Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

De verdachte die in augustus 2011 te Beekbergen een persoon een aantal keren met een hamer tegen het lichaam heeft geslagen is veroordeeld tot 4 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke werkstraf van 150 uur. Verder dient hij een schadevergoeding aan het slachoffer te betalen.

Uitspraak



RECHTBANK ZUTPHEN

Sector Straf

meervoudige kamer

parketnummer: 06/851074-11

datum uitspraak: 7 november 2012

Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats op 1988],

wonende te [adres]

Raadsman: mr. Vierhout, advocaat te Putten.

Onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van de politierechter van 4 juli 2012 en, na verwijzing naar de meervoudige kamer, het onderzoek op de terechtzitting van 24 oktober 2012.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 20 augustus 2011 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn,

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal

met (grote) kracht met een hamer op en/of in de richting van het hoofd en/of

op/in de nek van die [slachtoffer] heeft geslagen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

art 287 Wetboek van Strafrecht

art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

ALTHANS, dat

hij op of omstreeks 20 augustus 2011 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn,

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon

genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,

met dat opzet meermalen, althans eenmaal met (grote) kracht met een hamer op

en/of in de richting van het hoofd en/of op/in de nek en/of op de borst en/of

op de rug van die [slachtoffer] heeft geslagen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht

art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

ALTHANS, dat

hij op of omstreeks 20 augustus 2011 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn,

opzettelijk mishandelend [slachtoffer] met (grote) kracht met een hamer op

het hoofd en/of in/op de nek en/of op de rug en/of op de borst en/of op (een)

/ de arm(en), althans op het (boven)lichaam heeft geslagen en/of meermalen,

althans eenmaal op/in het gezicht, althans op het hoofd heeft gestompt en/of

geslagen, waardoor deze [slachtoffer] letsel (een of meer ribkneuzing(en) en/of

(een) kneuzing(en) op het borst- en/of sleutelbeen en/of een of meer huid-

en/of spierkneuzing(en)) heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht

2.

hij op of omstreeks 20 augustus 2011 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn,

opzettelijk en wederrechtelijk een scooter, in elk geval enig goed, geheel of

ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of

anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar

gemaakt;

art 350 lid 1

Taal- en/of schrijffouten

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen ten aanzien van het bewijs1

Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek

[slachtoffer] heeft aangifte gedaan tegen de verdachte omdat deze hem meerdere malen zou hebben geslagen met een bankhamer. Verder zou verdachte ook diens scooter hebben vernield.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde, mede in aanmerking genomen dat uit de verklaring van de verdachte niet valt af te leiden dat hij de bedoeling heeft gehad aangever met een hamer op het hoofd te slaan. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde.

Standpunt van de verdachte / de verdediging

De raadsman heeft aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt hoe de verdachte de hamer heeft vastgehouden, hoe hij daarmee heeft geslagen of met welke kracht hij heeft geslagen. Op grond hiervan dient voor het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde vrijspraak te volgen. Het onder 1 meer subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde kan bewezen worden verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

De verdachte heeft ter terechtzitting van 24 oktober 2012 verklaard dat hij op 20 augustus 2011 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn, meerdere malen met een hamer in de richting van aangever [slachtoffer] heeft geslagen en dat hij hem ook een aantal keren heeft geraakt. Hij was op dat moment heel erg kwaad en heeft [slachtoffer] met de hamer in de nek, op de rug en op de borst geraakt. Hij is daarmee gestopt toen de steel van de hamer brak. Vervolgens heeft hij de scooter van [slachtoffer] omgeschopt en heeft hij nog een paar keer tegen de scooter geschopt. Daardoor zijn de koplamp en een kap van de scooter kapotgegaan.

Verder is de bewezenverklaring gebaseerd op:

- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer]2;

- de medische verklaring opgesteld door [naam]3.

Ten aanzien van de manier waarop het onder 1 ten laste gelegde beoordeeld moet worden, overweegt de rechtbank dat aan de hand van de bewijsmiddelen en de overige in het dossier aanwezige stukken niet met voldoende zekerheid is vast te stellen dat de verdachte met de hamer op of in de richting van het hoofd van het slachtoffer heeft geslagen en dat (mede daarom) van (voorwaardelijk) opzet op een poging doodslag geen sprake is. De verdachte dient bijgevolg te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde.

De rechtbank is mede op grond van de aard van de gedraging en op grond van het door een arts bij [slachtoffer] geconstateerde letsel van oordeel dat door het handelen van de verdachte wel de aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen en dat de verdachte gezien zijn optreden die aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard. De rechtbank acht het onder 1 subsidiair ten laste gelegde bewezen. Ook acht zij het onder 2 ten laste gelegde feit bewezen.

Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:

1.

hij op 20 augustus 2011 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, met (grote) kracht met een hamer op/in de nek en op de borst en op de rug van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.

hij op 20 augustus 2011 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn, opzettelijk en wederrechtelijk een scooter, toebehorende aan [slachtoffer], heeft vernield.

Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:

1. subsidiair: poging tot zware mishandeling;

2. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

Oplegging van straf en/of maatregel

De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot:

- een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;

- een werkstraf van 150 uur subsidiair 75 dagen hechtenis.

De raadsman heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk zou, uitgaande van bewezenverklaring van het onder 1 meer subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde, volgens hem een passende straf zijn.

De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte, zoals van één en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking dat de verdachte zich, omdat hij dacht dat het latere slachtoffer [slachtoffer] de confrontatie met hem zocht, op grove wijze schuldig gemaakt aan geweld tegen die [slachtoffer]. Hij heeft het slachtoffer een aantal keren met een hamer geslagen en hij is eerst opgehouden met slaan, toen de steel van de hamer afbrak. Het slachtoffer heeft door het gebeurde letsel opgelopen dat evengoed veel ernstiger had kunnen zijn. Vervolgens heeft de verdachte zijn woede op de scooter van aangever gericht, door deze om te werken en onderdelen daarvan kapot te trappen.

Gelet op de ernst van het gebeurde ziet de rechtbank geen reden om af te wijken van de eis van de officier van justitie. Zij acht deze passend en geboden.

Vordering tot schadevergoeding

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.319,90 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde. Ook wordt de wettelijke rente gevorderd met ingang van de schadedatum en is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De raadsman heeft primair aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij afgewezen dient te worden en subsidiair dat deze niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De schade met betrekking tot de kleding en de schoenen is niet onderbouwd. De schade aan de scooter is, vergeleken met de (dag)waarde van soortgelijke scooters, te hoog. De onderbouwing van de immateriële schade betreft gevallen die niet vergelijkbaar zijn met deze zaak, zodat ook dit deel van de vordering volgens de raadsman onvoldoende is onderbouwd.

Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, genoegzaam komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het vernielen van de scooter schade heeft geleden. Zij stelt die schade schattenderwijs vast op een bedrag van € 200,-.

De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van het gevorderde bedrag voor kleding en schoenen, nu dit deel van de vordering niet is onderbouwd.

Verder is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag van € 600,- immateriële schade heeft geleden. Het is een ervaringsgegeven dat slachtoffers van geweldsmisdrijven, zeker als zij slachtoffer worden op een manier als bewezen is verklaard, immateriële schade ondervinden. Dit deel van de vordering is voor toewijzing vatbaar.

De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen met ingang van de pleegdatum van de feiten, te weten 20 augustus 2011.

Schadevergoedingsmaatregel

De rechtbank ziet, gelet op hetgeen is overwogen omtrent de vordering tot schadevergoeding, aanleiding om aan de verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van na te noemen som geld ten behoeve van voornoemde benadeelde partij.

Beslag

De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen hamer - waarvan het beslag (in juridische zin) nog niet is beëindigd - vatbaar is voor verbeurdverklaring, en zij zal tot verbeurdverklaring daarvan overgaan, nu met dat voorwerp het ten laste gelegde (onder 1 subsidiair) is begaan. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14 a, 14b, 14c, 24c, 33, 33a, 36f, 45, 57, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:

* verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;

* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan;

* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:

1. subsidiair: poging tot zware mishandeling;

2. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

* verklaart de verdachte strafbaar;

* veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;

* bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:

een werkstraf gedurende 150 (éénhonderd en vijftig) uren, met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 (vijfenzeventig) dagen;

* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], rekeningnummer [nummer], van een bedrag van € 800,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2011, met veroordeling van de verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;

* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;

* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 800,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 (zestien) dagen hechtenis;

* verklaart verbeurd de nog niet teruggegeven hamer.

Aldus gewezen door mrs. Rademaker, voorzitter, Kleinrensink en Van Lookeren Campagne, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 november 2012.

1 Als hierna verwezen wordt naar processen-verbaal, betreft dit in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL062B 2011116163, regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland, district Apeldoorn, team Apeldoorn Zuid, gesloten en ondertekend op 12 oktober 2011.

2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], genummerd PL062B 2011116163-1, gesloten en ondertekend op 22 augustus 2012.

3 Medische verklaring over [slachtoffer], opgesteld door [naam], verbonden aan 's Heeren Loo, gedateerd 20 augustus 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature