Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Deze rechterlijke uitspraak is tegenwoordig bekend onder ECLI:NL:GHSHE:2012:BY1445 , LJN BY1445

Inhoudsindicatie:

Hennepkwekerij en diefstal elektriciteit. Centraal staat de vraag of de hennepteelt plaatsvond op een beroeps- of bedrijfsmatige wijze. Herhaling wetsgeschiedenis en indicatoren uit LJN BV3138. In casu inderdaad sprake van beroeps- of bedrijfsmatige teelt van hennep.

Niet-ontvankelijk verklaring van benadeelde partij. Aangifte vermeldt andere rechtspersoon dan de partij die zich heeft gevoegd als benadeelde. Nu ook gemachtigde van de benadeelde partij hierover geen uitsluitsel kan geven, is niet vast te stellen welke partij gerechtigd is tot instellen van vordering.

Uitspraak



Sector strafrecht

Parketnummer : 20-002006-11

Uitspraak : 17 oktober 2012

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 26 april 2011 in de strafzaak met parketnummer 01/830102-10 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1989],

wonende te [woonplaats], [adres].

Hoger beroep

Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van feit 1 “opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid” en feit 2 “diefstal” veroordeeld tot een gevangenisstraf van een maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en tot een werkstraf van 150 uren, terwijl voorts de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1] is toegewezen tot een bedrag van EUR 2704,17 plus wettelijke rente met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot hetzelfde bedrag.

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechter in eerste aanleg zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen ten aanzien van de onder feit 1. ten laste gelegde hennepteelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf en de onder feit 2. ten laste gelegde diefstal van een hoeveelheid elektriciteit tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en tot een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis.

De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1] zal worden toegewezen.

De verdediging heeft ter terechtzitting bepleit dat het hof de verdachte, anders dan door het openbaar ministerie gevorderd, niet ter zake van het beroeps- of bedrijfsmatig telen van hennep zal veroordelen, en dat de bewezenverklaarde periode voorts door het hof zal worden beperkt.

Ten aanzien van de strafmaat heeft de verdediging verzocht een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen.

Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1] heeft de verdediging primair bepleit dat het hof deze zal afwijzen. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat de vordering zal worden afgewezen, voor zover de vordering is gebaseerd op diefstal van elektriciteit gedurende een periode langer dan 30 dagen.

Vonnis waarvan beroep

Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 augustus 2010 tot en met 12 oktober 2010 te Eindhoven (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk een (grote) hoeveelheid (van ongeveer 541) hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, (zijnde hennep een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad;

2.

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 augustus 2010 tot en met 12 oktober 2010 te Eindhoven (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Endinet, in elk geval aan (een) ander(en) dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1. en 2. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

1.

hij in of omstreeks de periode van 25 augustus 2010 tot en met 12 oktober 2010 te Eindhoven, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk een grote hoeveelheid van 514 hennepplanten, zijnde hennep een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, heeft geteeld;

2.

hij in of omstreeks de periode van 25 augustus 2010 tot en met 12 oktober 2010 te Eindhoven, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Endinet, heeft weggenomen.

Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Door het hof gebruikte bewijsmiddelen

Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest.

Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs

De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.

Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.

Het hof stelt op grond van het dossier en de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep vast dat de verdachte in of omstreeks de ten laste gelegde periode hennep heeft geteeld in de door hem gehuurde woning aan de [adres] te [woonplaats].

In deze zaak is in het bijzonder aan de orde de vraag of de hennepteelt plaatsvond op een beroeps- of bedrijfsmatige wijze. Met betrekking tot de vraag wanneer sprake is van hennepteelt “in de uitoefening van een beroep of bedrijf” als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet overweegt het hof het volgende.

Uit de wetsgeschiedenis (aangehaald in het door dit hof op 8 februari 2012 gewezen arrest, gepubliceerd onder LJN-nummer BV3138) blijkt dat als criteria voor beroeps- of bedrijfsmatige teelt (“indicatoren”) worden genoemd: het aantal planten, de te behalen oogsten per jaar, het gebruik van technische hulpmiddelen/toepassing van hoogwaardige technologie ter vermeerdering van de opbrengst, de omvang van de teelt, mede gelet op de daarvoor noodzakelijke investeringen en risico‘s, de omstandigheden waaronder wordt gekweekt, bijvoorbeeld in loodsen of onder glas, met gebruik van zogeheten daglichtlampen of met behulp van temperatuur- en bevloeiingsregulering.

De – door het openbaar ministerie positief, maar door de verdediging en de rechtbank negatief beantwoorde – vraag of in de onderhavige zaak sprake is geweest van beroeps- of bedrijfsmatige teelt, wordt door het hof als volgt beantwoord.

Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de hennepkwekerij is gestart met als oogmerk het behalen van winst. Hij had uit een eerdere onderneming schulden bij onder meer de Belastingdienst en een pensioenfonds. De verdachte heeft verklaard dat hij circa € 25.000,-- beoogde te verdienen met de hennepteelt, teneinde zijn schulden te kunnen aflossen.

Verdachte heeft geld geïnvesteerd in de kwekerij. Hij heeft daartoe circa € 14.000,-- geleend van zijn vader, heeft alle benodigde spullen gekocht en hij heeft een elektriciteitskabel buiten de elektriciteitsmeter om aangebracht om illegaal stroom af te kunnen tappen.

De planten stonden in de woonkamer van de door de verdachte gehuurde flatwoning. Er was isolatie voor daglicht aanwezig, kunstlicht met tijdschakelaars, afzuiging van lucht en geur naar buiten, een thermostaat voor temperatuurregeling en centraal geregelde bevloeiing aanwezig (proces-verbaal van bevindingen, p. 24 van het dossier van voorbereidend onderzoek met doorlopende bladzijdenummering).

Vastgesteld wordt dat de verdachte een aanzienlijke investering heeft gedaan met de kennelijke bedoeling een hennepkwekerij op te zetten waarmee verschillende keren zou kunnen worden geoogst ten behoeve van de verkoop van hennep, dat de capaciteit van de kwekerij groot was (aangetroffen door de politie zijn 514 kweekbakken met potgrond en restanten van hennepplanten; proces-verbaal van bevindingen, p. 17), en dat het teeltproces geschiedde in een afzonderlijke daartoe ingerichte ruimte onder gecontroleerde condities en dat dit proces in belangrijke mate geautomatiseerd verliep met behulp van technische middelen, o.a. voorschakelapparaten, dompelpompen, inbouwventilatoren, temperatuurventilatieregelaars, 40 lampenkappen en koolstoffilters (proces-verbaal van bevindingen, p. 15) kennelijk ter optimalisering van het teeltproces en minimalisering van de daarvoor van de teler vereiste inspanning.

De aangetroffen kwekerij kan derhalve als professioneel ingericht worden gekwalificeerd, en gelet op de aard en inrichting niet anders worden beoordeeld dan als bestemd voor meerdere kweken en evident gericht op het genereren van een grote omzet.

Gelet op de in de wetsgeschiedenis genoemde indicatoren is het hof, anders dan de rechtbank en de verdediging maar met het openbaar ministerie, van oordeel dat het handelen van de verdachte gekwalificeerd kan worden als hennepteelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Daaraan doet niet af dat de kwekerij reeds na de eerste oogst door de politie is ontdekt en ontmanteld.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1. bewezen verklaarde levert op:

in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.

Het onder 2. bewezen verklaarde levert op:

diefstal.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.

De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Op te leggen straf of maatregel

Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.

Ten aanzien van de ernst van het feit heeft het hof acht geslagen op de omstandigheid dat de verdachte zich uitsluitend voor financieel gewin professioneel heeft bezig gehouden met hennepteelt van ruim 500 planten. Hennepgebruik kan een bedreiging vormen voor de volksgezondheid

Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof in het bijzonder rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte volgens het Uittreksel Justitiële documentatie van 16 augustus 2012, afgezien van een strafbeschikking op 23 maart 2009, niet eerder is veroordeeld.

Met de rechtbank en de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat oplegging van een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van jaren, passend en geboden is.

Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.

Vordering van de benadeelde partij Endinet B.V.

De benadeelde partij Endinet B.V. heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende – na wijziging ervan bij brief van 6 april 2011 – tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.704,17, vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom en met de door de benadeelde partij begrote kosten voor rechtsbijstand onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank heeft de vordering in haar geheel toegewezen, onder veroordeling van de verdachte in de (reeds gemaakte en nog te maken) kosten voor rechtsbijstand en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Endinet B.V. heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd. De gemachtigde van de Endinet B.V. heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de vordering zoals die (na wijziging) is ingediend in eerste aanleg. De gemachtigde heeft voorts verzocht de verdachte te veroordelen in de proceskosten voor rechtsbijstand in beide instanties.

Het primaire verweer van de verdediging strekt tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij Endinet B.V., omdat niet Endinet B.V., maar Endinet Regio Eindhoven B.V. aangifte heeft gedaan van diefstal van elektriciteit.

Uit dossierpagina’s 36 tot 39 blijkt dat de aangifte van diefstal van elektriciteit is ingediend door “Endinet Regio Eindhoven B.V.”

Hieruit leidt het hof af dat Endinet Regio Eindhoven B.V. de eigenaar is van de gestolen elektriciteit.

Op het ‘voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces’ staat Endinet B.V. als benadeelde vermeld. Dit is een andere rechtspersoon dan Endinet Regio Eindhoven B.V. Ter terechtzitting heeft de gemachtigde (advocaat) van Endinet B.V. desgevraagd geen helderheid kunnen verschaffen over de vennootschapsstructuur van Endinet B.V. en Endinet Regio Eindhoven B.V. De gemachtigde heeft ook niet duidelijk gemaakt welke rechtspersoon een vordering ter zake diefstal van elektriciteit heeft op de verdachte.

Met de verdediging is het hof van oordeel dat onvoldoende vast staat dat de vordering van de benadeelde partij is ingediend door de juiste rechtspersoon.

Bij deze stand van zaken, waarbij Endinet B.V. desgevraagd in gebreke is gebleven de informatie te verschaffen die nodig is om te beoordelen welke rechtspersoon gerechtigd is de rechtsvordering tegen de verdachte in te stellen, moet Endinet B.V. niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.

De proceskosten zullen worden gecompenseerd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.

Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.

Verklaart de benadeelde partij [bedrijf 1] niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding

Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Aldus gewezen door

mr. J.C.A.M. Claassens, voorzitter,

mr. N.J.M. Ruyters en mr. T. Kooijmans, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. R. Dieleman-Dieleman, griffier,

en op 17 oktober 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

mr. T. Kooijmans is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature