Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij vier afzonderlijke besluiten van 15 november 2010 hebben de minister en de staatssecretaris aan de leden van de Twentsche Zweefvlieg Club, de Twentsche Radio Modelvliegtuig Club en de Vliegclub Twente, die optreden als gezagvoerders van een luchtvaartuig, en aan de gezagvoerders van luchtvaartuigen van de Nederlandse Academie voor Verkeersvliegers een ontheffing als bedoeld in artikel 34 van de Luchtvaartwet verleend voor het civiele medegebruik van het militaire luchtvaartterrein Twenthe.

Deze besluiten zijn op 22 november 2010 aan de aanvragers toegezonden en gepubliceerd in de Staatscourant van 1 december 2010.

Uitspraak



201204768/2/A3.

Datum uitspraak: 31 juli 2012

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht ; hierna: de Awb ) hangende het hoger beroep van:

de minister van Defensie en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

verzoekers,

tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 28 maart 2012 in zaak

nr. 11/605 in het geding tussen:

de vereniging Vereniging Omwonenden Luchthaven Twente en anderen (hierna: de vereniging Omwonenden en anderen)

en

de minister en de staatssecretaris.

1. Procesverloop

Bij vier afzonderlijke besluiten van 15 november 2010 hebben de minister en de staatssecretaris aan de leden van de Twentsche Zweefvlieg Club, de Twentsche Radio Modelvliegtuig Club en de Vliegclub Twente, die optreden als gezagvoerders van een luchtvaartuig, en aan de gezagvoerders van luchtvaartuigen van de Nederlandse Academie voor Verkeersvliegers een ontheffing als bedoeld in artikel 34 van de Luchtvaartwet verleend voor het civiele medegebruik van het militaire luchtvaartterrein Twenthe.

Deze besluiten zijn op 22 november 2010 aan de aanvragers toegezonden en gepubliceerd in de Staatscourant van 1 december 2010.

Bij besluit van 4 mei 2011 hebben de minister en de staatssecretaris het door de vereniging Omwonenden en anderen daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij tussenuitspraak van 14 maart 2012 (hierna: de tussenuitspraak), verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank de minister en de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak het daarin genoemde gebrek in het besluit van 4 mei 2011 te herstellen en daarvan schriftelijk mededeling te doen aan de rechtbank, zulks met inachtneming van hetgeen de rechtbank in deze uitspraak heeft overwogen.

Bij brief van 21 maart 2012 hebben de minister en de staatsecretaris te kennen gegeven het volgens de rechtbank aanwezige gebrek niet te herstellen.

Bij uitspraak van 28 maart 2012, verzonden op 29 maart 2012, heeft de rechtbank het door de vereniging Omwonenden en anderen tegen het besluit van 4 mei 2011 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister en de staatssecretaris een nieuw besluit op het bezwaar van de vereniging Omwonenden en anderen nemen met inachtneming van hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak.

De minister en de staatssecretaris hebben bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 mei 2012, hoger beroep ingesteld.

Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hebben de minister en de staatssecretaris de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 juli 2012, waar de minister en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door A.J. van Heusden, werkzaam bij het ministerie van Defensie, en B. Simonis, werkzaam bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu, bijgestaan door mr. M. Rus-Van der Velde, advocaat te Den Haag, en de vereniging Omwonenden en anderen, vertegenwoordigd door [voorzitter] van de vereniging Vereniging Omwonenden Luchthaven Twente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. De minister en de staatssecretaris hebben het door de vereniging Omwonenden en anderen tegen de besluiten van 15 november 2010 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift van 10 januari 2011 volgens hen te laat is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Zij hebben het standpunt ingenomen dat de besluiten door toezending daarvan aan de aanvragers op 22 november 2010 op de voorgeschreven wijze zijn bekendgemaakt. Gelet op artikel 6:8, eerste lid, van de Awb is de bezwaartermijn hun inziens op 23 november 2010 gaan lopen en geëindigd op 3 januari 2011. De datum van publicatie in de Staatscourant is niet bepalend voor de aanvang van de bezwaartermijn, aldus de minister en de staatssecretaris.

2.3. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister en de staatssecretaris er ten onrechte van zijn uitgegaan dat de besluiten van 15 november 2010 bekend dienden te worden gemaakt overeenkomstig artikel 3:41 van de Awb . Hierdoor zijn zij naar het oordeel van de rechtbank uitgegaan van een te vroege aanvangsdatum van de bezwaartermijn en hebben zij volgens de rechtbank het door de vereniging Omwonenden en anderen gemaakte bezwaar tegen deze besluiten ten onrechte wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Volgens de aangevallen uitspraak dienen de minister en de staatssecretaris alsnog een inhoudelijk besluit te nemen op het bezwaar van de vereniging Omwonenden en anderen.

2.4. De vraag of de rechtbank met juistheid heeft geoordeeld dat de besluiten van 15 november 2010 overeenkomstig artikel 3:42 van de Awb bekend dienden te worden gemaakt, dient in de bodemprocedure te worden beantwoord. Naar het oordeel van de voorzitter valt niet uit te sluiten dat de in hoger beroep bestreden uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. De voorzitter acht nader onderzoek aangewezen, waartoe de voorlopige voorzieningprocedure zich niet leent. Gelet op het feit dat het verzoek geen verdere strekking heeft dan dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de minister en de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak op het door hen ingestelde hoger beroep geen gevolg hoeven te geven aan de in hoger beroep bestreden uitspraak, voor zover daarin is bepaald dat zij een nieuw besluit op het bezwaar van de vereniging Omwonenden en anderen nemen, kan het worden toegewezen. Nu voorts aan de zijde van de vereniging Omwonenden en anderen geen zeer dringende, spoedeisende belangen aannemelijk zijn gemaakt, die er toe nopen dat hangende het hoger beroep aan de uitspraak van de rechtbank gevolg wordt gegeven, ziet de voorzitter na afweging van alle belangen aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Defensie en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu geen nieuw besluit op het bezwaar van de vereniging Vereniging Omwonenden Luchthaven Twente en anderen hoeven te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.

Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van staat.

w.g. Van Kreveld w.g. Sparreboom

voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2012

195-597.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature