Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Een gevangenisstraf van 367 dagen met aftrek voorarrest waarvan 180 dagen gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en onder meer de voorwaarde toezicht van de reclassering voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van twee politieambtenaren. Verdachte is tevens veroordeeld tot vergoeding van de immateriële schade van de verbalisanten tot een bedrag van € 1.500,-- per verbalisant.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH

Sector Strafrecht

Parketnummer: 01/825247-12

Datum uitspraak: 20 november 2012

Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]1983,

wonende te [woonplaats], [adres].

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 augustus 2012 en 6 november 2012.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 juli 2012.

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 03 mei 2012 te Veldhoven [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] (respectievelijk agent en/of aspirant van de regiopolitie Brabant Zuid

Oost) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met

zware mishandeling, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend een

op een vuurwapen gelijkend voorwerp met een lengte van 92 centimeter en een

hoogte van 22 centimeter, voorzien van een magazijn, een kolf, een oculair en

voorzien van een laserpointer en een schijnwerper (een voorwerp gelijkend op

een tactical/snipergeweer van het merk Mac Milan, model 380 Tactical)

(telkens) heeft gericht en/of gericht gehouden op het (boven)lichaam van die

[verbalisant 1] en/of [verbalisant 2];

(artikel 285 van het wetboek van strafrecht )

2.

hij op of omstreeks 03 mei 2012 te Veldhoven (een)

wapen van categorie I onder 7°, te weten een voorwerp in de vorm van een

geweer dat sprekende gelijkenis vertoont met een tactical en snipergeweer van

het merk Mac Milan model 380 Tactical, zijnde (een) voorwerp(en)

dat voor wat betreft zijn vorm en/of afmeting een sprekende gelijkenis

vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde

voorwerp(en) voorhanden heeft gehad.

(artikel 13 jo 55 van de Wet Wapens en Munitie)

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Het standpunt van de verdediging

Verdachte heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat als hij met de Wii controller gericht heeft op de verbalisanten, dit per ongeluk is gebeurd op het moment dat hij de Wii controller af probeerde te doen.

De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit voor zowel feit 1 als feit 2.

De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de Wii controller geen sprekende gelijkenis vertoont met een tactical en snipergeweer van het merk Mac Milan model 380 Tactical. De kleur, de afmetingen en de vorm van de Wii controller komen niet overeen met een Mac Milan.

Verder heeft de raadsman aangevoerd dat de bedreiging niet van dien aard is geweest en niet onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigden de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook gepleegd zou worden. Verbalisanten hadden gelet op hun functie minder snel mogen aannemen dat er sprake was van een echt vuurwapen. Daarnaast was er geen stressvolle situatie gaande voorafgaand aan de confrontatie met verdachte.

Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat er bij verdachte geen sprake was van bewustheid dat hij een wapen (gelijkend voorwerp) voorhanden had en dat er derhalve geen sprake is van 'voorhanden hebben' zoals bedoeld in artikel 13 van de Wet Wapens en Munitie .

Het oordeel van de rechtbank1

Verbalisant [verbalisant 2], aspirant van de regiopolitie Brabant Zuid Oost, heeft verklaard dat hij en zijn collega [verbalisant 1] op 3 mei 2012 omstreeks 21:00 uur, een melding kregen, komende vanaf de regionale meldkamer te Eindhoven, dat er een man aan het doordraaien zou zijn op de [adres] te Veldhoven. Verbalisanten zijn ter plaatse gegaan. Ter hoogte van het pand gelegen aan de [adres] zagen zij verdachte staan. [verbalisant 2] heeft verklaard dat verdachte met een versnelde pas in de richting van het dienstvoertuig, met daarin beide verbalisanten, kwam gelopen. Hij zag dat verdachte een op een geweer gelijkend voorwerp met beide handen vasthield en dat de loop van het geweer in de richting van hun voertuig wees. Hier schrok hij heel erg van. Hij dacht direct dat het om een automatisch vuurwapen ging. Hij voelde dat hij weg moest, omdat verdachte hen anders met het wapen dood zou schieten. [verbalisant 2] heeft verklaard dat hij onderuit is geschoven, om zich te verschuilen achter het dashboard van het surveillancevoertuig. Verdachte richtte met een laserlicht afkomstig uit zijn wapen op zijn lijf en het lijf van zijn collega. [verbalisant 2] zag deze rode laserstraal door het surveillancevoertuig heen gaan. Hij probeerde deze te ontwijken door een andere positie aan te nemen en diep in zijn stoel weg te duiken. Omdat hij vreesde voor zijn leven en het leven van zijn collega, voelde hij zich genoodzaakt een waarschuwingsschot te lossen. Na het lossen van dit schot zag hij dat verdachte het geweer nog steeds op hem en zijn collega gericht hield. [verbalisant 2] heeft verklaard voor zijn leven en het leven van zijn collega te hebben gevreesd. 2

Verbalisant [verbalisant 1], agent van de regiopolitie Brabant Zuid Oost, heeft verklaard dat hij op 3 mei 2012 samen met zijn collega ter plaatse ging op de [adres] te Veldhoven. Daar zag hij verdachte in de voortuin staan. Hij zag dat verdachte een op een vuurwapen lijkend voorwerp in zijn handen had en dit op hem en zijn collega richtte. Er scheen een laserpoint ter hoogte van zijn borst op zijn witte blouse. Verdachte hield het op een vuurwapen gelijkende voorwerp, en daarmee de laserpoint, continu afwisselend op hem en zijn collega gericht. [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij het voertuig waarin zij zaten vervolgens in de achteruit heeft gezet en met hoge snelheid achteruit is gereden. Hij zat op dat moment ineengedoken achter het dashboard van het voertuig, omdat hij vreesde voor zijn leven. Hij zag dat verdachte in hun richting bleef lopen en het vuurwapen continu beurtelings op hem en zijn collega richtte. [verbalisant 1] heeft verklaard dat het voor hem voelde alsof het laatste uur van zijn leven geslagen had. Het op een vuurwapen gelijkend voorwerp kwam gedurende het gehele incident op hem over als zijnde een echt vuurwapen waarmee automatisch patronen kunnen worden afgeschoten.3

Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij op 3 mei 2012 omstreeks 21:03 uur haar buurman van de [adres] zag. Zij zag dat hij een groot soort geweer met beide handen vasthield. Hij hield dit geweer zodanig vast dat hij de loop van het geweer richting een politievoertuig gericht hield. Hij liep met versnelde pas, met het geweer in zijn handen met de loop gericht op het politievoertuig, op het politievoertuig af. [getuige] hoorde verdachte voortdurend roepen 'Kut politie, kom dan als je durft'.4

Het voorwerp dat verdachte vast had, is ter plaatse in beslag genomen en voor onderzoek overgedragen aan het Regionaal Bureau Wapens en Munitie.5

[verbalisant 3], inspecteur van politie, werkzaam als materiedeskundige bij het Regionaal Bureau Wapens en Munitie, heeft geconcludeerd dat het in beslaggenomen voorwerp een Wii controller betreft in de vorm van een snipergeweer. Het snipergeweer heeft een lengte van 92 centimeter en een hoogte van 22 centimeter. Het snipergeweer heeft een magazijn aan de onderzijde, een kolf met pistoolgreep en een oculair. Tevens is het aan de voorzijde onder de loop voorzien van een laserpointer en een schijnwerper. Het voorwerp is een voorwerp in de vorm van een geweer, dat voor wat betreft de vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met bestaande vuurwapens, zoals tactical en sniper geweren van het merk Mac Milan, model 38- Tactical. Verbalisant [verbalisant 3] heeft geconcludeerd dat het voorwerp een wapen is in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I, onder 7 van de Wet Wapens en Munitie .6

De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de bevindingen van deze materiedeskundige dat het voorwerp dat verdachte vast had een sprekende gelijkenis vertoond met een Mac Milan, Model 38 Tactical en volgt zijn conclusie dat sprake is van een wapen is in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I, onder 7 van de Wet Wapens en Munitie .

Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor veroordeling ter zake van bedreiging vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd wordt ook gepleegd zal worden.

Verbalisanten hebben beide in een ambtsedig proces-verbaal verklaard dat verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op hen richtte en daarmee in de richting van het voertuig waarin zij zich bevonden liep. Verdachte hield hierbij een laserstraal op de lichamen van verbalisanten gericht, terwijl zij in hun stoel en onder het dashboard van de auto probeerden weg te duiken. Verdachte richtte de laserstraal continu afwisselend op de verbalisanten. Ook toen verbalisant [verbalisant 1] de auto achteruit reed, bleef verdachte met het wapen op hen richten en bleef hij in de richting van de auto lopen. Verbalisanten voelde zich hierdoor zodanig bedreigd dat verbalisant [verbalisant 2] zich genoodzaakt voelde een waarschuwingsschot te lossen. Materiedeskundige [verbalisant 3] heeft nadien vastgesteld dat het daadwerkelijk gaat om een vuurwapen gelijkend voorwerp in de zin van de Wet Wapens en Munitie.

Op grond van het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat de bedreiging door verdachte van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij verbalisanten de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte daadwerkelijk op hen zou schieten en dat zij daarbij het leven zouden kunnen verliezen. Dat zij professionals waren doet aan het voorgaande niet af.

De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat het richten op de agenten per ongeluk is gebeurd niet aannemelijk, nu uit het relaas van verbalisanten en de verklaring van getuige [getuige], blijkt dat verdachte het wapen met beide handen vast had met de loop richting het surveillancevoertuig en hij de laserpointer wisselend op de lichamen van verbalisanten gericht hield, zelfs terwijl zij de auto achteruit reden en zij in hun stoel en onder het dashboard probeerden weg te duiken. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit deze verklaringen, alsmede uit de verklaring van getuige [getuige], dat verdachte opzettelijk met het wapen op het dienstvoertuig, met daarin de verbalisanten, heeft gericht.

De stelling van de raadsman dat verdachte zich niet bewust was dat hij een wapen (gelijkend voorwerp) voorhanden had, acht de rechtbank evenmin aannemelijk. Het betrof een uitgebouwde Wii controller. Verdachte heeft verklaard dat zijn vriendin hem heeft gewaarschuwd niet naar buiten te gaan. Verdachte heeft daarop de Wii controller afgedaan. Vervolgens heeft hij de Wii controller weer omgedaan en is alsnog naar buiten gegaan. Verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij zich buiten realiseerde dat hij de Wii controller om had en deze af wilde doen.7

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er bij verdachte bewustheid aanwezig was en dat er sprake is van 'voorhanden hebben' van een wapen van categorie I onder 7° als bedoeld in artikel 13 van de Wet Wapens en Munitie .

Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna is vermeld.

De bewezenverklaring

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte

1.

op 03 mei 2012 te Veldhoven [verbalisant 1] en [verbalisant 2], respectievelijk agent en aspirant van de regiopolitie Brabant Zuid Oost, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend een op een vuurwapen gelijkend voorwerp met een lengte van 92 centimeter en een hoogte van 22 centimeter,

voorzien van een magazijn, een kolf, een oculair en voorzien van een laserpointer en een schijnwerper (een voorwerp gelijkend op een tactical/snipergeweer van het merk Mac Milan, model 380 Tactical) telkens gericht en gericht gehouden op het (boven)lichaam

van die [verbalisant 1] en [verbalisant 2];

2.

op 03 mei 2012 te Veldhoven een wapen van categorie I onder 7°, te weten een voorwerp in de vorm van een geweer dat sprekende gelijkenis vertoont met een tactical en snipergeweer van het merk Mac Milan model 380 Tactical, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel

De eis van de officier van justitie.

- een gevangenisstraf voor de duur van 367 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt een ambulante behandeling bij LunetZorg;

- toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [verbalisant 1] en [verbalisant 2] inclusief wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;

- onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen voorwerp;

- schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van 7 november 2012.

Bij het bepalen van haar eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van het feit, de gevolgen voor de slachtoffers en de justitiële documentatie van verdachte. Tevens is rekening gehouden met het feit dat het handelen van verdachte een gevaarlijke situatie heeft opgeleverd nu verbalisant [verbalisant 2] zich genoodzaakt zag zijn dienstwapen te gebruiken. De officier van justitie beschouwt verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar en heeft ook hier rekening mee gehouden bij het bepalen van haar eis.

Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging

Indien er tot een bewezenverklaring wordt gekomen stelt de raadsman dat de tijd dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht voldoende is. Een langere straf acht de raadsman niet noodzakelijk en niet gepast. De raadsman verwijst hierbij naar jurisprudentie inzake soortgelijke feiten.

Het oordeel van de rechtbank

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de gevolgen die het handelen van verdachte voor de slachtoffers heeft gehad. Verbalisanten hebben zich ernstig bedreigd gevoeld en gevreesd voor hun leven. Het incident heeft op hen een diepe impact gehad.

Op 24 oktober 2012 heeft psycholoog drs. B.Y. van Toorn een psychologisch rapport omtrent verdachte uitgebracht. Van Toorn heeft geadviseerd om verdachte voor de door hem gepleegde feiten als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank neemt dat advies over en weegt dit mee in het voordeel van verdachte.

Tevens houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte zich bereid heeft getoond zich in verband met zijn psychische problemen, zoals uit voornoemd rapport naar voren zijn gekomen, ambulant te laten behandelen.

De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.

De psycholoog heeft geconstateerd dat de kans op recidive verhoogd is. De rechtbank zal deze gevangenisstraf daarom voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.

De rechtbank zal tevens ambtshalve bevelen dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zullen zijn, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

De rechtbank heeft bij aparte beslissing de voorlopige hechtenis met ingang van 7 november 2012 reeds opgeheven.

De vorderingen van de benadeelde partijen [verbalisant 2] en [verbalisant 1]

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de vorderingen geheel toe te wijzen. De officier van justitie heeft er hierbij rekening mee gehouden dat verbalisanten extreme angstgevoelens hebben gehad en dat de gebeurtenis zeer traumatisch voor hen is geweest.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft de rechtbank verzocht in geval van een bewezenverklaring de schadebedragen te matigen. De raadsman is van mening dat de uitspraak waarnaar verwezen wordt ter onderbouwing van de vorderingen, niet vergelijkbaar is met onderhavige situatie. Er was in dit geval geen echt vuurwapen bij betrokken. Het feit dat de slachtoffers politieambtenaren betreffen, zou eveneens tot matiging moeten leiden. De raadsman is verder van mening dat de vorderingen niet voldoende onderbouwd zijn, nu medische verklaringen ontbreken.

Beoordeling

De rechtbank acht de vorderingen gedeeltelijk toewijsbaar, te weten voor € 1.500,-- aan immateriële schade per benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in het resterende deel van hun vorderingen. De benadeelde partijen kunnen deze onderdelen van de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Bij de beoordeling betrekt de rechtbank het feit dat de vorderingen niet met een medische verklaring zijn onderbouwd en de schadebedragen die bij soortgelijke feiten worden opgelegd.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partijen, tot op heden begroot op nihil.

Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Schadevergoedingsmaatregel

De rechtbank zal voor de toegewezen bedragen tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening.

Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelden is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.

Beslag

De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit een voorwerp is met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en het een voorwerp van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:

Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 24c, 27,

36b, 36c, 36f, 27, 57, 60a, 285,

Wet wapens en munitie art. 2, 13, 55.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.

Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:

T.a.v. feit 1:

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

T.a.v. feit 2:

Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie .

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf en maatregelen.

T.a.v. feit 1, feit 2:

Gevangenisstraf voor de duur van 367 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 2 7

Wetboek van Strafrecht, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van

2 jaren.

Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:

- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar

feit;

- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan

het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld

in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt, en

- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14 d,

tweede lid Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

- dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de

aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio

's-Hertogenbosch, [adres], [gemeente], zolang deze

instelling zulks noodzakelijk acht, ook als dit inhoudt het volgen van het

begeleidingstraject via LunetZorg in Eindhoven, en

- dat veroordeelde zich (uiterlijk) binnen 14 dagen na de uitspraak meldt bij

de reclassering, [adres] te 's-Hertogenbosch.

Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14 d

Wetboek van Strafrecht.

Beveelt dat de op grond van artikel 14c Wetboek van Strafrecht gestelde

voorwaarden en het op grond van artikel 14d Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht,

dadelijk uitvoerbaar zijn.

Onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen goed, te weten:

1 imitatiewapen.

T.a.v. feit 1:

Maatregel van schadevergoeding van EUR 1.500,--, subsidiair 25 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten

behoeve van het slachtoffer [verbalisant 1] van een bedrag van EUR 1.500,-- (zegge:

vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door

25 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding.

De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde

betalingsverplichting niet op.

Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van

het delict tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1]:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte

mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 1],

van een bedrag van EUR 1.500,-- (zegge: vijftienhonderd euro), betreffende

immateriële schade.

Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de

datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.

Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden

begroot op nihil.

Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te

maken kosten.

Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering

(resterende deel immateriële schade) niet ontvankelijk is.

Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor

zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot

vergoeding van deze schade.

T.a.v. feit 1:

Maatregel van schadevergoeding van EUR 1500,--, subsidiair 25 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten

behoeve van het slachtoffer [verbalisant 2] van een bedrag van EUR 1500,--

(zegge: vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen

door 25 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van

EUR 1500,--, betreffende immateriële schade.

De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde

betalingsverplichting niet op.

Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van

het delict tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 2]:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte

mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 2],

van een bedrag van EUR 1500,-- (zegge: vijftienhonderd euro), betreffende

immateriële schadevergoeding.

Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de

datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.

Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden

begroot op nihil.

Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te

maken kosten.

Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering

(resterend deel immateriële schade) niet ontvankelijk is.

Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor

zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot

vergoeding van deze schade.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, voorzitter,

mr. N.M. Spelt en mr. H.A. van Gameren, leden,

in tegenwoordigheid van A. de Boer, griffier,

en is uitgesproken op 20 november 2012.

1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, aantal doorgenummerde bladzijden: 136. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Brabant Zuid-Oost, genummerd BVH 2012065566.

2 Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 4 mei 2012, p. 65-67.

3 Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 4 mei 2012, p. 70-72 en 74.

4 Het proces-verbaal van verhoor getuig [getuige] d.d. 4 mei 2012, p. 107-108.

5 Het proces-verbaal Onderzoek Plaats Delict en voertuigonderzoek d.d. 7 juni 2012, p. 76.

6 Het proces-verbaal van het Regionaal Bureau Wapens en Munitie d.d. 31 mei 2012, p. 119-121.

7 Proces-verbaal terechtzitting 6 november 2012.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature