Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 23 juni 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Emmaplein en Vinkenplein Bilthoven" vastgesteld.

Uitspraak



201109896/1/R3.

Datum uitspraak: 12 september 2012

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B.V. Nederlandsche Woningfinanciering Maatschappij (hierna: Newomij), gevestigd te Naarden,

2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats,

3. [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B], beiden wonend te Bilthoven, gemeente De Bilt,

en

de raad van de gemeente De Bilt,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 23 juni 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Emmaplein en Vinkenplein Bilthoven" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben Newomij, [appellant sub 2] en [appellanten sub 3] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Newomij, [appellanten sub 3] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 juni 2012, waar Newomij, vertegenwoordigd door D.P.C. Ochtman en F.C.M. Schoonhoven, bijgestaan door mr. F.H.A.M. Thunnissen, advocaat te Amsterdam, [appellant sub 2], [appellanten sub 3] en de raad, vertegenwoordigd door mr. J. Oosterkamp, ir. J.A.J. Kragting, drs. E.F. Plate, R. van Ruler en drs. J.A. Bos, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn daar verschenen de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Synchroon B.V. en [belanghebbende], beide vertegenwoordigd door mr. R.J.G. Bäcker, advocaat te Rotterdam.

Overwegingen

1. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de herstructurering en opwaardering van het centrum van Bilthoven.

2. [appellanten sub 3] betogen dat de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) niet van toepassing is. Hiertoe voeren zij aan dat dit op geen enkele wijze bekend is gemaakt, geen spoedeisend belang aanwezig is om het plan te realiseren en het project niet op de voorgeschreven wijze is aangemeld.

2.1. Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Chw , zoals deze luidde ten tijde hier van belang, is afdeling 2 van deze wet van toepassing op alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I bij deze wet bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten dan wel voor de in bijlage II bij deze wet bedoelde ruimtelijke en infrastructurele projecten.

In categorie 3, onder 3.1, van bijlage I behorende bij de Chw, zoals deze gold ten tijde van belang, wordt als categorie ruimtelijke en infrastructurele projecten als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, aangemerkt de ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden krachtens afdeling 3.1 of afdeling 3.3 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) ten behoeve van de bouw van meer dan 20 woningen in een aaneengesloten gebied of de herstructurering van woon- en werkgebieden.

2.2. Nu het voorliggende plan voorziet in de herstructurering van het centrum van Bilthoven en meer dan 20 nieuwe woningen zijn voorzien, is afdeling 2 van de Chw van toepassing. De toepasselijkheid van de Chw wordt immers bepaald door die wet zelf en niet door de door [appellanten sub 3] bedoelde aanmelding van het project.

3. [appellanten sub 3] voeren aan dat de raad, voordat het plan is vastgesteld, ten onrechte geen overleg met hen heeft gevoerd.

3.1. Omwonenden zijn volgens de raad bij de totstandkoming van het plan voldoende betrokken geweest. In dit verband wijst de raad op de nauwe betrokkenheid van de klankbordgroep en op de gehouden informatieavonden.

3.2. Niet is gebleken dat de communicatie met betrekking tot het plan niet op de wettelijk voorgeschreven wijze heeft plaatsgevonden, dan wel dat [appellanten sub 3] daardoor in hun belangen zijn geschaad. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat ingevolge artikel 3.8, eerste lid, van de Wro op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. De procedure inzake de vaststelling van een bestemmingsplan vangt aan met de terinzagelegging van het ontwerp ervan. Voor zover het betoog ziet op de periode die voorafgaat aan de terinzagelegging van het ontwerpplan, kan dit gelet op het voorgaande geen gevolgen hebben voor de rechtmatigheid van de bestemmingsplanprocedure en de daaruit voortvloeiende besluiten.

4. Het beroep van [appellanten sub 3], eigenaren van de woningen aan de [locatie 1] onderscheidenlijk [locatie 2], is blijkens het verhandelde ter zitting gericht tegen de binnen het plandeel met de bestemming "Horeca" toegestane bebouwing met een maximale goot- en bouwhoogte van 10,5 m onderscheidenlijk 14,5 m, waar ook nog 10% van kan worden afgeweken. Het voorgaande betekent dat vijf bouwlagen zijn toegestaan, hetgeen volgens [appellanten sub 3] niet past binnen de kleinschalige bebouwing in het centrum en een overschrijding is van het gestelde in het door BDP Khandekar B.V. opgestelde Masterplan Centrumgebied Bilthoven van januari 2009 en het Beeldkwaliteitplan Bilthoven centrum van september 2009. Als gevolg van deze bebouwing wordt hun woon- en leefklimaat volgens hen ernstig aangetast in de vorm van privacyschending, uitzichtverlies, rustverstoring en vermindering van de veiligheid. In dit verband voeren zij aan dat de voorziene bebouwing en met name de voorziene horecafunctie op de tweede bouwlaag is gericht naar de dakterrassen van de woningen. Voorts wordt, naar zij stellen, door deze bebouwing het bestaande achterpad van de woningen afgesloten.

4.1. De raad geeft aan dat de in het plan toegestane bouwhoogten overeenkomen met het in het Masterplan en het Beeldkwaliteitplan opgenomen aantal bouwlagen. Om het belang van deze locatie aan het Vinkenplein voor het centrum ruimtelijk en functioneel te benadrukken, staat het plandeel bebouwing met maximaal drie volwaardige bouwlagen en een kap toe. De vierde bouwlaag zal gedeeltelijk in de kap vallen en een eventuele vijfde laag zal volgens de raad door de beperkte hoogte slechts dienst kunnen doen als een vliering. Een variatie in de bouwhoogte is niet uitgesloten in het plan. De raad stelt zich voorts op het standpunt dat alleen op de hoek van de tweede bouwlaag de mogelijkheid is opgenomen om een horecagelegenheid te realiseren, teneinde deze hoek een functioneel zwaartepunt te geven en de looproute naar de Vinkenlaan te versterken. De toegankelijkheid van het achterpad is op verschillende manieren uit te werken en dit wordt als uitgangspunt bij de nadere uitwerking in de vorm van bouwplannen meegegeven.

4.2. Blijkens het Masterplan varieert de hoogte van de bebouwing in het centrumgebied tussen de twee en vier bouwlagen, inclusief de kap. Het Beeldkwaliteitplan houdt reeds rekening met de iets hogere bebouwing aan het nieuw in te richten Vinkenplein. Blijkens het Beeldkwaliteitplan is naast de schaal ook het gebruik van kappen beeldbepalend.

De Afdeling stelt op grond van de planregels vast dat de goot- en bouwhoogte van gebouwen binnen de bestemming "Horeca" niet meer mag bedragen dan, gelet op de verbeelding, 10,5 m onderscheidenlijk 14,5 m. Ingevolge artikel 5, lid 5.2, onder a en sub 2, van de planregels mag de hoogte van de eerste bouwlaag niet minder bedragen dan 3,5 m. Gelet op deze minimum bouwhoogte van de eerste bouwlaag en de toegestane maximale goothoogte van 10,5 m, kan bebouwing binnen het plandeel met de bestemming "Horeca" slechts uit maximaal drie bouwlagen zonder kap bestaan. Een vierde bouwlaag bestaat uit de kap. De maximale bouwhoogte van 14,5 m geeft ruimte voor een verscheidenheid aan kapvormen. Gelet op de beperkte mogelijkheid van een extra laag die eventueel dienst kan doen als een vliering en rekening houdend met de in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheid van 10%, waarbij, zoals de raad ter zitting heeft toegelicht, het Beeldkwaliteitplan als toetsingskader zal gelden, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de maximaal toegestane bouwhoogte binnen het plandeel de kleinschaligheid van het centrum en het winkelgebied zal aantasten. Daarbij wordt tevens in aanmerking genomen dat het college van burgemeester en wethouders niet gehouden is om van deze afwijkingsbevoegdheid gebruik te maken. Voorts betreft een vliering geen vijfde bouwlaag, nu artikel 1, lid 1.11, van de planregels onder de term bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw verstaat dat door (bij benadering) op gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

4.3. De afstand tussen de gevels van de woningen van [appellanten sub 3] en het plandeel met de bestemming "Horeca" bedraagt ongeveer 18 m. De in het plan mogelijk gemaakte ontwikkeling op dit perceel zal weliswaar leiden tot een beïnvloeding van het woon- en leefklimaat van [appellanten sub 3], doch de gevolgen ervan wat betreft privacy, uitzicht, rust en veiligheid zullen niet zodanig zijn dat de raad hieraan in redelijkheid overwegende betekenis had moeten toekennen. Dat de raad het algemeen belang bij een ontwikkeling, als ter plaatse in het plan voorzien, zwaarder heeft laten wegen dan het belang van [appellanten sub 3] bij behoud van de bestaande situatie, acht de Afdeling derhalve niet onredelijk. Dat ingevolge artikel 5, lid 5.1, aanhef en onder d, van de planregels horeca op de hoek van het Vinkenplein en de Vinkenlaan ook op de tweede bouwlaag mogelijk is teneinde de hoek een functioneel zwaartepunt te geven, leidt niet tot een ander standpunt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de woningen van [appellanten sub 3] zich in het centrum van Bilthoven bevinden en de toegestane bouwhoogte van de voorziene bebouwing binnen dit plandeel, gelet op overweging 4.2, in deze omgeving niet ongebruikelijk is. Voorts is niet gebleken dat het achterpad als gevolg van de bebouwing niet meer toegankelijk zal zijn, nu binnen de bestemming "Centrum - 1" ook toegangswegen en -paden zijn toegestaan. Overigens heeft de raad te kennen gegeven dat het bij de bouwkundige invulling de bedoeling is om het achterpad als vluchtroute te behouden.

5. [appellant sub 2], die eigenaar is van de winkelpanden aan de [locatie 3] en [locatie 4], stelt dat het zicht op en de toegang tot zijn winkelpanden beperkt worden door de binnen het direct aangrenzende plandeel met de bestemming "Horeca" voorziene bebouwing met een bouwhoogte van 14,5 m. Voorts voert hij aan dat bebouwing met een zodanige omvang niet in deze omgeving past.

5.1. De raad stelt dat door de nieuwe bebouwing, met een hogere maximale bouwhoogte dan de bouwhoogte van de winkelpanden van [appellant sub 2], weliswaar het bestaande zicht op de zijgevel van zijn winkelpanden wordt ontnomen, maar dat het bestaande zicht op de voorgevels waar de etalages aanwezig zijn, de reclame is geplaatst en zich de entrees van de winkelpanden bevinden, intact wordt gelaten.

5.2. De Afdeling stelt vast dat het huidige zicht op de winkelpanden aan de [locatie 3] en [locatie 4] als gevolg van de direct aangrenzende voorziene bebouwing binnen de bestemming "Horeca" met een maximale goot- en bouwhoogte van 10,5 m onderscheidenlijk 14,5 m, in het bijzonder het zicht op de zijgevel, wordt beperkt. [appellant sub 2] heeft desondanks niet aannemelijk gemaakt dat het huidige zicht op de voorgevels van de winkelpanden aan de oostzijde zodanig zal worden belemmerd door de situering van de voorziene bebouwing aan de zuidzijde, dat de raad het algemeen belang bij de in het plan voorziene ontwikkelingen in redelijkheid niet zwaarder heeft mogen laten wegen dan het belang van [appellant sub 2] bij behoud van de bestaande situatie. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat wat betreft eventuele schade in de vorm van waardevermindering en omzetverlies als gevolg van dit plandeel, geen grond voor de verwachting bestaat dat die schade zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met het plandeel aan de orde zijn. Voor een eventuele tegemoetkoming in de schade wordt gewezen op de mogelijkheid om op grond van artikel 6.1 van de Wro een aanvraag om tegemoetkoming in de planschade in te dienen.

5.3. In hetgeen [appellant sub 2] ten aanzien van de voorziene bouwhoogten van de bebouwing binnen het plandeel met de bestemming "Horeca" heeft aangevoerd, ziet de Afdeling, onder verwijzing naar hetgeen is overwogen onder 4.2, geen aanleiding voor het oordeel dat de maximaal toegestane bouwhoogte binnen het plandeel de kleinschaligheid van het centrum en het winkelgebied zal aantasten.

6. [appellant sub 2] voert voorts aan dat geen behoefte bestaat aan de horecavoorzieningen in de omvang waarin het plan voorziet.

6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het toevoegen van horeca de aantrekkelijkheid van het centrum kan versterken.

6.2. Blijkens het door SVP Architectuur en Stedenbouw opgestelde rapport "Centrumvisie Bilthoven" van augustus 2006 heeft Bilthoven hoofdzakelijk het karakter van een boodschappencentrum. Om Bilthoven meer als winkelcentrum te laten functioneren, is een aantal aanpassingen in de winkelstructuur nodig. Door vestiging van horeca zal de verblijfsduur toenemen. Deze visie vormt de basis voor het Masterplan, waarin rekening wordt gehouden met het ontwikkelen van de horecaconcentratie bij het Vinkenplein. Bovendien blijkt uit het door DHV B.V. opgestelde rapport "Marktruimte voor het Centrumplan" van juni 2009 dat het aanbod van horecavestigingen in Bilthoven relatief beperkt is. De Afdeling ziet gelet hierop geen aanleiding voor het oordeel dat de in het plan voorziene uitbreiding van horecavoorzieningen in het centrum van Bilthoven niet binnen de planperiode van tien jaar zal kunnen worden gerealiseerd.

7. [appellant sub 2] en Newomij, die eigenares is van een winkelpand aan de Vinkenlaan 7 waarin een supermarkt is gevestigd, stellen dat de huidige parkeerplaatsen op het Vinkenplein worden verplaatst naar locaties die te ver van hun winkelpanden liggen. Het voorgaande leidt volgens [appellant sub 2] tot omzetverlies.

7.1. De raad stelt zich op het standpunt dat vanwege het opwaarderen van het centrumgebied de parkeerplaatsen op het Vinkenplein zullen worden verplaatst naar op korte afstanden gelegen gebieden, namelijk onder het winkelcentrum De Kwinkelier, aan de Julianalaan, ter plaatse van de nieuwe doorsteek en in het stationsgebied. De verplaatsing van de huidige parkeerplaatsen naar deze gebieden heeft volgens de raad geen nadelige invloed op de omzet van [appellant sub 2].

7.2. Vast staat dat de huidige parkeerplaatsen op het Vinkenplein zullen verdwijnen. Blijkens het Masterplan wordt een gedeelte van de parkeerplaatsen ter plaatse van de nieuwe doorsteek en langs de Julianalaan gecompenseerd, zodat bezoekers van daaruit te voet het winkelcentrum in kunnen gaan. Bovendien wordt het aantal parkeerplaatsen in de parkeergarage onder het nabijgelegen winkelcentrum De Kwinkelier en in het stationsgebied uitgebreid. De raad heeft ter uitwerking van het Masterplan nader onderzoek laten instellen naar het aantal parkeerplaatsen. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in het rapport "Parkeeronderzoek centrumgebied Bilthoven" van 23 november 2009. Volgens dit rapport wordt in het centrumgebied en stationsgebied van Bilthoven in voldoende parkeerplaatsen voorzien om aan de toekomstige parkeervraag te voldoen, rekening houdend met de nieuwe invulling van het Vinkenplein. De Afdeling ziet in het feit dat de vervangende parkeerplaatsen op een grotere afstand zijn voorzien van de winkelpanden van Newomij en [appellant sub 2] geen aanleiding voor het oordeel dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met hun belangen. Naar het oordeel van de Afdeling mocht de raad ervan uitgaan dat de vervangende parkeerplaatsen op een redelijke loopafstand van de winkelpanden liggen. Daarbij is ter zitting gebleken dat het ter plaatse geldende bestemmingsplan "De Kwinkelier Bilthoven" niet in de weg staat aan een ontsluiting aan de achterzijde van het winkelpand van Newomij, via welke ontsluiting de bezoekers van het winkelpand de parkeerplaatsen onder het naastgelegen winkelcentrum De Kwinkelier kunnen bereiken. Relevant daarbij is dat de raad en Synchroon B.V. ter zitting hebben verklaard dat de daarbij betrokken gronden tot het openbaar gebied zullen blijven behoren. Gelet op het voorgaande heeft de raad het belang bij de in het plan voorziene ontwikkelingen in redelijkheid zwaarder kunnen laten wegen dan het belang van Newomij en [appellant sub 2] dat erin is gelegen dat de huidige parkeerplaatsen op het Vinkenplein behouden blijven. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat geen grond voor de verwachting bestaat dat de eventuele schade als gevolg van het plan in de vorm van omzetverlies van [appellant sub 2] zodanig zal zijn dat deze noopt tot een ander oordeel.

8. Newomij stelt dat in het naastgelegen winkelcentrum De Kwinkelier ingevolge het bestemmingsplan "De Kwinkelier Bilthoven" reeds twee nieuwe supermarkten mogelijk zijn gemaakt en dat de raad een derde, namelijk in het winkelpand van Newomij in het voorliggende plan, niet wenselijk acht. Door opsplitsing van het centrumgebied in afzonderlijke bestemmingsplannen dreigen de nadelen die elk van die bestemmingsplannen voor Newomij meebrengt volgens haar te worden verdoezeld.

8.1. Bij uitspraak van 27 juni 2012, in zaak nr. 201100381/1/R2, heeft de Afdeling het beroep van Newomij tegen het besluit van 28 oktober 2010, waarbij de raad het bestemmingsplan "De Kwinkelier Bilthoven" heeft vastgesteld, ongegrond verklaard. In deze uitspraak heeft de Afdeling onder 2.3.4 overwogen dat geen grond voor het oordeel bestaat dat het winkelpand van Newomij in het bestemmingsplan "De Kwinkelier Bilthoven" had moeten worden opgenomen, waarbij de raad van belang heeft mogen achten dat, zoals is neergelegd in het Masterplan, voor de Vinkenlaan een kleinschaliger en hoogwaardiger invulling, zowel wat betreft gevelbeeld als branchering, is beoogd. De supermarktfuncties kunnen ook in onderlinge samenhang worden beschouwd zonder dat deze in één bestemmingsplan zijn opgenomen. In hetgeen Newomij heeft aangevoerd ziet de Afdeling thans geen aanleiding voor een ander oordeel. Voor zover Newomij haar beroep richt tegen het bestemmingsplan "De Kwinkelier Bilthoven", overweegt de Afdeling dat dat bestemmingsplan thans niet ter beoordeling voorligt.

9. Newomij betoogt dat met haar belangen onvoldoende rekening is gehouden, nu de bevoorradingsmogelijkheden ten behoeve van haar winkelpand zullen verslechteren.

9.1. De raad stelt zich op het standpunt dat bevoorrading van het winkelpand van Newomij na realisering van het plan nog steeds mogelijk is, gelet op de aangrenzende bestemming "Verkeer - Verblijf".

9.2. Ingevolge artikel 7, lid 7.1, aanhef en onder a, b en d, van de planregels zijn de voor "Verkeer - Verblijf" aangewezen gronden bestemd voor wegen, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen.

9.3. Blijkens het verhandelde ter zitting vindt de bevoorrading van het winkelpand van Newomij aan de voorzijde plaats. Blijkens het Masterplan verdient het de voorkeur de bevoorrading zoveel mogelijk buiten het centrum te laten plaatsvinden. Door middel van venstertijden kan de hinder van bevoorrading, die in het centrum plaatsvindt, enigszins beperkt blijven, ook in het geval van grote vrachtwagens gebruik wordt gemaakt. Zoals de raad ter zitting heeft toegelicht, zal in overleg met alle betrokkenen nadere besluitvorming plaatsvinden over de vast te stellen venstertijden. Gelet op de aanwezige bevoorradingsroute via de Julianalaan en de bij haar winkelpand gelegen bestemming "Verkeer - Verblijf", heeft Newomij niet aannemelijk gemaakt dat het plan onvoldoende tegemoet komt aan de door haar gewenste mogelijkheid om haar winkelpand met vrachtwagens met een lengte van 17 m te kunnen blijven bevoorraden. De raad heeft voorts ter zitting de toezegging gedaan dat hij erop zal toezien dat het winkelpand van Newomij bereikbaar blijft voor bevoorrading aan de voorzijde van het winkelpand. Voor zover Newomij erop heeft gewezen dat het bestemmingsplan "De Kwinkelier Bilthoven" geen zekerheid biedt dat haar winkelpand aan de achterzijde kan worden bevoorraad, overweegt de Afdeling dat de ontsluiting en bevoorrading van haar winkelpand daarvan niet afhankelijk zijn. Desondanks is gebleken dat het bestemmingsplan "De Kwinkelier Bilthoven" aan een dergelijke ontsluiting niet in de weg staat.

10. Newomij betoogt dat onvoldoende inzicht is geboden in de financiële uitvoerbaarheid van het plan, nu uitsluitend is vermeld dat er een aanzienlijke verwervingsopgave ligt voor de gemeente en sprake is van een tekort aan financiële middelen. Hoe groot dat tekort is en waarom het plan desondanks uitvoerbaar is, wordt niet vermeld. Ook blijkt uit de plantoelichting niet dat rekening is gehouden met planschade, aldus Newomij.

10.1. De raad stelt zich op het standpunt dat voor de herinrichting van het Vinkenplein de financiële middelen zijn gereserveerd in de gemeentelijk grondexploitatie, waarin tevens rekening is gehouden met eventuele planschadeclaims. Voor het tekort op de grondexploitatie heeft de gemeente ten laste van de algemene middelen een voorziening getroffen.

10.2. Ingevolge artikel 3.1.6, eerste lid en onder f, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro), gaan een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor vergezeld van een toelichting, waarin de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan zijn neergelegd.

10.3. In de plantoelichting staat dat de kosten voor de uitvoering van het plan zijn geraamd in de gemeentelijke grondexploitatie. Het tekort op de grondexploitatie per datum van de vaststelling van het plan wordt ten laste gebracht van de algemene middelen. Zoals de raad heeft gesteld, is daarin onder meer rekening gehouden met eventuele tegemoetkomingen in planschade.

Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat is voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, eerste lid, aanhef en onder f, van het Bro .

11. In hetgeen [appellanten sub 3], Newomij en [appellant sub 2] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover bestreden, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. De beroepen zijn ongegrond.

12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. J. Hoekstra en mr. R. Uylenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van staat.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Kooijman

voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 12 september 2012

177-709.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature