Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Subsidieregeling energie en innovatie

Duurzame warmte voor bestaande woningen

Strijd met gelijkheidsbeginsel

Voorwaarde in regeling onverbindend

Uitspraak



College van Beroep voor het bedrijfsleven

(eerste enkelvoudige kamer)

AWB 11/841 25 oktober 2012

27308 Kaderwet EZ-subsidies

Subsidieregeling duurzame warmte voor bestaande woningen

Uitspraak in de zaak van:

A, te B, appellant,

tegen

de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verweerder,

gemachtigde: mr. J. Weda, werkzaam bij Agentschap NL.

1. De procedure

Appellant heeft bij brief van 2 oktober 2011, bij het College binnengekomen op 13 oktober 2011, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 1 september 2011.

Bij dit besluit heeft verweerder de bezwaren van appellant tegen het besluit van 12 juli 2011 waarbij verweerder de subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregeling energie en innovatie (hierna: Subsidieregeling) heeft afgewezen, ongegrond verklaard.

Bij brief van 31 oktober 2011 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.

2. De grondslag van het geschil

2.1 Voor een beschrijving van het wettelijk kader verwijst het College naar rubriek 2.1 van de uitspraak van het College van 27 september 2012 (AWB 11/736, www.rechtspraak.nl, LJN BX8763).

2.2 Op grond van de stukken zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Op 15 november 2010 heeft appellant de offerte voor de aanschaf en plaatsing van een zonneboiler aanvaard.

- Met een aanvraagformulier, ondertekend op 7 maart 2011 en door verweerder ontvangen op dezelfde datum, heeft appellant subsidie op grond van de Subsidieregeling aangevraagd voor een zonneboiler met een collectoroppervlak kleiner dan 6,0 m2. De aangevraagde subsidie bedraagt € 700,--.

- Bij besluit van 12 juli 2011 heeft verweerder de subsidieaanvraag van appellant afgewezen omdat hij zijn subsidieaanvraag na 17 februari 2011 heeft ingediend.

- Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 14 juli 2011 bezwaar gemaakt.

- Op 24 augustus 2011 heeft een telefonische hoorzitting plaatsgevonden.

- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen waarbij hij het bezwaar tegen het besluit om de subsidieaanvraag van appellant af te wijzen, ongegrond heeft verklaard.

3. De beoordeling van het geschil

3.1 Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, onder d, van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met artikel 19, eerste lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie , heeft het College de bevoegdheid om, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek te sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk gegrond is. Het College ziet aanleiding om in deze procedure van deze bevoegdheid gebruik te maken en overweegt daartoe als volgt.

3.2 Appellant heeft vóór 17 februari 2011 een zonneboiler aangeschaft en hiervoor na 17 februari 2011 subsidie aangevraagd. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat appellant, in strijd met artikel II van de Wijzigingsregeling, de subsidieaanvraag niet uiterlijk 17 februari 2011 heeft ingediend. Ter beoordeling staat of verweerder de subsidieaanvraag van appellant terecht heeft afgewezen omdat appellant deze aanvraag na 17 februari 2011 heeft ingediend. Het College overweegt hieromtrent het volgende.

3.3 Bij eerdergenoemde uitspraak van 27 september 2012 heeft het College geoordeeld dat de bijkomende voorwaarde vervat in artikel II van de Wijzigingsregeling, inhoudende dat de aanvraag uiterlijk 17 februari 2011 moet zijn ingediend, in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en onverbindend moet worden geacht.

3.4 Nu de aanvraag van appellant is afgewezen omdat hij de subsidieaanvraag niet uiterlijk 17 februari 2011 heeft ingediend, is het beroep kennelijk gegrond en dient het bestreden besluit te worden vernietigd. Omdat verweerder de aanvraag nog niet inhoudelijk aan de hand van de overige voorwaarden van de Subsidieregeling heeft beoordeeld, zal verweerder worden opgedragen opnieuw op de bezwaren van appellant te beslissen, dit binnen de hieraan te stellen termijn van dertien weken na deze uitspraak.

3.5 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

4. De beslissing

Het College:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- draagt verweerder op om binnen dertien weken na deze uitspraak met inachtneming daarvan opnieuw op de bezwaren te

beslissen;

- bepaalt dat verweerder aan appellant het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,- (zegge:

honderdtweeënvijftig euro) vergoedt.

Aldus gewezen door mr. E. Dijt, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Mulder als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2012.

w.g. E. Dijt w.g. F.E. Mulder

Een belanghebbende kan tegen deze uitspraak ingevolge artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na de dag van verzending gemotiveerd verzet doen bij het College door middel van een ondertekend verzetschrift.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature