Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Verdachte heeft in een café waar hij regelmatig kwam de biertap vernield, een ruit vernield, de eigenaar mishandeld en bedreigd met de dood en een medewerker bedreigd met de dood. Dit alles omdat aan hem geen bier werd geschonken. Verdachte heeft voorts geld gestolen van een vrouw door te gaan pinnen met haar pinpas, zonder dat hij daarvoor toestemming van haar had. De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van vier maanden.

Uitspraak



RECHTBANK UTRECHT

Sector strafrecht

parketnummer: 16.655996-12 en 16.248148-10 [P]

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 oktober 2012

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [1962] te [geboorteplaats]

thans gedetineerd te PI Arnhem, HvB De Berg, Arnhem-Noord

raadsvrouw mr. E. Kolokatsi, advocaat te Amersfoort

1. Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 8 oktober 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2. De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

feit 1: op of omstreeks 24 juni 2012 te Baarn primair heeft geprobeerd [aangever 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, subsidiair die [aangever 1] heeft mishandeld;

feit 2: op of omstreeks 24 juni 2012 te Baarn een bierpomp en een ruit van die [aangever 1] heeft vernield;

feit 3: op of omstreeks 24 juni 2012 te Baarn [aangever 2] en voornoemde [aangever 1] heeft bedreigd;

feit 4: A. op 12 februari 2011 te Amersfoort uit een woning een pinpas heeft gestolen van [aangever 3] en/of B. in de periode van 12 tot en met 19 februari 2011 met die pinpas geld heeft gestolen van die [aangever 3].

3. De voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4. De beoordeling van het bewijs

4.1. Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1, primair, en feit 4A heeft begaan en verzoekt de rechtbank dan ook om verdachte daarvan vrij te spreken.

De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1, subsidiair, feit 2, feit 3 en feit 4B heeft begaan en baseert zich daarbij op het volgende.

Ten aanzien van feit 1, subsidiair, feit 2 en feit 3: de aangifte, de verklaringen van getuigen, de geneeskundige verklaring en de verklaring van verdachte.

Ten aanzien van feit 4B: de aangifte en de bevindingen van de politie.

4.2. Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder 1 primair en het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en verzoekt de rechtbank dan ook om verdachte daarvan vrij te spreken. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat verdachte het feit ontkent en dat de aangifte alleen wordt ondersteund door een medische verklaring die het letsel van een dag later beschrijft. Verder heeft niemand in het café de vermeende mishandeling gezien of daar iets belastends over verklaard. Er is aldus onvoldoende steunbewijs. Voorts heeft aangever pas later aangifte gedaan. Naar de mening van de verdediging kan dan ook niet worden uitgesloten dat het letsel van aangever aan iets anders is te wijten.

De verdediging heeft zich ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De verdediging heeft voorts aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de onder 4A en 4B ten laste gelegde feiten heeft begaan en verzoekt de rechtbank dan ook om verdachte daarvan vrij te spreken. De verdediging heeft aangevoerd dat het dossier onduidelijk is en dat niet kan worden vastgesteld wat er met de pinpas is gebeurd. De verdediging heeft voorts gewezen op de verklaring van verdachte en voert aan dat niet kan worden bewezen dat verdachte de pinpas wederrechtelijk in zijn bezit had en hiervan wederrechtelijk gebruik heeft gemaakt.

4.3. Het oordeel van de rechtbank

Vrijspraak

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het opzet had, ook niet in de voorwaardelijke vorm, om aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

Ook van het onder 4A tenlastegelegde feit zal de rechtbank verdachte vrijspreken, nu zij niet wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte de pinpas heeft gestolen.

Vaststelling van de feiten

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1subsidiair, 2, 3 en 4B ten laste gelegde feiten heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.

Ten aanzien van feit 1 subsidiair, 2 en 3

In de nacht van 23 op 34 juni 2012, tussen 23.15 en 00.15 uur was verdachte in café [bedrijf 1] te Baarn. Verdachte zei tegen [aangever 1], eigenaar van het café: ‘Ik maak je af’ en zei tegen medewerker [aangever 2]: ‘Ik maak jou ook af’.

Verdachte trok vervolgens aan de twee bierpompen, waardoor er stukken van af braken. Verdachte zei daarop tegen [aangever 1]: ‘Je komt erachter, van de week maak ik je dood’ en ‘Ik maak je dood’ en ‘Jij bent aan de beurt’ en ‘Ik zoek je op en kom weer terug’. Toen verdachte buiten was schopte hij tegen een stoel aan, waardoor de stoel tegen de voorruit van het café aan kwam en er een ster in de ruit ontstond. Tijdens het hiervoor omschreven voorval pakte verdachte [aangever 1] ook vast, waarbij verdachte met zijn vuist hard tegen de ribben van [aangever 1] aan duwde. [aangever 1] voelde hierdoor pijn aan zijn ribben. De ribben van [aangever 1] zijn hierdoor gekneusd.

Verdachte heeft bekend (1) dat hij de ruit heeft vernield door een stoel tegen de ruit te schoppen (2) dat hij aan de bierpompen heeft getrokken en dat het goed zou kunnen dat als gevolg daarvan de gestelde schade aan die pompen is ontstaan en (3) dat hij zich kan herinneren dat hij dreigende taal richting aangevers heeft geuit en dat het goed zou kunnen dat deze dreigende taal heeft bestaan uit de opmerkingen zoals die in de dagvaarding zijn omschreven.

De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de subsidiair onder 1 en de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan.

De verdediging heeft aangevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat het letsel dat bij aangever [aangever 1] is geconstateerd ergens anders aan te wijten is dan aan de vermeende mishandeling door verdachte en heeft de rechtbank dan ook verzocht om verdachte vrij te spreken van het subsidiair onder 1 ten laste gelegde feit.

De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe dat er slechts een dag zit tussen het ten laste gelegde feit en het vaststellen van het letsel en dat het vastgestelde letsel precies past in de feitelijkheden. Dat aangever niet reeds in zijn eerste aangifte melding heeft gemaakt van de mishandeling, maakt dit niet anders.

Ten aanzien van feit 4

Op 12 februari 2011 is [aangever 3] aangehouden in een woning in Baarn. Een aantal persoonlijke spullen, waaronder haar pinpas, zijn in de woning achtergebleven. Vervolgens is er op diverse data gepind met haar pinpas, terwijl die [aangever 3] zelf in de gevangenis zat. Een man die door verbalisanten is herkend als verdachte heeft op 18 februari 2011 met voornoemde pinpas € 100,- gepind bij de [naam] te Baarn. Verdachte heeft verklaard dat hij eenmaal heeft gepind met de pinpas van [aangever 3].

De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4B ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten dat hij, verdachte voornoemd geldbedrag heeft gestolen van [aangever 3] door wederrechtelijk gebruik van de pinpas. Niet kan worden bewezen dat verdachte ook degene is geweest die de pinpas van [aangever 3] heeft gestolen, verdachte zal dan ook voor onderdeel 4A van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

De verdediging heeft aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte wederrechtelijk met de pinpas van [aangever 3] heeft gepind en heeft de rechtbank dan ook verzocht om verdachte vrij te spreken van dit feit. Verdachte heeft ter terechtzitting van 8 oktober 2012 verklaard dat de vriend van [aangever 3] de pinpas in gebruik had en dat hij, verdachte, die pinpas op verzoek van die vriend heeft gebruikt dan wel van die vriend mocht gebruiken.

De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en overweegt daartoe dat uit het dossier blijkt dat [aangever 3] op 12 februari 2011 is aangehouden naar aanleiding van een steekincident, te weten het in het gezicht steken van de bewuste vriend, waarna [aangever 3] in voorlopige hechtenis is genomen. Verdachte heeft ter terechtzitting van 8 oktober 2012 verklaard dat hij heeft gepind op een datum na dit steekincident. De rechtbank concludeert daaruit dat verdachte wist dat [aangever 3] vast zat, hij was immers bij het steekincident aanwezig, en dat die [aangever 3] aldus geen toestemming kon hebben gegeven aan haar (voormalige) vriend voor het gebruik van haar pinpas, althans dat een eventuele eerdere (algemene) toestemming na het steekincident was komen te vervallen.

4.4. De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

1, subsidiair.

omstreeks 24 juni 2012 te Baarn, opzettelijk mishandelend [aangever 1] met kracht tegen de ribben heeft geduwd, waardoor voornoemde [aangever 1] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;

2.

omstreeks 24 juni 2012 te Baarn (in café [bedrijf 1]) opzettelijk en wederrechtelijk bierpompen, toebehorende aan [aangever 1], heeft vernield, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk met kracht aan die bierpompen te trekken,

en

omstreeks 24 juni 2012 te Baarn opzettelijk en wederrechtelijk een voorruit (van café [bedrijf 1]), toebehorende aan [aangever 1], heeft vernield door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk met kracht tegen een stoel te schoppen, waardoor deze stoel tegen de voorruit kwam;

3.

omstreeks 24 juni 2012 te Baarn, [aangever 2] en [aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk

- voornoemde Blankendaal dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak jou ook af",

en

- voornoemde [aangever 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Je komt erachter, van de week maak ik je dood" en "Ik maak je dood" en "Ik maak je af" en "Jij bent aan de beurt. Ik zoek je op en kom weer terug";

4B.

in de periode van 12 februari 2011 tot en met 19 februari 2011 in het arrondissement Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag toebehorende aan [aangever 3], welk geldbedrag verdachte onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een niet op zijn naam staande pinpas en (bijbehorende) pincode.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5. De strafbaarheid

5.1. De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.

Feit 1: mishandeling.

Feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd.

Feit 3: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

Feit 4B: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

5.2. De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6. De strafoplegging

6.1. De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht.

6.2. Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft op grond van hetgeen zij ten aanzien van de feiten heeft bepleit, aangevoerd dat de aan verdachte op te leggen straf gelijk dient te zijn aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.

6.3. Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.

Verdachte heeft in een café waar hij regelmatig kwam de biertap vernield, een ruit vernield, de eigenaar mishandeld en bedreigd met de dood en een medewerker bedreigd met de dood. Dit alles omdat aan hem geen bier werd geschonken. De rechtbank acht dit zeer vervelende feiten. Ten eerste zorgt vernieling voor veel schade en overlast bij betrokkenen. Verdachte heeft voorts inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van een, hem bekende, persoon en heeft meerdere personen angst aangejaagd door hen enkel vanwege het niet krijgen van bier te mishandelen en te bedreigen. Mishandelingen en bedreigingen zorgen overigens in het algemeen voor een groot gevoel van onveiligheid bij zowel de slachtoffers - en dat geldt zeker voor het uitgaansleven - als het publiek.

Verdachte heeft voorts geld gestolen van een vrouw door te gaan pinnen met haar pinpas, zonder dat hij daarvoor toestemming van haar had. Ook dit feit acht de rechtbank onacceptabel. Verdachte heeft hiermee geen enkel respect getoond voor de eigendommen van anderen en enkel zijn eigen hebzucht vooropgesteld.

Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:

- een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 22 augustus 2012, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten, geweldsdelicten en bedreiging;

- een schrijven van Reclassering IrisZorg d.d. 13 augustus 2012 waaruit blijkt dat verdachte niet wil meewerken aan het opstellen van een reclasseringsadvies.

De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van vijftien maanden geëist. De rechtbank is, in het licht van hetgeen voor soortgelijke feiten in soortgelijke omstandigheden wordt opgelegd en gezien de oriëntatiepunten voor straftoemeting, van oordeel dat de aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf substantieel lager dient te zijn. Het betreffen weliswaar zeer vervelende feiten, maar daartegenover staat dat verdachte blijkens het hiervoor genoemde uittreksel uit de justitiële documentatie nauwelijks recente veroordelingen op zijn naam heeft staan.

De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit, een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden passend noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.

7. De vordering tot tenuitvoerlegging

7.1. De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de Rechtbank Utrecht d.d. 10 februari 2011 ten uitvoer zal worden gelegd.

7.2. Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de vordering tot tenuitvoerlegging.

7.3. Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

8. De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14g, 57, 285, 300, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht , zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9. De beslissing

De rechtbank:

Vrijspraak

- spreekt verdachte vrij van het primair onder 1 en onder 4A tenlastegelegde feit;

Bewezenverklaring

- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1: mishandeling;

feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;

feit 3: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;

feit 4B: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;

- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 maanden;

- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;

Vordering tenuitvoerlegging

- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 10 februari 2011 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/248148-10 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf van 2 weken;

Voorlopige hechtenis

- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de straf.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.H. Driel van Wageningen, voorzitter, mr. M.J. Veldhuijzen en mr. H.A. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Ven- de Vries, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 oktober 2012.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature