Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 1 november 2010 heeft het college hogere waarden vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van een aantal woningen vanwege wegverkeer, ten behoeve van het bestemmingsplan "Borchwerf II, veld B en Verbindingsweg Majoppeveld-Borchwerf".

Uitspraak



201108759/1/R3.

Datum uitspraak: 7 november 2012

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Roosendaal,

appellanten,

en

het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 1 november 2010 heeft het college hogere waarden vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van een aantal woningen vanwege wegverkeer, ten behoeve van het bestemmingsplan "Borchwerf II, veld B en Verbindingsweg Majoppeveld-Borchwerf".

Tegen dit besluit hebben [appellant A] en [appellant B] beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 september 2012, waar [appellant A] en [appellant B], bijgestaan door mr. H.P.J.G. Berkers, werkzaam bij DAS rechtsbijstand, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.C.P.J.M. Vergouwen en I. Kraus, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1.    [appellant A] en [appellant B] zijn eigenaar van de woningen aan de [locaties] te Roosendaal. Zij betogen dat uit het bestreden besluit ten onrechte niet blijkt voor welke woningen hogere waarden zijn vastgesteld. Evenmin is volgens hen duidelijk voor welke woningen de garantstelling van het college ten aanzien van het treffen van gevelmaatregelen geldt.

1.1.    De woningen van [appellant A] en [appellant B] zijn in het dictum van het bestreden besluit aangeduid als de woningen [locaties 2]. Voorts is in het dictum van dit besluit bepaald dat het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal garant staat voor het treffen van gevelmaatregelen aan de woningen die zijn genoemd in de onderdelen 1 tot en met 3 van het dictum.

Blijkens de stukken, waaronder het akoestische onderzoek, en het verhandelde ter zitting is op de bovengenoemde punten sprake van een kennelijke verschrijving. De woningen van [appellant A] en [appellant B] liggen aan de [locatie]. De [locatie 2] komt niet voor in Roosendaal.

Bovendien moet het dictum aldus worden gelezen dat de garantstelling voor het treffen van gevelmaatregelen betrekking heeft op de woningen die zijn genoemd in de onderdelen 2 tot en met 4 van het dictum. Onderdeel 1 van het dictum bevat slechts een ongegrondverklaring van de ingediende zienswijze.

Nu in zoverre geen twijfel kan bestaan over de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, ziet de Afdeling geen aanleiding dit besluit op bovengenoemde punten in strijd met de rechtszekerheid te achten.

Het betoog faalt.

2.    [appellant A] en [appellant B] betogen voorts dat ten onrechte hogere waarden voor hun woningen zijn vastgesteld. Zij voeren aan dat het akoestische onderzoek, dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt, gebreken vertoont. Hierdoor is volgens hen een te lage geluidbelasting berekend voor hun woningen.

[appellant A] en [appellant B] stellen in dit verband dat in het onderzoek is uitgegaan van een te laag aantal verkeersbewegingen op de voorziene verbindingsweg, omdat geen rekening is gehouden met toekomstige ontwikkelingen die leiden tot een toename van het verkeer op die weg. Hierbij wijzen zij onder meer op het voornemen om de Gastelseweg na de aanleg van de verbindingsweg onaantrekkelijk te maken voor doorgaand (vracht)verkeer.

Ook is er volgens [appellant A] en [appellant B] ten onrechte vanuit gegaan dat de maximumsnelheid op de toekomstige verbindingsweg 50 km per uur zal bedragen. Op deze weg zal waarschijnlijk een hogere maximumsnelheid gaan gelden.

2.1.    De hogere waarden zijn vastgesteld ten behoeve van het bestemmingsplan "Borchwerf II, veld B en Verbindingsweg Majoppeveld-Borchwerf". Dit bestemmingsplan maakt de aanleg van een verbindingsweg mogelijk tussen de bedrijventerreinen Majoppeveld en Borchwerf. Hierbij is voorzien in de aanleg van een viaduct met een hoogte van ongeveer 15 meter op een afstand van ongeveer 30 meter van de woningen van [appellant A] en [appellant B].

Ten behoeve van het bovengenoemde bestemmingsplan heeft de Regionale Milieudienst West-Brabant een akoestisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport "Akoestisch onderzoek naar verkeers- en industrielawaai" van juni 2010 (hierna: het onderzoeksrapport). In dit onderzoek is onder meer de toekomstige geluidbelasting op de woningen aan de [locaties] als gevolg van de verbindingsweg berekend. Daarbij is nagegaan of de voorkeurswaarde van 48 dB op grond van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) wordt overschreden en, zo ja, of een hogere waarde moet worden vastgesteld. Op basis van de conclusies in het onderzoeksrapport heeft het college besloten voor de desbetreffende woningen hogere waarden van 51 dB respectievelijk 52 dB vast te stellen.

2.2.    Wat betreft de in het akoestische onderzoek gehanteerde verkeersparameters is op pagina 6 van het onderzoeksrapport vermeld dat deze zijn verstrekt door dan wel namens de gemeente Roosendaal.

Het college stelt dat bij het verstrekken van de verkeerscijfers rekening is gehouden met relevante toekomstige ontwikkelingen, zoals met de toename van verkeer als gevolg van het afsluiten van de Gastelseweg.

Het college heeft deze stelling echter niet onderbouwd. Nu het college ook overigens geen inzicht heeft geboden in de verkeerscijfers die in het akoestische onderzoek zijn gehanteerd, is onduidelijk welke gegevens aan het bestreden besluit ten grondslag zijn gelegd.

Gelet hierop berust het besluit in zoverre niet op een deugdelijke motivering. Op dit punt slaagt het betoog.

2.3.    Ten aanzien van de maximumsnelheid op de toekomstige verbindingsweg wordt het volgende overwogen.

Op pagina 6 van het onderzoeksrapport is vermeld dat de wettelijk toegestane maximum rijsnelheid op de relevante doorgaande wegen in en om het plangebied 50 km per uur dan wel 60 km per uur bedraagt.

Het college stelt dat er bij de berekening van de geluidbelasting op de woningen van [appellant A] en [appellant B] van is uitgegaan dat de maximale snelheid op de nieuwe verbindingsweg 50 km per uur zal bedragen. Volgens het college zal die maximumsnelheid gaan gelden, omdat de desbetreffende weg komt te liggen binnen de bebouwde kom.

Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college niet aannemelijk gemaakt dat de maximale snelheid op de nieuwe verbindingsweg 50 km per uur zal gaan bedragen. Nog daargelaten de vraag of deze weg zal liggen binnen de bebouwde kom als bedoeld in de wegenverkeerswetgeving, acht de Afdeling het niet uitgesloten dat op deze weg een hogere maximumsnelheid zal gaan gelden, gelet op het beoogde gebruik als doorgaande weg voor (vracht)verkeer en gezien de wijze waarop deze weg zal worden ingericht. Daarbij is tevens van belang dat in het "Inspraak en overlegrapport" met betrekking tot het onder 2.1 genoemde bestemmingsplan is uitgegaan van een maximale snelheid van meer dan 50 km per uur. Gelet op het vorenstaande is onduidelijk of het akoestische onderzoek op dit punt is gebaseerd op de juiste uitgangspunten.

Ook in zoverre berust het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering. Het betoog slaagt.

3.    [appellant A] en [appellant B] hebben verder aangevoerd dat zij niet beschikken over het onderzoek naar de gecumuleerde geluidbelasting.

Zij achten het onduidelijk waarom het college de gecumuleerde geluidbelasting van alle wegen en spoorwegen op hun woningen aanvaardbaar acht.

3.1.    Ingevolge artikel 110a, zesde lid, van de Wgh geeft het college van burgemeester en wethouders, indien artikel 110f van toepassing is, slechts toepassing aan het derde en vierde lid voor zover de gecumuleerde geluidbelasting na de correctie op grond van artikel 110f, derde lid, niet leidt tot een naar zijn oordeel onaanvaardbare geluidbelasting.

Ingevolge artikel 110f, eerste lid, dient degene, die bij of krachtens deze wet verplicht is tot het verrichten van akoestisch onderzoek, ter plaatse van woningen waarop Afdeling 2, 3 of 4 van hoofdstuk VI of hoofdstuk VII van toepassing is en die in twee of meer aanwezige geluidszones als bedoeld in artikel 74 of als vastgesteld krachtens artikel 107 zijn gelegen, overeenkomstig de door Onze Minister gestelde regels, tevens onderzoek te doen naar de effecten van de samenloop van de verschillende geluidsbronnen. Aangegeven dient te worden op welke wijze met de samenloop rekening is gehouden bij de te treffen maatregelen.

3.2.    Blijkens de overwegingen van het bestreden besluit stelt het college zich op het standpunt dat - ook als rekening wordt gehouden met cumulatie van verschillende geluidsbronnen - ter plaatse van de woningen van [appellant A] en [appellant B] sprake zal zijn van een aanvaardbaar woonklimaat.

In het besluit is daartoe overwogen dat de desbetreffende woningen zijn gelegen binnen de geluidszone van verschillende wegen en dat uit onderzoek is gebleken dat de gecumuleerde geluidbelasting ter plaatse van deze woningen maximaal 57 dB bedraagt.

Uit het bestreden besluit en de daarbij behorende stukken blijkt echter niet welk onderzoek hiermee wordt bedoeld. Ter zitting heeft het college hierin evenmin inzicht kunnen geven. Gelet hierop en nu uit het bestreden besluit evenmin valt af te leiden of bij het desbetreffende onderzoek ook de geluidbelasting als gevolg van de nabijgelegen spoorlijn had moeten worden betrokken, berust het bestreden besluit in zoverre niet op een deugdelijke motivering. Het betoog slaagt.

4.    In hetgeen [appellant A] en [appellant B] hebben aangevoerd, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover daarbij hogere waarden zijn vastgesteld voor de woningen aan de [locaties], is genomen in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht . Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre te worden vernietigd.

5.    Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I.    verklaart het beroep van [appellant A] en [appellant B] gegrond;

II.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal van 1 november 2010, voor zover daarbij hogere waarden zijn vastgesteld voor de woningen [locaties 2] (lees: [locaties]) te Roosendaal;

III.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

IV.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal aan [appellant A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.I. Breunese-van Goor, ambtenaar van staat.

w.g. Van Diepenbeek    w.g. Breunese-van Goor

voorzitter    ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 7 november 2012

208.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature