Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Onderzoek "Corvus". In de Opiumwet strafbaar gestelde voorbereidingshandelingen m.b.t. een container in Belgie (Antwerpen). Beoordeling rechtsmacht. Overwegingen ten aanzien van het bewijs en de aan de verdachte op te leggen straf.

Uitspraak



parketnummer: 23-002022-11

datum uitspraak: 16 oktober 2012

TEGENSPRAAK

Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 april 2011 in de strafzaak onder parketnummer 13-997017-09 tegen

[verdachte],

geboren te [plaats] (Colombia) op [datum] 1959,

thans gedetineerd in [penitentiare inrichting].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 januari 2012, 28 september 2012 en 2 oktober 2012, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:

feit 1(ZD traject België):

primair:

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 september 2009 tot en met 2 maart 2010 te Amsterdam, althans in Nederland en/of te Antwerpen, althans in België en/of te Arica, althans in Chili en/of te Balboa, althans in Panama, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft afgeleverd en/of verstrekt en vervoerd, althans aanwezig heeft gehad een hoeveelheid cocaïne, in ieder geval meer dan een geringe hoeveelheid bestemd voor eigen gebruik, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

subsidiair:

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 september 2009 tot en met 2 maart 2010 te Amsterdam, althans in Nederland en/of te Antwerpen, althans in België en/of te Arica, althans in Chili en/of te Balboa, althans in Panama, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen en/of af te leveren en/of te verstrekken en /of te vervoeren en/of aanwezig te hebben een hoeveelheid cocaïne, in ieder geval meer dan een geringe hoeveelheid bestemd voor eigen gebruik, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

- met elkaar veelvuldig (telefonisch) overleg heeft gevoerd en ontmoetingen heeft gehad met betrekking tot de invoer en/of het vervoer van cocaïne en/of

- bij deze ontmoetingen gegevens met betrekking tot de invoer en/of het vervoer van cocaïne in ontvangst heeft genomen en/of afgeleverd en/of

- afspraken heeft gemaakt voor het (laten) bijplaatsen van een hoeveelheid cocaïne in een container met nummer MSCU 8464977, terwijl deze container vervoerd zou gaan worden met het schip de MSC Mara met reisnummer 859R vanuit Balboa, Panama met bestemming Antwerpen;

meer subsidiair:

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 september 2009 tot en met 2 maart 2010 te Amsterdam, althans in Nederland en/of te Antwerpen, althans in België, en/of te Arica, althans in Chili en/of te Balboa, althans in Panama, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet , te weten het opzettelijk afleveren, verstrekken, vervoeren, binnen en /of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid cocaïne, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,

- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of

- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of

- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en)

immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens):

- met elkaar veelvuldig (telefonisch) overleg gevoerd en ontmoetingen gehad met betrekking tot de invoer en/of het vervoer van cocaïne en/of

- bij deze ontmoetingen gegevens met betrekking tot de invoer en/of het vervoer van cocaïne in ontvangst genomen en/of afgeleverd en/of

- afspraken gemaakt voor het (laten) bijplaatsen van een hoeveelheid cocaïne in een container met nummer MSCU 8464977, terwijl deze container vervoerd zou gaan worden met het schip de MSC Mara met reisnummer 859R vanuit Balboa, Panama met bestemming Antwerpen;

feit 2 (ZD Dozen, Equador, Tula):

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 augustus 2009 tot en met 3 oktober 2009 en/of de periode van 29 september 2009 tot en met 5 november 2009 en/of de periode van 15 oktober 2009 tot en met 7 december 2009, althans in de periode van 1 augustus 2009 tot en met 31 december 2009 te Amsterdam, althans in Nederland, en/of te Panama, en/of te Equador en/of te Colombia, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet , te weten het opzettelijk afleveren, verstrekken, vervoeren, binnen en /of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid cocaïne, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen (telkens),

- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of

- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of

- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den)om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en)

immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens):

- met elkaar veelvuldig (telefonisch) overleg gevoerd en ontmoetingen gehad met betrekking tot de invoer en/of het vervoer van cocaïne en/of

- bij deze ontmoetingen gegevens met betrekking tot de invoer en/of het vervoer van cocaïne in ontvangst genomen en/of afgeleverd en/of

- afspraken gemaakt voor het (laten) bijplaatsen van (een) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne in (een) schip of schepen en/of (een) container(s), terwijl dit/deze schip/schepen en/of container(s) naar België en/of Nederland zouden varen dan wel zouden worden vervoerd;

feit 3 (ZD 7 kilo):

hij op of omstreeks 2 maart 2010 te Amsterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van (ongeveer) 7 kilogram cocaïne, althans een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

feit 4 (ZD Witwassen):

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2008 en/of op een of meer tijdstippen van 1 augustus 2009 tot en met 2 maart 2010 te Amsterdam en/of Rucphen, althans elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens) (van) (een) voorwerp(en), te weten (een) contant(e) geldbedrag(en)

- ter waarde van 17.948 euro (inkomen administratiekantoor [naam administratiekantoor] in de jaren 2007 en 2008) en/of

- ter waarde van 27.050 euro (aangetroffen in een kluis op het adres [huurwoning verdachte]) en/of

- ter waarde van 1700 euro (aangetroffen in een kluis op het adres [huurwoning medeverdachte]) en/of

- ter waarde van 8000 euro (contante betaling voor business class vliegtickets naar Colombia) en/of

- ter waarde van 5000 euro (Sunro Change, Damrak 17 te Amsterdam),

althans (telkens) (van) een hoeveelheid contant geld ,

- de werkelijke aard en/of herkomst en/of vindplaats en/of vervreemding en/of verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die/dat voorwerp(en) was en/of wie die/dat voorwerp(en) voorhanden had en/of

- heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt,

terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) en/of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

feit 5 (ZD wapen):

hij op of omstreeks 2 maart 2010 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een vuurwapen van categorie III onder 1, te weten een pistool (merk Beretta, type 9000-S, kaliber 9x19mm) en/of munitie van categorie III, te weten een gevulde patroonhouder met kogelpatronen voorzien van bodemstempel S&B 9 mm Luger en/of een losse doos met daarin 34 kogelpatronen van het merk S&B 9 mm Luger, voorhanden heeft gehad;

feit 6 (ZD valse identiteiten):

primair:

hij op of omstreeks 2 maart 2010 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), in het bezit was van een reisdocument, te weten een Portugees paspoort met nummer [nummer paspoort] op naam van [naam], geboren [datum] 1950, waarvan hij wist en/of redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het vals en/of vervalst was, immers was op voornoemd paspoort een foto afgebeeld van hem, verdachte, in elk geval van iemand anders dan [naam];

subsidiair:

hij op of omstreeks 15 juli 2009 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument, te weten een Portugees paspoort met nummer [nummer paspoort] op naam van [naam], geboren [datum] 1950, welk gebruik hierin bestond dat hij, verdachte, dat paspoort ter legitimatie heeft overhandigd aan een opsporingsambtenaar;

feit 7 (ZD valse identiteiten):

primair:

hij op of omstreeks 2 maart 2010 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), opzettelijk een vals en/of vervalst geschrift, te weten een Portugees rijbewijs op naam van [naam], geboren [datum] 1950, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist en/of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dit geschrift bestemd was voor zodanig gebruik, immers was op voornoemd rijbewijs een foto afgebeeld van hem, verdachte, in elk geval van iemand anders dan [naam];

subsidiair:

hij op of omstreeks 15 juli 2009 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals(e) of vervalst(e) Portugees rijbewijs op naam van [naam], geboren [datum] 1950, - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, dat rijbewijs ter legitimatie heeft overhandigd aan een opsporingsambtenaar en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat dit rijbewijs was voorzien van een foto van hem, verdachte;

feit 8 (ZD ongewenst vreemdeling):

hij in of omstreeks de periode van 5 september 2009 tot en met 23 februari 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 , in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsman heeft betoogd dat ten aanzien van de ten laste gelegde feiten 1 en 2 Nederlandse rechtsmacht ontbreekt op de grond dat niet kan worden vastgesteld dat Nederland de beoogde bestemming van de in het dossier gerelateerde transporten cocaïne, welke werden voorbereid, was. Gelet op de materiële inhoud van dit argument verstaat het hof dit verweer nader als betrekking hebbend op het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde waar het feit 1 betreft.

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat er wel rechtsmacht is, omdat de strafbare feiten mede in Amsterdam zijn gepleegd. Voorts heeft de advocaat-generaal wat de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen betreft betoogd dat het beoogde vervoer van de cocaïne per schip over de Westerschelde heeft plaatsgevonden c.q. diende te gaan plaatsvinden, zodat de voorbereidingshandelingen mede gericht zijn geweest op invoer in Nederlands grondgebied.

Het hof verstaat dat de raadsman, kennelijk met een beroep op de aanvullende rechtsmachtregeling van artikel 13, derde lid, van de Opiumwet , heeft beoogd te bepleiten dat het openbaar ministerie niet- ontvankelijk dient te worden verklaard wegens het ontbreken van bewijs voor de aanname dat Nederland de eindbestemming was voor de voorbereidingshandelingen, als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet en voor de onder 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot invoer.

Het hof overweegt als volgt.

Het hof stelt voorop dat voor een initiële beoordeling van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de sleutel van het bestaan van rechtsmacht de tenlastelegging als uitgangspunt dient te worden genomen.

In dat verband stelt het hof vast dat de tenlastelegging ten aanzien van de feiten 1 en 2 onder meer telkens pleegplaatsen in Nederland vermeldt. Dit brengt met zich dat op de voet van artikel 2 van het Wetboek van Strafrecht de Nederlandse strafwet op alle ten laste gelegde varianten van toepassing is. Dat er daarnaast ook nog buitenlandse pleegplaatsen worden genoemd in de tenlastelegging, doet daaraan niet af.

Dit oordeel zou mogelijk anders zijn indien zou blijken dat er sprake is geweest van misbruik van bevoegdheid of van procesrecht door de officier van justitie ten tijde van de aanvang van de vervolging, door vermelding van één of meer in Nederland gelegen pleegplaatsen in de tenlastelegging met het enkele doel de mogelijkheid te creëren om de verdachte in Nederland te kunnen vervolgen. Dat een dergelijk geval zich heeft voorgedaan is niet gesteld, noch kan dit op grond van de stukken van het dossier worden aangenomen.

Voor zover het verweer blijkens de bewoordingen ervan ziet op de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie omdat ten onrechte de rechtsmachtregeling van artikel 13, derde lid, van de Opiumwet van toepassing zou zijn geacht overweegt het hof als volgt.

Bij aanvang van het opsporingsonderzoek -waaronder begrepen de inzet van enkele dwangmiddelen- en ten tijde van de beslissing tot dagvaarding van de verdachte bestonden aanwijzingen op grond waarvan redelijkerwijs mocht worden aangenomen dat de verdenking van poging tot invoer (feit 1 subsidiair) alsmede van de onder 1 en 2 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen in verband stond met het Nederlands grondgebied als beoogde eindbestemming.

Voor zover het derhalve deze bijzondere aanvullende rechtsmachtregeling betreft, bestaat, derhalve evenmin grond voor het oordeel dat het openbaar ministerie niet tot vervolging had mogen overgaan.

Op grond van het vorenstaande verwerpt het hof het verweer van de raadsman en wordt, bij gebreke van overige aanwijzingen voor het tegendeel, het openbaar ministerie ontvankelijk geacht in de vervolging.

Het hof voegt hieraan toe, dat in aanvulling op deze initiële beoordeling de inhoud van de bewezenverklaring aanleiding kan zijn om de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie opnieuw te beoordelen, waarbij in het onderhavige geval in het bijzonder de bewezen verklaarde pleegplaatsen in onderling verband en samenhang met de bewezen geachte bestemming van de harddrugs centraal staan.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Het bewijs

Vrijspraak

Zoals gevorderd en bepleit is ook naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en onder 1 subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair, 2, 3, 4, 5, 6 primair, 7 primair en 8 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

feit 1 meer subsidiair:

hij in de periode van 5 september 2009 tot en met 2 maart 2010 te Amsterdam en te Antwerpen (België), tezamen en in vereniging met één of meer anderen, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet , te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid cocaïne, voor te bereiden en te bevorderen, daartoe zich en een ander of anderen inlichtingen heeft verschaft, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders:

- met elkaar (telefonisch) overleg gevoerd en ontmoetingen gehad met betrekking tot de invoer van cocaïne en

- bij deze ontmoetingen gegevens met betrekking tot de invoer van cocaïne in ontvangst genomen;

feit 2:

hij in de periode van 1 augustus 2009 tot en met 31 december 2009 te Amsterdam en te Equador en te Colombia, telkens tezamen en in vereniging met één of meer anderen, telkens om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet , te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid cocaïne voor te bereiden en te bevorderen daartoe zich en een ander of anderen inlichtingen heeft verschaft, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders:

- met elkaar (telefonisch) overleg gevoerd en ontmoetingen gehad met betrekking tot de invoer van cocaïne en

- bij deze ontmoetingen gegevens met betrekking tot de invoer van cocaïne in ontvangst genomen en

- afspraken gemaakt voor het (laten) bijplaatsen van hoeveelheden cocaïne in schepen en containers, terwijl deze schepen en containers naar België en/of Nederland zouden varen dan wel zouden worden vervoerd;

feit 3:

hij op 2 maart 2010 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van (ongeveer) 7 kilogram cocaïne;

Feit 4:

hij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 22 mei 2009 te Amsterdam en Rucphen, en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander telkens van voorwerpen, te weten contante geldbedragen ter waarde van 15.317,28 euro (inkomen administratiekantoor JG Bussen in de jaren 2007 en 2008) de herkomst heeft verborgen of verhuld en voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf

en

hij in de periode van 24 december 2009 tot en met 2 maart 2010 te Amsterdam, telkens van voorwerpen, te weten contante geldbedragen

- ter waarde van 27.050 euro (aangetroffen in een kluis op het adres de [huurwoning verdachte]) en

- ter waarde van 5.000 euro (Sunro Change, Damrak 17 te Amsterdam),

de herkomst heeft verborgen of verhuld en voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, telkens wist dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;

Feit 5:

hij op 2 maart 2010 te Amsterdam een vuurwapen van categorie III onder 1, te weten een pistool (merk Beretta, type 9000-S, kaliber 9x19mm) en munitie van categorie III, te weten een gevulde patroonhouder met kogelpatronen voorzien van bodemstempel S&B 9 mm Luger voorhanden heeft gehad;

Feit 6 primair:

hij op 2 maart 2010 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, in het bezit was van een reisdocument, te weten een Portugees paspoort met nummer [nummer] op naam van [naam], geboren [datum] 1950, waarvan hij wist dat het vervalst was, immers was op voornoemd paspoort een foto afgebeeld van hem, verdachte;

Feit 7 primair:

hij op 2 maart 2010 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een vals geschrift, te weten een Portugees rijbewijs op naam van [naam], geboren [datum] 1950, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dit geschrift bestemd was voor zodanig gebruik, immers was op voornoemd rijbewijs een foto afgebeeld van hem, verdachte;

Feit 8:

hij in de periode van 5 september 2009 tot en met 23 februari 2010 in Nederland als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 tot ongewenst vreemdeling was verklaard.

Hetgeen onder 1 meer subsidiair, 2, 3, 4, 5, 6 primair, 7 primair en 8 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsoverweging en bespreking van een bewijsverweer

Ten aanzien van feit 1 meer subsidiair en feit 2

De raadsman heeft betoogd dat niet kan worden uitgesloten dat de cocaïne Spanje als bestemmingsland had. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de schepen die naar Antwerpen en Rotterdam zouden varen eerst een Spaanse haven zouden aandoen, te weten Bilbao. Een alternatieve mogelijkheid die onvoldoende als niet waarschijnlijk ter zijde kan worden geschoven is dat de cocaïne daar aan land diende te worden gebracht.

Het hof leidt uit de navolgende feiten en omstandigheden af dat de verdachte zich bezighield met voorbereidingshandelingen ten aanzien van de invoer van cocaïne naar Nederland.

Op 2 maart 2010 is in de door de verdachte onder een valse naam gehuurde woning aan de [straat huurwoning verdachte] te Amsterdam,in een kluis ruim 7 kilogram cocaïne aangetroffen. In een andere kluis in deze woning is een bedrag van € 27.050,- aan contant geld en een doorgeladen vuurwapen met bijbehorende munitie aangetroffen.

De verdachte heeft hier te lande gebruik gemaakt van valse namen, waaronder de naam [valse naam verdachte]. Voorts is een vervalst paspoort en een vals rijbewijs op naam van [naam], maar met daarin een foto van de verdachte, aangetroffen in de woning van de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]). Daarnaast is van belang dat de verdachte ook vanuit Nederland contact heeft gelegd en onderhouden met medeverdachten, onder wie de in Nederland woonachtige [medeverdachte]. Deze contacten hebben ook bestaan in ontmoetingen met medeverdachten in Nederland.

In het onderzoek dat ten grondslag ligt aan het onder 2 ten laste gelegde feit 2 is vastgesteld dat in een aantal opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken, gevoerd door de verdachte met Spaans sprekende mannen, is gesproken over het aankomen (het hof begrijpt van de zendingen drugs) “bij jou thuis” of “naar jouw huis”, waarmee de woonplaats van de verdachte wordt bedoeld. Nu de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep op 2 oktober 2012 met zoveel woorden herhaald heeft aangegeven gedurende ongeveer zeven jaren met [medeverdachte] in Nederland te hebben gewoond, neemt het hof aan dat met de hiervoor tussen aanhalingstekens geplaatste aanduidingen steeds het huis van de verdachte is bedoeld. Derhalve (een plaats in) Nederland. Aan deze vaststelling doet niet af dat de verdachte volgens zijn verklaring ook in Spanje een woning (en een gezin en een onderneming) heeft.

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij in opdracht van anderen de invoer van cocaïne telkens heeft voorbereid op de wijze zoals ten laste gelegd en dat deze cocaïne bestemd was voor Antwerpen in België. Wat er met de cocaïne zou gebeuren nadat deze van boord was gebracht in Antwerpen kon de verdachte niet zeggen. Reeds hierom is het hof van oordeel dat de door de raadsman geopperde mogelijkheid dat Spanje de eindbestemming zou kunnen zijn, feitelijke grondslag ontbeert, nu ook overigens het dossier voor dit scenario geen redelijke aanknopingspunten biedt. Het hof vindt in het gegeven dat op 2 maart 2010 ten huize van de verdachte te Amsterdam een groothandelshoeveelheid van 7 kilogram cocaïne is aangetroffen een bevestiging voor de juistheid van dit oordeel.

Bij deze stand van zaken valt, tegen de achtergrond van de hiervoor gereleveerde redengevende feiten en omstandigheden, buiten redelijke twijfel te stellen dat de in te voeren cocaïne niet enige andere bestemming had dan een plaats in Nederland.

Ten aanzien van de feiten 1 subsidiair, 2, 3 en 4

Gabriël

Ten aanzien van de gedragingen met betrekking tot de voorbereidingshandelingen, de aangetroffen 7 kilogram cocaïne en het geld in de kluis aan de [straat huurwoning verdachte] te Amsterdam heeft de verdachte zich opgeworpen als kluisbewaarder c.q. spreekbuis van een man, genaamd Gabriël. Hoewel het hof gevoeglijk wil aannemen dat er naast de verdachte ook één of meer anderen belanghebbend bij de (voorbereiding van de) invoer van cocaïne zijn geweest, doet dat enkele gegeven niet af aan de rol die de verdachte bij deze voorbereidingshandelingen ten aanzien van de cocaïnetransporten heeft vervuld en de betekenis die daaraan moet worden toegekend.

In het bijzonder ten aanzien van de evengenoemde Gabriël is door de verdachte in het geheel geen voor verificatie vatbaar gegeven aangedragen, terwijl het gehouden onderzoek (telefoontaps en vastgelegde beelden van de toegang van de woning aan de [straat huurwoning verdachte]) evenmin een zodanig aanknopingspunt heeft opgeleverd. Bij die stand van zaken gaat het hof voorbij aan hetgeen door de verdachte in disculperende zin ten aanzien van die Gabriël in relatie tot hetgeen door de verdachte over zijn eigen handelen en beweegredenen is aangevoerd, omdat het hof daaraan geen geloof hecht.

Het medeplegen van witwassen

Het hof heeft in afwijking van de vordering van de advocaat-generaal de verdachte vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde witwassen, voor zover het gaat om het bedrag van 8.000 Euro, welke bedrag in contanten is aangewend ter financiering van twee vliegtickets, bestemd voor [medeverdachte] en haar dochter. Deze deelvrijspraak vloeit rechtstreeks voort uit de ten laste gelegde pleegperiodes. De datum van betaling van deze tickets -20 april 2009- valt buiten zowel de ene als de andere periode.

Herhaalde beoordeling van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Het hof heeft in de bewijsbeslissing geoordeeld dat de pleegplaatsen van de voorbereidingshandelingen telkens ook in Nederland zijn gelegen alsmede dat Nederland de beoogde bestemming was van de transporten waarvan de verdachte de voorbereidingshandelingen medepleegde. In het licht van het eerder geformuleerde toetsingskader komt het hof niet tot een andersluidend oordeel ten aanzien van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie dan zoals dit in het voorafgaande in de rubriek “ontvankelijkheid van het openbaar ministerie” is gegeven.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 meer subsidiair, 2, 3, 4, 5, 6 primair, 7 primair en 8 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het onder 1 meer subsidiair en 2 bewezen verklaarde levert op:

medeplegen van om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet , voor te bereiden of te bevorderen, door zich of een ander middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, meermalen gepleegd.

Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:

opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:

medeplegen van witwassen

en

telkens: witwassen.

Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

en

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III.

Het onder 6 primair bewezen verklaarde levert op:

medeplegen van in het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet, dat het vervalst is.

Het onder 7 primair bewezen verklaarde levert op:

medeplegen van opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst.

Het onder 8 bewezen verklaarde levert op:

als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen en maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in overleveringsdetentie, in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Tevens heeft de rechtbank een aantal in beslag genomen en de verdachte toebehorende voorwerpen verbeurdverklaard en onttrokken aan het verkeer. Ten aanzien van diverse andere voorwerpen is de teruggave aan de verdachte gelast.

Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen en maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.

Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

Uit het gehouden (voorbereidend) onderzoek is het beeld gerezen van de verdachte die zijn doen en laten in belangrijke mate lijkt te hebben gericht op het realiseren van de invoer van cocaïne in Nederland. Dit onderzoek heeft geresulteerd in het bewijs van door de verdachte met anderen gepleegde voorbereidingshandelingen ten aanzien van onderscheiden invoer van cocaïne in Nederland, als ook in het opzettelijk aanwezig hebben van 7 kilogram cocaïne.

Vooropgesteld dient te worden dat het motief voor de strafbaarstelling van invoer van verdovende middelen in aanzienlijke mate is gelegen in het maatschappelijk belang van bescherming van de volksgezondheid. Het gebruik van in het bijzonder harddrugs is schadelijk voor de volksgezondheid en kan bijdragen aan het ontstaan en voortduren van ernstige ontregeling van het maatschappelijk en mentaal functioneren van personen.

Voorts leert de ervaring dat het uit winstbejag participeren in de keten van de invoer tot aan het gebruik van die middelen dikwijls gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit, variërend van relatief lichte verwervingscriminaliteit tot zware criminaliteit, in zwaarte doorgaans verbonden aan het niveau van organisatie en (groot)handel. Tot die zware criminaliteit rekent het hof niet alleen (ernstige) geweldsmisdrijven, maar ook misdrijven die een bedreiging inhouden voor de integriteit van het financiële en economische verkeer. Deze ervaringsregel heeft zich ook in het ter berechting voorliggende geval geconcretiseerd. Immers, naast bewezen geachte voorbereidingshandelingen en het aanwezig hebben van een groothandelshoeveelheid cocaïne zijn ten laste van de verdachte ook de misdrijven van witwassen, wapen- en munitiebezit en valsheid in geschriften door het hof bewezen geacht.

De hoge wettelijke strafmaxima verbonden aan de opzettelijke invoer van harddrugs vormen derhalve een uitvloeisel van het streven van de wetgever de Nederlandse samenleving te vrijwaren van deze stoffen en ter voorkoming van het ontstaan van een grootschalige binnenlandse markt. In dit licht kan tevens worden begrepen dat ook handelingen gericht op voorbereiding of bevordering van invoer van harddrugs met aanzienlijke straffen worden bedreigd.

Het gevoerde vervolgings- en strafvorderingsbeleid brengt onder meer tot uitdrukking dat het Openbaar Ministerie het aldus begrepen wettelijk kader heeft verstaan als een opdracht om bij strafbaar handelen in verband met import van cocaïne in beginsel te rekwireren tot de oplegging van langdurige gevangenisstraffen.

Het hof betrekt bij de bepaling van de strafmaat voorts de volgende aspecten.

Naast het hiervoor besproken kernverwijt, dat voortvloeit uit het, al dan niet gerealiseerde toebrengen van schade aan de gezondheid van personen, spelen de hiervoor bedoelde maatschappelijk bezwarende en ontwrichtende aspecten die zijn verbonden aan het handelen van de verdachte een rol van betekenis.

Immers, aangenomen mag worden dat het verrichten van werkzaamheden gericht op invoer van harddrugs voor de daarbij betrokkenen, onder wie de verdachte, een hoge beloning c.q. opbrengst oplevert. De hoogte van die beloning wordt voor een groot deel bepaald door de risico’s die met het werk zijn verbonden. Eén van deze risico’s, wellicht de belangrijkste, is dat van een strafrechtelijke vervolging en van een, naar Nederlandse maatstaven gemeten, doorgaans zware bestraffing. Het perspectief van de hoge beloning en de praktijk van zware strafrechtelijke sanctionering vormen aldus bezien elkaars spiegelbeeld.

Het hof is van oordeel dat uit het dossier blijkt dat de verdachte een organiserende rol heeft gehad en daarmee een wezenlijke bijdrage aan het invoertraject heeft geleverd. De verdachte was de spin in het web van een organisatie die zich bezighield met internationale grensoverschrijdende invoer en handel in harddrugs.

Tot slot wijst het hof erop dat het zich ook rekenschap dient te geven van de internationale dimensies van de bestrijding van de sluikhandel in verdovende middelen. De prioriteit die hier in internationaal verband nog steeds naar uitgaat brengt met zich dat de bestraffing in overwegende mate in de sleutel van de generaal-preventieve werking is gesteld. Dit betekent dat de straftoemeting ook een signaal dient in te houden naar Nederlandse ingezeten om af te zien van (ondersteunende) activiteiten op plaatsen van in- en doorvoer van verdovende middelen. Daarnaast moet uit de bestraffing blijken dat met de misdrijven zoals die in de onderhavige zaak ter beoordeling aan de strafrechter zijn voorgelegd het risico van langdurige vrijheidsbeneming zich ook realiseert.

Voorgaande beschouwingen impliceren dat bij de bepaling van de strafmaat de rol van de verdachte en de duur en intensiteit van zijn betrokkenheid veel gewicht in de schaal leggen.

De verdachte heeft zich eveneens schuldig gemaakt aan het (medeplegen van) witwassen van een aantal geldbedragen. Hij heeft aldus in ernstige mate inbreuk gemaakt op de in het financiële en economische verkeer vereiste integriteit en transparantie, door het mogelijk te maken dat de opbrengst van misdrijven aan het zicht van justitie wordt onttrokken en daaraan een schijnbaar legale herkomst wordt gegeven.

Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een aantal misdrijven die verband houden met de door hem gepleegde internationale criminele activiteiten in de drugshandel, te weten het aanwezig hebben van een groothandelshoeveelheid cocaïne, het voorhanden hebben van een doorgeladen wapen en munitie, het in bezit hebben van een vervalst paspoort en een vals rijbewijs. Ten slotte heeft de verdachte in Nederland verbleven, terwijl hij wist dat hij tot ongewenst vreemdeling was verklaard.

Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 10 september 2012 is de verdachte eerder voor soortgelijke misdrijven tot een gevangenisstraf van 24 maanden, alsmede een geldboete van € 29.495,71 veroordeeld. Het enkele feit dat die veroordeling dateert van 1997 maakt niet dat daarop niet ten bezware van de verdachte acht moet worden geslagen.

Al hetgeen hiervoor is overwogen leidt het hof tot de slotsom dat aan de verdachte een gevangenisstraf van lange duur dient te worden opgelegd. De duur van die straf is korter dan door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd. De reden daarvoor is dat het hof rekening houdt met de maximumstraf voor de bewezen verklaarde feiten in het licht van de samenloopbepalingen uit het Wetboek van Strafrecht op acht jaar gevangenisstraf ligt. Naar ’s hofs oordeel dient in het kader van de straftoemeting ruimte te blijven bestaan om aan personen die zich schuldig hebben gemaakt aan vergelijkbare handelingen van nog grotere omvang en intensiteit een gevangenisstraf van langere duur op te leggen.

Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 6 jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

Het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag behoort aan de verdachte toe. Het zal worden verbeurd verklaard aangezien het geheel of grotendeels door middel van het onder 4 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is verkregen.

Het hierna onder nummer 48 als zodanig te melden in beslag genomen voorwerp, dat aan de verdachte toebehoort, dient te worden verbeurdverklaard en is daarvoor vatbaar aangezien de opsporing van het onder 1 bewezen verklaarde met behulp van dat voorwerp is begaan of voorbereid.

De hierna onder nummer 2 en 3 als zodanig te melden in beslag genomen voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurdverklaard en zijn daarvoor vatbaar aangezien de opsporing van het onder 3 en 5 bewezen verklaarde met behulp van die voorwerpen is belemmerd.

De hierna als zodanig te melden in beslag genomen voorwerpen, die aan verdachte toebehoren en bij gelegenheid van het onderzoek naar het onder 3 ten laste gelegde en bewezen verklaarde zijn aangetroffen, dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar aangezien zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, terwijl zij kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot de belemmering van de opsporing van soortgelijke feiten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet , de artikelen 33, 33 a, 36b, 36d, 47, 57, 197, 225, 231 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie .

Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair, 2, 3, 4, 5, 6 primair, 7 primair en 8 ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1 meer subsidiair, 2, 3, 4, 5, 6 primair, 7 primair en 8 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

1 Geld Euro

2 bundels met geld twv 27.050 euro

2 1.00 STK Kluis

3 1.00 STK Kluis

Langwerpig

48 1.00 STK Document

CONTAINER MSCU84649 1

Overzicht route container MSCU8464977

Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

12 1.00 STK Poeder

WIT POEDER Wit poeder in plastic zakje (geen verdov.mid.)

14 1.00 STK Weegschaal

WEEGSCHAAL

16 a 1.00 STK Brief

briefje met gewicht 7 pakjes

16 b 2.00 STK Weegschaal

WEEGSCHAALTJES

Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

4 1.00 STK Bon

BON BELWINKEL

D.03.01.001 Bon van Belwinkel

5 1.00 STK Tas

SAMSONITE laptoptas

D.03.02.001 Nwe laptoptas met aankoopbon

6 1.00 STK Tas K1:bruin

VERAGE

Nwe bruine tas, merk Verage

7 1.00 STK Administratie

PAPIEREN/ADMI

Papieren bescheiden / administratie

8 1.00 STK Administratie

PAPIEREN

Papieren bescheiden

9 1.00 STK Doos

DOOS MET INHOUD

Doos met inhoud o.a. Schaar, elastieken, ha

10 3.00 STK Tas

NIEUWE TASSEN

11 1.00 STK Schrijfmap

SCHRIJFBLOK

Schrijfblok en contract (vanuit Ford Mondeo)

21 1.00 STK Doos

MOVISTAR telefonica

GSM doos leeg, telefonica movistar

22 1.00 STK Doos

NOKIA 3120

GSM doos leeg, Nokia 3120

23 1.00 STK Doos

NOKIA 6610

GSM doos leeg, Nokia 6610

24 1.00 STK Doos

NOKIA 3410 gsm

GSM doos leeg, Nokia 3410

25 1.00 STK Doos

NOKIA 6103 GSM

GSM doos leeg, Nokia 6103

26 1.00 STK Zaktelefoon

LG

GSM, LG

27 1.00 STK Zaktelefoon

NOKIA

GSM, Nokia

28 1.00 STK Zaktelefoon

MOTOROLA

GSM, Motorola

29 1.00 STK Zaktelefoon

LG

GSM, LG

30 1.00 STK Zaktelefoon

NOKIA

GSM, NOKIA

31 1.00 STK Zaktelefoon

NOKIA

GSM, NOKIA

32 1.00 STK Zaktelefoon

NOKIA

GSM, Nokia

33 1.00 STK USBstick (memorykaart)

MEMORY KAART

Memory Kaart

34 1.00 STK Bankafschrift

ORDNER

1 ordner bankafschriften Barclays 01012009

35 1.00 STK Bankafschrift

BARCLAYS

1 ordner bankafschriften Barclays

36 1.00 STK Vliegticket

IBERIA

Vliegtickets iberia

37 1.00 STK Rekening

MOVISTAR

Telefoonrekeningen Movistar

38 1.00 STK Identiteitsbewijs

COLOMBIA

ID-kaart Colombia onv. [verdachte]

39 1.00 STK Pas

COMCEL CARD

Comcel card met foto ov [verdachte]

40 11.00 STK Visitekaartje

Briefjes en visitekaartjes met aantekeningen

41 1.00 STK Document

PORTLINE

Kopie Portline met bedragen, havens

42 1.00 STK Inschrijvingsbewijs

GEMEENTE

lnschrijfbewijs gemeente Madrid [verdachte]

43 1.00 STK Document

VAARSCHEMA

Vaarschema

44 a 1.00 STK Map Kl: zwart

Zwarte map met bescheiden

44b 1.00 STK Pas

Pasjes (zat in zwarte mapje)

45 1.00 STK Papier

Diverse papiertjes met aantekeningen, bonnet

46 1.00 STK Bankbescheiden

BARCLAYS

Bankbescheiden Barclays onv [verdachte]

47 1.00 STK Simkaart van zaktelefoon

PHONE HOUSE

Simkaartje Phone House

49 1.00 STK Document

K LINE

Bill of lading, Hamburg Sud Hapag Lloyd, K L

50 1.00 STK Document

Vaarschema’s

51 1.00 STK Document

MSC

Container tracking MSC

52 1.00 STK Papier

PLATTEGROND

Print Plattegrond Guayaquil

53 1.00 STK Diskette

HUGO GARCIA

Diskette Hugo Garcia

54 1.00 STK Brief

TECHNICO

Brief Technico Int, Zwijndrecht met naam Koo

55 1.00 STK Niet te definiëren goederen

plastic tassen, handschoenen, boekje, doosje

56 1.00 STK Simkaart van zaktelefoon

zonder gegevens. tapgegevens,contact met Bet

57 1.00 STK Administratie

oa adres uit 500 kilo cocaïne zaak. niet cor.

Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

13 1.00 STK Lamp

UV-LAMP UV-lamp voor geld

15 1.00 STK Niet te definieren goederen

GELDTELMACHINE Geldtelmachine

17 1.00 STK Horloge

RAYMOND WEIL heren Heren horloge Raymond Wei

18 1.00 STK Horloge

OMEGA heren Heren horloge, Omega

19 1.00 STK Garantiebewijs OMEGA heren

Garantiebewijs heren horloge Omega

20 3.00 STK Horloge Kl:goud dames

3 Goudkleurige dames horloges.

Beveelt de teruggave aan de uitgevende instantie van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

44 c 1.00 STK Rijbewijs

Rijbewijs (zat in zwart mapje)

44 d 1.00 STK Identiteitsbewijs

ID-bewijs (zat in zwart mapje)

58 1.00 STK Paspoort

G.01.01.085

Colombiaans paspoort nr. CC-10166357.

Dit arrest is gewezen door de vijfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Veldhuisen, mr. R.M. Steinhaus en mr. M.J.L. Mastboom, in tegenwoordigheid van mr. M.N. Maris, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 oktober 2012.

Mrs. R.M. Steinhaus, M.J.L. Mastboom en M.N. Maris zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature