Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Afwijzing verzoek van betrokkene om haar een aanvullende beurs toe te kennen zonder rekening te houden met het inkomen van haar vader (verzoek om loskoppeling).

Raad: De Raad trekt niet de conclusie dat voldaan is aan de zogenoemde conflict-eis. Blijkens de Nota van Toelichting bij het Bsf 2000 valt bij een ernstig en structureel conflict te denken aan een zodanig fundamenteel en structureel verstoorde relatie dat loskoppeling de enige weg is, zoals in gevallen waarbij ernstig fysiek en/of geestelijk geweld een rol heeft gespeeld dan wel in gevallen van diepgaande, met ernstige conflicten gepaard gaande, verschillen van inzicht over met name levensovertuiging, cultuur of geloof.

Uit de gedingstukken leidt de Raad af dat de relatie tussen betrokkene en haar vader sinds vader een nieuw gezin heeft gesticht gaandeweg is verslechterd. Het contact is uiteindelijk in 2004 geheel verbroken omdat vader haar, alsmede haar zus, afwees. De seksuele geaardheid van betrokkene speelde op dat moment geen rol. Nadien is er nog een eenmalig contact geweest met vader in 2009 bij het overlijden van de opa van betrokkene. De stelling van betrokkene in het beroepschrift en in het verweerschrift in hoger beroep dat vader zich altijd fel gekeerd heeft tegen haar seksuele geaardheid en dat hij haar in dat kader diverse malen geconfronteerd heeft met zeer harde uitspraken die haar hebben beschadigd valt naar het oordeel van de Raad niet te rijmen met het gegeven dat er sedert 2004 slechts een eenmalig contact in 2009 is geweest. Het ontbreken van contact tussen betrokkene en haar vader vanaf 2004, behoudens een eenmalig contact in 2009, voert tot de conclusie dat de bekendmaking van de seksuele geaardheid van betrokkene niet heeft geleid tot ernstige conflicten tussen betrokkene en haar vader. Het langdurig ontbreken van een relatie omdat vader haar negeert, en dit gezien haar geaardheid waarschijnlijk in de toekomst niet zal veranderen, moet uiterst pijnlijk zijn voor betrokkene maar levert geen conflict op in de zin van de wet.

Uitspraak



11/7118 WSF

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 3 november 2011, 11/548 en 11/528 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (appellant)

[A. te B.] (betrokkene)

Datum uitspraak: 26 oktober 2012

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

Namens betrokkene heeft mr. S.W.C. Bonnet een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2012. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. E.H.A. van den Berg. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. Bonnet.

OVERWEGINGEN

1. Bij besluit van 10 maart 2011 (bestreden besluit) heeft de Minister, beslissende op bezwaar, het verzoek van betrokkene om haar een aanvullende beurs toe te kennen zonder rekening te houden met het inkomen van haar vader (verzoek om loskoppeling) afgewezen.

2. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en appellant opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen.

2.1. De rechtbank is van oordeel dat de Minister niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot de conclusie dat tussen betrokkene en haar vader niet sprake is van een ernstig en structureel conflict als in artikel 3.14 van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) bedoeld en in de artikelen 6, eerste lid, onderdeel a, en 7 van het Besluit studiefinanciering 2000 (Bsf 2000) uitgewerkt. Daartoe is doorslaggevende betekenis toegekend aan de door betrokkene in beroep overgelegde verklaring van 8 juli 2011 van maatschappelijk werker L. Wischmann. Hieruit leidt de rechtbank af dat sinds 2004 van contact tussen betrokkene en haar vader feitelijk geen sprake meer is geweest, en betrokkene tijdens een ontmoeting in 2009 bij het overlijden van haar opa duidelijk is geworden dat haar vader haar niet langer als dochter accepteert vanwege haar homoseksuele geaardheid, die binnen de Surinaamse gemeenschap niet wordt geaccepteerd.

3. Appellant betwist het oordeel van de rechtbank. De verklaring van de maatschappelijk werker Wischmann is volgens appellant geen verklaring in de zin van artikel 7, derde lid, van het Bsf 2000 omdat Wischmann niet uit eigen wetenschap heeft verklaard, maar slechts heeft genoteerd wat betrokkene haar heeft meegedeeld. Voorts blijkt uit de stukken dat betrokkene haar seksuele geaardheid eerst kenbaar heeft gemaakt aan haar directe omgeving ruim nadat de relatie met haar vader verbroken was. Bekendmaking van de seksuele geaardheid heeft dan ook niet geleid tot een verandering in de relatie met haar vader.

4. Betrokkene stelt in het verweerschrift dat zij sinds 2004 weliswaar geen contact meer had met haar vader maar dat de bekendmaking van haar geaardheid ertoe heeft geleid dat zij niet langer door haar vader als dochter wordt geaccepteerd. Daarmee is de verstoring van de relatie zodanig fundamenteel van aard geworden dat loskoppeling de enige weg is.

5. De Raad overweegt als volgt.

5.1. De Raad deelt niet het standpunt van appellant dat de verklaring van maatschappelijk werker Wischmann geen verklaring is van een ter zake deskundige als bedoeld in artikel 7, derde lid, van het Bsf 2000 . De verklaring van Wischmann is niet louter gebaseerd op hetgeen betrokkene heeft verklaard maar berust tevens op eigen onderzoek in de vorm van bestudering van de beschikbare brieven en studie naar hoe wordt omgegaan met homoseksualiteit in de Surinaamse cultuur.

5.2. De Raad trekt echter, anders dan de rechtbank, uit de verklaring van Wischmann gezien de overige gedingstukken niet de conclusie dat voldaan is aan de zogenoemde conflict-eis.

5.2.1. Blijkens de Nota van Toelichting bij het Bsf 2000 valt bij een ernstig en structureel conflict te denken aan een zodanig fundamenteel en structureel verstoorde relatie dat loskoppeling de enige weg is, zoals in gevallen waarbij ernstig fysiek en/of geestelijk geweld een rol heeft gespeeld dan wel in gevallen van diepgaande, met ernstige conflicten gepaard gaande, verschillen van inzicht over met name levensovertuiging, cultuur of geloof.

5.2.2. Uit de gedingstukken leidt de Raad af dat de relatie tussen betrokkene en haar vader sinds vader een nieuw gezin heeft gesticht gaandeweg is verslechterd. Het contact is uiteindelijk in 2004 geheel verbroken omdat vader haar, alsmede haar zus, afwees. De seksuele geaardheid van betrokkene speelde op dat moment geen rol. Nadien is er nog een eenmalig contact geweest met vader in 2009 bij het overlijden van de opa van betrokkene. De stelling van betrokkene in het beroepschrift en in het verweerschrift in hoger beroep dat vader zich altijd fel gekeerd heeft tegen haar seksuele geaardheid en dat hij haar in dat kader diverse malen geconfronteerd heeft met zeer harde uitspraken die haar hebben beschadigd valt naar het oordeel van de Raad niet te rijmen met het gegeven dat er sedert 2004 slechts een eenmalig contact in 2009 is geweest. Het ontbreken van contact tussen betrokkene en haar vader vanaf 2004, behoudens een eenmalig contact in 2009, voert tot de conclusie dat de bekendmaking van de seksuele geaardheid van betrokkene niet heeft geleid tot ernstige conflicten tussen betrokkene en haar vader. Het langdurig ontbreken van een relatie omdat vader haar negeert, en dit gezien haar geaardheid waarschijnlijk in de toekomst niet zal veranderen, moet uiterst pijnlijk zijn voor betrokkene maar levert geen conflict op in de zin van de wet.

6.1. Uit hetgeen is overwogen in 5.2 tot en met 5.2.2 volgt dat het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd en het beroep dient ongegrond te worden verklaard.

6.2. Er is geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

- vernietigt de aangevallen uitspraak;

- verklaart het beroep tegen het besluit van 10 maart 2011 ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2012.

(getekend) M.C. Bruning

(getekend) D.E.P.M. Bary


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



∧ naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature