Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Aan verdachte zijn 4 feiten ten laste gelegd: 1. meermalen goederen heeft gestolen dan wel geheeld, 2. meermalen goederen heeft witgewassen, 3. een horloge en een plaid heeft gestolen dan wel heeft witgewassen en 4. twee busjes pepperspray voorhanden heeft.

Uitspraak



RECHTBANK UTRECHT

Sector strafrecht

parketnummer: 16/700644-12 en 16/601254-10 (TUL) [P]

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 november 2012

in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren op [1951] te [geboorteplaats],

wonende te [adres], [woonplaats],

thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Wolvenplein

raadsman mr. R.P. van der Graaf, advocaat te Utrecht.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 18 oktober 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

De zaak is gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaak van medeverdachte [medeverdachte].

Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

Feit 1: meermalen goederen heeft gestolen, dan wel geheeld;

Feit 2: meermalen goederen heeft witgewassen;

Feit 3:

Primair: een horloge en een plaid heeft gestolen

Subsidiair: een horloge en een plaid heeft witgewassen

Feit 4: twee busjes pepperspray voorhanden heeft gehad.

3 De voorvragen

De bevoegdheid van de rechtbank

De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak.

De geldigheid van de dagvaarding

1. verzoek afwijzing vordering op grond van artikel 314a Wetboek van Strafvordering

De verdediging stelt zich op het standpunt dat de voorlopige tenlastelegging afwijkt van de feiten zoals opgenomen in het bevel gevangenhouding dat verwijst naar het bevel bewaring. De verdediging verzoekt de rechtbank de vordering aanpassing omschrijving tenlastelegging van het openbaar ministerie conform artikel 314a Wetboek van Strafvordering om deze reden niet toe te staan.

De rechtbank is van oordeel dat een uitbreiding slechts niet is toegelaten wanneer het verband tussen de bestaande feiten en de uitbreiding ontbreekt. Bij het toevoegen van gedachtestreepjes aan de feiten 1 en 2 is geen sprake van een uitbreiding waarbij dit verband ontbreekt. De rechtbank zal voor dat gedeelte de vordering aanpassing tenlastelegging toestaan.

Met betrekking tot het toegevoegde feit 4, het voorhanden hebben van twee busjes pepperspray, is de rechtbank van oordeel dat elk verband ontbreekt met de reeds op de voorlopige tenlastelegging genoemde feiten. Het is dan niet mogelijk om op grond van artikel 314a Wetboek van Strafvordering een aanpassing van de tenlastelegging te verzoeken. De rechtbank zal de vordering, voor zover betrekking op het toevoegen van feit 4, niet toestaan en nietig verklaren.

2. partiële nietigheid van de (inleidende) dagvaarding

De verdediging verzoekt de rechtbank de (voorlopige) tenlastelegging op de volgende punten partieel nietig te verklaren nu er niet voldaan is aan de eisen als gesteld in artikel 261 lid 1 en 2 Wetboek van Strafvordering:

Feit 1: - een (grote) hoeveelheid theaterlampen met toebehoren en/of

- een (grote) hoeveelheid schilderijen en/of beelden en/of

- een (grote) hoeveelheid gereedschap en/of

- een (grote) hoeveelheid schoenen

Feit 2: - een of meer geldbedragen

- een (grote) hoeveelheid schilderijen en/of beelden en/of

- een (grote) hoeveelheid gereedschap en/of

- een (grote) hoeveelheid theaterlampen met toebehoren en/of

- een (grote) hoeveelheid schoenen

Van al deze goederen is het de verdediging onduidelijk welke goederen hiermee door het Openbaar Ministerie exact bedoeld worden. De verdediging is van oordeel dat hier sprake is van een onvoldoende feitelijk omschreven tenlastelegging.

De rechtbank is van oordeel dat wat betreft het gereedschap en theaterlampen meerdere aangiftes in het dossier te vinden zijn. Deze goederen zijn derhalve mogelijk van meerdere partijen en plekken afkomstig. Niet duidelijk omschreven is of verdachte bij het onder 1 ten laste gelegde feit (diefstal dan wel heling) van alle, enkele of één partij goederen wordt verdacht en waartegen hij zich moet kunnen verdedigen. De rechtbank zal de dagvaarding voor die gedeeltes dan ook nietig verklaren. Voor de overige goederen, de schilderijen en/of beelden en de schoenen, is de rechtbank van oordeel dat de tenlastelegging voldoende feitelijk is.

Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit, witwassen, is van belang dat moet worden vastgesteld of de goederen van een misdrijf afkomstig zijn, maar is het niet noodzakelijk dat gespecificeerd wordt van welk misdrijf die goederen afkomstig zijn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de dagvaarding op dat punt in stand kan blijven, nu voldoende duidelijk is welke goederen daar worden bedoeld, namelijk de bij verdachte aangetroffen goederen. Er is derhalve voldaan aan de vereisten van artikel 261 lid 1 en 2 Wetboek van Strafvordering.

De ontvankelijkheid van de officier van justitie

De verdediging stelt zich op het standpunt dat de dagvaarding strijdig is met artikel 68 Wetboek van Strafrecht: ‘ne bis in idem’. Verdachte wordt voor het aantreffen van goederen onder twee noemers vervolgd, namelijk diefstal dan wel heling onder feit 1 en witwassen onder feit 2. Het is niet mogelijk om verdachte tweemaal op deze wijze voor hetzelfde feitencomplex te vervolgen, aldus de verdediging.

Tevens wordt verdachte onder feit 3 vervolgd voor diefstal dan wel witwassen van ondermeer een horloge, terwijl hij onder feit 2 wordt vervolgd voor het witwassen van onder meer een (grote) hoeveelheid sieraden en/of horloges. Ook hierin schuilt het gevaar dat verdachte uiteindelijk tweemaal wordt veroordeeld voor hetzelfde horloge. De verdediging is dan ook van oordeel dat verdachte in strijd met artikel 68 Wetboek van Strafrecht tweemaal voor hetzelfde feit dan wel zelfde feitencomplex in de zin van artikel 68 Wetboek van Strafrecht wordt vervolgd.

De rechtbank is van oordeel dat gelet op de verschillende belangen die de bepalingen over diefstal dan wel heling enerzijds en witwassen anderzijds beschermen, het mogelijk is om deze feiten cumulatief ten laste te leggen. Er is dan sprake van meerdaadse samenloop. Dit geldt voor feit 1 en 2. Wat betreft de tenlastelegging onder feit 3 is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde horloge zo specifiek is in combinatie met de datum die genoemd is in de tenlastelegging dat vermenging met de horloges die in feit 2 zijn genoemd niet aan de orde is. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de verdediging dat er sprake zou zijn van strijd met artikel 68 Wetboek van Strafrecht en stelt vast dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging.

Schorsen vervolging

De rechtbank heeft tot slot vastgesteld dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het volgende wettig en overtuigend bewezen.

Feit 1 diefstal/heling

Voor wat betreft feit 1 is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte betrokken was bij de diefstal van alle in de ten laste gelegde goederen. De officier van justitie verzoekt dan ook verdachte vrij te spreken voor het primair onder 1 ten laste gelegde feit.

De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen de opzetheling ten aanzien van de Numatic bedrijfsstofzuiger. Verdachte heeft deze stofzuiger voorhanden gehad in zijn loods, terwijl hij wist dat medeverdachte [medeverdachte] die stofzuiger had gestolen. Voor de overige goederen is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte deze heeft geheeld, waardoor de officier van justitie verzoekt verdachte daarvan vrij te spreken.

Feit 2 witwassen

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen de reeks goederen zoals in de tenlastelegging genoemd heeft witgewassen en dat hij daar een gewoonte van heeft gemaakt, met uitzondering van de Volvo C30. Al deze goederen zijn afkomstig uit enig misdrijf. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] weten, al dan niet in de zin van voorwaardelijk opzet, dat een en ander uit misdrijf afkomstig is. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] weten dat zij de uitgaven die zij deden niet konden doen van hun beperkte legale inkomsten.

Feit 3 diefstal/witwassen

De officier van justitie acht onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor de diefstal. Zij verzoekt verdachte dan ook vrij te spreken van het primair ten laste gelegde. Zij acht het witwassen echter wel wettig en overtuigend bewezen. Verdachte had de goederen voorhanden, terwijl zij afkomstig waren uit een misdrijf. Verdachte droeg daarvan kennis.

4.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging herhaalt allereerst de preliminaire verweren.

De verdediging merkt in zijn algemeenheid op dat de CIE-meldingen niet als bewijsmiddel kunnen worden gebezigd.

De verdediging is van mening dat de rechtbank voor zowel feit 1, 2 en 3 niet tot een bewezenverklaring kan komen.

Voor wat betreft feit 1 wijst de verdediging erop dat verdachte op geen enkele wijze aan de dieftallen van de genoemde goederen kan worden gekoppeld. In de enkele gevallen dat er een signalement wordt gegeven van de dader van de diefstal, komt dit tevens niet overeen met verdachte. Wat betreft de heling zijn er enkel goederen aangetroffen bij verdachte. Dit is onvoldoende om te komen tot heling. Specifiek met betrekking tot de bedrijfsstofzuiger merkt de verdediging nog op dat nergens uit blijkt dat dit de stofzuiger is die eerder bij een bedrijfsinbraak is weggenomen. Bij die bedrijfsinbraak zijn meerdere goederen weggenomen, die niet bij verdachte zijn aangetroffen. Daarnaast kan ook niet gezegd worden dat verdachte als heer en meester over de goederen heeft beschikt.

Met betrekking tot feit 2, het witwassen, kan niet gezegd worden dat verdachte wist dat de in de tenlastelegging genoemde goederen van diefstal afkomstig waren en dat hij handelingen heeft verricht om de ware aard of herkomst daarvan te verhullen.

Met betrekking tot feit 3 kan verdachte niet aan de diefstal worden gekoppeld. Daarnaast heeft verdachte een redelijke prijs betaald voor het horloge van Baum et Mercier. Tevens heeft hij geen handelingen verricht om de ware aard of herkomst te verhullen, waardoor er onvoldoende bewijs is voor het subsidiair ten laste gelegde feit, namelijk witwassen.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

Vrijspraak

De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de diefstallen zoals ten laste gelegd onder feit 1 en zal verdachte daarvan vrijspreken.

Om dezelfde reden is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde diefstal onder feit 3 primair. Subsidiair is ten laste gelegd het witwassen van het horloge en een plaid op of omstreeks 24 oktober 2008. Het horloge en de plaid zijn aangetroffen bij verdachte op 20 juni 2012. Over deze goederen in relatie tot verdachte op of omstreeks 24 oktober 2008 zijn geen bewijsmiddelen in het dossier. Derhalve is er geen bewijs voor witwassen op of omstreeks de periode van 24 oktober 2008, zodat verdachte ook van het subsidiair onder feit 3 ten laste gelegde witwassen dient te worden vrijgesproken.

Feit 1 subsidiair Heling

Bij het beoordelen van het vraagstuk heling dient de rechtbank te toetsen aan de volgende criteria:

- Verdachte heeft een goed voorhanden dat van een misdrijf afkomstig is;

- Verdachte wist dan wel moest redelijkerwijs vermoeden ten tijde van het voorhanden krijgen dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

De rechtbank dient daarbij na te gaan van welk misdrijf het goed afkomstig is, maar niet is vereist dat de heler weet van welk (specifiek) misdrijf het goed afkomstig is. Wel is vereist dat verdachte wist, waaronder ook voorwaardelijk opzet is begrepen, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het goed van misdrijf afkomstig was.

Bewezenverklaring

Iveco busje:

Van 23 op 24 februari 2012 is er een witte Iveco bus met chassisnummer [nummer] gestolen bij een bedrijfsinbraak te [woonplaats]. Op 4 mei 2012 is door het observatieteam gezien dat de witte Iveco bus is geparkeerd bij de loods aan [adres] te [woonplaats]. Deze loods wordt gehuurd door [verdachte] (verder te noemen verdachte). Op 13 mei 2012 en 6 juni 2012 wordt gezien dat verdachte in de Iveco bus rijdt. Op de Iveco bus zit het kenteken [kenteken]. Dit blijkt een vals kenteken te zijn dat op naam staat van [naam] te [woonplaats]. De witte Iveco bus is aangetroffen bij de doorzoeking op [adres] te [woonplaats] op 20 juni 2012. Medeverdachte [medeverdachte] kan zelfstandig de loods in zonder aanwezigheid van de verdachte.

Volkswagen Transporter:

Op 14 april 2012 is er te Dodewaard een Volkswagen Transporter gestolen met chassisnummer [nummer]. Op 7 mei 2012 rijdt verdachte in deze VW Transporter. De VW transporter wordt aangetroffen bij de doorzoeking op [adres] te [woonplaats] op 20 juni 2012. Medeverdachte [medeverdachte] kan zelfstandig de loods in zonder aanwezigheid van de verdachte.

Volvo S40:

Op 21 mei 2012 is er te Culemborg een Volvo S40 met chassisnummer [nummer] gestolen. Deze Volvo is aangetroffen bij de doorzoeking in de garagebox [nummer], gelegen aan de [adres] te [woonplaats]. Verdachte is de huurder van deze garagebox.

Volvo XC70 en kinderstoeltje en deken:

In [woonplaats] is van 2 op 3 januari 2012 een donkergrijze Volvo XC70 gestolen. In de auto zat een kinderstoeltje. Dit kinderstoeltje is aangetroffen bij de doorzoeking in de garagebox [nummer], gelegen aan de [adres] te [woonplaats]. Op 14 juni 2012 rijdt medeverdachte [medeverdachte], met verdachte in zijn eigen auto daarachter, in een zwarte Volvo XC70 met kenteken [kenteken]. Dit blijkt een vals kenteken te zijn, de auto met dat kenteken stond op de oprit van een woning in [woonplaats] geparkeerd. De Volvo XC70 die gestolen was in [woonplaats] was op dat moment de enige die als ontvreemd stond gesignaleerd. De aangever herkent het kinderstoeltje en de deken die bij de garagebox [adres] zijn gevonden als voorwerpen die in zijn Volvo XC70 lagen.

Bij meerdere observaties in de ten laste gelegde periode bij de loods aan [adres] worden verdachte en medeverdachte [medeverdachte], zowel met elkaar als onafhankelijk van elkaar, waargenomen. De observanten hebben van de observaties camerabeelden gemaakt waarop te zien is dat verdachten goederen in en uit de loods brengen.

Bewijsoverwegingen

De rechtbank stelt allereerst vast dat verdachte meerdere loodsen heeft gehuurd. Van de loods aan het [adres] in [woonplaats] heeft ook medeverdachte [medeverdachte] veelvuldig gebruik gemaakt. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat de loodsen ook door anderen worden gebruikt of dat deze zijn onderverhuurd aan derden. Zo zou er bij de loods aan het [adres] volgens verdachte een sleutel op de richel boven de deur liggen die iedereen kan pakken. Bij de garagebox [adres] [nummer] te [woonplaats] kan men door de deur heen en weer te bewegen deze uit het slot trekken, zodat deze open gaat. Voorzover verdachte hiermee bedoelt dat ook anderen dan hij en/of medeverdachte goederen in zijn loodsen hebben opgeslagen acht de rechtbank dit op geen enkele manier door verdachte aannemelijk gemaakt. Verdachte en medeverdachte hadden dan ook de beschikking over de in de loodsen aangetroffen goederen.

Verder blijkt uit de houding van verdachte ter zitting dat hij zich niet druk maakt over de goederen die in zijn loods staan en hij zich er niet mee bezig houdt of de goederen een legale herkomst hebben. Dit terwijl de goederen een forse economische waarde vertegenwoordigen. Verder acht de rechtbank het van belang dat zowel uit zijn documentatie als die van medeverdachte [medeverdachte] blijkt dat beiden eerder zijn veroordeeld voor heling en zij derhalve van de betekenis daarvan op de hoogte zijn. Er mag van hen dan ook verwacht worden dat zij vragen stellen over de herkomst van goederen. De rechtbank merkt daarbij op dat de medeverdachte [medeverdachte] de zwager is van verdachte en op de hoogte is van zijn eerdere veroordelingen.

De rechtbank is, gelet op het bovenstaande van oordeel dat verdachte en medeverdachte van de criminele herkomst van de goederen moeten hebben geweten.

De rechtbank acht gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden bewezen dat verdachte in vereniging de Iveco-bus, de VW Transporter en de Volvo XC70 heeft geheeld. Verdachte is vaak samen met medeverdachte [medeverdachte], die ook eerder voor heling is veroordeeld, gezien bij de observaties bij de loods waarbij spullen werden in- en uitgeladen. Uit deze observaties en het achter elkaar aanrijden, terwijl medeverdachte [medeverdachte] in de gestolen Volvo XC70 met valse kentekenplaten rijdt is de nauwe en bewuste samenwerking voldoende af te leiden.

De Volvo S40, het kinderstoeltje en de deken heeft verdachte alleen geheeld. Dit zijn goederen die zijn aangetroffen in de garagebox op de [adres] [nummer] in [woonplaats], waarbij geen betrokkenheid van mededaders kan worden aangetoond.

De rechtbank is van oordeel dat verdachten gelet op de hoeveelheid en diversiteit aan goederen, en gelet op alle feiten in onderlinge samenhang bezien wisten dat de goederen van een misdrijf afkomstig waren. Met betrekking tot de Volvo XC70 merkt de rechtbank nog op dat het zeer wel denkbaar is dat donkergrijs wordt aangezien voor zwart en andersom.

De rechtbank spreekt verdachte vrij van heling van de volgende goederen:

De Numatic bedrijfsstofzuiger: Er is een aangifte gedaan van de diefstal van een bedrijfsstofzuiger. De rechtbank heeft echter niet kunnen vaststellen dat de bij verdachte aangetroffen bedrijfsstofzuiger de in de tenlastelegging genoemde bedrijfsstofzuiger betreft. Volvo V70: Deze auto is weggenomen bij een proefrit. Bij de loods in [adres] te [woonplaats] zijn sleutels aangetroffen die onderdeel waren van de sleutelbos waaraan ook de sleutel van de Volvo V70 heeft gezeten. De rechtbank is van oordeel dat dit onvoldoende is om verdachte aan te merken als heler van deze auto.

Schilderijen en/of beelden: De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de schilderijen en beelden van een misdrijf afkomstig zijn.

Schoenen: De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de bij verdachte aangetroffen schoenen onderdeel uitmaken van de partij schoenen die gestolen is bij Cinderella.

Feit 2 Witwassen

Inleidende overwegingen:

Voor dit feit geldt eveneens het oordeel van de rechtbank dat de verklaring van verdachte dat er meerdere mensen naast medeverdachte [medeverdachte] gebruik maken van de loodsen en garagebox of dat deze zijn onderverhuurd aan derden, niet aannemelijk wordt geacht door de rechtbank.

De criteria voor witwassen zijn als volgt:

- een voorwerp is afkomstig uit een misdrijf

- verdachte heeft handelingen verricht om dit voorwerp te verhullen of te verbergen.

Niet noodzakelijk is, zoals wel het geval bij heling, om vast te stellen van welk misdrijf de voorwerpen precies afkomstig zijn.

In zijn algemeenheid stelt de rechtbank vast dat verdachte geen aannemelijke, verifieerbare verklaring geeft voor de aanwezigheid van de vele goederen en de wijze waarop hij deze goederen heeft kunnen aanschaffen, nu er geen enkele bron van legale inkomsten is. Dit geldt eveneens voor medeverdachte [medeverdachte]. Zoals hiervoor is overwogen kon deze medeverdachte vrijelijk over de goederen beschikken in de loods aan [adres] in [woonplaats] en verklaart de minimumuitkering die medeverdachte [medeverdachte] heeft niet de aanschaf van de goederen en de Ford Focus.

Vrijspraak

De rechtbank acht onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor het witwassen van de hierna te noemen goederen: het Swarovski kristal, de stacaravan, de Fiat (type Punto), De Volvo C30, de schilderijen en beelden en de schoenen. Van deze goederen kan de rechtbank niet vaststellen dat deze van een misdrijf afkomstig zijn. Van de Volvo V70 met kenteken [kenteken] heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen of deze op enig moment in het bezit is geweest van verdachte.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de volgende goederen heeft witgewassen: geldbedragen, een hoeveelheid sieraden en horloges, de Volvo V70 met kenteken [kenteken], een grote hoeveelheid gereedschap, een bedrijfsstofzuiger, Iveco-bus, VW Transporter, Volvo S40, Volvo XC70, kinderstoeltje, deken, plaid en een hoeveelheid theaterlampen.

Bij de doorzoeking op 20 juni 2012 op de [adres] te [woonplaats], de woning van verdachte, zijn de volgende goederen aangetroffen:

- contant geld op verschillende plekken van € 400,-;

- doosje van Breitling inclusief aankoopbewijs ten bedrage van € 2000,-;

- rood doosje met 21 gouden sieraden;

- horloge doos inclusief 13 horloges, 3 ringen, 1 speld en een armband;

- collier 18k.

Bij de doorzoeking op 20 juni 2012 op de [adres] te [woonplaats], de stacaravan van verdachte, zijn de volgende goederen aangetroffen:

- horloge Vancuer, horloge JR, horloge Arden;

- doosje met sieraden: 3 ringen en 1 ketting met hanger;

- doosje met ring en armband;

- gouden ketting met hanger;

- 5 gouden ringen.

Bij de doorzoeking op 20 juni 2012 in de door verdachte gehuurde loods op het [adres] te [woonplaats] zijn de volgende goederen aangetroffen:

- industriële stofzuiger;

- vele soorten gereedschap;

- deken (met naam [benadeelde 1] erop);

- theaterlampen, lichtbakken, rookmachine, theaterapparatuur;

- bestelbus VW Transporter met vals kenteken [kenteken];

- bestelbus Iveco met vals kenteken [kenteken].

Bij de doorzoeking op 20 juni 2012 in de door verdachte gehuurde garagebox, nummer [nummer] aan de [adres] te [woonplaats] zijn de volgende goederen aangetroffen:

- een Volvo S40;

- kinderstoel.

Verdachte reed in een Volvo V70 met het kenteken [kenteken]. Deze stond te koop voor het bedrag van € 14.500,- bij auto Rima. Verdachte heeft deze gekocht voor het bedrag van € 5000,- omdat hij een andere auto heeft ingeruild.

Van 2 op 3 januari 2012 is in [woonplaats] een donkergrijze Volvo XC70 gestolen. In de auto zat een kinderstoeltje. Dit kinderstoeltje is aangetroffen bij de doorzoeking in de garagebox [nummer], gelegen aan de [adres] te [woonplaats]. Op 14 juni 2012 rijdt medeverdachte [medeverdachte], met verdachte in zijn eigen auto daarachter, in een zwarte Volvo XC70 met kenteken [kenteken]. Dit blijkt een vals kenteken te zijn, omdat de auto met dat kenteken op de oprit van een woning in [woonplaats] geparkeerd stond. De Volvo XC70 die gestolen was in [woonplaats] was op dat moment de enige die als ontvreemd stond gesignaleerd. De aangever herkent het kinderstoeltje en de deken die bij de garagebox [adres] zijn gevonden als voorwerpen die in zijn Volvo XC70 lagen.

Er zijn veel contante bedragen gestort op de bankrekeningen van verdachte. Er zijn weinig bedragen opgenomen. Per saldo is er in de ten laste gelegde periode een groot bedrag aan contante uitgaande geldstroom geweest. Dit blijkt uit de facturen en kwitanties van contant betaalde rekeningen en aankopen die op 20 juni 2012 in beslag zijn genomen uit de woning van verdachte op de [adres] te [woonplaats] en uit de stacaravan van verdachte, standplaats [adres] op de [adres] te [woonplaats]. Daarnaast blijkt dat aan de hand van de kilometerstanden van de auto’s en de met pin betaalde brandstofkosten dat een aanzienlijke hoeveelheid brandstof voor de auto’s contant is betaald. De kosten voor het levensonderhoud die zijn gepind zijn veel lager dan de minimum uitgaven volgens de Nibud norm. Verdachte huurde meerdere loodsen, waarvan de huur ook contant werd betaald. Blijkens de kasopstelling, waarbij een vergelijking wordt gemaakt van legale contante ontvangsten en contante uitgaven, is er een groot tekort geconstateerd. Weliswaar betreft deze kasopstelling een veel langere periode dan de tenlastegelegde periode, echter in laatstgenoemde periode is er gelet op de voorhanden gegevens ook sprake van een aanzienlijke contante geldstroom die op geen enkele wijze valt te verklaren uit legale inkomsten.

Verdachte heeft verklaard dat hij geen werk heeft, maar wel veel verschillende klussen deed waar hij inkomsten uit kreeg.

Voor medeverdachte [medeverdachte] geldt dat hij een uitkering had van € 850,- per maand terwijl hij onder meer de gebruikelijke vaste woonlasten had. Hij heeft door tussenkomst van verdachte een auto Ford Focus gekocht voor € 2250,-. Medeverdachte [medeverdachte] had vrijelijk toegang tot en kon beschikken over de goederen in de loods in [woonplaats].

Bewijsoverweging

Zoals uit de bewezenverklaring van de heling bij feit 1 subsidiair blijkt, zijn het Ivecobusje, de Volkswagen Transporter, de Volvo XC70 en de Volvo S40 , de kinderstoel, de deken en de plaid uit misdrijf afkomstig en wisten verdachte en medeverdachte [medeverdachte], dat deze goederen uit misdrijf afkomstig waren. De eerste drie auto’s waren voorzien van valse kentekenplaten en de Volvo S 40 en de andere goederen gestald of opgeslagen in een autobox of loods. Daarmee heeft verdachte de herkomst van de auto’s verhuld dan wel de goederen verborgen.

Daarnaast wijst de rechtbank op het arrest van 28 september 2004 (LJN AP2124) waarin de Hoge Raad heeft geoordeeld dat op grond van het doel en de strekking van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht en mede in het licht van de geschiedenis van de totstandkoming van die bepaling, moet worden aangenomen dat uit de bewijsmiddelen niet behoeft te kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Voorts geldt ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 13 juli 2010 (LJN BM0787) dat indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin, bewezen kan worden geacht dat een geldbedrag “uit enig misdrijf afkomstig is”, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is.

Gebleken is dat uit de woningen van verdachte diverse facturen en kassabonnen zijn aangetroffen met betrekking tot de contante aankopen. De rechtbank gaat er vanuit dat de uitgaven waarvan bonnen zijn, ook daadwerkelijk zijn betaald. Het ligt immers niet voor de hand dat een kassabon wordt afgegeven wanneer het betreffende bedrag niet is betaald. Voorts zijn in de loodsen vele goederen aangetroffen, waar geen (aankoop)bonnen van zijn, maar waarvan vast staat dat dit over het algemeen dure spullen zijn.

Anderzijds is geconstateerd en door verdachte bevestigd dat verdachte nauwelijks verifieerbare inkomsten heeft. Voor zover verdachte wel heeft verklaard dat er inkomsten zijn geweest, zijn deze niet bij de belasting opgegeven. Bovendien zijn deze inkomsten door verdachte op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Gezien de grote waarde van de hiervoor genoemde aangetroffen goederen enerzijds en het gebrek aan legale inkomsten anderszijds, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat deze goederen afkomstig waren uit enig misdrijf.

Medeverdachte [medeverdachte] had vrijelijk toegang tot de loods op het [adres] en heeft via verdachte een Ford Focus aangeschaft. Gelet op de hoogte van zijn uitkering heeft hij geen inkomsten waaruit hij (een deel van) de goederen dan wel de aanschaf van zijn auto zou kunnen financieren. Dat hij een belastingmeevaller zou hebben gehad is niet aannemelijk geworden. Medeverdachte [medeverdachte] had nog schulden uit het verleden, zo er een meevaller zou zijn, ligt het voor de hand om hiermee schulden af te lossen.

Nu verdachte en/of medeverdachte deze goederen voorhanden hebben/heeft gehad, hebben zij zich daarmee schuldig gemaakt aan witwassen en daar een gewoonte van gemaakt in de periode van 1 januari 2011 tot en met 20 juni 2012. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van medeplegen. Evenals bij de heling is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen beide verdachten, hetgeen onder meer blijkt uit het gezamenlijk bij de loods in [woonplaats] in- en uitsjouwen van goederen, het voorschieten van de aankoop van de Ford Focus door verdachte en het achter elkaar aanrijden bij het verplaatsen van de gestolen Volvo XC70.

4.4 De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

Feit 1

op meer tijdstippen in de periode van 01 januari 2011 tot en met 20 juni 2012 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,

- een busje (merk Iveco, chassisnummer [nummer]) en

- een busje (merk Volkswagen, type Transporter, chassisnummer [nummer]) en

- een personenauto (merk Volvo, type S40, chassisnummer [nummer]) en

- een personenauto (merk Volvo, type XC70, kenteken [kenteken]) en

- een kinderstoeltje en

- een deken

voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij en/of zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van genoemde goederen wist(en) dat het door misdrijf verkregen goederen betrof

Feit 2

op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2011 tot en met 20 juni 2012 in het arrondissement [woonplaats] tezamen en in vereniging met een ander, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader van voorwerpen, te weten,

- meer geldbedragen en

- een hoeveelheid sieraden en horloges en

- een personenauto (merk Volvo, type V70, kenteken [kenteken]) en

- een grote hoeveelheid gereedschap en

- een bedrijfsstofzuiger (merk Numatic, type WVD570-2) en

- een busje (merk Iveco, chassisnummer [nummer]) en

- een busje (merk Volkswagen, type Transporter, chassisnummer [nummer]) en

- een personenauto (merk Volvo, type S40, chassisnummer [nummer]) en

- een personenauto (merk Volvo, type XC70, kenteken [kenteken]) en

- een kinderstoeltje en

- een deken en

- een plaid en

- een hoeveelheid theaterlampen met toebehoren

de werkelijke aard, de herkomst, verborgen en verhuld, terwijl hij en zijn mededader wisten dat die voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

5.1 De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.

Feit 1: Medeplegen van opzetheling

Feit 2: Van het medeplegen van witwassen een gewoonte maken

5.2 De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten.

6.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken.

6.3 Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan heling en witwassen van vele goederen. Dit zijn vervelende feiten, zeker gelet op de stelselmatigheid waarin dit heeft plaatsgevonden. Door heling profiteert verdachte van het misdrijf dat door een ander is gepleegd. Witwassen heeft een ontwrichtende werking op het economisch verkeer. De rechtbank neemt dit alles verdachte kwalijk.

Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 27 juli 2012 waaruit blijkt dat verdachte in een reeks van jaren meerdere malen is veroordeeld voor diefstal en heling.

Verder is er een reclasseringsadvies van 25 juli 2012. Daarin wordt geconcludeerd dat reclasseringstoezicht niet geïndiceerd is. Er kon onvoldoende onderzoek worden gedaan omdat verdachte zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Verdachte is in staat om een werkstraf uit te voeren.

Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk is. De rechtbank zal, gelet op hetgeen de rechtbank bewezen acht, een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.

De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden is. De rechtbank zal deze straf aan verdachte opleggen.

7 De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert een schadevergoeding van

€ 29.009,50 voor feit 3.

Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.

De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

8 Het beslag

8.1 De verbeurdverklaring

De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. De rechtbank is van oordeel dat wat betreft de sieraden en horloges de verbeurdverklaring slechts geldt voor dat gedeelte waarvan niet vastgesteld kan worden dat mevrouw [verdachte] de rechthebbende is.

8.2 De teruggave

De rechtbank zal de teruggave gelasten van het “Stop politie bord” aan de politie.

8.3 Bewaring ten behoeve van de rechthebbende

Van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen te weten de Volvo C30, het Swarovski kristal en de sieraden en horloges waarvan vastgesteld is of wordt dat de echtgenote van verdachte, de rechthebbende is, gelast de rechtbank de bewaring ervan ten behoeve van de rechthebbende.

9 De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 1 maand gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 18 januari 2011 ten uitvoer zal worden gelegd.

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging niet, althans niet bij de voordracht van de officier van justitie, is voorgedragen, waardoor deze vordering niet aan de orde kan zijn. De vordering is nietig dan wel dient dit te leiden tot het niet-ontvankelijk verklaren van de officier van justitie.

De rechtbank stelt vast de verdachte tijdig is opgeroepen voor de vordering tenuitvoerlegging en dat de oproep is betekend. De vordering is tijdens de terechtzitting besproken met de verdachte en de verdediging. Op een later moment tijdens de terechtzitting is de vordering alsnog voorgedragen door de officier van justitie.

De rechtbank is van oordeel dat het de voorkeur verdient de vordering bij de voordracht aan het begin van de zitting voor te dragen. Het was echter in dit geval voor alle partijen duidelijk dat deze vordering tenuitvoerlegging aan de orde was. Dat de latere voordracht dient te leiden tot nietigheid of niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie vindt geen steun in het recht. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en zal de vordering tenuitvoerlegging beoordelen.

De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

10 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14g, 33, 33a, 47, 57, 63, 416, 420ter van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11 De beslissing

De rechtbank:

Voorvragen

- verklaart de dagvaarding nietig voor zover deze betrekking heeft op de gedachtestreepjes ‘een (grote) hoeveelheid gereedschap’ en ‘een (grote) hoeveelheid schoenen’ zoals genoemd in feit 1, en tevens voor zover betrekking op het toegevoegde feit 4;

- verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;

- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;

Vrijspraak

- spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair en 3 tenlastegelegde feiten;

Bewezenverklaring

- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

Feit 1: Medeplegen van opzetheling

Feit 2: Van het medeplegen van witwassen een gewoonte maken

- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden;

- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;

Beslag

- gelast de teruggave aan de politie van het “stop politie bord”

- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de Volvo C30, het Swarovski kristal en de sieraden en horloges waarvan vastgesteld is of wordt dat de echtgenote van verdachte, de rechthebbende is;

- verklaart verbeurd de overige voorwerpen zoals genoemd in de beslaglijst (Bijlage II).

Vordering tenuitvoerlegging

- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 18 januari 2011 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/601254-10 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten 1 maand gevangenisstraf;

Benadeelde partijen

- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;

- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 3] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;

Dit vonnis is gewezen door mr. J. Ebbens, voorzitter, mr. C.A.M. van Straalen en mr. P.P.C.M. Waarts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.E. Braam-van Toll, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 1 november 2012.

Mr. C.A.M. van Straalen is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature