Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

trefwoorden: kort geding; vordering tot ontruiming gehuurde woning van erflater; wijze waarop anonieme erfgenamen worden opgeroepen in het licht van artikel 54 lid 2 Rv ; positief bekende erfgenaam die nalatenschap beneficiair heeft aanvaard; positie van vereffenaar; rechtsgevolg als geen boedelbeschrijving is opgemaakt.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM KORT GEDING

SECTOR KANTON - LOCATIE AMSTERDAM

Kenmerk : KK 12-1399

Datum : 7 november 2012

436

Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam op de vordering in kort geding in de zaak van:

de stichting STICHTING YMERE

gevestigd te Amsterdam

eiseres

gemachtigde: vd Hoeden/Mulder, gerechtsdeurwaarders

t e g e n:

1. [gedaagde sub 1]

wonende te Amsterdam

gedaagde sub 1

gemachtigde: mr. B.A. Jacobs

en

2. [gedaagden sub 2 ]

zonder bekende woon- of verblijfplaats

gedaagden sub 2

niet verschenen

HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 26 september 2012 heeft eiseres een voorziening gevorderd. Ter terechtzitting van 1 november 2012 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Gedaagden sub 2 – waarmee kennelijk wordt bedoeld de overige onbekend gebleven erfgenamen van [erflater] - zijn niet verschenen. Namens eiseres en gedaagde sub 1 verschenen de gemachtigden. De gemachtigde van gedaagde sub 1 heeft mede aan de hand van pleitnotities het standpunt van gedaagde nader toegelicht. De griffier heeft van het verhandelde ter zitting aantekeningen gemaakt, welke aan het procesdossier zijn toegevoegd.

Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

feitelijke uitgangspunten

1. Uitgegaan wordt van het volgende:

1.1. De heer [erflater] huurde van eiseres de zelfstandige woonruimte aan [adres] te Amsterdam (hierna het gehuurde), tegen een huur van laatstelijk € 502,24 per maand.

1.2. Omdat eind 2011 een huurachterstand was ontstaan en genoemde heer [erflater] niet reageerde op betalingsherinneringen, was eiseres voornemens hem in rechte te betrekken. Uit de gemeentelijke basisadministratie bleek vervolgens dat hij op 28 augustus 2011 was overleden.

1.3. Gedaagde sub 1 heeft als één van de potentiële erfgenamen van de heer [erflater] (hierna de erflater) de nalatenschap op 7 oktober 2011 beneficiair aanvaard, terwijl een andere potentiële erfgenaam [naam] de nalatenschap op 6 september 2011 heeft verworpen.

1.4. Bij gebreke van medehuurders is de huurovereenkomst overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:268 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW) op 31 oktober 2011 geëindigd.

1.5. Bij brief van 13 september 2012 bericht eiseres gedaagde sub 1 dat uit de haar ter beschikking staande gegevens is gebleken dat gedaagde sub 1 een erfgenaam is van de erflater, dat de huurovereenkomst betreffende het gehuurde op 31 oktober 2011 is geëindigd, dat het gehuurde nog niet leeg is opgeleverd en er een betalingsachterstand is ontstaan van € 7.401,00. Voorts wordt gedaagde sub 1 in de brief gesommeerd om het gehuurde op uiterlijk 20 september 2012 leeg op te leveren en om de achterstand te voldoen. Ten slotte wordt gedaagde sub 1 medegedeeld dat ingeval zij de nalatenschap heeft verworpen dan wel beneficiair heeft aanvaard, eiseres daarvan gaarne voor 20 september 2012 een kopie wenst te ontvangen en ingeval eiseres niets verneemt gedaagde sub 1 alsdan in rechte zal worden betrokken.

vordering

2. Eiseres vordert, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van gedaagden:

a) tot ontruiming van het gehuurde;

b) tot betaling aan eiseres van € 6.687,11, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 september 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;

c) tot betaling aan eiseres van € 714,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;

d) tot betaling aan eiseres van € 502,24 voor iedere maand gedurende welke gedaagden na 30 september 2012 het gehuurde in gebruik houden;

e) in de kosten van de procedure.

3. Eiseres legt aan haar vordering de onder 1 bedoelde feiten ten grondslag alsmede het navolgende. Omdat de huurovereenkomst van rechtswege is beëindigd heeft eiseres om voor de hand liggende redenen belang bij een spoedige ontruiming van het gehuurde, waartoe zij de medewerking nodig heeft van de erfgenamen van de erflater. Hoewel zij de nalatenschap beneficiair heeft aanvaard, heeft gedaagde sub 1 ondanks sommatie daartoe niet aan de ontruiming willen meewerken. Om die reden restte eiseres niets anders dan gedaagde sub 1 en de overige, onbekende, erfgenamen in rechte te betrekken.

4. Nu gedaagde sub 1 de nalatenschap beneficiair heeft aanvaard, dient zij als vereffenaar de nalatenschap te vereffenen volgens de wet. Gedaagde sub 1 is in die taak echter tekortgeschoten. Zo heeft zij bijvoorbeeld geen boedeloverschrijving overgelegd. Om die reden kan de beneficiaire aanvaarding haar niet langer beschermen tegen privé aansprakelijkheid voor de huurachterstand en voor (incasso)kosten.

verweer

5. Allereerst heeft gedaagde sub 1 formele bezwaren aangevoerd tegen de wijze waarop de dagvaarding is uitgebracht. Volgens gedaagde sub 1 heeft eiseres zich ten aanzien van de onbekende erfgenamen niet gehouden aan de termijn van een jaar als bedoeld in artikel 53 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) nu de dagvaarding meer dan een jaar na het overlijden van de erflater is uitgebracht.

6. Daarnaast heeft gedaagde sub 1 aangevoerd dat zij beneficiair heeft aanvaard en daarom niet aansprakelijk gesteld kan worden voor de schulden van de erflater. Alleen de bezittingen van de erflater komen de schuldeisers toe. De extra schulden zijn niet verhaalbaar omdat de nalatenschap simpelweg op is.

beoordeling

7. In deze kort geding procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, beoordeeld worden of de vordering van eiseres in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopen daarop door toewijzing reeds nu gerechtvaardigd is.

8. Allereerst zal de kantonrechter het formele verweer van gedaagde sub 1 bespreken. In een min of meer vergelijkbaar geval als onderhavig heeft het Gerechtshof te Amsterdam op 20 januari 2009 een arrest gewezen (LJN BI2097). Aanleiding voor het arrest was het hoger beroep van een woningstichting tegen het vonnis van de kantonrechter te Amsterdam waarin het exploot van dagvaarding nietig was verklaard. In de exploten van dagvaarding in eerste aanleg en in hoger beroep waren de namen en woonplaatsen van de erfgenamen niet vermeld. De exploten waren uitgebracht aan de laatste woonplaats van de erflater en aangekondigd in een landelijk dagblad. In hoger beroep oordeelde het Hof kort gezegd dat de woningstichting in kwestie een in rechte te respecteren belang had om tegen de erfgenamen een vordering in te stellen ter ontruiming van de woning en dat zij daartoe een rechtsingang diende te hebben. Volgens het Hof had de woningstichting in kwestie (in hoger beroep) voldoende aannemelijk gemaakt dat zij niet bekend was met (de namen van) de erfgenamen, zodat zij deze niet op andere wijze kon dagvaarden dan voorzien in artikel 54 lid 2 Rv . Het Hof oordeelde verder dat die wijze van dagvaarding in zo’n geval dan ook is aangewezen, waarbij het ter bevordering van de ontvangst door de erfgenamen dienstig is dat ook een exploot aan de laatste woonplaats van de erflater is betekend. Het Hof kwam tot de slotsom dat aan de eisen van artikel 54 lid 2 Rv was voldaan en verleende alsnog het gevraagde verstek.

Eiseres heeft in overeenstemming met dit arrest de overige erfgenamen gedagvaard. De kantonrechter ziet geen aanleiding om van het arrest af te wijken. De dagvaarding wordt daarom geacht op rechtsgeldige wijze te zijn uitgebracht.

9. Gedaagde sub 1 heeft geen inhoudelijke argumenten aangevoerd op grond waarvan de gevorderde ontruiming zou moeten worden afgewezen. Om die reden zal de ontruiming worden toegewezen.

10. Gedaagde sub 1 heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard. Beneficiaire aanvaarding heeft tot gevolg dat de nalatenschap moet worden vereffend, met uitzondering van in de wet genoemde gevallen. Artikel 4:195 BW bepaalt dat iedere erfgenaam die de nalatenschap (beneficiair) heeft aanvaard, bij de vereffening de functie van vereffenaar vervult. Niet ter discussie staat dat gedaagde sub 1 door haar beneficiaire aanvaarding vereffenaar is geworden. Gelet op het bepaalde in artikel 4:184 BW geldt dat de beneficiair aanvaard hebbende erfgenaam niet priv é aansprakelijk gesteld kan worden voor de schulden van de nalatenschap, tenzij zich een van de gevallen als bedoeld in artikel 4:184 lid 2, letters b, c en d BW heeft voorgedaan. Een van die gevallen is dat de erfgenaam in hoedanigheid van vereffenaar in de vervulling van zijn verplichtingen in ernstige mate is tekortgeschoten, en hem daarvan een verwijt kan worden gemaakt. De kantonrechter neemt aan dat eiseres de aansprakelijkheid van gedaagde sub 1 daarom op dit wetsartikel heeft gebaseerd, nu zij heeft gesteld dat gedaagde sub 1 in haar verplichtingen als vereffenaar is tekortgeschoten door onder meer geen boedelbeschrijving op te maken.

11. Een van de hoofdverplichtingen bij een beneficiaire aanvaarding - en dus ook bij de vereffening - is het opmaken van de boedelbeschrijving. Gedaagde sub 1 heeft niet bestreden die niet te hebben opgemaakt. De vraag is echter of in een bodemprocedure het enkel schenden van deze verplichting leidt tot de vaststelling dat gedaagde sub 1 op ernstige wijze is tekort geschoten in haar taakvervulling als vereffenaar, en dat deze tekortkoming haar kan worden verweten. Ten aanzien van dit onderdeel van de vordering is een nadere vaststelling van de feiten noodzakelijk. Deze procedure, waarin de kantonrechter op basis van door partijen op de mondelinge behandeling en in processtukken gepresenteerde feiten en omstandigheden een beslissing dient te geven, leent zich niet voor een nadere vaststelling van de feiten. Dit betekent dat de vordering voor wat betreft de achterstallige huur en de na de beëindiging van de huurovereenkomst vervallen gebruiksvergoedingen ten opzichte van gedaagde sub 1 moeten worden afgewezen. De kantonrechter weegt met betrekking tot de toekomstige huurtermijnen na de datum van dit vonnis mee, dat eiseres, zoals aangekondigd, op korte termijn na betekening van dit vonnis tot ontruiming zal overgaan.

12. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen nu eiseres ter zake onvoldoende heeft gesteld.

13. Nu gedaagden sub 2 – waarmee eiseres kennelijk bedoelde de overige, onbekende, erfgenamen van [erflater] - niet zijn verschenen en de vorderingen ten opzichte van hen de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voorkomen, worden deze toegewezen, zij het dat het in de hoofdsom begrepen bedrag van € 714,00, inclusief BTW, aan buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, gelet op hetgeen hiervoor onder r.ov.12 is overwogen.

14. Gelet op de afloop van de procedure worden gedaagden sub 2 veroordeeld in de kosten gevallen aan de zijde van eiseres, terwijl de proceskosten tussen gedaagde sub 1 en eiseres worden gecompenseerd.

BESLISSING

De kantonrechter:

I. veroordeelt gedaagden sub 1 en 2 om het gehuurde aan [adres] te Amsterdam met alwie en alwat zich daarin vanwege gedaagden moge bevinden te ontruimen, te verlaten en met afgifte der sleutels en achterlating van al wat tot het gehuurde behoort in behoorlijke staat en ter vrije en algehele beschikking van eiseres te stellen;

II. veroordeelt gedaagden sub 2, zijnde de overige onbekend gebleven erfgenamen, om aan eiseres te betalen:

- € 6.687,11 wegens betalingsachterstand t/m 30 september 2012, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 september 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;

- € 502,24 voor iedere maand gedurende welke gedaagden sub 2 het gehuurde na 30 september 2012 in gebruik houden;

III. veroordeelt gedaagden sub 2, zijnde de overige onbekend gebleven erfgenamen, in de kosten van het geding aan de zijde van eiseres gevallen, tot op heden begroot op:

- voor verschuldigd griffierecht € 437,00

- voor kosten exploot van dagvaarding € 101,64

- voor advertentiekosten € 244,19

- voor salaris van gemachtigde € 400,00

In totaal: € 1.182,83

één en ander, voor zover verschuldigd, inclusief BTW;

IV. compenseert de proceskosten tussen gedaagde sub 1 en eiseres, in die zin dat ieder de eigen proceskosten draagt;

V. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

VI. wijst af het meer of anders gevorderde.

Aldus gewezen door mr. D.H. de Witte, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 november 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature