Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Maatregel op grond van art. 56 Vw 2000. In de bestreden besluiten is aan eisers slechts de verplichting opgelegd om met ingang van 17 juli 2012 te verblijven in de gemeente Katwijk. De bestreden besluiten houden dan ook geen verdergaande verplichting in - en kunnen ingevolge de wet- en regelgeving ook niet meer inhouden - dan te verblijven binnen het territorium van de gemeente Katwijk. De besluiten verplichten eisers niet om te verblijven binnen de Gezinsopvanglocatie (GOL) Katwijk. Het feit dat in paragraaf A6/4.3 van de Vc 2000 is bepaald dat de vrijheidsbeperking kan worden opgelegd in een daartoe bestemde vrijheidsbeperkende locatie doet aan het voorgaande niet af. Immers, bij beleidsregel kan niet een verdergaande bevoegdheid tot vrijheidsbeperking worden gecreëerd, dan waartoe bij wet is voorzien. Hieruit volgt dat het betoog van eisers met betrekking tot de levensomstandigheden op de GOL Katwijk in het kader van dit beroep niet kan worden beoordeeld. Er is, anders dan eisers stellen, geen onverbrekelijk verband tussen de oplegging van de maatregel en het verblijf van eisers en hun kinderen in de GOL Katwijk. Immers, eisers zijn vrij om binnen de grenzen van de gemeente Katwijk elders te verblijven. Voor een rechtsoordeel over de vraag in hoeverre de Nederlandse staat door het bieden van opvang en verzorging in de GOL Katwijk heeft voldaan aan de verplichtingen voortvloeiend uit het arrest van het Gerechtshof 's-Gravenhage van 11 januari 2011 (LJN: BO9924) zullen eisers zich tot de civiele rechter moeten wenden.

Uitspraak



RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

zaaknummers: AWB 12/25253 en AWB 12/25250

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 september 2012, beroep vrijheidsontnemende maatregel in de zaak tussen

[A], V-nummer [a], en [B], V-nummer [b], eisers, alsmede ten behoeve van hun minderjarige kinderen [C],

V-nummer [c], en [D], V-nummer [d]

(gemachtigde: mr. R. Balkenende),

en

de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, verweerder

(gemachtigde: mr. W. Graafland).

Procesverloop

Eisers hebben gesteld te zijn geboren op [datum] 1973, respectievelijk [datum] 1977. Zij stellen van Afghaanse nationaliteit te zijn.

Bij besluiten van 12 juli 2012 heeft verweerder met toepassing van artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000 ( Vw 2000) aan eisers de verplichting opgelegd met ingang van

17 juli 2012 te verblijven in de gemeente Katwijk.

Eisers hebben bij brieven van 8 augustus 2012 tegen deze besluiten beroep ingesteld bij de rechtbank en tevens verzocht om schadevergoeding.

Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken ingezonden.

De openbare behandeling van de beroepen heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2012 voor een enkelvoudige kamer. Eisers zijn verschenen en werden bijgestaan door mr. G. Oçak namens hun gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. J.M. Hollebrandse. Als tolk Dari/Farsi is verschenen R.G. Rajun Ali.

Bij beslissing van 21 augustus 2012 heeft de rechtbank het onderzoek heropend op grond van artikel 8:68, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:10, tweede lid, van de Awb het beroep voor verdere behandeling verwezen naar een meervoudige kamer.

De openbare behandeling van de beroepen is voortgezet voor de meervoudige kamer op

12 september 2012. Eisers zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. W. Graafland. Als tolk Dari is verschenen D. Hosseini. Tevens was ter zitting aanwezig

mr. M. van Wensveen werkzaam bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA).

Overwegingen

In artikel 56, eerste lid, van de Vw 2000 is bepaald dat, overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te geven regels, indien het belang van de openbare orde of de nationale veiligheid zulks vordert, door Onze Minister de vrijheid van beweging kan worden beperkt van de vreemdeling die:

a. geen rechtmatig verblijf heeft;

b. rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, met uitzondering van de

onderdelen b, d en e.

Ingevolge artikel 5.1 van het Vreemdelingenbesluit (Vb) 2000 kan de maatregel van beperking van vrijheid van beweging, bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vw 2000 bestaan uit:

a. een verplichting zich bij verblijf in Nederland in een bepaald gedeelte van Nederland te bevinden, of

b. een verplichting zich te houden aan een verbod om zich in een bepaald gedeelte of bepaalde gedeelten van Nederland te bevinden.

In paragraaf A6/4.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) is het beleid neergelegd ten aanzien van het beperken van de bewegingsvrijheid op grond van artikel 56 van de Vw 2000 .

Volgens het in paragraaf A6/4.3 van de Vc 2000 neergelegde beleid mogen de opgelegde beperkingen ex artikel 56 van de Vw 2000 niet zo verstrekkend zijn, dat zij het karakter van een vrijheidsontnemende maatregel hebben, noch dienen zij ertoe om de uitzetting van een vreemdeling te verzekeren. Alleen in uitzonderingsgevallen, met name indien de uitzetting (nog) niet kan plaatsvinden en de toepassing van een andere vrijheidsbeperkende maatregel niet in aanmerking komt, kan deze maatregel in het kader van de openbare orde of nationale veiligheid toegepast worden. Hoewel de maatregel niet aan een wettelijke termijn gebonden is, dienen ook hierbij de beginselen van proportionaliteit (doelmatigheid) en subsidiariteit (kan een lichter middel toegepast worden) in acht genomen te worden. De vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 van de Vw 2000 - al dan niet in combinatie met een toezichtsmaatregel op grond van artikel 54, tweede lid, van de Vw 2000 - kan worden opgelegd in een daartoe bestemde vrijheidsbeperkende locatie

Verweerder heeft het besluit om eisers een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen doen steunen op de grond dat zij niet hebben voldaan aan de rechtsplicht om uit eigen beweging Nederland te verlaten.

De rechtbank overweegt het volgende.

Eisers stellen dat zij zich niet aan toezicht zullen onttrekken en dat daarom met een lichter middel kan worden volstaan. Uit de verslagen van de vertrekgesprekken die met eisers zijn gevoerd blijkt echter dat zij meermalen hebben verklaard niet terug te kunnen en willen keren naar hun land van herkomst en dat zij niet levend terug gaan. Ook blijkt uit de stukken dat de Afghaanse nationaliteit van eisers inmiddels is vastgesteld tijdens een presentatie, maar dat geen laissez-passer wordt verstrekt omdat eisers tijdens de presentatie hebben aangegeven niet terug te willen keren. Op grond van deze verklaringen heeft verweerder kunnen oordelen dat eisers niet voldoen aan hun rechtsplicht om Nederland uit eigen beweging te verlaten en heeft verweerder in redelijkheid kunnen afzien van het opleggen van een lichter middel. Het feit dat verweerder de mogelijkheid zou hebben eisers uit te zetten met een EU-document doet hieraan niet af.

Eisers hebben tevens betoogd dat - samengevat weergegeven - het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel onrechtmatig is. Met verwijzing naar een rapport van Defence for Children en UNICEF van december 2011 en de aanvulling daarop van 16 maart 2012 van Defence for Children, UNICEF, Vluchtelingenwerk Nederland en Stichting Kinderpostzegels Nederland stellen zij dat het welzijn van hun kinderen op de Gezinsopvanglocatie (GOL) Katwijk ernstig in het geding is. Het arrest van het Gerechtshof 's-Gravenhage van 11 januari 2011 (LJN: BO9924) verplicht de Nederlandse staat om in adequate opvang en verzorging te voorzien. Daarvan is in de GOL Katwijk geen sprake, aldus eisers.

Verweerder stelt zich op het standpunt dat in het kader van dit beroep de rechtbank niet toekomt te oordelen over de geschiktheid van de GOL als locatie voor de opvang van kinderen. Verweerder beroept zich daarbij op uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 28 augustus 2012 (LJN: BX5835) en Den Haag van 28 augustus 2012 (AWB 12/21198) en een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 juni 2011 (LJN: BR5219). In laatstgenoemde uitspraak is in rechtsoverweging 2.3.4 betreffende opvang in de vrijheidsbeperkende locatie te Ter Apel geoordeeld: "De Wet COa en de daarop gebaseerde Rva 2005, noch de aan de vreemdeling krachtens artikel 56, eerste lid, van de Vw 2000 , opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel biedt grond voor de aan de vreemdeling geboden opvang."

Ingevolge artikel 5.1 van het Vb 2000 kan de maatregel van beperking van vrijheid van beweging, als bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vw 2000 , bestaan uit een verplichting zich bij verblijf in Nederland in een bepaald gedeelte van Nederland te bevinden.

De rechtbank stelt vast dat verweerder in de bestreden besluiten van 12 juli 2012 aan eisers slechts de verplichting heeft opgelegd om met ingang van 17 juli 2012 te verblijven in de gemeente Katwijk. De bestreden maatregel houdt dan ook geen verdergaande verplichting in - en kan ingevolge de wet- en regelgeving ook niet meer inhouden - dan te verblijven binnen het territorium van de gemeente Katwijk. De maatregel verplicht eisers niet om te verblijven binnen de GOL Katwijk. Het feit dat in paragraaf A6/4.3 van de Vc 2000 is bepaald dat de vrijheidsbeperking kan worden opgelegd in een daartoe bestemde vrijheidsbeperkende locatie doet aan het voorgaande niet af. Immers, bij beleidsregel kan niet een verdergaande bevoegdheid tot vrijheidsbeperking worden gecreëerd, dan waartoe bij wet is voorzien.

Uit het voorgaande volgt dat het betoog van eisers met betrekking tot de levensomstandigheden op de GOL Katwijk in het kader van dit beroep niet kan worden beoordeeld. Er is, anders dan eisers stellen, geen onverbrekelijk verband tussen de oplegging van de maatregel en het verblijf van eisers en hun kinderen in de GOL Katwijk. Immers, eisers zijn vrij om binnen de grenzen van de gemeente Katwijk elders te verblijven. Voor een rechtsoordeel over de vraag in hoeverre de Nederlandse staat door het bieden van opvang en verzorging in de GOL Katwijk heeft voldaan aan de verplichtingen voortvloeiend uit voornoemd arrest van het Gerechtshof zullen eisers zich tot de civiele rechter moeten wenden.

Op grond van het voorgaande zal de rechtbank de beroepen ongegrond verklaren en de verzoeken om schadevergoeding afwijzen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank 's-Gravenhage:

- verklaart de beroepen ongegrond;

- wijst de verzoeken om schadevergoeding af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, voorzitter, en mrs. G.P. Kleijn en D. Biever, in aanwezigheid van drs. F.J.M. van den Berg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 september 2012.

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Ingevolge artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000 staat tegen deze uitspraak geen hoger beroep open.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature