Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Gedaagde heeft de tussen partijen geldende samenwerkingsovereenkomst, betreffende het gezamenlijk aanbieden van een opleiding vooor gastouders, opgezegd tegen eind 2012. Eiseres vordert 1) een bevel tot nakoming van de overeenkomst tot eind 2013 en 2) een aan gedaagde gericht verbod om in het kader van de samenwerking eenzijdig voorwaarden stellen. Ad 1. Op basis van de door eiseres overgelegde stukken is aannemelijk dat partijen een verlenging van de overeenkomst tot eind 2013 zijn overeengekomen, zodat gedaagde in beginsel gehouden is de samenwerking zolang voort te zetten. Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. Ad 2. De door eiseres genoemde eenzijdige voorwaarden die gedaagde in het kader van de samenwerking heeft gesteld, vinden deels hun basis in de overeenkomsten betreffen deels de uitoefening van een wettelijk (opschortings)recht. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het geven van het gevorderde verbod.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 405262 / KG ZA 12-550

Vonnis in kort geding van 11 september 2012

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

DE OPLEIDINGSROUTE B.V., handelend onder de naam ‘De Gastouderroute’,

gevestigd te Horst,

eiseres,

advocaat mr. H.H.T. Beukers,

tegen

1. de stichting

STICHTING VOOR EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS ZADKINE,

gevestigd te Rotterdam,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

ZADKINE CONTRACT ACTIVITEITEN B.V.,

gevestigd te Rotterdam,

gedaagden,

advocaat mr. P. van der Mersch.

Eiseres zal hierna ‘De Gastouderroute’ worden genoemd. Gedaagden zullen gezamenlijk worden aangeduid als Zadkine.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding d.d. 17 augustus 2012;

- de producties van De Gastouderroute;

- de producties van Zadkine;

- de pleitnota van mr. Beukers;

- de pleitnota van mr. Van der Mersch.

1.2. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht tijdens de mondelinge behandeling d.d. 28 augustus 2012.

1.3. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1. In dit kort geding merkt de voorzieningenrechter de navolgende – voor de onderhavige beoordeling van belang zijnde – feiten als tussen partijen vaststaand aan.

2.2. De Gastouderroute is een private aanbieder van onderwijs aan gastouders en gastouderbureaus. Haar opleidingsprogramma Helpende Zorg en Welzijn stelt gastouders in staat in korte tijd te voldoen aan de per 1 januari 2010 verzwaarde deskundigheidseisen voor gastouderopvang.

2.3. De Stichting voor Educatie en Beroepsonderwijs Zadkine (hierna: ‘de stichting’) is een ROC, een instelling voor educatie en beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB).

2.4. Zadkine Contract Activiteiten B.V. (hierna: ‘ZCA’) is een intermediair op het gebied van opleidingen en arbeidsmarktdiensten. Zij handelt op het gebied van contractactiviteiten in opdracht en voor rekening van de stichting.

2.5. Op 21 december 2010 hebben partijen een overeenkomst gesloten betreffende de gezamenlijke opleiding van gastouders (hierna: ‘de overeenkomst’). De examinering en de diplomering van de leerling-gastouders wordt verzorgd door de stichting. Als erkende onderwijs¬instelling ontvangt Zadkine van de overheid een subsidie per verstrekt diploma.

De overeenkomst luidt voor zover van belang als volgt:

‘Artikel 3: Financi ële afspraken

1. (…)

2. Partijen zijn tegenover elkaar gehouden tot transparantie met betrekking tot de wijze van bekostiging van de opleidingstrajecten, de inkomsten en de uitgaven en de (co-)financiering van andere subsidiabele opleidingstrajecten. Partijen verlenen elkaar op verzoek inzage in alle in het kader van de samenwerking tussen partijen relevante (financiële) bescheiden.

3. Ten aanzien van de bekostiging van de aangeboden opleidingstrajecten verklaren partijen zich, met name ten aanzien van “diplomastapeling’ van verschillende geldstromen voor eenzelfde onderwijsactiviteit, gehouden tot naleving van de Notitie Helderheid 2004.

4. ZCA is verantwoordelijk voor de facturering en administratie volgens de voorschriften van de WEB. ZCA vrijwaart De Gastouderroute voor eventuele nadelige (financiële) gevolgen voor schending van bepalingen in de WEB die betrekking hebben op de facturering en administratie van de aangeboden opleidingstrajecten, wanneer deze niet door schuld van De Gastouderroute zijn ontstaan.

5. (…)

6. Op het moment dat Zadkine [de stichting, toevoeging vzr] of ZCA een diploma verstrekt aan een deelnemer, is ZCA aan De Gastouderroute de op grond van Bijlage 1 te berekenen vergoeding verschuldigd. De Gastouderroute is gerechtigd om de vergoeding aan ZCA te factureren vanaf het moment van de diploma-uitreiking. ZCA heeft de verplichting om deze factuur binnen 30 dagen te betalen.

(…)

Artikel 4: inschrijving en plaatsing

1. Deelnemers aan een door partijen aangeboden opleidingstraject dienen zich – na aanmelding bij De Gastouderroute – in te schrijven bij Zadkine. De Gastouderroute verzorgt de inschrijving via ZCA.

2. Indien een deelnemer zich aanmeldt voor een CREBO-erkende opleiding, draagt ZCA zorg voor de inschrijving van de deelnemer bij Zadkine.

3. De Gastouderroute voorziet ZCA bij iedere inschrijving van alle (wettelijke) benodigde informatie voor een inschrijving door Zadkine van de deelnemers voor het betreffende opleidingstraject.

De documenten die zijn vereist voor inschrijving zijn: het aanmeldingsformulier, een verklaring cursusgeld, een kopie ID en diploma, een (ondertekende) onderwijsovereenkomst en, indien van toepassing, een (ondertekende) praktijkovereenkomst. De Gastouderroute dient voor aanvang van het opleidingstraject het dossier aan te leveren aan ZCA.

4. Nadat de deelnemer voor een opleidingstraject is aangemeld bij Zadkine, sluit Zadkine met de betreffende deelnemer een onderwijsovereenkomst. Zadkine draagt ervoor zorg dat de onderwijsovereenkomst met de deelnemer tijdig wordt gesloten.

5. Zodra aan alle administratieve verplichtingen voor inschrijving uitvoering is gegeven, wordt het opleidingstraject uitgevoerd volgens de coördinatie en planning van De Gastouderroute en komt De Gastouderroute in aanmerking voor de financiële vergoeding, zoals vermeld in bijlage 1.

Artikel 11: Wijzigingen

1. Wanneer door het Ministerie van OCW wijzigingen in de regelgeving voor onderwijs of bekostiging daarvan worden ingevoerd of indien te dien aanzien het beleid van het Ministerie van OCW verandert, treden partijen in overleg over de gevolgen hiervan voor de samenwerking.

2. Bij onvoorziene omstandigheden treden partijen in overleg teneinde een passende oplossing te vinden.

(…)

Artikel 12: Duur van de overeenkomst en opzegging

1. Deze overeenkomst gaat in op 1 januari 2011 en wordt aangegaan voor de duur van één jaar.

2. Na de overeengekomen looptijd wordt de overeenkomst telkenmale stilzwijgend verlengd met een periode van één jaar.

3. Ieder der partijen kan de overeenkomst tegen het einde van de overeengekomen periode schriftelijk opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden.

4. Beëindiging van de overeenkomst heeft slechts gevolgen voor de verplichting van partijen ten aanzien van opleidingscohorten waarvoor nog geen deelnemers zijn ingeschreven. Partijen blijven verantwoordelijk voor de doorloop van de reeds gestarte cohorten, tenzij partijen overeenstemming bereiken over een passende oplossing. Deze oplossing mag nooit leiden tot nadeel voor de bestaande deelnemers.

Artikel 13: Tussentijdse opzegging

1. Zadkine [de stichting, toevoeging vzr] heeft het recht om deze overeenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen, wanneer de subsidiebekostiging vanuit het Ministerie van OC&W, om welke reden dan ook ingrijpend wijzigt, of vervalt. Het vierde lid van artikel 12 is van overeenkomstige toepassing. ’

2.6. Tussen partijen is op 24 mei 2011, 24 augustus 2011 en 5 april 2012 over (de periode van) de voortzetting van de samenwerkingsovereenkomst gesproken.

2.7. Zadkine heeft de overeenkomst opgezegd tegen 31 december 2012, onder verwijzing naar artikel 12 lid 3.

3. De vordering

3.1. De Gastouderroute vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

1. gedaagden zal bevelen de samenwerkingsovereenkomst d.d. 21 december 2010 onvoorwaardelijk na te komen tot en met 31 december 2013, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag of deel daarvan dat gedaagden na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis niet aan dit bevel voldoen;

2. gedaagden zal bevelen de samenwerkingsovereenkomst d.d. 21 december 2010 na te komen op de tussen partijen in de samenwerkingsovereenkomst overeengekomen en gebruikelijke voorwaarden, onder andere doch niet uitsluitend zonder:

a. nadere voorwaarden te stellen aan de aanlevering en ondertekening van aanmeldingsformulieren en onderwijsovereenkomsten;

b. en maximum aantal examenkandidaten te hanteren;

c. voorwaarden te stellen voor het afgeven van een onderwijs- en examenplanning;

d. dat Zadkine een niet contractueel bepaalde omstandigheid hanteert als voorwaarde voor een tijdige betaling van de verschuldigde vergoeding;

e. dat Zadkine kosten in rekening brengt, waarin de samenwerkingsovereenkomst niet voorziet;

zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag of deel daarvan dat gedaagden na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis niet aan dit bevel voldoen;

3. gedaagden hoofdelijk zal veroordelen in de kosten van deze procedure, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van de uitspraak, en, indien voldoening binnen die termijn niet plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf veertien dagen na dagtekening van de uitspraak;

4. gedaagden hoofdelijk zal veroordelen in de nakosten tot een bedrag van € 131,- indien gedaagden aangeschreven dienen te worden tot betaling van hetgeen waartoe zij in het in deze zaak te wijzen vonnis worden veroordeeld maar geen betekening plaatsvindt, dan wel een bedrag van € 199,- indien wel betekening plaatsvindt.

3.2. Het verweer van Zadkine strekt tot afwijzing van de vorderingen van De Gastouderroute.

3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1. Tussen partijen bestaat verschil van mening over de vraag of de door hen gesloten overeenkomst verlengd is tot 31 december 2012 of tot 31 december 2013 alsook over de wijze waarop de overeenkomst moet worden uitgevoerd. De Gastouderroute heeft gemotiveerd gesteld dat de continuïteit van haar onderneming in gevaar komt als niet op korte termijn duidelijkheid ontstaat over de verplichting van Zadkine om de samenwerking op de overeengekomen wijze voort te zetten tot eind 2013. De voorzieningenrechter acht het spoedeisend belang hiermee gegeven.

Voortzetting van de samenwerking tot en met 31 december 2013

4.2. Met ingang van 1 januari 2011 bieden partijen gezamenlijk een opleiding aan waarmee gastouders een erkend diploma kunnen verwerven, zodat zij aantoonbaar voldoen aan de kwaliteitseisen van de Wet Kinderopvang 2010. De samenwerking tussen partijen houdt kort gezegd in dat De Gastouderroute de opleidingsactiviteiten verzorgt en Zadkine verantwoordelijk is voor de examinering en diplomering. Partijen zijn overeengekomen dat De Gastouderroute van Zadkine een bedrag van € 1.000,- per verstrekt diploma ontvangt. Dit bekostigt Zadkine in feite uit de door haar van overheidswege ontvangen subsidiegelden. Daarnaast ontvangt De Gastouderroute een relatief beperkt bedrag aan inschrijvingsgeld van de cursist.

4.3. De Gastouderroute heeft gesteld dat partijen tijdens een overleg op 24 mei 2011 zijn overeengekomen dat de overeenkomst, die aanvankelijk was aangegaan voor de periode vanaf 1 januari 2011 tot 31 december 2011, zal worden voortgezet tot 31 december 2013.

4.4. Ter onderbouwing van deze stelling heeft De Gastouderroute als producties 3 tot en met 7 stukken overgelegd, waaruit onder meer het volgende blijkt:

1. Op 24 mei 2011 is er een bespreking geweest tussen De Gastouderroute en Zadkine. Op de agenda stond onder meer: ‘continuïteit van de samenwerking vertaald naar een contract t/m 2012’.

2. Op 24 augustus 2011 heeft een overleg plaatsgevonden waarbij namens De Gastouderroute de heren [A] en [B] en namens Zadkine de heer [C] en mevrouw [D] aanwezig waren. Punt 4 op de agenda luidde: ‘Contract voor 2 jaar’. In het verslag van deze bijeenkomst is bij punt 4 vermeld:

‘Contract voor 2 jaar:

Zoals eerder afgesproken tijdens de laatste bijeenkomst bij Zadkine is er afgesproken om met Zadkine een 2-jarig contract af te sluiten. [X] gaat een voorstel maken met als ingangsdatum

01-01-2012 met een looptijd tot 31-12-2014’.

3. Tijdens een bijeenkomst gehouden op 5 april 2012, waarbij namens De Gastouderroute de heer [A] en mevrouw [E] en namens Zadkine de heer [C] en mevrouw [F] aanwezig waren, heeft de volgende woordenwisseling plaatsgevonden:

[A]:

‘Ja, maar je moet toch met mij eens zijn ik ben expliciet in mei 2011 met jullie aan tafel gegaan. Ik heb gezegd: ‘Ik ga investeren in de gastoudermarkt en in plaats dat ik daar een contract voor één jaar, wil ik graag een contract voor twee jaar.’ En toen hebben jullie volmondig’

[C]:

‘dat was de intentie om te doen’

[A]:

‘Er is toen volmondig op gereageerd’

‘Dat klopt toch of niet!’

[F]:

‘Ja dat klopt. Dat heb ik met meerdere partners. Jullie zijn niet de enige waar wij natuurlijk zaken mee doen’

[A]:

‘Nee’.

[F]:

‘en dat heb ik met ziekenhuizen ook. Op een gegeven moment dan wil je ook vastigheid voor meerdere jaren. Ik heb mij toen niet gerealiseerd dat was voor mij toen nog niet bekend hoe gevoelig deze materie gewoon ligt.’

4.5. Voorts heeft De Gastouderroute verklaringen overgelegd van de heer [A], mevrouw [E] en de heer [B]. Deze verklaringen sluiten aan bij de inhoud van de hiervoor genoemde producties en ondersteunen het standpunt van De Gastouderroute dat in mei 2011 een verlenging voor de duur van twee jaar is overeengekomen.

4.6. Zadkine, daarentegen, heeft zich op het standpunt gesteld dat de overeenkomst na afloop van het eerste jaar stilzwijgend is verlengd voor een periode van één jaar, derhalve tot 31 december 2012. Zij heeft betwist dat een verlenging voor de duur van twee jaar overeengekomen is. Volgens Zadkine is in mei 2011 slechts de intentie uitgesproken om de overeenkomst met twee jaar te verlengen. Zadkine heeft in dit verband naar voren gebracht dat het niet voor de hand lag de overeenkomst op dat moment zonder meer met twee jaar te verlengen. Partijen waren toen immers nog bezig met het uitwerken van de voorwaarden waaronder werd samengewerkt en er moest nog worden bezien of de aan De Gastouderroute te betalen vergoeding van € 1.000,- per diploma voldeed aan de geldende richtlijnen ter voorkoming van ongerechtvaardigde verrijking uit de notitie ‘Helderheid’ van het Ministerie van OC&W. Ook het feit dat later, te weten op 24 augustus 2011 is afgesproken dat [C] een voorstel zou uitwerken, wijst er op dat er in mei 2011 geen sprake was van een bindende afspraak, aldus Zadkine.

4.7. Over de bespreking van 5 april 2012 heeft Zadkine opgemerkt dat [C] het standpunt van Zadkine toen duidelijk heeft verwoord: er was uitsluitend sprake van een intentie. Dat het vervolgens niet tot een daadwerkelijke afspraak over de voortzetting van de samenwerking tot 31 december 2013 is gekomen, heeft volgens Zadkine onder meer te maken met de omstandigheid dat er steeds meer kritiek op onderwijstrajecten als de onderhavige werd geuit door andere opleidings¬instellingen alsook door de MBO Raad (een samenwerkingsorgaan van regionale opleidingscentra in Nederland). Verder speelde daarbij een rol de toenemende onzekerheid over de bekostiging van het opleidingstraject door de overheid en het gebrek aan bereidheid aan de zijde van De Gastouderroute om op praktische punten medewerking te verlenen teneinde het risico dat Zadkine niet in aanmerking zou komen voor de beoogde vergoeding te verkleinen, zo heeft Zadkine aangevoerd.

4.8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat De Gastouderroute met de overgelegde producties 3 tot en met 7, die als zodanig niet door Zadkine zijn betwist, en de overgelegde verklaringen van [A], [E] en [B], voorshands voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat partijen op 24 mei 2011 zijn overeengekomen dat de samenwerking tot 31 december 2013 zou worden voortgezet. De voorzieningen¬rechter beschouwt de hiervoor in 4.4 onder 3 geciteerde opmerkingen van [F], directeur van de stichting, tijdens het gesprek op 5 april 2012 als een erkenning dat zij in mei 2011 heeft ingestemd met een verlenging voor de duur van twee jaar. Dat [C] voorafgaande aan de opmerkingen van [F] heeft verklaard dat het aan de zijde van Zadkine slechts om een intentie ging, doet aan deze erkenning, die in het betreffende gesprek vervolgens niet verder ter discussie is gesteld, niet af.

4.9. Tegenover de door De Gastouderroute overgelegde producties, die sterk wijzen op het bestaan van overeenstemming over het voortzetten van de samenwerking tot eind 2013, legt hetgeen Zadkine op dit punt heeft aangevoerd – de omstandigheid dat partijen destijds nog bezig waren met het uitwerken van de voorwaarden waaronder werd samengewerkt, de volgens Zadkine overeengekomen evaluatie van het aan De Gastouderroute te betalen bedrag van €1.000,- per diploma en de afspraak dat [C] nog een voorstel zou uitwerken – onvoldoende gewicht in de schaal om van de juistheid van het standpunt van Zadkine uit te gaan. Geen van die omstandigheden is onverenigbaar met verlenging van de overeenkomst tot en met 2013.

4.10. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Zadkine in beginsel gehouden is de samenwerking met De Gastouderroute op de overeengekomen voorwaarden voort te zetten tot eind 2013. Dat de overeenkomst tussen partijen geldt tot en met 31 december 2013 wil op zichzelf niet zeggen dat tussentijdse opzegging onmogelijk zou zijn. In eerste instantie gaat het voor wat betreft de opzeggingsmogelijkheden om wat partijen dienaangaande hebben afgesproken. De overeenkomst voorziet in twee mogelijkheden: artikel 12 lid 3 en artikel 13. In confesso is, dat Zadkine heeft opgezegd met verwijzing naar artikel 12 lid 3. Die bepaling laat echter slechts opzegging tegen het eind van de contractuele periode (drie maanden te voren schriftelijk aan te geven) toe, dat wil zeggen in dit geval, naar voorshands oordeel, pas in september 2013 tegen 31 december 2013. De opzeggingsmogelijkheid van artikel 13 staat de stichting ten dienste, indien de in de overeenkomst genoemde voorwaarde is vervuld. Dat is op dit moment (kennelijk) niet het geval. Evenmin is door Zadkine gewezen op zodanig uitzonderlijke omstandigheden dat opzegging buiten de overeengekomen mogelijkheden op haar plaats zou zijn. De vordering van De Gastouderroute strekkende tot nakoming van de overeenkomst tot en met 31 december 2013 is dan ook in beginsel toewijsbaar, zij het, dat in kort geding geen ruimte is voor een verklaring voor recht, en dat niet vooruitgelopen kan worden op toekomstige ontwikkelingen.

4.11. Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. In dit verband overweegt de voorzieningenrechter als volgt.

4.12. De Gastouderroute heeft onweersproken gesteld dat de opleiding van gastouders, waar het hier over gaat, momenteel haar enige activiteit is en dat bij het wegvallen van de samenwerking met Zadkine niet te verwachten valt dat zij een vergelijkbare regeling zal kunnen treffen met een andere onderwijsinstelling. Zonder een regeling als deze zou De Gastouderroute, die zelf niet bevoegd is te examineren en te diplomeren, hoogstens een opleiding kunnen aanbieden tegen een veel hogere prijs. Omdat concurrenten die met andere ROC’s werken (welke ROC’s subsidie krijgen) dan veel goedkoper zijn, zal zij geen cursisten meer kunnen krijgen. De voorzieningenrechter acht dan ook aannemelijk dat bij afwijzing van de in 3.1 onder 1 weergegeven vordering de continuïteit van de onderneming van De Gastouderroute in gevaar komt en een ernstig risico bestaat dat zij de door haar gedane investeringen niet zal kunnen terugverdienen.

4.13. Zadkine heeft ter zitting benadrukt dat zij met de huidige constructie een zeer groot financieel risico loopt. Het bekostigingssysteem is zo ingericht dat Zadkine pas een jaar na het verstrekken van een diploma verneemt welk bedrag zij voor de betreffende prestatie zal ontvangen en dat de uitbetaling van dit bedrag nog weer een jaar later plaatsvindt. Dit brengt onzekerheid met zich mee over de hoogte van de te verkrijgen vergoeding/subsidie en betekent dat Zadkine aanzienlijke bedragen moet voorfinancieren. Daar komt bij dat er in toenemende mate kritiek is op onderwijstrajecten als de onderhavige en dat er signalen zijn (geweest) dat de bekostiging hiervan mogelijk reeds met ingang van januari 2011 zal (zou) worden stopgezet. Een dergelijke stopzetting zou betekenen dat Zadkine wel kosten moet maken (verzorgen van de examinering en diplomering, betalen van de overeengekomen € 1.000,- per diploma aan De Gastouderroute), maar dat daar voor haar geen enkele vergoeding tegenover staat. Het gaat hier, als ook het hele jaar 2013 moet worden doorgegaan met de samenwerking, om aanzienlijke bedragen, aldus Zadkine. Bovendien is volgens Zadkine de kans klein dat de alsdan mogelijk ten onrechte aan De Gastouderroute betaalde bedragen met succes teruggevorderd kunnen worden. Zadkine heeft hierbij verwezen naar informatie uit het handelsregister.

Het belang van Zadkine is er dan ook in gelegen dat haar financiële risico door afwijzing van de vordering tot nakoming van de overeenkomst tot eind 2013 beperkt wordt.

4.14. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter weegt het belang van De Gastouderroute bij toewijzing van de vordering tot nakoming van de overeenkomst tot eind 2013 zwaarder dan het belang van Zadkine bij afwijzing daarvan. Daarbij is het volgende van belang.

Zadkine heeft ter zitting desgevraagd bevestigd dat zij bij het aangaan van de overeenkomst er van op de hoogte was dat de vergoeding per diploma pas een jaar na het verstrekken van het diploma wordt vastgesteld, alsmede dat daadwerkelijke uitkering nog later volgt. Zadkine was zich er dus van bewust dat de door de overheid uit te keren vergoeding per diploma zou kunnen afwijken van het bedrag van € 2.100,-, waarvan partijen steeds zijn uitgegaan en had, naar moet worden aangenomen, rekening gehouden met de uit de structuur van de overeenkomst voortvloeiende noodzaak van voorfinanciering.

Verder maakt de voorzieningenrechter uit de stellingen van beide partijen op dat er op dit moment geen concrete aanwijzingen zijn dat, zoals Zadkine vreest, de bekostiging van het onderhavige onderwijstraject – al dan niet met terugwerkende kracht – zal worden beëindigd.

De voorzieningenrechter acht voorts van belang dat partijen in de overeenkomst specifieke afspraken over het financiële aspect van de samenwerking, de subsidiebekostiging daaronder expliciet begrepen, hebben opgenomen. Zo is in artikel 11 van de overeenkomst vastgelegd dat partijen in geval van wijzigingen in regelgeving of beleid ten aanzien van (de bekostiging van het) onderwijs, in overleg treden over de gevolgen hiervan voor de samenwerking en is in artikel 13 van de overeenkomst bepaald dat de stichting het recht heeft de overeenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen, wanneer de subsidiebekostiging vanuit het ministerie om welke reden dan ook ingrijpend wijzigt of vervalt.

De – naar op zichzelf aannemelijk is niet onaanzienlijke – financiële belangen van Zadkine zijn dan ook deels beschermd door bepalingen in de overeenkomst en betreffen deels een door Zadkine bewust genomen risico. Gelet daarop, en ondanks het op zichzelf ook aannemelijke bestaan van een restitutierisico voor Zadkine, geeft het zwaar¬wegende belang van De Gastouderroute bij het behoud van de continuïteit van haar onderneming de doorslag.

4.15. De voorzieningenrechter zal Zadkine dan ook veroordelen tot nakoming van de overeenkomst van 21 december 2010 tot en met 31 december 2013 dan wel tot het vóór laatstgenoemde datum gelegen moment waarop de overeenkomst (met inachtneming van artikel 11 en /of 13) rechtsgeldig zal zijn beëindigd, op straffe van een dwangsom. Aan de dwangsom zal een maximum worden verbonden.

De wijze van uitvoering van de overeenkomst

4.16. De in 3.1 onder 2 weergegeven vordering van De Gastouderroute komt neer op een aan Zadkine gericht verbod betreffende in elk geval:

a. het stellen van nadere voorwaarden aan de aanlevering en ondertekening van aanmeldingsformulieren en onderwijsovereenkomsten;

b. het hanteren van een maximum aantal examenkandidaten;

c. het stellen van voorwaarden voor het afgeven van een onderwijs- en examenplanning;

d. het uitoefenen van een buitencontractueel opschortingsrecht met betrekking tot de betaling van de overeengekomen vergoeding;

e. het in rekening brengen van kosten waarin de overeenkomst niet voorziet.

4.17. Ad a.

Ten aanzien van de aanlevering van aanmeldingsformulieren is in artikel 4 lid 3 van de overeenkomst bepaald dat ZCA bij inschrijving, dus voor aanvang van het opleidingstraject over deze stukken dient te beschikken. Daaraan doet de verplichting in artikel 4 lid 4 van Zadkine om de onderwijsovereenkomst tijdig te sluiten niet af. Zadkine heeft (onweersproken) verklaard dat aan dergelijke formaliteiten in het begin van de samenwerking niet strikt de hand werd gehouden, maar dat er nu, mede onder invloed van de kritiek op constructies als de onderhavige, door de overheid steeds strenger wordt gecontroleerd of aan alle vereisten voor de vaststelling en uitkering van de vergoeding is voldaan. Zij verwijst naar de nota Helderheid, die ook in de overeenkomst wordt genoemd. Tot deze vereisten behoort, naar buiten kijf staat, per cursist de aanwezigheid van het aanmeldingsformulier en de ondertekende onderwijsovereenkomst.

De Gastouderroute heeft ter zitting desgevraagd laten weten dat zij op zichzelf geen bezwaar heeft tegen de door Zadkine gestelde voorwaarden met betrekking tot de aanlevering van de aanmeldingsformulieren en onderwijsovereenkomsten, maar dat zij het er alleen niet mee eens is dat deze voorwaarden eenzijdig door Zadkine worden opgelegd.

Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding de vordering van De Gastouderroute op dit punt toe te wijzen. De overeenkomst is duidelijk en de eisen van Zadkine zijn redelijk. Souplesse in het verleden schept geen verplichting tot souplesse voor de toekomst, zeker niet als de omstandigheden zijn gewijzigd.

4.18. Ad b.

Met betrekking tot het hanteren van een maximum aantal examenkandidaten overweegt de voorzieningenrechter als volgt.

In de overeenkomst is geen regeling opgenomen betreffende de capaciteit voor het afnemen van examens door Zadkine. Zadkine heeft onweersproken gesteld dat voor 2011 aanvankelijk is uitgegaan van ongeveer 20 cursisten per week. Uit het als productie 5 bij de dagvaarding overgelegde verslag van het overleg tussen partijen d.d. 24 augustus 2011 blijkt dat partijen op genoemde datum hebben afgesproken dat de instroom van cursisten zou worden verhoogd van 25 naar 35 per projectgroep. Van een concrete nadere afspraak tussen partijen over een verdere verhoging van dit aantal is kennelijk geen sprake geweest. Evenmin is aannemelijk geworden dat Zadkine zich anderszins heeft verbonden om zorg te dragen voor de examinering en diplomering van een onbegrensd, slechts door De Gastouderroute tijdig te melden, aantal cursisten van De Gastouderroute. Aannemelijk is wel, dat Zadkine een redelijk belang heeft bij het stellen en handhaven van een maximum. De Gastouderroute heeft weliswaar een belang bij aanname van een zo groot mogelijk aantal leerlingen, maar zonder duidelijke toezeggingen kan zij in redelijkheid niet van De Gastouderroute verwachten dat deze veel grotere aantallen zou kunnen examineren.

Bij deze stand van zaken is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk dat Zadkine thans jegens De Gastouderroute gehouden zou zijn haar medewerking te verlenen aan een grotere instroom van cursisten dan het hiervoor vermelde aantal van 35 per week. Dit onderdeel van de vordering komt dan ook niet voor toewijzing in aanmerking.

4.19. Ad c.

Het punt van het stellen van voorwaarden voor het afgeven van een onderwijs- en examenplanning betreft uitsluitend het eerder aanleveren van de aanmeldformulieren. Verwezen wordt naar hetgeen hiervoor in 4.17 is overwogen. Op de daar vermelde gronden wordt ook dit onderdeel van de vordering afgewezen.

4.20. Ad d.

De voorzieningenrechter ziet geen grond om Zadkine te verbieden met betrekking tot de betaling van de overeengekomen vergoeding een beroep te doen op enig buitencontractueel, maar wel op de wet (bijvoorbeeld artikel 6:52 BW) gebaseerd opschortingsrecht. Gelet op de financiële regeling die aan de samenwerking ten grondslag ligt, is De Gastouderroute jegens Zadkine gehouden binnen redelijke grenzen haar medewerking te verlenen aan het veilig stellen van de door de overheid aan Zadkine uit te keren vergoeding/subsidie. Dit betekent onder meer dat De Gastouderroute gehouden is de nodige medewerking te verlenen aan de tijdige aanlevering van originele aanmeldingsformulieren en ondertekende onderwijsovereenkomsten. Indien De Gastouderroute niet aan haar verplichtingen op dit punt voldoet, staat het Zadkine vrij zich te beroepen op een wettelijk opschortingsrecht. Een dergelijk beroep dient wel proportioneel te zijn, maar Zadkine heeft op dit punt voldoende gesteld om het oordeel te rechtvaardigen dat haar beroep niet disproportioneel is.

4.21. Ad e.

Op zichzelf heeft De Gastouderroute gelijk als zij stelt, dat Zadkine niet zonder meer kosten die niet in de overeenkomst voorzien zijn in rekening mag brengen. De Gastouderroute heeft ter onderbouwing van dit onderdeel van haar vordering echter slechts aangevoerd dat Zadkine op enig moment heeft gesteld dat De Gastouderroute bij het annulering van een praktijkexamen gehouden is de door deze wanprestatie veroorzaakte schade van Zadkine te vergoeden en dat partijen vervolgens hebben afgesproken dat Zadkine in een dergelijk geval € 300,- aan De Gastouderroute in rekening mag brengen. Aldus is kennelijk invulling gegeven aan artikel 11. Dat betekent dat de vordering in zoverre niet toewijsbaar is. Dat Zadkine andere kosten in rekening brengt of heeft gebracht is door De Gastouderroute niet concreet gesteld. Nu in kort geding geen plaats is voor een verklaring voor recht is de voorzieningenrechter van oordeel dat De Gastouderroute in zoverre onvoldoende belang heeft bij dit onderdeel van de vordering.

4.22. Andere “overeengekomen en gebruikelijke” voorwaarden die Zadkine niet nakomt of dreigt niet na te komen, heeft De Gastouderroute niet genoemd. Het voorgaande brengt met zich mee dat de vordering weergegeven in punt 3.2 sub 2 op alle onderdelen zal worden afgewezen.

Zekerheid ten behoeve van Zadkine

4.23. Zadkine vraagt om zekerheid te doen stellen (door middel van het storten van bedragen in escrow) als de in 3.1 onder 1 weergegeven vordering wordt toegewezen. De voorzieningenrechter ziet daarvoor geen aanleiding. De betalingssystematiek – die neerkomt op bevoorschotting door Zadkine – is immers, naar Zadkine niet betwist heeft, uitdrukkelijk opgenomen in de overeenkomst die is opgesteld door haar adviseurs. Niet in te zien valt welke dringende reden er nu is om daarvan af te wijken.

Proces- en nakosten

4.24. Zadkine zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De Gastouderroute worden begroot op:

- dagvaarding € 76,17

- griffierecht 575,00

- salaris advocaat 816,00

Totaal € 1.467,17

4.25. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de vordering betreffende de nakosten worden toegewezen.

5. De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1. veroordeelt Zadkine de overeenkomst van 21 december 2010 na te komen tot en met 31 december 2013 dan wel tot het vóór laatstgenoemde datum gelegen moment waarop de overeenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd,

5.2. veroordeelt Zadkine om aan De Gastouderroute een dwangsom te betalen van € 1.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan nadat dit vonnis is betekend dat zij niet aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 500.000,- is bereikt,

5.3. veroordeelt de stichting en ZCA hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van De Gastouderroute tot op heden begroot op € 1.467,17, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,

5.4. veroordeelt de stichting en ZCA hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, dan wel, voor het geval dat Zadkine niet aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, begroot op € 199,00,

5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2012 in tegenwoordigheid van mr. H.J. Wieman-Bart, griffier.

2171/106


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature