Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Wet WOZ. De door de Inspecteur vermelde panden kunnen dienen als vergelijkingspanden en de verkoopprijzen onderbouwen de door hem gestelde waarde. De stelling van belanghebbende dat de gegevens betreffende de vergelijkingspanden niet kunnen worden gebruikt omdat zij alle een aanbouw hebben, heeft de Inspecteur gemotiveerd bestreden. Daartoe heeft hij terecht aangevoerd dat de waardevaststelling heeft plaatsgevonden op grond van de situatie van de panden op de transactiedata en dat op die data de verbouwingen nog niet waren gerealiseerd.

Uitspraak



GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-11/00458

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de zesde enkelvoudige belastingkamer d.d. 27 juni 2012

in het geding tussen

[X] te [Z], hierna: belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Lisse, hierna: de Inspecteur

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de van de rechtbank ’s-Gravenhage van 14 juni 2011, nummer AWB 10/9001 WOZ, betreffende de na te noemen beschikking en aanslag.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 13 juni 2012, gehouden te ’s-Gravenhage. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Beslissing

Het Gerechtshof:

– vernietigt de uitspraak van de rechtbank;

– vernietigt de uitspraak van de Inspecteur;

– wijzigt de beschikking aldus dat de waarde van de onroerende zaak nader wordt vastgesteld op € 450.000;

– vermindert de aanslag onroerende-zaakbelasting aldus, dat deze nader wordt berekend naar een heffingsmaatstaf van € 450.000;

– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 18,60, onder aanwijzing van de gemeente Lisse als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;

– gelast de Inspecteur het betaalde griffierecht van € 153 aan belanghebbende te vergoeden.

Gronden

1. Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet) dient de waarde van een onroerende zaak te worden bepaald op de aan de onroerende zaak toe te kennen waarde, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle eigendom in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer, ofwel de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor de onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald.

2. De Inspecteur heeft een taxatierapport overgelegd, opgemaakt op 8 april 2011 door [A] van [B]. Op basis hiervan heeft de Inspecteur de waarde van de woning vastgesteld op € 470.000. De rechtbank heeft rekening houdend met de onderhoudssituatie van de woning een aftrekpost van € 20.000 toegepast en de waarde van de woning berekend op € 450.000. De Inspecteur heeft in hoger beroep een door dezelfde taxateur op 15 september 2011 opgestelde taxatie van de onderhoudssituatie van de woning overgelegd waarin de herstelkosten van het achterstallig onderhoud worden geraamd op € 8.000. Op grond hiervan concludeert de Inspecteur tot een waarde van € 450.000.

3. Het Hof is van oordeel dat de door de Inspecteur vermelde panden kunnen dienen als vergelijkingspanden en dat de verkoopprijzen de door hem gestelde waarde onderbouwen. De stelling van belanghebbende dat de gegevens betreffende de vergelijkingspanden niet kunnen worden gebruikt omdat zij alle een aanbouw hebben, heeft de Inspecteur gemotiveerd bestreden. Daartoe heeft hij terecht aangevoerd dat de waardevaststelling heeft plaatsgevonden op grond van de situatie van de panden op de transactiedata en dat op die data de verbouwingen nog niet waren gerealiseerd.

4. De Inspecteur heeft met het overgelegde taxatierapport inzake de onderhoudssituatie aannemelijk gemaakt dat met de aftrekpost van € 20.000 in voldoende mate rekening is gehouden met de onderhoudstoestand van de woning. De stelling van belanghebbende dat de waarde in overeenstemming moet zijn met de waarde van [a-straat 1] treft geen doel. Afgezien van de vraag of dit pand vergelijkbaar is met de woning, kan de WOZ-waarde van een vergelijkbare woning niet dienen tot vaststelling van de waarde in het economische verkeer als bedoeld in artikel 17 van de Wet.

5. De toerekening van de waarde aan het deel van de opstal dat in de gemeente Lisse ligt is, gelet op de in het taxatierapport opgenomen specificatie en hetgeen de Inspecteur hierover ter zitting heeft verklaard, correct geschied.

6. Het vorenstaande voert tot de slotsom dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning op € 450.000 moet worden vastgesteld. Op grond van het vorenoverwogene faalt het hoger beroep.

7. De rechtbank heeft verzuimd te beslissen omtrent de beschikking en de aanslag. De uitspraak van de rechtbank moet derhalve worden vernietigd.

8.1. Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van artikel 8:75 van de Awb in verbinding met het vorengenoemde Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast op € 18,60 voor de reiskosten in beroep (€ 9,20) en hoger beroep (€ 9,40).

8.2. Voorts dient aan belanghebbende het voor de behandeling voor de rechtbank gestorte griffierecht van € 41, alsmede het voor de behandeling in hoger beroep gestorte griffierecht van € 112 te worden vergoed.

Deze uitspraak is vastgesteld door mr. J.W. baron van Knobelsdorff, in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.J. Jansen. De beslissing is op 27 juni 2012 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof de mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog te verstrekken of aan te vullen. De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature