Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Voeging van partijen die zich ook in eerste aanleg (aan verschillende zijden) hadden gevoegd. Feit dat een van de voegende partijen zelf had kunnen appelleren brengt niet zonder meer mee dat zij thans geen belang bij de voeging heeft. Voegingen toegestaan.

Uitspraak



zaaknummer 200.101.410/01

10 juli 2012

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

EERSTE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER

ARREST

in de zaak van:

1. de vereniging FNV KUNSTEN, INFORMATIE EN MEDIA,

gevestigd te Amsterdam,

2. de vereniging CNV DIENSTENBOND,

gevestigd te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,

3. [ Appellant sub 3 ],

wonend te [ woonplaats ],

4. [ Appellant sub 4 ],

wonend te [ woonplaats ],

5. [ Appellant sub 5 ],

wonend te [ woonplaats ],

APPELLANTEN in de hoofdzaak, verweerders in de incidenten,

advocaat: mr. W.H. van Baren te Amsterdam,

t e g e n

de naamloze vennootschap TELEGRAAF MEDIA GROEP N.V.,

gevestigd te Amsterdam,

GEÏNTIMEERDE in de hoofdzaak, verweerster in de incidenten,

advocaat: mr. R.S. de Vries te Amsterdam,

en van:

de ONDERNEMINGSRAAD ROTATIEDRUKKERIJ VOORBURGWAL,

gevestigd te Amsterdam,

EISER in na te noemen incident tot voeging,

advocaat: mr. N.W. Ruiter te Amsterdam,

en van:

de CENTRALE ONDERNEMINGSRAAD VAN TELEGRAAF MEDIA GROEP N.V.,

gevestigd te Amsterdam,

EISER in na te noemen incident tot voeging,

advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.

Partijen worden hierna respectievelijk FNV, CNV, [ Appellant sub 3 ], [ Appellant sub 4 ], [ Appellant sub 5 ], TMG, de OR Voorburgwal en de COR genoemd. Appellanten in de hoofdzaak zullen gezamenlijk als FNV c.s. worden aangeduid.

1. Het verloop van het geding in hoger beroep

FNV c.s. zijn bij exploot van 23 december 2011 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (verder: de kantonrechter) van 14 november 2011 met kenmerk CV 10-42596.3, voor zover gewezen tussen hen als eisers in conventie/verweerders in reconventie en TMG als gedaagde in conventie/eiseres in reconventie.

Bij memorie hebben FNV c.s. tien grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd, bewijs aangeboden, producties overgelegd en onder wijziging van eis gevorderd als in de conclusie van die memorie is vervat.

Bij incidentele memorie heeft de OR Voorburgwal gevorderd te worden toegelaten tot gevoegde partij aan de zijde van FNV c.s.

Bij memorie van antwoord in dat incident hebben FNV c.s. zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.

Bij memorie van antwoord in dat incident heeft TMG geconcludeerd, primair, tot referte, mits daarbij door het hof bij tussenarrest zal zijn geoordeeld dat de OR Voorburgwal gebonden zal zijn aan de beslissingen van het hof in het hoger beroep, subsidiair, (namelijk) voor het geval het hof zal oordelen dat de OR Voorburgwal als gevoegde partij niet gebonden is aan bedoelde beslissingen van het hof, tot, kort gezegd, afwijzing van de vordering tot voeging, met verwijzing van de OR Voorburgwal in de kosten van het incident, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.

Bij incidentele memorie heeft de COR gevorderd te worden toegelaten tot gevoegde partij aan de zijde van TMG.

Bij memorie van antwoord in dat tweede incident heeft TMG geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de COR tot voeging.

Bij memorie van antwoord in dat incident heeft de OR Voorburgwal zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.

Bij incidentele memorie van antwoord in dat incident hebben FNV c.s. zich ten aanzien van de vordering tot voeging van de COR aan het oordeel van het hof gerefereerd. Voorts zijn zij in dat stuk (onder 2.3 tot en met 2.8) ingegaan op de memorie van antwoord van TMG in het door de OR Voorburgwal geïnitieerde voegingsincident.

Bij H-formulier heeft TMG het hof verzocht, kort gezegd, het op het door de OR Voorburgwal begonnen incident betrekking hebbende gedeelte van de zojuist genoemde memorie van FNV c.s. buiten beschouwing te laten althans in de gelegenheid te worden gesteld daarop inhoudelijk te reageren.

Ten slotte is arrest in beide incidenten gevraagd.

2. De beoordeling in de incidenten

In beide incidenten:

2.1. Bij inleidende dagvaarding van 26 november 2010 hebben FNV c.s. in conventie primair (onder meer) een verklaring voor recht gevorderd dat het door TMG met de COR op 15 december 2009 gesloten akkoord met betrekking tot een aanpassing van de voor de werknemers van TMG geldende beloningsstructuur en toeslagen systematiek (verder: het Akkoord) nietig is. Subsidiair hebben zij een verklaring voor recht gevorderd dat zij niet aan het Akkoord gebonden zijn en meer subsidiair dat het Akkoord geheel of gedeeltelijk wordt ontbonden dan wel gewijzigd.

2.2. TMG heeft tegen de vorderingen verweer gevoerd en in reconventie (onder meer) een verklaring voor recht gevorderd dat het Akkoord en de uitwerking daarvan rechtsgeldig tot stand zijn gekomen.

2.3. Bij tussenvonnis van 23 mei 2011 (verder: het tussenvonnis) heeft de kantonrechter, voor zover thans van belang, op hun onderscheiden incidentele vorderingen de COR en de OR Voorburgwal toegelaten tot gevoegde partij aan de zijde van TMG respectievelijk FNV c.s.

2.4. Bij het bestreden eindvonnis (verder: het eindvonnis) heeft de kantonrechter, voor zover thans van belang, [ Appellant sub 3 ], [ Appellant sub 4 ] en [ Appellant sub 5 ] niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen en de vorderingen van FNV en CNV afgewezen. De onder 2.2 vermelde reconventionele vordering van TMG werd toegewezen. Tegen dit vonnis en de gronden waarop dat berust komen FNV c.s. in dit hoger beroep op.

In het incident van de OR Voorburgwal:

2.5. Aan zijn vordering tot voeging aan de zijde van FNV c.s. legt de OR Voorburgwal in hoger beroep hetzelfde ten grondslag als in eerste aanleg, te weten, kort samengevat, dat het Akkoord op essentiële onderdelen niet rechtsgeldig tot stand is gekomen, dat de OR Voorburgwal op grond van artikel 28 van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) de naleving van de voor de onderneming geldende arbeidsvoorwaarden dient te bevorde-ren, dat de hem bij de CAO Grafimedia toegekende bevoegdheden bij (de totstandkoming van) het Akkoord zijn geschonden en dat hij daarom het in artikel 217 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde belang tot voeging heeft.

2.6. Het hof stelt voorop, evenals de kantonrechter in overwe-ging 20 van het tussenvonnis onder verwijzing naar overweging 12 van dat vonnis heeft gedaan, dat een ondernemingsraad in beginsel geen procesbevoegdheid toekomt, behalve voor zover de WOR deze aan hem toekent, maar dat moet worden aangenomen dat een ondernemingsraad ook in rechte kan optreden waar dat in het belang is van en wenselijk is voor een doelmatige vervulling van de taak die hem in de WOR is toegekend.

2.7. TMG heeft – behoudens wat onder 2.9 zal worden overwogen - niet betwist dat de OR Voorburgwal het door hem gestelde belang bij voeging aan de zijde van FNV c.s. heeft. Ook het hof acht dit belang aanwezig. Hieraan doet – bij gebreke van door TMG gestelde feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel nopen - niet af dat het de OR Voorburgwal, die zich in eerste aanleg aan de zijde van FNV c.s. had gevoegd en dus partij bij het geding was geworden, had vrijgestaan tegen het bestreden vonnis hoger beroep in te stellen.

2.8. Het hof zal geen aandacht besteden aan wat FNV c.s. onder 2.3 tot en met 2.8 van hun laatste memorie hebben opgemerkt, aangezien die memorie slechts betrekking mocht hebben op het door de COR geëntameerde incident tot voeging aan de zijde van TMG en de desbetreffende stellingen daarop geen betrekking hebben.

2.9. Anders dan TMG betoogt, komt het belang van de OR Voorburgwal bij voeging niet te vervallen, indien de OR Voorburgwal zich niet gebonden zou achten aan het oordeel van het hof in de hoofdzaak. Ook dan immers biedt slechts voeging hem de mogelijkheid zijn standpunten met betrekking tot (de totstandkoming van) het Akkoord aan het hof kenbaar te maken met het oog op de (kennelijk ook) door hem beoogde vernietiging van het eindvonnis en toewijzing van de vorderingen van FNV c.s. Het hof ziet in het kader van het beperkte bestek van dit incident bevoegdheid noch aanleiding zich uit te spreken over de vraag of de OR Voorburgwal gebon-den zal zijn aan de beslissingen van het hof in de hoofdzaak.

2.10. Uit het voorgaande volgt dat de vordering tot voeging van de OR Voorburgwal zal worden toegewezen.

2.11. Het hof zal de beslissing met betrekking tot de proceskosten in het incident aanhouden totdat in de hoofdzaak eindarrest zal worden gewezen.

In het incident van de COR:

2.12. Aan zijn vordering tot voeging aan de zijde van TMG legt de COR in hoger beroep hetzelfde ten grondslag als hij in eerste aanleg heeft gedaan, te weten, kort samengevat, dat eventuele vernietiging van het Akkoord grote gevolgen kan hebben voor de werknemers van TMG met welke belangen de COR bij de totstandkoming van het Akkoord uit hoofde van de hem bij art. 35 WOR toegekende taak rekening heeft gehouden. De belangenbehartiging van alle werknemers van TMG vergt dat de COR, zo voert hij aan, in dit geding als gevoegde partij kan optreden.

2.13. Het hof stelt (ook hier) voorop, evenals de kantonrechter in overweging 12 van het tussenvonnis heeft gedaan, dat een (centrale) ondernemingsraad in beginsel geen procesbevoegdheid toekomt, behalve voor zover de WOR deze aan hem toekent, maar dat moet worden aangenomen dat een (centrale) ondernemingsraad ook in rechte kan optreden waar dat in het belang is van en wenselijk is voor een doelmatige vervulling van de taak die hem in de WOR is toegekend.

2.14. Het door de COR gestelde belang bij voeging aan de zijde van TMG is niet betwist en wordt ook door het hof aanwezig geacht.

2.15. Uit het voorgaande volgt dat de vordering tot voeging van de COR zal worden toegewezen.

2.16. Het hof zal de beslissing met betrekking tot de proceskosten in het incident aanhouden totdat in de hoofdzaak eindarrest zal worden gewezen.

In de hoofdzaak:

2.17. Omdat de OR Voorburgwal zal worden toegelaten tot voeging aan de zijde van FNV c.s. en laatstgenoemden reeds van grieven hebben gediend, is het doelmatig dat de OR Voorburgwal thans als eerste zijn standpunt naar voren brengt. Om die reden zal de zaak naar de rol worden verwezen voor memorie aan de zijde van de OR Voorburgwal. Vervolgens zullen TMG en de COR op dezelfde dag (van antwoord) kunnen concluderen.

3. De beslissing

Het hof:

in het incident van de OR Voorburgwal:

laat de OR Voorburgwal toe als gevoegde partij aan de zijde van FNV c.s.;

houdt de beslissing over de proceskosten aan totdat in de hoofdzaak eindarrest zal worden gewezen;

in het incident van de COR:

laat de COR toe als gevoegde partij aan de zijde van TMG;

houdt de beslissing over de proceskosten aan totdat in de hoofdzaak eindarrest zal worden gewezen;

in de hoofdzaak:

verwijst de zaak naar de rolzitting van 21 augustus 2012 voor memorie aan de zijde van de OR Voorburgwal;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, A.M.A. Verscheure en D. Kingma, en is in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2012 door de rolraadsheer.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature