Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

De rechtbank heeft verdachte veroordeeld voor de mishandeling van zijn 14-jarige zoon. De rechtbank is hierbij uitgegaan van de verklaring van het slachtoffer, welke zij betrouwbaar acht.

Uitspraak



RECHTBANK UTRECHT

Sector strafrecht

parketnummer: 16/655755-12 en 16/141928-11 (vordering tul) [P]

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 augustus 2012

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [1970] te [geboorteplaats]

wonende te [woonplaats], [adres]

raadsvrouw mr. M.L. Cortet, advocaat te Utrecht

1. Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 6 augustus 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2. De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zijn zoon heeft mishandeld.

3. De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4. De beoordeling van het bewijs

4.1. Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, alsmede op de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 6 augustus 2012.

4.2. Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen voor zover de tenlastelegging inhoudt het slaan tegen het gezicht en het schoppen tegen het lichaam van zijn zoon [aangever 1]. Van dit deel van de tenlastelegging moet verdachte dan ook worden vrijgesproken. De verdediging heeft daartoe allereerst aangevoerd dat verdachte een grote, sterke man is. Gelet hierop zou het letsel in geval van het slaan tegen het gezicht en het schoppen tegen het lichaam van zijn zoon ernstiger moeten zijn geweest. Voor wat betreft het schoppen kan in de visie van de verdediging bovendien geen gebruik worden gemaakt van de verklaringen van de getuigen die een en ander vanaf de weg hebben waargenomen. Volgens de verdediging konden deze getuigen niet zien wat zich op de galerij afspeelde, nu de galerij is afgeschermd met panelen. Ten slotte heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat deze getuigenverklaringen niet geloofwaardig zijn. Indien het door de getuigen beschreven geweld daadwerkelijk zou hebben plaatsgevonden, zou de buurvrouw die ten tijde van het incident op de galerij stond dat ook moeten hebben gezien. Zij heeft daarover echter niets naar voren gebracht in haar verklaring.

4.3. Het oordeel van de rechtbank

Feiten en omstandigheden

[aangever 1] (14 jaar oud) heeft verklaard dat zijn vader, [verdachte], hem op 27 april 2012 in zijn flat aan de [adres] te Breukelen twee keer op zijn rug/schouder heeft geslagen. [aangever 1] zag dat zijn vader dit met zijn vuist deed. Hij had hierdoor pijn. Daarop pakte zijn vader hem bij zijn haren en trok hem naar beneden. Hij voelde hierdoor pijn aan de bovenzijde van zijn hoofd. Onderwijl pakte zijn vader hem bij zijn neus en trok daaraan. Ook dit deed pijn. Hij kreeg een bloedneus. Toen hij vervolgens weg wilde rennen, pakte zijn vader hem vast op de galerij van de flat, waarna hij op de grond terecht kwam. Daar trapte zijn vader hem twee keer. Toen hij zich om wilde draaien, gaf zijn vader hem met één van zijn benen nog een tik in zijn rug. Inmiddels stond de buurvrouw op de galerij en lukte het hem om weg te komen. Hij is toen naar de woning van zijn oma gelopen, aldus [aangever 1].

Toen verbalisant [verbalisant 1][aangever 1] vlak na het incident aantrof bij zijn oma, had [aangever 1] ook verteld dat zijn vader hem meermalen in zijn gezicht had gestompt en dat hij hem had geslagen op zijn ribben. Hij wees daarbij naar de linkerzijde van zijn lichaam en vertelde dat hij veel pijn had. [verbalisant 1] heeft geverbaliseerd dat [aangever 1] hem daarop meerdere verwondingen heeft getoond. Hij zag onder meer een verwonding in sneevorm onder de kin van [aangever 1] met nog niet ingedroogd bloed, evenals een verse wond op de kruin van zijn hoofd. Voorts zag hij een verdikking en een rode kleur op de ribbenkast van [aangever 1]. In zijn neusgat zag hij ten slotte opgedroogd bloed.

In de geneeskundige verklaring die met betrekking tot [aangever 1] is opgemaakt op

27 april 2012 wordt eveneens melding gemaakt van een schaafwond onder de kin en een rode plek en bult op het achterhoofd. Ook maakt de geneeskundige verklaring melding van een rode plek en een schaafwondje op de schouders.

Ten aanzien van hetgeen zich heeft afgespeeld op de galerij, zijn getuigenverklaringen afgelegd. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op 27 april 2012 haar auto op de [adres] te Breukelen had geparkeerd en dat zij toen commotie vanaf de flat hoorde komen. Zij zag daarop een vrij grote man bewegingen maken alsof hij een deur aan het intrappen was. Zij zag de man trappende bewegingen maken in de richting van de deur. Daarop zag zij een kleine jongen omhoog komen. Ze zag dat deze jongen een rood gezicht had en over de galerij wegrende van de man af.

Ook getuige [getuige 2] heeft tijdens een telefonisch verhoor verklaard dat hij op 27 april 2012 vanaf de galerij van de flat aan de [adres] te Breukelen een hoop geschreeuw hoorde. Hij zag toen een man die uithaalde en schopte, maar hij kon niet zo goed zien naar wie hij dat deed. Op een gegeven moment zag hij een kinderhoofd van een jochie. Hij zag dat de man toen nog een paar keer uithaalde met zijn vuisten en dat de jongen vervolgens op de grond viel. Daarop schopte de man de jongen nog een paar keer, waarna de jongen zich uit de voeten kon maken.

Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat zich een geweldincident tussen hem en zijn zoon heeft voorgedaan op 27 april 2012. Hij heeft bekend dat hij zijn zoon heeft gepakt bij zijn neus, zijn haren en zijn arm. Hij was daarbij zijn controle kwijt.

Bewijsoverweging

De rechtbank acht de verklaring van [aangever 1] geloofwaardig en derhalve bruikbaar voor het bewijs. Zij komt allereerst tot dit oordeel gelet op de omstandigheid dat de verklaring van [aangever 1] wordt ondersteund door het bij hem geconstateerde letsel. Zijn letsel past bij de handelingen die verdachte volgens [aangever 1] heeft begaan. De emotionele toestand waarin [aangever 1] bij zijn oma is gearriveerd en waarin hij door verbalisant [verbalisant 1] is aangetroffen, laat bovendien zien dat zich iets ernstigs heeft afgespeeld. De rechtbank heeft op basis van het dossier niet de indruk gekregen dat [aangever 1] een aanleiding had zijn vader ten onrechte te beschuldigen en op dat moment overdreven gedrag te vertonen. De loyaliteit die hij als zoon naar zijn vader zal voelen, maakt een dergelijk scenario niet aannemelijk. Daarnaast vindt de verklaring van [aangever 1] -voor zover deze de handelingen op de galerij betreft- bevestiging in de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2]. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid hiervan. Het betreffen verklaringen afgelegd door onafhankelijke personen van wie niet is gebleken dat zij belang hebben bij het afleggen van een valse verklaring. Dat de buurvrouw van verdachte niet over de gewelddadige handelingen op de galerij heeft verklaard, maakt het voorgaande niet anders. Zij kan verschillende redenen hebben gehad zich bij het afleggen van haar verklaring op de vlakte te houden. De rechtbank hecht daarom minder belang aan deze verklaring. Ten slotte wordt de verklaring van [aangever 1] op enkele essentiële punten ondersteund door verdachte zelf. Door te verklaren dat hij de controle over zichzelf kwijt was, bevestigt hij bovendien dat hij te ver is gegaan. Dat [aangever 1] in zijn vlucht naar buiten wellicht ook tegen een kast gevallen is -zoals verdachte heeft verklaard- hetgeen verwondingen kan hebben opgeleverd, doet hier niet aan af.

Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in voornoemde bewijsmiddelen zijn vervat, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, op de wijze als hierna onder bewezenverklaring vermeld.

4.4. De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

op 27 april 2012 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, opzettelijk mishandelend

zijn kind, te weten [aangever 1], met kracht

- in het gezicht en tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en

- aan het haar heeft getrokken en

- aan de neus heeft getrokken en

- tegen het lichaam heeft geschopt,

waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5. De strafbaarheid

5.1. De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.

Mishandeling, begaan tegen zijn kind.

5.2. De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6. De strafoplegging

6.1. De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 43 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering met een meldingsgebod en behandelverplichting, een en ander conform het reclasseringsrapport d.d. 9 juli 2012.

6.2. Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat met een straf dient te worden volstaan waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. Verdachte heeft reeds uit eigen beweging hulp gezocht. Hij is bereid om conform het advies van de reclassering zijn hulpverlening binnen een verplicht kader te continueren.

6.3. Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.

Verdachte heeft zijn zoon van 14 jaar op nare wijze mishandeld. Hij heeft hem onder meer in zijn gezicht gestompt en tegen zijn lichaam geschopt. Verdachte heeft hierbij misbruik gemaakt van zowel zijn fysieke als mentale overwicht en is alle grenzen van zijn rol als vader te buiten gegaan. Hij heeft onvoldoende zijn verantwoordelijkheid genomen om op een verstandige wijze om te gaan met zijn wellicht lastige puberzoon. De persoon waarbij [aangever 1] zich bij uitstek veilig had moeten voelen, heeft bij hem een enorme angst teweeg gebracht. Deze angst is dermate groot, dat [aangever 1] niet meer naar huis wil en te kennen heeft gegeven bij een pleeggezin te willen gaan wonen. Sedert het incident heeft [aangever 1] slechts enkele malen telefonisch contact met zijn vader gehad.

De rechtbank is van oordeel dat het een ernstig feit betreft en rekent verdachte zijn handelwijze zwaar aan. De justitiële documentatie van verdachte d.d. 9 mei 2012 laat zien dat hij recentelijk nog is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Kennelijk heeft dit hem er niet van weerhouden zich beter te beheersen.

Het onderhavige feit heeft verdachte er echter wel van doordrongen dat hij buitensporig gedrag vertoont en, zoals wordt vermeld in het reclasseringsrapport d.d. 9 juli 2012, vormde dit voor hem een aanleiding vrijwillig hulp te zoeken bij De Waag. De rechtbank vindt dit een positieve ontwikkeling. Het reclasseringsrapport meldt ook dat verdachte heeft aangetoond zich bewust te zijn van zijn grensoverschrijdend gedrag. De reclassering verwacht dat continuering van ambulante behandeling bij een forensische psychiatrische instelling en toezicht bij de reclassering eventuele toekomstige problemen kan voorkomen. De reclassering heeft dan ook geadviseerd dit als bijzondere voorwaarde op te leggen bij een deels voorwaardelijke straf. De behandeling waaraan verdachte vrijwillig is begonnen, zal dan in een verplicht kader worden gegoten. Daarnaast heeft de reclassering een meldingsgebod geadviseerd. De rechtbank zal dit advies volgen.

De rechtbank is van oordeel dat niet met een straf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest kan worden volstaan. Een dergelijke straf doet onvoldoende recht aan de ernst van het feit. De rechtbank zal dan ook boven de eis van de officier van justitie uitgaan en tevens een werkstraf opleggen.

7. De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf, inhoudende een geldboete van € 200,-- die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van

4 januari 2012 ten uitvoer zal worden gelegd.

De verdediging heeft primair verzocht de vordering af te wijzen. Subsidiair, in geval van toewijzing van de vordering, heeft de verdediging verzocht toe te staan dat de geldboete in termijnen wordt voldaan, gelet op de financiële situatie van verdachte.

De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. Gelet op de hoogte van de geldboete van € 200,-- behoort betaling in termijnen op grond van het bepaalde in artikel 24a lid 1 van het Wetboek van Strafrecht niet tot de mogelijkheden.

8. De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14 a, 14b, 14c, 14d, 14g, 22c, 22d, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9. De beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

Mishandeling, begaan tegen zijn kind.

- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 43 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;

- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:

* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;

* omdat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;

* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;

- stelt als bijzondere voorwaarde:

* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde; daartoe moet de veroordeelde zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis melden bij de Reclassering Nederland op het adres Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht; hierna moet hij zich gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering dat gedurende deze perioden nodig acht;

* dat verdachte zich ambulant laat behandelen voor (onder meer) relationele problemen bij een ambulante forensische instelling of soortgelijke forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;

- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;

- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;

- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 40 uren;

- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 dagen;

- heft op de reeds geschorste voorlopige hechtenis.

Vordering tenuitvoerlegging

- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 4 januari 2012 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/141928-11 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een geldboete van € 200,-- (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van vier dagen.

Dit vonnis is gewezen door mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter, mr. H.A. Brouwer en

mr. M.J. Veldhuijzen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Maase-Raedts, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 augustus 2012.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature