelen over de vraag of Rinova Energie als een relatie in de hier bedoelde zin kan worden beschouwd. Voor wat betreft de eventueel daardoor door Ingenia c.s. geleden schade of door [gedaagden] verschuldigde boete, is de vordering ex artikel 843a Rv prematuur. In de hoofdzaak wordt slechts verwijzing naar de schadestaat gevraagd voor wat betreft de door [gedaagden] te betalen boete en schadevergoeding.

5.11. Tot slot resteert de schending van de geheimhoudingsplicht van artikel 3 lid 2 van de aandeelhoudersovereenkomst. Ook op dit punt heeft Ingenia c.s. onvoldoende gesteld om een rechtmatig belang bij inzage in de gevraagde bescheiden aan te nemen. De enkele omstandigheden dat [gedaagde 2] de computer waarop hij werkte wederrechtelijk heeft meegenomen – wat [gedaagden] overigens gemotiveerd betwist – en dat hij digitale bestanden naar zijn privé-emailadres heeft gestuurd, vormen onvoldoende aanwijzingen dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] geheime informatie, expertise, know how etc. van Ingenia c.s. openbaar hebben gemaakt, dan wel voornemens zijn dat te doen. Anders dan Ingenia c.s. stelt, ziet de rechtbank in de overgelegde screenprints van de website van Rinova Energie (prod. 12 dagv. en prod. 46 repliek Ingenia c.s.) niet dat Ingenia-specifieke kennis te koop wordt aangeboden. Dat volgens Ingenia c.s. uit de website blijkt dat Rinova Energie met behulp van [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] rechtstreeks de concurrentie met haar aangaat, betekent nog niet dat daarbij gebruik wordt gemaakt van gegevens die vallen onder de geheimhoudingsplicht. Er is slechts sprake van niet met feiten onderbouwde vermoedens van Ingenia c.s. Die vermoedens vormen onvoldoende grond voor het aannemen van een rechtmatig belang in de zin van artikel 843a Rv .

5.12. Concluderend overweegt de rechtbank dat de vorderingen in het incident zullen worden afgewezen. Dat geldt ook voor de gevraagde veroordeling van [gedaagden] in de kosten van het gelegde bewijsbeslag. De vraag of beslagkosten voor vergoeding in aanmerking komen leent zich niet voor behandeling in het incident, omdat het antwoord op die vraag afhangt van de uitkomst van de hoofdzaak. Ingenia c.s. is daarom niet-ontvankelijk in haar vordering.

5.13. Ingenia c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

6. De beslissing

De rechtbank

in het incident

6.1. wijst het gevorderde af,

6.2. veroordeelt Ingenia c.s. in de kosten van het incident, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 452,00,

in de hoofdzaak

6.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 22 mei 2013 voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een comparitie.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.F.M.T. Franke en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2013.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature