Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Verdachte is naar een erkend hypotheekadviseur gestapt op aanraden van zijn makelaar, waar hij al langere tijd contact mee had en die een gedeelte van het gesprek heeft bijgewoond. Verdachte heeft vervolgens vrijwel blindelings zijn handtekening gezet zonder de papieren goed te lezen en na te kijken. Niet kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte de bedoelde documenten valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk deze als echt en onvervalst te (doen) gebruiken.

Uitspraak



RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD

Sector strafrecht

Parketnummer: 07.662483-11 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 juli 2012

in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren op [geboortedatum],

wonende te [adres].

1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 10 juli 2012 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.G.C. van Riet, advocaat te Amsterdam.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.

2 DE TENLASTELEGGING

De verdachte is, na wijzigingen tenlastelegging, ten laste gelegd dat:

1.

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 09 juni 2005 tot en met 04 mei 2006 te Lelystad, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een hypotheekaanvraag en/of een inkomensverklaring, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk

- aangekruist niet eerder gehuwd te zijn geweest (p.137 van het proces-verbaal) en/of

- aangegeven technicus van beroep te zijn (p.137 van het proces-verbaal) en/of

- aangegeven een bruto vast inkomen van 39.800,00 euro per jaar te verdienen (p.137 en 142 van het proces-verbaal),

zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

2.

hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks de periode van 01 september 2001 tot en met 27 juli 2011, te Lelystad, althans in Nederland, een geldbedrag (van in totaal ongeveer 238.800,00 [222.500,00 en 16.300,00 euro]) en/of een perceel en/of pand gelegen aan [adres] te Lelystad, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van dat geldbedrag en/of dat perceel en/of dat pand, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

3 DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Inleiding

Ten aanzien van het tenlastegelegde onder feit 1:

Verdachte wordt ervan verdacht dat hij door middel van valse geschriften een hypotheek heeft verkregen waarmee hij een stuk grond van de gemeente Lelystad heeft kunnen kopen en waarop hij een huis heeft kunnen bouwen aan [adres] te Lelystad.

Ten aanzien van het tenlastegelegde onder feit 2:

Verdachte wordt er voorts van verdacht dat hij wist dat het geld uit de hypothecaire leningen, het pand en het perceel gelegen aan [adres] te Lelystad, onmiddellijk of middellijk, afkomstig waren uit enig misdrijf.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd ter zake van het tenlastegelegde onder 1 en een partiële vrijspraak ten aanzien van het tenlastegelegde onder 2. Ten aanzien van feit 1 heeft zij zich op het standpunt gesteld dat er bij verdachte geen sprake was van het oogmerk om de hypotheekaanvraag en de inkomensverklaring als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte wist dat het perceel afkomstig was uit enig misdrijf. Met betrekking tot het bewijs heeft de officier van justitie gewezen op het feit dat niet vastgesteld kan worden hoe verdachte aan het geld is gekomen om het perceel aan te kopen en dat verdachte geen duidelijke en te verifiëren verklaring geeft voor zijn vermogen. Zij heeft partieel vrijspraak gevorderd van het witwassen van een geldbedrag van € 238.800,-- uit de hypothecaire lening en van een pand gelegen aan [adres] te Lelystad gelet op de door haar gevorderde vrijspraak van feit 1.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft -zoals vervat in haar pleitnota– algehele vrijspraak bepleit.

Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het oogmerk heeft gehad om de hypotheekaanvraag en de inkomensverklaring als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken. Voorts heeft zij ten aanzien van feit 2 zich op het standpunt gesteld dat, nu er volgens haar vrijspraak dient te volgen van het tenlastegelegde onder 1, er ook geen sprake kan zijn van een bewezenverklaring van witwassen van een geldbedrag van € 238.800,-- uit de hypothecaire lening. Voorts heeft zij aangevoerd dat verdachte het perceel heeft aangekocht met geld dat afkomstig was uit de overwaarde van een eerder verkochte woning door verdachte, waardoor er geen sprake is van aankoop van het perceel met geld dat afkomstig is uit enig misdrijf. Daarbij heeft de raadsvrouw opgemerkt dat de officier van justitie haar standpunt dat het perceel afkomstig is uit enig misdrijf onvoldoende heeft onderbouwd, nu uit het dossier niet blijkt dat er nader onderzoek naar het vermogen van verdachte is verricht.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt ten aanzien van het tenlastegelegde onder 1 en 2 op grond van de voorhanden stukken en het verhandelde ter terechtzitting, het navolgende.

Verdachte heeft verklaard dat hij blindelings heeft vertrouwd op hetgeen de hypotheekadviseur heeft ingevuld op de hypotheekaanvraag en de inkomensverklaring. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij slechts de pagina waar hij moest tekenen, heeft gezien en de papieren verder niet heeft nagekeken. Verdachte heeft voor het afsluiten van de hypotheek een identiteitsbewijs en een loonstrookje aangeleverd op grond waarvan de hypotheekadviseur het jaarinkomen heeft berekend. Verdachte heeft ontkend dat hij het heeft doen voorkomen dat hij een vast dienstverband had, hetgeen ook uit het loonstrookje bleek, dat volgens verdachte afkomstig was van het uitzendbureau waarvoor hij werkte. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij ten tijde van de hypotheekaanvraag ongehuwd was en dit desgevraagd ook heeft aangegeven.

Uit de verklaring van de hypotheekadviseur bij de politie blijkt dat de hypotheekadviseur op basis van het loonstrookje zelf het jaarinkomen heeft berekend.

Ter terechtzitting van 10 juli 2012 heeft de [getuige 1] verklaard dat hij als makelaar betrokken was bij de verkoop van een eerdere koopwoning van verdachte. Op een gegeven moment heeft verdachte getuige weer benaderd en meegedeeld dat hij een stuk grond had aangekocht om een woning op te bouwen. Verdachte vroeg vervolgens of getuige hem kon helpen bij het afsluiten van een hypotheek. Getuige heeft verdachte verwezen naar een hypotheekadviseur waar getuige op dat moment zaken mee deed. Getuige heeft een deel van het gesprek tussen verdachte en de hypotheekadviseur bijgewoond, omdat getuige bij de verkoop van de vorige woning van verdachte had ervaren dat verdachte veel zaken niet begreep, veel uitleg nodig had en de stukken niet las. Voorts wilde getuige de vinger aan de pols houden, omdat de hypotheekadviseur zijn afspraken met het kantoor van getuige niet nakwam. Getuige heeft verklaard dat het gesprek ging over onder meer werk en inkomen maar hij herinnert zich geen details. Getuige heeft later bij de hypotheekadviseur geïnformeerd of alles goed was gegaan met de afsluiting van de hypotheek van verdachte, waarna de hypotheekadviseur antwoordde dat verdachte er niets van snapte, alles goed vond en alles tekende. Tot slot heeft getuige verklaard dat hij de indruk heeft dat de hypotheekadviseur verdachte aan een hypotheek heeft geholpen om er, vanwege ontvangst van provisie, zelf beter van te worden.

De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde onder 1 wettig en overtuigend bewezen dient te worden dat verdachte de hypotheekaanvraag en de inkomensverklaring valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken. De rechtbank is gelet op het dossier en de getuigenverklaring van [getuige 1] van oordeel dat er geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van het tenlastegelegde onder 1. Verdachte is naar een erkend hypotheekadviseur gestapt op aanraden van zijn makelaar, waar hij al langere tijd contact mee had en die een gedeelte van het gesprek heeft bijgewoond. Verdachte heeft vervolgens vrijwel blindelings zijn handtekening gezet zonder de papieren goed te lezen en na te kijken. Niet kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte de bedoelde documenten valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk deze als echt en onvervalst te (doen) gebruiken. Ook van voorwaardelijk opzet aan de kant van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Het is weliswaar hoogst onverstandig van verdachte geweest om de verschillende hem voorgehouden documenten vrijwel blindelings te tekenen, maar hij volgde wel het advies op van een erkend hypotheekadviseur zodat niet gezegd kan worden dat verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de documenten valselijk waren opgemaakt.

De rechtbank zal verdachte dan ook vrij spreken van het tenlastegelegde onder 1.

Nu uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet volgt dat verdachte geldbedragen als leningen onder hypothecair verband heeft verkregen door valsheid in geschrifte en deze geldbedragen vervolgens heeft aangewend om de bouw van een woning te betalen en als eigenaar te gebruiken, kunnen de handelingen van verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet als witwassen worden aangemerkt.

Voor het standpunt van de officier van justitie dat het perceel afkomstig is uit enig misdrijf, is naar het oordeel van de rechtbank eveneens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte het perceel heeft aangekocht met de overwaarde afkomstig uit de verkoop van de vorige koopwoning van verdachte.

Uit het dossier blijkt dat het perceel is aangekocht nadat de vorige woning van verdachte is verkocht, hetgeen de stelling van de verdediging ondersteunt. Uit het dossier volgt niet dat het inkomen en vermogen van verdachte onderwerp van onderzoek is geweest. Meer dan een korte omschrijving van een tweetal uit 2001 daterende MOT-meldingen bevat het dossier niet.

Gezien tegen deze achtergrond zal de rechtbank verdachte dan ook van het tenlastegelegde onder 2 vrijspreken.

5 BESLAG

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld, dat gelet op de door haar aangekondigde ontnemingsvordering, het beslag dient te worden gehandhaafd.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft ten aanzien van het beslag verzocht om het beslag op te heffen gelet op de door haar bepleite integrale vrijspraak.

Het oordeel van de rechtbank

Door de officier van justitie is ex artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering in beslag genomen de woning van verdachte aan [adres] te Lelystad. Voornoemd beslag kan enkel dienen tot bewaring van het recht tot verhaal voor een op te leggen verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel of voor een ter zake van dat misdrijf op te leggen geldboete. Nu door de officier van justitie is aangekondigd dat jegens verdachte een ontnemingsvordering zal worden aangebracht dient het conservatoir beslag vooralsnog te worden gehandhaafd.

6 BESLISSING

De rechtbank:

- verklaart niet bewezen hetgeen onder 1 en 2 aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mrs. A.C. Schroten en B. Fijnheer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Veen-Looy, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juli 2012.

Mr. Schroten voornoemd is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature