Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 1 juni 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "De Kommen van Bernheze" vastgesteld.

Uitspraak



201108453/1/R1.

Datum uitspraak: 21 november 2012

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.    [appellant sub 1], wonend te Heesch, gemeente Bernheze,

2.    [appellant sub 2], wonend te Nistelrode, gemeente Bernheze, en anderen,

3.    [appellant sub 3], wonend te Heesch, gemeente Bernheze, en anderen,

4.    [appellant sub 4], wonend te Nistelrode, gemeente Bernheze,

5.    [appellant sub 5], wonend te Nistelrode, gemeente Bernheze,

6.    [appellant sub 6], wonend te Uden,

en

de raad van de gemeente Bernheze,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 1 juni 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "De Kommen van Bernheze" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen, [appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 4], [appellant sub 5] en [appellant sub 6] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[belanghebbende A] en [belanghebbende B] hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant sub 2] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 september 2012, waar [appellant sub 1], bijgestaan door G.C.M. Franssen, [appellant sub 2] en anderen, bijgestaan door mr. K.J.T.M. Hehenkamp, advocaat te Amsterdam, [appellant sub 3] en anderen, bijgestaan door mr. M.M.H. van Kuijk, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, [appellant sub 4], bijgestaan door J. van den Heuvel, [appellant sub 6], en de raad, vertegenwoordigd door T. Donkers, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

Planbeschrijving

1.    Met het plan beoogt de raad te voorzien in een actuele en eenduidige bestemmingsregeling voor de bebouwde kommen van de gemeente Bernheze. Aan het plan ligt als uitgangspunt ten grondslag dat het conserverend is. Er is slechts voorzien in kleine ontwikkelingen die voldoende concreet zijn en waarvan de haalbaarheid is aangetoond. Daarnaast zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om de notitie "Ontwikkelingsvisies Noordrand Heesch & Donzel-Doolhof Nistelrode" van 14 mei 2009, die in opdracht van de gemeente door SAB Eindhoven is opgesteld (hierna: de Ontwikkelingsvisie) voor de noordrand van Heesch en het gebied Donzel-Doolhof, door te voeren.

Het beroep van [appellant sub 1]

2.    Het beroep van [appellant sub 1] ziet op het plandeel met de bestemming "Wonen" voor het perceel [locatie 1] te Heesch.

[appellant sub 1] betoogt dat het plan ten onrechte op zijn gronden maximaal 60 m² aan erfbebouwing buiten het bouwvlak toestaat, terwijl het voorgaande plan ter plaatse maximaal 80 m² aan erfbebouwing achter de bebouwingsgrens toestond. Volgens hem wordt gelet op de diepte van zijn achtertuin met de planregeling efficiënt gebruik van zijn gronden ten onrechte beperkt. Ook wenst hij de bestaande erfbebouwing van ongeveer 76 m² te vernieuwen. Hij vreest dat dit nu niet meer mogelijk is. Voorts stelt hij dat de raad de mogelijkheden voor vergunningvrij bouwen niet in de motivering van zijn besluit op dit punt had mogen betrekken, omdat deze mogelijkheden zonder inspraak door de wetgever kunnen worden gewijzigd.

2.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat voor de regeling voor de oppervlakte van erfbebouwing is aangesloten bij de beleidsregels voor erfbebouwing die sinds 2006 in de gemeente gelden, zodat daarvoor in de gehele gemeente aan dezelfde regels moet worden voldaan. Volgens de raad wordt [appellant sub 1] door het plan niet in zijn mogelijkheden voor het bouwen van erfbebouwing beperkt, omdat in het onderhavige plan een bouwvlak is toegekend en de maximumoppervlakte voor bijgebouwen alleen buiten het bouwvlak geldt. Hij wijst er voorts op dat het plan op sommige punten ruimer is geworden, waaronder wat betreft de maximumbouwhoogte voor bijgebouwen.

2.2.    Aan het perceel [locatie 1] is in het plan de bestemming "Wonen" toegekend. Aan een deel van de gronden is een bouwvlak toegekend.

Ingevolge artikel 18, lid 18.2.2, aanhef en onder a, van de planregels mogen vrijstaande en niet-vrijstaande bijgebouwen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen deze onder andere aan de volgende kenmerken:

a. de gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel van vrijstaande en niet-vrijstaande bijgebouwen voor zover gebouwd buiten het bouwvlak bedraagt per hoofdgebouw voor de bestemmingen "Tuin" en "Wonen" tezamen maximaal:

1. 60 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 500 m², mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 70 is;

[…].

2.3.    In het voorheen geldende bestemmingsplan "Petrus-parochie" was aan het perceel [locatie 1] de bestemming "Woondoeleinden in de klassen B1, B2, B3 en B4" toegekend. Dit bestemmingsplan kende een systematiek zonder bouwvlakken. Ongeveer ter plaatse van de aan de straatzijde gelegen grens van het bouwvlak dat in het thans ter toetsing voorliggende plan aan het perceel [locatie 1] is toegekend was een "bebouwingsgrens voor gebouwen" neergelegd.

Ingevolge artikel 4, lid 1.2, van de planvoorschriften mocht het bebouwingspercentage niet meer dan 50 bedragen.

Ingevolge lid 2.1 mochten bijgebouwen aangebouwd en/of vrijstaand worden gebouwd en dienden deze achter de bebouwingsgrens voor gebouwen te worden gebouwd.

Ingevolge lid 2.6 mochten niet meer dan twee vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd waarvan de gezamenlijke grondoppervlakte niet meer mocht bedragen dan 80 m², onverminderd het bepaalde in lid 1.2.

2.4.    Niet is geschil is dat het perceel [locatie 1] minder dan 500 m² groot is en voor minder dan 70% is bebouwd, zodat ingevolge artikel 18, lid 18. 2.2, aanhef en onder a, sub 1, van de planregels maximaal 60 m² aan bijgebouwen buiten het bouwvlak is toegestaan.

Voor zover [appellant sub 1] betoogt dat de erfbebouwingsmogelijkheden ten onrechte zijn beperkt tot 60 m² ten opzichte van het voorgaande plan overweegt de Afdeling dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. De raad hanteert als uitgangspunt dat in de bestemmingsplannen voor percelen met een oppervlakte tot 500 m² die voor 70% of minder zijn bebouwd een maximumoppervlakte aan erfbebouwing buiten het bouwvlak van 60 m² dient te gelden. Het plan is daarmee in overeenstemming. [appellant sub 1] heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de raad dit uitgangspunt redelijkerwijs niet heeft kunnen toepassen. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat met het plan de bouwmogelijkheden op het perceel [locatie 1] onevenredig worden beperkt.

Ter zitting is onweersproken gesteld dat ten behoeve van de garage op het perceel van [appellant sub 1] met een oppervlakte van ongeveer 26 m² een bouwvergunning is verleend. Gelet op hetgeen ingevolge lid 18.2.2, aanhef en onder a, sub 1, van de planregels aan bijgebouwen is toegestaan, is de garage van [appellant sub 1] als zodanig bestemd.

Voor zover op het perceel van [appellant sub 1] overige vergunningplichtige bebouwing aanwezig is, is niet gebleken dat deze bebouwing legaal is opgericht. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad voor deze bebouwing, voor zover deze niet als zodanig is bestemd, een regeling in het plan had dienen op te nemen.

Wat betreft het betoog dat de raad de mogelijkheden voor vergunningvrij bouwen niet in de motivering van zijn besluit had mogen betrekken, overweegt de Afdeling dat de raad deze bouwmogelijkheden niet aan de motivering van zijn besluit ten grondslag heeft gelegd, maar [appellant sub 1] ten overvloede op de mogelijkheden van vergunningvrij bouwen heeft gewezen.

2.5.    In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plandeel met de bestemming "Wonen" voor het perceel [locatie 1] strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van [appellant sub 1] is ongegrond.

Het beroep van [appellant sub 2] en anderen

3.    Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) kan door een belanghebbende bij de Afdeling beroep worden ingesteld tegen een besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan.

Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

3.1.    Het beroep van [appellant sub 2] en anderen richt zich tegen de wijzigingsbevoegdheid neergelegd in artikel 18, lid 18.5 van de planregels, in het bijzonder de verhouding tussen dit artikel en artikel 28, lid 28. 5, voor zover dit ziet op het perceel [locatie 2] te Nistelrode. [appellant sub 2 B] en [appellante sub 2 C] wonen op een afstand van ongeveer 6,5 km van het plangebied, voor zover het betreft het perceel [locatie 2] te Nistelrode. Ter zitting is vast komen te staan dat zij geen zakelijk gerechtigde zijn van het perceel. Volgens [appellant sub 2 B] en [appellante sub 2 C] is hun belang gelegen in hun voornemen om een nieuw te bouwen woning op dit perceel te betrekken en in de familieband tussen hen en de eigenaren van het perceel [locatie 2], [appellant sub 2] en [appellant sub 2 D]. Een dergelijk voornemen is onvoldoende voor het oordeel dat een concreet en actueel belang van hen rechtstreeks bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan is betrokken. Evenmin kan een familieband met de eigenaren van het perceel [locatie 2] leiden tot de conclusie dat [appellant sub 2 B] en [appellante sub 2 C] een rechtstreeks bij het bestreden besluit in zoverre betrokken belang hebben.

De conclusie is dat [appellant sub 2 B] en [appellante sub 2 C] geen belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit voor zover het betreft het perceel [locatie 2] als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat zij daartegen ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wro geen beroep kunnen instellen.

Het beroep van [appellant sub 2] en anderen, voor zover ingesteld door [appellant sub 2 B] en [appellante sub 2 C], is niet-ontvankelijk.

4.    Voor zover [appellant sub 2] en [appellant sub 2 D] (hierna in enkelvoud: [appellant sub 2]) betogen dat de raad niet juist heeft gehandeld door te stellen dat door twee weken na de eerste - foutieve - terinzagelegging het plan opnieuw ter inzage te leggen de beroepstermijn met twee weken is verlengd, overweegt de Afdeling dat deze beroepsgrond betrekking heeft op een mogelijke onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit en reeds om die reden de rechtmatigheid van het besluit niet kan aantasten. Deze mogelijke onregelmatigheid kan geen grond vormen voor de vernietiging van het bestreden besluit.

5.    [appellant sub 2] betoogt dat omdat de Ontwikkelingsvisie in artikel 18, lid 18.5, van de planregels, anders dan in artikel 28, lid 28. 5, onder a, niet wordt genoemd, deze niet kan worden betrokken bij de beoordeling of gebruik kan worden gemaakt van de in dat artikel neergelegde wijzigingsbevoegdhei [appellant sub 2 D] meent dat aan de wijzigingsvoorwaarden van lid 18.5 wordt voldaan, zodat deze niet aan zijn initiatief voor de bouw van een tweede woning op het perceel [locatie 2] in de weg kunnen staan. Voor het geval dit standpunt onjuist is betoogt hij dat het aanmerken van het perceel [locatie 2] in de Ontwikkelingsvisie als "doorkijk" wat betreft de gronden waar de tweede woning is beoogd, niet juist is. Ter plaatse van het perceel [locatie 2] geldt volgens [appellant sub 2] niet of in veel mindere mate dat de doorzichten vanaf de Donzel maken dat het landschap aan de Donzel als historisch lint met bijzondere woonboerderijen kan worden ervaren. Ook stelt hij dat vanwege de aanwezigheid van een kippenschuur geen doorzicht aanwezig is. Voorts betoogt hij dat het in de Ontwikkelingsvisie aanmerken van het perceel als "wonen in het landschap" tegenstrijdig is met het aanmerken van het perceel als "doorkijk". In dit kader betoogt hij tevens dat de raad zich mede op het standpunt heeft gesteld dat kleinschalige ontwikkelingen mogelijk moeten worden gemaakt en dat de ligging van bepaalde doorkijken onvoldoende is onderbouwd, omdat dit door raadsleden in een raadsvergadering is gezegd.

5.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat, omdat in artikel 18, lid 18.5, van de planregels de voorwaarde is opgenomen dat het toevoegen van een tweede woning geen afbreuk mag doen aan het stedenbouwkundige beeld en de ruimtelijke kwaliteit, bij gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid van lid 18.5, aan de Ontwikkelingsvisie dient te worden getoetst. Omdat in de Ontwikkelingsvisie de gronden waar [appellant sub 2] een tweede woning wil bouwen als "doorkijk" zijn aangemerkt, heeft ter plaatse een tweede woning niet de voorkeur, aldus de raad.

5.2.    Aan het perceel [locatie 2] zijn de bestemmingen "Wonen" en "Tuin" toegekend. Aan het plandeel met de bestemming "Wonen" is een bouwvlak toegekend met de aanduiding "vrijstaand". Ter plaatse is één vrijstaande woning aanwezig.

Ingevolge artikel 18, lid 18.1.1, van de planregels zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden ter plaatse van de aanduidingen "vrijstaand" bestemd voor het bestaande aantal vrijstaande woningen.

Ingevolge artikel 18, lid 18.5, van de planregels is het college van burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen voor het toestaan van maximaal twee extra woningen, met dien verstande dat:

a. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan wordt aangetoond;

b. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

c. er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu;

d. het toevoegen van een nieuwe woning in overeenstemming is met het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;

e. het parkeren in overeenstemming is met het gemeentelijk parkeerbeleid en de daarbij horende parkeernormen;

f. er een planschadeverhaalsovereenkomst is gesloten;

g. er geen afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;

h. geen sprake is van aantasting van cultuurhistorische waarden;

i. de woning een inhoud heeft van minimaal 350 m³, waarbij in geval van woningsplitsing beide woningen een inhoud hebben van minimaal 350 m³;

j. de nieuwe woning is gelegen aan de openbare weg;

k. een nieuwe woning niet is toegestaan in een hoeksituatie;

l. aansluiting wordt gezocht bij de (bouw)regels van de bestemming zoals opgenomen in dit bestemmingsplan.

5.3.    De Afdeling overweegt dat ingevolge artikel 18, lid 18.5, van de planregels aan het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid toekomt om het plan te wijzigen indien aan de wijzigingsvoorwaarden is voldaan. In lid 18.5 wordt de toets aan de Ontwikkelingsvisie niet expliciet als wijzigingsvoorwaarde genoemd. Het is aan het college van burgemeester en wethouders in een wijzigingsprocedure, en derhalve niet aan de Afdeling in deze bestemmingsplanprocedure, om te bezien of de bevoegdheid in een concreet geval kan worden aangewend. Het college van burgemeester en wethouders dient in een dergelijk geval na te gaan of het uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening gerechtvaardigd is gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid . In het kader van deze vragen kan het college van burgemeester en wethouders beleidsstukken bij zijn beoordeling te betrekken.

Voorts overweegt de Afdeling dat in de Ontwikkelingsvisie het volgende staat: "De kaarten geven op hoofdlijnen het beleid aan voor de beide gebieden. Zij zijn niet bedoeld om van te meten, maar geven de visie van de gemeente aan voor ontwikkelingen in het gebied. In principe kan worden bepaald of een initiatief passend kan zijn. Voor toetsing van initiatieven zal in detail een uitwerking plaats dienen te vinden." Gelet hierop is dit document bedoeld als een beleidsvisie die een richtinggevend kader schept voor het gemeentebestuur. Bij toepassing in een concreet geval kan een oordeel over de redelijkheid van die beleidsvisie aan de orde komen.

6.     In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Het beroep van [appellant sub 2] is ongegrond.

Het beroep van [appellant sub 3] en anderen

7.    Het beroep van [appellant sub 3] en anderen richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Agrarisch" voor het perceel met de kadastrale aanduiding sectie […], nummer [...], bekend als het perceel ten oosten van [locatie 3] te Heesch (hierna: het perceel van [appellant sub 3] en anderen).

8.    Wat betreft het betoog van [appellant sub 3] en anderen dat de raad ten onrechte niet op een aantal punten van hun zienswijze is ingegaan, overweegt de Afdeling dat artikel 3:46 van de Awb zich er niet tegen verzet dat de raad de zienswijzen samengevat weergeeft. Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van een zienswijze afzonderlijk is ingegaan is op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken. Daarbij betrekt de Afdeling dat de raad in de zienswijzennotitie weliswaar niet expliciet op de bezwaren omtrent geluid is ingegaan, maar dat hij reeds op basis van hetgeen in de Ontwikkelingsvisie staat tot de conclusie is gekomen dat een woning op het perceel van [appellant sub 3] en anderen niet wenselijk is.

8.1.    [appellant sub 3] en anderen betogen dat het op hun perceel ten onrechte niet is toegestaan een woning te bouwen. Zij voeren daartoe aan dat de aanduiding "vrijwaringszone - weg" ten onrechte is toegekend, omdat vanwege het geluidsscherm naast de snelweg A59 en vanwege wisselend beleid woningbouwmogelijkheden dichter bij deze snelweg zijn toegekend. Ter plaatse van hun perceel kan aan de geluidgrenswaarden van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) worden voldaan. Voorts betogen zij dat nu hun perceel in de bebouwde kom van Heesch is komen te liggen, dit perceel als inbreidingslocatie moet kunnen dienen. Tevens voeren zij aan dat het aanmerken van het perceel van [appellant sub 3] en anderen als doorkijk in de Ontwikkelingsvisie willekeurig is en in strijd met het gelijkheidsbeginsel, nu aan enkele andere onbebouwde percelen wel woningbouwmogelijkheden zijn toegekend terwijl percelen waar een tuin of erfafscheiding aanwezig zijn ook als doorkijk zijn aangemerkt. Ook ontbreekt volgens hen een definitie van "doorkijk". Volgens [appellant sub 3] en anderen kunnen historische toezeggingen de gemaakte keuzes van de raad niet onderbouwen.

8.2.    De raad stelt zich op het standpunt dat aan het perceel van [appellant sub 3] en anderen geen woningbouwmogelijkheden toegekend kunnen worden. Vanwege de nabijgelegen snelweg A59 kan ter plaatse niet aan de geluidgrenswaarden van de Wgh worden voldaan, hetgeen blijkt uit onderzoek daarnaar uit 2009. Verder stelt de raad dat de omstandigheid dat het gebied Noordrand Heesch, waarin het perceel van [appellant sub 3] en anderen ligt, in de bebouwde kom van Heesch is komen te liggen niet betekent dat overal woningbouw is toegestaan. Het perceel van [appellant sub 3] en anderen is aangemerkt als doorkijk in de Ontwikkelingsvisie, zodat een nieuwe woning ter plaatse tevens op bezwaren van stedenbouwkundige aard stuit en afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. De raad meent dat hij door het toekennen van bouwmogelijkheden onvoldoende bescherming zou bieden aan de gronden die als doorkijk zijn aangemerkt in de Ontwikkelingsvisie.

8.3.    Ingevolge artikel 1 van de Wgh worden voor de toepassing van de hoofdstukken VI en VII, derhalve de artikelen 68 tot en met 107, de gronden binnen de bebouwde kom, maar liggend binnen de zone van een autosnelweg, aangemerkt als buitenstedelijk gebied.

Ingevolge artikel 74, eerste lid, heeft een weg, bestaande uit drie of vier rijstroken, in buitenstedelijk gebied een zone van 400 m.

Ingevolge artikel 76, eerste lid, worden bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden behorend tot een zone als bedoeld in artikel 74 ter zake van de geluidsbelasting, vanwege de weg waarlangs die zone ligt, van de gevel van woningen de waarden in acht genomen die ingevolge artikel 82 als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt.

Ingevolge het tweede lid van dat artikel worden in afwijking van het eerste lid bij de vaststelling van een bestemmingsplan hogere waarden in acht genomen voor zover deze zijn vastgesteld met toepassing van artikel 8 3.

Ingevolge artikel 82, eerste lid, en artikel 83 is de voor woningen binnen een zone ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel, vanwege de weg, 48 dB. Ingevolge artikel 83, eerste lid, kan een hogere waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde voor woningen in buitenstedelijk gebied 53 dB niet te boven mag gaan.

8.4.    Aan het perceel van [appellant sub 3] en anderen is de bestemming "Agrarisch" toegekend met aan het grootste gedeelte daarvan de aanduiding "vrijwaringszone - weg". Het perceel van [appellant sub 3] en anderen ligt binnen de zone van de snelweg A59.

Ingevolge artikel 3, lid 3.1.1, aanhef en onder a, van de planregels, zijn de voor "Agrarisch" aangewezen gronden bestemd voor agrarisch grondgebruik.

Ingevolge artikel 28, lid 28. 2.1, zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - weg", naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor het tegengaan van bebouwing.

Ingevolge lid 28.2.2 geldt voor het bouwen van bouwwerken dat:

a. er niet mag worden gebouwd binnen een afstand van 50 m uit de rand van de meest dichtbij gelegen rijbaan, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

b. binnen een afstand van 75 m uit de rand van de meest dichtbij gelegen rijbaan bouwwerken pas gerealiseerd mogen worden na overleg met de wegbeheerder.

8.5.    Gelet op 8.3 mag voor een woning op het perceel van [appellant sub 3] en anderen de geluidsbelasting 53 dB niet te boven gaan. De raad heeft toegelicht dat uit geluidsonderzoek uit 2009 volgt dat de geluidsbelasting op het perceel van [appellant sub 3] en anderen 56 dB of hoger is. [appellant sub 3] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat dit onjuist is. De raad heeft zich gelet op het voorgaande terecht op het standpunt gesteld dat voor een woning op het perceel van [appellant sub 3] en anderen niet aan de geluidgrenswaarden van de Wgh kan worden voldaan. De raad heeft zich derhalve reeds hierom in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een woning op het perceel van [appellant sub 3] en anderen niet gewenst is. Gelet op het voorgaande behoeven de bezwaren van [appellant sub 3] en anderen omtrent de aanwijzing van hun perceel als doorkijk geen bespreking meer.

8.6.    In hetgeen [appellant sub 3] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, wat betreft het perceel van [appellant sub 3] en anderen, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Het beroep van [appellant sub 3] en anderen is ongegrond.

Het beroep van [appellant sub 4]

9.    Het beroep van [appellant sub 4] richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Bedrijf" voor het perceel met de kadastrale aanduiding sectie […], nummer […], te Nistelrode (hierna: het perceel [locatie 4]).

10.    Wat betreft het betoog van [appellant sub 4] dat de raad ten onrechte geen woonbestemming heeft toegekend aan het perceel [locatie 4], overweegt de Afdeling dat [appellant sub 4] in zijn zienswijze de raad heeft verzocht aan het bedrijfsperceel een bedrijfsbestemming toe te kennen en dat de raad daaraan gehoor heeft gegeven. Van de gewijzigde wensen die [appellant sub 4] in beroep kenbaar maakt, had de raad bij de vaststelling van het plan geen kennis en had hij evenmin kennis behoren te hebben. Geen aanleiding bestaat derhalve voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid de bestemming "Bedrijf" aan het bedrijfsperceel heeft kunnen toekennen.

11.    In hetgeen [appellant sub 4] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, wat betreft het perceel [locatie 4], strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van [appellant sub 4] is ongegrond.

Het beroep van [appellant sub 5]

12.    Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Awb wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.

[appellant sub 5] heeft geen zienswijze tegen het ontwerpplan naar voren gebracht bij de raad.

Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wro en artikel 6:13 van de Awb kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door de belanghebbende die tegen het ontwerpplan tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.

Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Dit kan zich voordoen als een belanghebbende opkomt tegen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan gewijzigde onderdelen en door de wijziging in een ten opzichte van het ontwerpplan nadeliger positie is komen te verkeren. Deze omstandigheden doen zich wat betreft het beroep van [appellant sub 5] voor zover het is gericht tegen het plan voor zover dat overeenkomstig het ontwerp is vastgesteld niet voor.

Geen rechtvaardiging is gelegen in de door [appellant sub 5] gestelde omstandigheid dat toezeggingen zijn gedaan door de raad dat hij in kennis zou worden gesteld van de terinzagelegging van het ontwerpplan ten behoeve van het gebied Donzel-Doolhof. Aan de door [appellant sub 5] overgelegde brieven kan niet de gerechtvaardigde verwachting worden ontleend dat hij op de hoogte gehouden zou worden gebracht van het in procedure brengen van het onderhavige plan.

12.1.    Uit hetgeen onder 12 is overwogen volgt dat [appellant sub 5] alleen kan opkomen tegen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan gewijzigde onderdelen, voor zover hij daarbij belanghebbende is en door de wijziging in een nadeliger positie is komen te verkeren ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan.

Het beroep van [appellant sub 5] richt zich tegen het plan wat betreft het gebied Donzel-Doolhof, voor zover daaraan niet de bestemming "Agrarisch met landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden" is toegekend en voor zover de bebouwing toeneemt. In dit verband noemt hij concreet de percelen [locatie 5] tussen [locatie 6] en [locatie 7], [locatie 8], [locatie 9] tussen [locatie 10] en [locatie 2], [locatie 11] en [locatie 12] wat betreft de aanduiding "bedrijfswoning".

In de zienswijzennotitie en het overzicht van ambtshalve wijzigingen staat dat het plan ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan voor de hiervoor genoemde percelen gewijzigd zal worden vastgesteld. Deze wijzigingen betreffen het wijzigen van de bestemming "Wonen" in "Bedrijf" en een aanpassing van de bouwvlakken voor het perceel [locatie 5] tussen [locatie 6] en [locatie 7], het wijzigen van de bestemming "Detailhandel" in "Bedrijf" op het perceel [locatie 8], het aanpassen van de maximumgoothoogte en maximumbouwhoogte voor het plandeel met de bestemming "Wonen" op het perceel [locatie 9] tussen [locatie 10] en [locatie 2], het toevoegen van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - galerie en beeldentuin" aan plandeel met de bestemming "Agrarisch" op het perceel [locatie 11] en het verruimen van het bouwvlak, het wijzigen van het bebouwingspercentage en het toevoegen van de aanduiding "bedrijfswoning" voor plandeel met de bestemming "Bedrijf" op het perceel [locatie 12]. Met het bestreden besluit is ingestemd met de zienswijzennotitie en met de ambtshalve wijzigingen.

12.2.    [appellant sub 5] woont op een afstand van ongeveer 310 m van het perceel [locatie 5] tussen [locatie 6] en [locatie 7], op een afstand van ongeveer 270 m van het perceel [locatie 9] tussen [locatie 10] en [locatie 2] en op een afstand van ongeveer 665 m van het perceel [locatie 12]. Vanuit zijn woning heeft hij geen zicht op de betrokken plandelen. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die met de wijzigingen op de door [appellant sub 5] bestreden plandelen mogelijk worden gemaakt, zijn deze afstanden naar het oordeel van de Afdeling te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit in zoverre betrokken belang te kunnen aannemen. Voorts heeft [appellant sub 5] geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstanden een objectief en persoonlijk belang rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt. Een louter subjectief gevoel van betrokkenheid bij een besluit, hoe sterk dat gevoel ook is, is daarvoor niet voldoende.

De conclusie is dat [appellant sub 5] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit, wat betreft het plandeel met de bestemming "Bedrijf" voor het perceel [locatie 5] tussen [locatie 6] en [locatie 7], het plandeel met de bestemming "Wonen" voor het perceel [locatie 9] tussen [locatie 10] en [locatie 2] en het plandeel met de bestemming "Bedrijf" met de aanduiding "bedrijfswoning" voor het perceel [locatie 12], als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat hij daartegen ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wro , geen beroep kan instellen.

12.3.    Wat betreft het beroep van [appellant sub 5] voor zover dit ziet op het toevoegen van  de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - galerie en beeldentuin" aan het plandeel met de bestemming "Agrarisch" voor het perceel [locatie 11], overweegt de Afdeling als volgt.

Ingevolge artikel 3, lid 3.1.1, aanhef en onder c, van de planregels zijn de voor "Agrarisch" aangewezen gronden uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - galerie en beeldentuin" bestemd voor een galerie/beeldentuin.

Ter zitting is door de raad toegelicht dat de entree voor de beeldentuin aan de Heescheweg ligt en dat de aanrijroute over de Heescheweg loopt. De woning van [appellant sub 5] ligt niet aan of in het verlengde van deze weg. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat ook bij een toename van het verkeer vanwege de galerie/beeldentuin dit niet tot een toename van de verkeersintensiteit bij de woning van [appellant sub 5] zal leiden. Gelet hierop is van een nadeliger positie op dit punt geen sprake en evenmin is aannemelijk gemaakt dat hiervan anderszins sprake is. [appellant sub 5] kan derhalve niet opkomen tegen de wijzigingen die zijn aangebracht ten opzicht van het ontwerpplan wat betreft het plandeel met de bestemming "Agrarisch" met de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - galerie en beeldentuin" voor het perceel [locatie 11].

13.    Met betrekking tot het plandeel met de bestemming "Bedrijf" en de aanduiding "opslag" voor het perceel [locatie 8] betoogt [appellant sub 5] dat daardoor zijn woon- en leefklimaat zal worden aangetast.

13.1.    In het ontwerpbestemmingsplan was aan het perceel [locatie 8] de bestemming "Detailhandel" met de aanduiding "opslag" toegekend.     Ingevolge artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder a, van de regels van het ontwerpbestemmingsplan zijn de voor "Detailhandel" aangewezen gronden bestemd voor detailhandel, met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

In de planregels van het ontwerpbestemmingsplan was niet voorzien in een regeling voor de aanduiding "opslag" binnen de bestemming "Detailhandel", zodat aan deze aanduiding geen betekenis toekwam. Ingevolge het ontwerpbestemmingsplan was ter plaatse alleen detailhandel toegestaan.

13.2.    Met de vaststelling van het plan is de bestemming van het perceel [locatie 8] gewijzigd van "Detailhandel" met de aanduiding "opslag" in de bestemming "Bedrijf" met de aanduiding "opslag".

Ingevolge artikel 4, lid 4. 1, aanhef en onder a en onder b, sub 5, van de planregels zijn de voor "Bedrijf" aangewezen gronden bestemd voor bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en opslag ter plaatse van de aanduiding "opslag".

Voor zover [appellant sub 5] door de gewijzigde vaststelling van het plandeel voor het perceel [locatie 8] in een nadeliger positie is gekomen, overweegt de Afdeling dat, gelet op de afstand van ongeveer 165 m tussen het perceel [locatie 8] en de woning van [appellant sub 5], niet aannemelijk is gemaakt dat deze wijziging een onaanvaardbare verslechtering van het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning van [appellant sub 5] tot gevolg zal hebben.

14.    In hetgeen [appellant sub 5] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plandeel met de bestemming "Bedrijf" en de aanduiding "opslag" voor het perceel [locatie 8] strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van [appellant sub 5] is in zoverre ongegrond.

Het beroep van [appellant sub 5] is gezien 12, 12.1, 12.2 en 12.3 voor het overige niet-ontvankelijk.

Het beroep van [appellant sub 6]

15.    Het beroep van [appellant sub 6] richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Groen" voor het perceel [locatie 9] tussen [locatie 13] en [locatie 14] (hierna: het perceel van [appellant sub 6]).

[appellant sub 6] betoogt dat het plan ten onrechte niet voorziet in een woningbouwmogelijkheid voor zijn perceel. Het enkele standpunt van de raad dat dit niet kan worden toegestaan omdat zijn gronden wellicht als ontsluitingsroute zullen dienen voor een nieuwe woonwijk vormt volgens hem onvoldoende motivering voor het niet inwilligen van zijn verzoek, omdat het onzeker is of deze woonwijk zal worden gebouwd en dit nog ver in de toekomst ligt. In dat kader voert hij ook aan dat zijn perceel niet geschikt is als ontsluiting voor een woonwijk, omdat het te klein is en omdat ontsluiting aldaar tot verkeersoverlast zal leiden op de Donzel. Ook betoogt hij dat in de omgeving voldoende andere en geschiktere mogelijkheden bestaan om een nieuwe woonwijk te ontsluiten.

15.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het gebied dat begrensd wordt door de Hoogbroeksesteeg, Donzel en Weijen ten zuiden van het perceel van [appellant sub 6] in de structuurvisie "Bernheze", die op 11 februari 2010 door de raad is vastgesteld (hierna: de structuurvisie), is aangeduid als "zoekgebied wonen". Volgens de raad zal daar vanaf ongeveer 2015 woningbouw plaatsvinden waarvoor ontsluiting nodig is. Nu er nog geen concrete plannen voor de invulling van het gebied zijn, wil de raad alle opties voor ontsluiting openhouden. Het perceel van [appellant sub 6] wordt gezien als een optie voor de verkeersontsluiting, zodat de raad een nieuwe woning ter plaatse niet wenselijk acht. Het perceel van [appellant sub 6] is volgens de raad voldoende breed om als ontsluitingsroute te kunnen fungeren.

15.2.    Aan het perceel van Hangraaf is de bestemming "Groen" toegekend. Het perceel van [appellant sub 6] is thans onbebouwd en ingericht als grasland. Het grenst aan de voorzijde aan Donzel en aan de achterzijde aan onbebouwd gebied dat begrensd wordt door de Hoogbroeksesteeg, Donzel en Weijen, met de bestemming "Agrarisch".

Ingevolge artikel 8, lid 8.1, van de planregels zijn de voor "Groen" aangewezen gronden bestemd voor:

a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;

b. parken en plantsoenen;

c. paden, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

d. kunstwerken;

e. incidentele parkeervoorzieningen;

[…]

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen en met inachtneming van de keur van het waterschap.

Ingevolge lid 8.2.1 mogen hier geen gebouwen worden gebouwd.

15.3.    De gronden ten zuiden van het perceel van [appellant sub 6] die begrensd worden door de Hoogbroeksesteeg, Donzel en Weijen zijn in de structuurvisie onder meer aangeduid als "zoekgebied wonen". Over "zoekgebied wonen" staat in de structuurvisie dat het gebied dat aldus is aangeduid getransformeerd kan worden van onbebouwd gebied naar bebouwd gebied in de vorm van wonen en daarbij behorende voorzieningen.

15.4.    De Afdeling overweegt dat de raad alle bestaande mogelijkheden wil behouden om de in het gebied dat begrensd wordt door de Hoogbroeksesteeg, Donzel en Weijen beoogde woonwijk te ontsluiten. Gelet op de ligging van het perceel van [appellant sub 6] en op de omstandigheid dat het perceel onbebouwd is heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat het voorzien in bouwmogelijkheden voor een woning ter plaatse de mogelijkheden om het eerdergenoemde gebied te ontsluiten beperkt. De omstandigheid dat nog niet tot besluitvorming is gekomen voor een woonwijk in dit gebied maakt niet dat de raad dit uitgangspunt redelijkerwijs niet heeft kunnen hanteren, nu de gronden in de structuurvisie als "zoekgebied wonen" zijn aangeduid en de raad, zoals ter zitting is toegelicht, de locatie binnen vijf tot tien jaar wil gaan ontwikkelen. Voorts is niet gebleken dat de afmetingen van het perceel van [appellant sub 6] of de ligging daarvan de inrichting ervan als ontsluitingsroute onmogelijk maken. Dat er andere mogelijke ontsluitingsroutes voor het betreffende gebied bestaan doet aan het voorgaande niet af, nu de raad het op zich niet onredelijke uitgangspunt hanteert dat alle bestaande mogelijkheden voor ontsluitingsroutes voor het gebied dat begrensd wordt door de Hoogbroeksesteeg, Donzel en Weijen behouden dienen te blijven.

15.5.    Voor zover [appellant sub 6] zich in het beroepschrift voor het overige heeft beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze, overweegt de Afdeling dat in de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant sub 6] heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.

15.6.    In hetgeen [appellant sub 6] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plandeel met de bestemming "Groen" voor het perceel van [appellant sub 6] strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep is ongegrond.

Proceskostenveroordeling

16.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I.    verklaart het beroep van [appellant sub 2] en anderen, voor zover ingesteld door [appellant sub 2 B] en [appellante sub 2 C], en het beroep van [appellant sub 5], behoudens voor zover ingesteld tegen het plandeel met de bestemming "Bedrijf" en de aanduiding "opslag" voor het perceel [locatie 8], niet-ontvankelijk;

II.    verklaart het beroep van [appellant sub 2] en anderen, voor zover ingesteld door [appellant sub 2] en [appellant sub 2 D], en het beroep van [appellant sub 5] voor het overige en de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 4], en [appellant sub 6] geheel ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. R. Uylenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.H. Nienhuis, ambtenaar van staat.

w.g. Van Sloten    w.g. Nienhuis

voorzitter    ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2012

466-655.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature