Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Herziening en terugvordering WW-uitkering en oplegging boete in verband met schending mededelingsverplichting. Naast de onjuist of onvolledig door appellante ingevulde werkbriefjes heeft appellante alleen een brief van de rector van C. en een akte van benoeming aan het Uwv gezonden. Het is niet aannemelijk dat appellante onjuist is geïnformeerd over het invullen van werkbriefjes. Het Uwv heeft de omvang van het aantal in mindering te brengen uren terecht vastgesteld.

Uitspraak



11/1011 WW, 11/1012 WW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 22 december 2010, 09/2869 en 09/2870 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[A. te B.] (appellante)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

Datum uitspraak: 24 oktober 2012

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. P.J. de Rooij hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 september 2012. Appellante en mr. De Rooij zijn verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.J.G. Lindeman.

OVERWEGINGEN

1.1. Het Uwv heeft bij besluiten van 8 augustus 2007 vastgesteld dat appellante met ingang van 16 juli 2007 recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW), berekend naar een gemiddeld aantal uren arbeidsverlies van 26 uur en 16 minuten per week en daarnaast vanaf 1 augustus 2007 recht heeft op een WW-uitkering, berekend naar een gemiddeld aantal uren arbeidsverlies van 7 uur en 22 minuten per week.

1.2. Appellante is met ingang van 1 augustus 2007 als docente Frans in dienst getreden van de [naam werkgever] (werkgever). Zij heeft haar werkzaamheden aan het [naam college] verricht. Vanaf 1 augustus 2007 tot 28 januari 2008 is haar werktijd vastgesteld op 0,7770 van een voltijdse aanstelling van 36 uur en 51 minuten. Per 28 januari 2008 is de werktijdfactor gewijzigd in 0,6605.

1.3. Appellante heeft op de zogenoemde werkbriefjes over de weken 31 tot en met 35, 41 tot en met 44, 46 tot en met 48 en 50 tot en met 52 van 2007, en over de weken 1 en 7 tot en met 9 van 2008 geen gewerkte uren vermeld en over de overige weken tot en met 29 juni 2008 wisselende aantallen gewerkte uren, variërend van 3 tot en met 15 per week.

1.4. Op grond van informatie, verkregen van de werkgever, heeft het Uwv bij besluit van 19 maart 2009 de WW-uitkering van appellante over de periode van 1 augustus 2007 tot 29 juni 2008 herzien en de over deze periode volgens het Uwv onverschuldigd betaalde uitkering tot een bedrag van € 16.185,11 van appellante teruggevorderd.

1.5. Bij besluit van 20 april 2009 heeft het Uwv appellante in verband met schending van de mededelingsverplichting een boete opgelegd van € 1.620,-.

1.6. Bij besluit van 2 september 2009 (bestreden besluit I) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen de herziening en de terugvordering ongegrond verklaard. Bij besluit van dezelfde datum (bestreden besluit II) heeft het Uwv haar bezwaar tegen de opgelegde boete gegrond verklaard en de boete verlaagd naar € 810,-.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de tegen de bestreden besluiten I en II ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank is niet gebleken dat namens het Uwv aan appellante informatie is verstrekt op grond waarvan appellante slechts een deel van de gewerkte uren behoefde op te geven. De rechtbank heeft ook geen steun kunnen vinden voor de stelling van appellante dat zij de werkbriefjes in afstemming met haar re-integratiecoach heeft ingevuld. Door onvolledig opgave te doen is appellante haar inlichtingenverplichting niet nagekomen en is het Uwv terecht tot herziening van de uitkering en tot terugvordering van een bedrag van € 16.185,11 overgegaan. De aan appellante opgelegde boete heeft de rechtbank evenredig geacht.

3.1. In hoger beroep heeft appellante - kort samengevat - bestreden dat zij haar informatieplicht niet is nagekomen. Verder heeft zij de omvang van de herziening en de terugvordering bestreden. Volgens appellante is er geen grond voor het opleggen van een boete.

3.2. Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1. Voor een weergave van het toepasselijke wettelijk kader verwijst de Raad naar de overwegingen 2.4 en 2.10 van de aangevallen uitspraak. Verder zijn nog van belang artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling gelijkstelling niet gewerkte uren met gewerkte uren (Stcrt. 1987, 45), artikel 20, eerste lid, aanhef en onder b, van de WW en de artikelen 2, eerste lid en 3, eerste lid, van het Boetebesluit socialezekerheidswetten . In laatstgenoemde artikelen is bepaald dat de boete wordt vastgesteld op 10 % van het benadelingsbedrag, met dien verstande dat zij op ten minste € 52,- wordt vastgesteld. Indien de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging verweten kan worden of de omstandigheden waarin hij verkeert daartoe aanleiding geven, wordt de boete die is berekend met toepassing van artikel 2, verhoogd of verlaagd.

4.2. Het oordeel van de rechtbank dat appellante de op haar rustende inlichtingenverplichting niet volledig is nagekomen, is juist. Aan de daarbij gehanteerde feiten en overwegingen wordt nog toegevoegd dat appellante naast de onjuist of onvolledig door haar ingevulde werkbriefjes alleen een brief van 6 juli 2007 van de rector van het [naam college] en een 30 mei 2008 gedateerde akte van benoeming per 28 januari 2008 aan het Uwv heeft gezonden. Ter zitting heeft appellante geen verklaring kunnen geven voor het feit dat zij over een groot aantal weken waarin zij werkzaamheden verrichtte geen enkel gewerkt uur op de werkbriefjes vermeldde. Gelet op de door de arbeidsadviseur W. Rosbergen en de re-integratiecoach M. Willemsen verstrekte informatie is niet aannemelijk dat appellante onjuist is geïnformeerd over het invullen van werkbriefjes. Het had haar redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat haar inkomsten, gezien ook de hoogte daarvan, van invloed zouden kunnen zijn op de uitkering. Appellante heeft het Uwv niet onverwijld en eigener beweging geïnformeerd over deze inkomsten.

4.3. De beroepsgrond dat de omvang van de herziening en de terugvordering niet juist is, wordt verworpen. Op grond van de van werkgever verkregen informatie en mede gelet op artikel 1, aanhef en onder a, van de Regeling gelijkstelling niet gewerkte uren met gewerkte uren heeft het Uwv de omvang van het aantal in mindering te brengen uren terecht vastgesteld zoals vermeld in de specificatie bij het besluit van 19 maart 2009.

4.4. Er is overigens geen grond om over de herziening en de terugvordering anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan.

4.5. Er is evenmin grond om de rechtbank niet te volgen in haar oordeel dat het Uwv gehouden was appellante een boete op te leggen en dat de bij het bestreden besluit opgelegde boete van € 810,- als een evenredige sanctie moet worden aangemerkt.

4.6. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en H.G. Rottier en B.M. van Dun als leden, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2012.

(getekend) G.A.J. van den Hurk

(getekend) H.J. Dekker


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature