Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 3 juli 2012, nr. 327071, heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Hardenberg, landgoed Uilenkamp-Schalmmaat te Diffelen" vastgesteld.

Uitspraak



201208008/1/R1 en 201208008/2/R1.

Datum uitspraak: 18 oktober 2012

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:

[appellant] en anderen, allen wonend te Diffelen, gemeente Hardenberg,

en

de raad van de gemeente Hardenberg,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 3 juli 2012, nr. 327071, heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Hardenberg, landgoed Uilenkamp-Schalmmaat te Diffelen" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

[appellant] en anderen hebben de voorzitter voorts verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben [belanghebbenden] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 25 september 2012, waar [appellant] en anderen, bij monde van [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door W.G.J. Sauer, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voort zijn ter zitting als partij gehoord [belanghebbenden], bij monde van [een der belanghebbende].

Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

Overwegingen

1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

Het plan

2. Het plan maakt de ontwikkeling van een landgoed en een daarbij behorend landhuis te Diffelen mogelijk .

Ontvankelijkheid

3. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) kan door een belanghebbende bij de Afdeling beroep worden ingesteld tegen een besluit omtrent vaststelling van een bestemmingsplan.

Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

3.1. De personen door wie het beroep is ingesteld wonen op een afstand van meer dan 100 m van de gronden met de bestemming "Wonen" voor het voorziene landhuis en hebben, behoudens [appellant] en [appellant A], geen zicht op deze gronden. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt is deze afstand naar het oordeel van de voorzitter te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang van deze personen, behoudens [appellant] en [appellant A], te kunnen aannemen.

Voorts zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstand een objectief en persoonlijk belang van deze personen, behoudens [appellant] en [appellant A], rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt.

De conclusie is dat deze personen, behoudens [appellant] en [appellant A], geen belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit en daartegen ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wro , geen beroep kunnen instellen.

Het beroep van [appellant] en anderen, voor zover ingesteld door anderen dan [appellant] en [appellant A], is niet-ontvankelijk.

Formeel bezwaar

4. [appellant] en [appellant A] betogen dat ten onrechte in de beantwoording van hun zienswijze staat vermeld dat deze naar voren is gebracht door één persoon, terwijl hun zienswijze naar voren is gebracht door 46 personen.

De voorzitter overweegt dat uit de Wro noch enige andere wettelijke bepaling de verplichting voortvloeit om in de beantwoording van een zienswijze te vermelden dat een zienswijze door meerdere personen naar voren is gebracht. Het betoog faalt.

Inhoudelijke bezwaren

5. [appellant] en [appellant A] betogen dat het voorziene landhuis in strijd is met de Omgevingsverordening Overijssel (hierna: omgevingsverordening). Hiertoe voeren zij aan dat het voorziene landhuis buiten bestaand gebouwd gebied zal worden gebouwd, terwijl woonruimte beschikbaar is in de dorpen Diffelen en Rheeze en een landhuis niet noodzakelijk is voor het beheer van het voorziene landgoed. Volgens hen zou het landgoed ook kunnen worden beheerd door agrariërs of Staatsbosbeheer. Voorts wijzen zij erop dat het voorziene landhuis mogelijk wordt gemaakt binnen de Ecologische Hoofdstructuur (hierna: EHS). Volgens hen is bouwen binnen de EHS in principe niet toegestaan en zullen door het voorziene landhuis ecologisch waardevolle gronden verloren gaan.

5.1. Volgens de raad is binnen het bestaande bebouwde gebied van Hardenberg geen ruimte beschikbaar voor een landhuis en kunnen de eigenaren van de gronden in het plangebied, [belanghebbenden], beter toezicht houden indien zij op het landgoed wonen. Voorts zou volgens de raad geen nieuwe natuur worden gerealiseerd indien het plan niet zou voorzien in het landhuis. Voorts worden volgens de raad investeringen ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit gedaan, omdat 3 ha landbouwgrond in natuur zal worden omgezet en een houtwal zal worden hersteld. Wat betreft de EHS zal volgens de raad het areaal dat vanwege het voorziene landhuis niet meer voor de EHS kan worden gebruikt worden gecompenseerd door het realiseren van nieuwe natuur op gronden die nog niet binnen de EHS liggen. Ook is volgens de raad van de zijde van de provincie op ambtelijk niveau ingestemd met het plan en is het provinciebestuur voornemens om de begrenzing van de EHS in 2013 zodanig aan te passen dat het voorziene landhuis niet meer binnen de EHS zal liggen.

5.2. Aan de gronden in het plangebied is onder meer de bestemming "Wonen - Essen- en hoevenlandschap" toegekend.

Ingevolge artikel 5, lid 5.1, aanhef en onder a, van de planregels, zijn de voor "Wonen - Essen- en hoevenlandschap" aangewezen gronden onder meer bestemd voor wonen.

Ingevolge lid 5.2, onder 5.2.2 en a, mag op de voor "Wonen - Essen- en hoevenlandschap" aangewezen gronden binnen het bestemmingsvlak ten hoogste één woning worden gebouwd.

Ingevolge artikel 2.1.1, onder g, van de omgevingsverordening wordt wonen onder stedelijke functies verstaan.

Ingevolge artikel 2.1. 1, onder j, wordt onder stedelijke ontwikkelingen verstaan het realiseren van stedelijke functies zoals onder meer woningbouw.

Ingevolge artikel 2.1. 3 voorzien bestemmingsplannen uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt dat voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaand bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie en dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.

Ingevolge artikel 2.1. 6 kunnen bestemmingsplannen voor de groene omgeving - met in achtneming van het bepaalde in artikel 2.1. 3 en artikel 2.1. 4 en het bepaalde in artikel 2.1. 5 - uitsluitend voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de groene omgeving, indien hier sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen voor zijn en is aangetoond dat het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.

Ingevolge artikel 2.7.2, derde lid, aanhef en onder a, kan het college van gedeputeerde staten bij besluit de begrenzing van de EHS wijzigen ten behoeve van de uitvoering van aanpassing van de EHS uit ecologische en sociaaleconomische overwegingen en ingeval zij ontheffing hebben verleend overeenkomstig artikel 2.7. 6.

Ingevolge artikel 2.7.3, tweede lid, aanhef en onder b en c, strekken bestemmingsplannen mede tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van gebieden behorend tot de gebiedscategorieën nieuwe nog niet gerealiseerde natuur en zoekgebied en wijzen deze geen bestemmingen aan of stellen deze geen regels die activiteiten mogelijk maken welke significant negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden zullen of kunnen hebben.

Ingevolge het derde lid houden de verplichtingen die voortvloeien uit het tweede lid in ieder geval in behoud van areaal, kwaliteit en samenhang van de betrokken gebieden.

Ingevolge artikel 2.7.6, eerste lid, kan het college van gedeputeerde staten ontheffing verlenen van het bepaalde in en krachtens artikel 2.7. 3, tweede lid.

5.3. Niet in geschil is dat het plangebied in de groene omgeving ligt. Evenmin is in geschil dat de gronden met de bestemming "Wonen - Essen- en hoevenlandschap" binnen de EHS liggen en tot de gebiedscategorie nieuwe nog niet gerealiseerde natuur behoren.

5.4. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat voor het voorziene landhuis, een stedelijke functie, in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen bestaand bebouwd gebied. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de raad in redelijkheid het voorziene landhuis nodig heeft kunnen achten voor het beheer van het voorziene landgoed, waarvoor geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaand bebouwd gebied van Hardenberg. Weliswaar zou het landgoed ook kunnen worden beheerd zonder woning door agrariërs of Staatsbosbeheer en is woonruimte aanwezig in Diffelen en Rheeze, maar [belanghebbenden] hebben te kennen gegeven dat in de huidige situatie, zonder permanente bewoning, in het plangebied afval wordt gestort, illegaal wordt gejaagd en verstorende vormen van recreatie plaatsvinden. Door permanente bewoning op het landgoed kan meer toezicht worden gehouden en kan beter worden opgetreden tegen deze activiteiten. Gelet hierop en gelet op de omstandigheid dat eigenaren van gronden veelal alleen nieuwe natuur willen realiseren indien zij in ruil daarvoor een woning kunnen bouwen heeft de raad er tevens niet ten onrechte van kunnen uitgaan dat er sociaaleconomische en maatschappelijke redenen voor het voorziene landhuis zijn. Voorts heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het verlies aan ecologische waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Daarbij betrekt de voorzitter dat als gevolg van het plan 3 ha landbouwgrond in natuur zal worden omgezet en dat een houtwal zal worden hersteld.

Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 2.1.3 en 2.1.6 van de omgevingsverordening.

5.5. De voorzitter is evenwel van oordeel dat het voorziene landhuis in strijd met artikel 2.7.3 van de omgevingsverordening binnen de EHS mogelijk wordt gemaakt. Als gevolg van het voorziene landhuis zullen gronden niet meer gebruikt kunnen worden voor de realisering van de EHS, terwijl op grond van het derde lid van artikel 2.7.3 het areaal van gebieden die tot de EHS behoren behouden moet blijven. Op grond van artikel 2.7.6, eerste lid, van de omgevingsverordening is voor een bestemmingsplan dat in strijd is met artikel 2.7.3 een ontheffing nodig van het college van gedeputeerde staten. Dat van de zijde van de provincie op ambtelijk niveau zou zijn ingestemd met het plan, doet daaraan niet af. Ter zitting heeft de raad verklaard dat geen ontheffing is aangevraagd bij het college van gedeputeerde staten voor het voorziene landhuis. Dat het provinciebestuur de begrenzing van de EHS in 2013 mogelijk zal aanpassen zodat het voorziene landhuis niet meer binnen de EHS zal liggen, leidt voorts niet tot een ander oordeel, nu de raad een bestemmingsplan dient vast te stellen in overeenstemming met de begrenzing van de EHS die ten tijde van de vaststelling van een bestemmingsplan van toepassing is.

6. In hetgeen [appellant] en [appellant A] hebben aangevoerd ziet de voorzitter aanleiding voor het oordeel dat het plan, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen - Essen- en hoevenlandschap" is vastgesteld in strijd met artikel 2.7.3 van de omgevingsverordening. Het beroep, voor zover ontvankelijk, is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.

7. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

8. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep, voor zover ingesteld door anderen dan

[appellant] en [appellant A], niet-ontvankelijk;

II. verklaart het beroep voor het overige gegrond;

III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Hardenberg van 3 juli 2012, nr. 327071, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Hardenberg, landgoed Uilenkamp-Schalmmaat te Diffelen", voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen - Essen- en hoevenlandschap";

IV. wijst het verzoek af;

V. gelast dat de raad van de gemeente Hardenberg aan [appellant] en anderen het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 312,00 (zegge: driehonderdtwaalf euro) voor de behandeling van het beroep en het verzoek vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.

Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, ambtenaar van staat.

w.g. Koeman w.g. Bošnjaković

voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2012

410-703.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature