Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Tussenuitspraak. Het dagloon dat met inachtneming van het in de aangifte van het Uwv opgenomen terugbetaalde bedrag is vastgesteld, werkt, anders dan met betrekking tot een loonbelastingheffing het geval is, in beginsel door tot zich een eindigingsgrond van de uitkering voordoet. Door aldus te handelen wordt ten aanzien van appellante op onaanvaardbare wijze afbreuk gedaan aan de verzekeringsgedachte die ten grondslag ligt aan de ZW en aan het beginsel dat het dagloon een redelijke afspiegeling moet vormen van het welvaartsniveau van appellante. Het Uwv heeft dus een onjuiste toepassing gegeven aan artikel 2, eerste lid, van het Besluit, in verbinding met artikel 15, eerste lid, van de ZW . Omdat het dagloon dat voor appellante geldt opnieuw zal moeten worden berekend door het Uwv ziet de Raad geen ruimte tot finale afdoening en zal de Raad het Uwv opdragen het gebrek in bestreden besluit 2 te herstellen.

Uitspraak



11/4643 ZW-T, 12/4130 ZW-T

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Tussenuitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 30 juni 2011, 11/471 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[A. te B.]

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

Datum uitspraak 23 november 2012.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. A.T. Bosch hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en een gewijzigde beslissing op bezwaar van

12 juli 2012 toegezonden.

Namens appellante zijn nadere gronden ingediend tegen de aangevallen uitspraak en tegen het besluit van 12 juli 2012.

Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaken onder de nummers 11/3227 WIA en 10/5674 WW, plaatsgevonden op 12 oktober 2012. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. S. Bakker. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.H. Rebel. Na de zitting is de behandeling van de zaken gesplitst.

OVERWEGINGEN

1. Bij besluit van 1 februari 2011 (bestreden besluit 1) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 20 oktober 2010 gegrond verklaard en het voor appellante geldende dagloon, waarnaar de aan haar toegekende uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) wordt berekend, vastgesteld op € 80,08. Aan deze vaststelling ligt het standpunt van het Uwv ten grondslag dat voor de berekening van het dagloon moet worden uitgegaan van het loon voor de sociale verzekeringswetten (SV-loon) dat appellante in de referteperiode van 1 juli 2009 tot 1 juli 2010 heeft genoten. In dit geval bestaat dat uit loon dat appellante heeft ontvangen van haar werkgevers en een door appellante aan het Uwv terugbetaald bedrag aan ten onrechte in de periode van 18 tot en met 31 mei 2009 ontvangen uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW). Het terugbetaalde bedrag aan ten onrechte verstrekte ZW-uitkering, heeft het Uwv als zogenoemd negatief loon binnen de referteperiode betrokken bij de berekening van het dagloon.

2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Het Uwv is volgens de rechtbank terecht uitgegaan van het loon waarvan in de referteperiode opgave is gedaan, waarbij onder loon tevens worden begrepen uitkeringen. De rechtbank heeft het standpunt van het Uwv gedeeld dat een in de referteperiode teruggevorderde en terugbetaalde uitkering, waarvan in die periode aangifte is gedaan als negatief loon dient te worden aangemerkt en ook zodanig dient te worden betrokken in de berekening van het dagloon. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv dit dan ook terecht gedaan. De omstandigheid dat deze situatie is ontstaan door een fout van het Uwv maakt dat volgens de rechtbank niet anders. De rechtbank heeft overwogen dat in het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen (Besluit) wel uitvoering is gegeven aan de mogelijkheid om in een aantal uitzonderingssituaties afwijkende regels te stellen ter vermijding van onredelijke en ongewenste uitkomsten, maar dat geen van deze situaties zich in het geval van appellante voordoet.

3. In hoger beroep heeft appellante gelijke gronden aangevoerd als zij in eerste aanleg heeft gedaan. Zij heeft betoogd dat uit artikel 15, eerste lid, van de ZW en de artikelen 1, eerste lid, onder j en 2, eerste lid, van het Besluit niet volgt dat een ZW-uitkering die door een fout van het Uwv onverschuldigd is betaald in een periode voorafgaand aan de referteperiode en die wordt terugbetaald in de referteperiode, in mindering gebracht dient te worden bij de berekening van het dagloon. Door een dergelijke vordering bij de berekening van het dagloon in aanmerking te nemen, wordt de hoogte van de ZW-uitkering in negatieve zin afhankelijk gesteld van door een uitkeringsinstantie gemaakte fouten in de berekening van buiten de referteperiode vallende uitkeringsbedragen. Volgens appellante kan dit effect niet zijn beoogd bij de onderhavige regelgeving, waarbij de vraag centraal staat of er als gevolg van ziekte een inkomensachteruitgang heeft plaatsgevonden, op basis waarvan al dan niet recht op uitkering ontstaat. Appellante kan zich evenmin verenigen met het oordeel van de rechtbank dat het Uwv terecht toepassing heeft gegeven aan de formule 100/70, zoals neergelegd in artikel 2, tweede lid, van het Besluit.

4.1. Het Uwv heeft bij besluit van 12 juli 2012 (bestreden besluit 2) het dagloon vastgesteld op een bedrag van € 80,59. Bij die vaststelling heeft het Uwv niet langer op de in de referteperiode terugbetaalde ZW-uitkering de factor 100/70 toegepast en vastgesteld dat de negatieve ZW-uitkering € 306,87 bedraagt. Met dit besluit is niet volledig tegemoet gekomen aan het beroep van appellante en daarom zal het beroep van appellante op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelet op artikel 6:24 van de Awb , mede gericht worden geacht tegen bestreden besluit 2.

4.2. Het Uwv heeft ongegrondverklaring van het beroep tegen bestreden besluit 2 bepleit. Het benadrukt dat de door hem gehanteerde berekeningswijze in overeenstemming is met het in dezen leidende beginsel van het historisch dagloon.

5. Het oordeel van de Raad over de aangevallen utspraak.

5.1. Tussen partijen is niet in geschil dat de voor appellante geldende referteperiode van 1 juli 2009 tot 1 juli 2010 loopt. Evenmin is in geschil dat de vordering van het Uwv is ontstaan en door appellante is voldaan.

5.2. Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de ZW wordt voor de berekening van de uitkering waarop op grond van deze wet recht bestaat als dagloon beschouwd 1/261 deel van het loon dat de werknemer in de periode van één jaar, die eindigt op de laatste dag van het aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin de ongeschiktheid tot werken is ingetreden, verdiende, doch ten hoogste het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv), met betrekking tot een loontijdvak van een dag.

Volgens het tweede lid van artikel 15 van de ZW , kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ten aanzien van de vaststelling van het dagloon nadere en zo nodig afwijkende regels worden gesteld. Dit is gebeurd bij het Besluit. Artikel 1, eerste lid, onder j, van het Besluit verstaat onder loon, het loon bedoeld in hoofdstuk 3, afdeling 1, paragraaf 1, van de Wfsv. Ingevolge artikel 16, eerste lid, van de ze wet wordt onder loon verstaan het loon en de gage overeenkomstig de Wet op de loonbelasting 1964. Volgens artikel 10, eerste lid, van de ze wet is loon al hetgeen uit een dienstbetrekking of vroegere dienstbetrekking wordt genoten. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit wordt voor de toepassing van dit besluit de werknemer geacht zijn loon te hebben genoten in het aangiftetijdvak waarover de werkgever van dat loon opgave heeft gedaan.

5.3. Uit de uitspraak van de Raad van 14 mei 2009, LJN BI4685 blijkt dat toepassing van de hoofdregel voor de dagloonberekening, zoals neergelegd in artikel 45, eerste lid, van de Werkloosheidswet (WW), niet mag leiden tot een resultaat dat in strijd is met het principe dat het dagloon een weerspiegeling moet zijn van het welvaartsniveau van betrokkene bij het intreden van het verzekerde risico. Die hoofdregel geldt ook als het gaat om de vaststelling van het dagloon op grond van de ZW. Blijkens de memorie van toelichting bij de Wet administratieve lastenverlichting en vereenvoudiging in sociale verzekeringswetten (Walvis) en in het bijzonder paragraaf 4.3. ‘de dagloonsystematiek’ (Kamerstukken II 2001-2002, 28 219, nr. 3, blz. 58 e.v.) heeft de met deze wet beoogde vereenvoudiging geleid tot een nieuwe dagloonregeling met de volgende uitgangspunten:

• de loonelementen voor het dagloon zijn gelijk aan het loon waarover premies worden geheven;

• het dagloon wordt gebaseerd op het in een referteperiode genoten loon (historisch dagloon);

• voor de verschillende wetten gelden zo uniform mogelijke regels en

• de daglonen worden vastgesteld aan de hand van feitelijk vast te stellen, objectieve gegevens. Door middel van Walvis heeft de wetgever dus in die zin een wijziging in de dagloonsystematiek aangebracht dat het dagloon in het vervolg gebaseerd moet worden op het historisch dagloon.

5.4. Uit de in 5.3 vermelde uitspraak blijkt echter eveneens dat niet kan worden gezegd dat met invoering van het historisch dagloon het loondervingsbeginsel is verlaten. Door uit te gaan van genoten loon, zullen opgetreden loonmutaties ook doorwerken in het dagloon en daarmee wordt recht gedaan aan het principe dat gelegen is in de hoofdregel van artikel 15, eerste lid, van de ZW , namelijk dat het dagloon een redelijke weerspiegeling moet geven van het welvaartsniveau van de betrokken werknemer.

5.5. Het ontstaan van het onderhavige negatief loon is het gevolg van een voor de referteperiode door het Uwv gemaakte fout bij de betaling van de aan appellante toekomende ZW-uitkering. Het Uwv heeft ter zitting beaamd dat door de door hem gehanteerde berekeningswijze van het dagloon het niet is uitgesloten dat ten gevolge van een vordering van appellante tijdens het refertejaar het dagloon op nihil moet worden gesteld. Het Uwv is bij de berekening van het dagloon onder meer uitgegaan van zijn eigen aangifte van het door appellante genoten SV-loon, bestaande uit de vordering van het Uwv, welke vordering door appellante in het refertejaar is voldaan.

5.6. Het dagloon dat met inachtneming van het in de aangifte van het Uwv opgenomen terugbetaalde bedrag is vastgesteld, werkt, anders dan met betrekking tot een loonbelastingheffing het geval is, in beginsel door tot zich een eindigingsgrond van de uitkering voordoet. Door aldus te handelen wordt ten aanzien van appellante op onaanvaardbare wijze afbreuk gedaan aan de verzekeringsgedachte die ten grondslag ligt aan de ZW en aan het beginsel dat het dagloon een redelijke afspiegeling moet vormen van het welvaartsniveau van appellante.

5.7. Het Uwv heeft dus een onjuiste toepassing gegeven aan artikel 2, eerste lid, van het Besluit, in verbinding met artikel 15, eerste lid, van de ZW .

6. Omdat het dagloon dat voor appellante geldt opnieuw zal moeten worden berekend door het Uwv ziet de Raad geen ruimte tot finale afdoening en zal de Raad met toepassing van artikel 21, zesde lid, van de Beroepswet het Uwv opdragen het gebrek in bestreden besluit 2 te herstellen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep draagt appellant op binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in de beslissing op bezwaar van 12 juli 2012 te herstellen met inachtneming van hetgeen de Raad heeft overwogen.

Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning als voorzitter en T. Hoogenboom en J. Brand als leden, in tegenwoordigheid van A.C. Oomkens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 november 2012.

(getekend) M.C. Bruning

(getekend) A.C. Oomkens

CVG


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature