Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:

Inhoudsindicatie:

Verzoek voorlopige voorziening i.v.m. bouw jongerencentrum. Beroep ongegrond; afwijzing verzoek. De bestuursrechter dient zich, gelet op de bevoegdheid van de civiele rechter, te beperken tot de toets of sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering voor het nemen van het projectbesluit. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het standpunt van verweerder, dat niet gebleken is van het bestaan van een bruikleenovereenkomst, dan wel, dat deze voor zover nodig is beëindigd, niet evident onhoudbaar. Verweerder is bij het uitgevoerde onderzoek ter aanvulling van de ruimtelijke onderbouwing van het projectbesluit uitgegaan van een worst-case scenario. Met de gehanteerde uitgangspunten zijn de mogelijke gevolgen voor de verkeersafwikkeling in de Planetenwijk op zorgvuldige wijze vastgesteld. Nu het te verwachten aantal personen dat zich door de Planetenwijk zal verplaatsen blijkens de resultaten van dit onderzoek beperkt is, hoefden de gevolgen voor de verkeersafwikkeling niet in de weg te staan aan het nemen van het projectbesluit. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat er geen aanleiding om te veronderstellen dat de bouw en de exploitatie van het jongerencentrum financieel niet uitvoerbaar zijn.

Uitspraak



RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD

Sector Bestuursrecht

Registratienummer: Awb 12/1348

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

ASVD Korfbal,

gevestigd te Dronten,

en B. en anderen, wonende te Dronten,

verzoekers,

gemachtigde: mr. J.R. Bügel, advocaat te Dronten

en

het college van burgemeester en wethouders van Dronten,

verweerder,

gemachtigde: mr. M. Bekooy, advocaat te Zwolle,

Stichting MJUN,

gevestigd te Dronten, belanghebbende.

Procesverloop

Op 15 juli 2010 heeft Stichting USRA te Dronten een aanvraag gedaan om verlening van een bouwvergunning eerste fase ten behoeve van de bouw van een jongerencentrum op de percelen Educalaan 39A en 39B te Dronten.

Bij besluit van 7 december 2010 heeft verweerder het projectbesluit Dronten-Jongerencentrum Nirwana/USRA vastgesteld. Bij besluit van 8 december 2010 heeft verweerder aan Stichting USRA de aangevraagde bouwvergunning eerste fase verleend.

Bij besluit van 25 januari 2011 heeft verweerder de aangevraagde bouwvergunning eerste fase overgeschreven op naam van Stichting MJUN, te Dronten.

De door verzoekers ingestelde beroepen tegen verweerders besluiten van 7 en 8 december 2010 zijn bij uitspraken van 29 augustus 2011 (Awb 11/46 en 11/142) door de rechtbank gegrond verklaard. De rechtbank heeft de bestreden besluiten van 7 en 8 december 2010 vernietigd.

Bij besluiten van 28 februari 2012 heeft verweerder een nieuw projectbesluit vastgesteld en heeft verweerder een wederom een bouwvergunning eerste fase verleend ten behoeve van het bouwplan. Verzoekers hebben tegen deze besluiten bij brief van 11 april 2012 beroep ingesteld. Het beroep is geregistreerd onder zaaknummer Awb 12/720.

Op 4 juli 2012 hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat het bestreden besluit wordt geschorst, totdat op het beroepschrift is beslist.

De rechtbank heeft ambtshalve Stichting MJUN in de gelegenheid gesteld om als belanghebbende partij deel te nemen aan dit geding.

Het verzoek is ter zitting van 19 juli 2012 behandeld. ASVD Korfbal heeft zich laten vertegenwoordigen door A. De overige verzoekers hebben zich laten vertegenwoordigen door B en C. Verzoekers hebben zich laten bijstaan door mr. Bügel. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door E. Helder, bijgestaan door mr. M. Bekooy. Belanghebbende heeft zich laten vertegenwoordigen door D en E.

Overwegingen

Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

Voor zover hierbij het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.

De voorzieningenrechter stelt vast dat het verzoek is ingediend namens de vereniging ASVD Korfbal alsmede namens de belanghebbenden die genoemd zijn in de bijlage bij het verzoekschrift. Een dergelijke bijlage is evenwel niet aangetroffen. Wel bevat het aan dit verzoek connexe beroep met zaaknummer Awb 12/720 als bijlage een aantal machtigingen voor het indienen van een zienswijze tegen het voornemen tot het vaststelling van het projectbesluit. Mr. Bügel heeft ter zitting verklaard dat dit de bijlage is met de namen van de overige eisers, in de beroepsprocedure, en van de verzoekers, in deze procedure.

De voorzieningenrechter is, gelet op de samenhang tussen dit verzoek en het beroep met zaaknummer Awb 12/720, van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat bedoeld is om dit verzoek mede namens de overige belanghebbenden, namens wie tevens beroep was ingesteld, in te dienen. Gelet op de toelichting van mr. Bügel ter zitting en gelet op het ontbreken van een lijst met namen van belanghebbenden namens wie tevens wordt opgekomen, acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat met deze overige belanghebbenden diegenen bedoeld zijn van wie een machtiging voor het indienen van een zienswijze was overgelegd. Zoals is overwogen in de onherroepelijke uitspraak van deze rechtbank van 29 augustus 2011 (Awb 11/46) kunnen de betrokken bewoners van de Planetenwijk, gelet op de invloed van het bouwplan op hun leefomgeving, als belanghebbenden, in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb , worden aangemerkt. Het beroep en verzoek, voor zover namens hen ingediend, is dan ook ontvankelijk.

De voorzieningenrechter is van oordeel sprake is van spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. De bouwvergunning tweede fase is verleend, zodat geen sprake is van juridische belemmeringen om te kunnen beginnen met de bouw van het jongerencentrum. Gebleken is dat in augustus 2012 een begin zal worden gemaakt met het bouwrijp maken van het terrein aan de Educalaan 39A en 39B te Dronten. Nog in diezelfde maand zal een begin worden gemaakt met de daadwerkelijke bouw van het jongerencentrum. Belanghebbende wil zo spoedig mogelijk een begin maken met de bouw, om haar aanspraken op provinciale co-financiering voor het project niet te verliezen.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat nader onderzoek in dit geval redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak en zal dan ook onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.

De voorzieningenrechter gaat hierbij uit van de volgende feiten en omstandigheden.

Het bouwplan voorziet in de oprichting van een jongerencentrum op de percelen Educalaan 39A en 39B te Dronten. Het jongerencentrum zal worden gebruikt door studentenvereniging USRA (hierna: USRA) en door jeugdcultureel centrum Nirwana (hierna: Nirwana). Elke vereniging heeft een eigen ingang, maar de mogelijkheid bestaan om ruimten te delen. Stichting MJUN is opgericht met het doel om het jongerencentrum te beheren en te exploiteren.

USRA huurt thans accommodatie in een ander pand aan de Educalaan in Dronten. De huur van deze accommodatie is recentelijk verlengd. Nirwana is thans gevestigd op een locatie ten noorden van het centrum van Dronten. Deze locatie is, vanwege de komst van de Hanzelijn, niet langer beschikbaar voor Nirwana.

ASVD Korfbal huurt van de gemeente Dronten een aantal kunstgrasvelden aan de Educalaan in Dronten. Door leden van verzoekster wordt zo nu en dan tevens geoefend op het grasveld, op het terrein waar het bouwplan is gesitueerd. Oefenen op natuurlijk gras is voor verzoekster belangrijk, omdat in de competitie nog steeds wedstrijden op natuurlijk gras worden gespeeld. Verzoekster stelt dat sprake is van een mondelinge bruikleenovereenkomst tussen haar en de gemeente Dronten, op grond waarvan zij gerechtigd is om dit terrein te gebruiken. Daardoor is er een privaatrechtelijke belemmering die aan het vaststellen van het projectbesluit in de weg staat.

Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen aanwijzingen zijn gevonden voor het bestaan van een bruikleenovereenkomst, zoals door verzoekster betoogd, tussen de gemeente en verzoekster. Voor zover nodig heeft verweerder, bij brief van 16 november 2011, de gestelde bruikleenovereenkomst met ingang van 16 februari 2012 opgezegd.

De overige verzoekers zijn bewoners van de Planetenwijk in Dronten. De Planetenwijk is van de sportvelden aan de Educalaan gescheiden door een doorgaande weg en een groenstrook. Verzoekers vrezen voor overlast door de komst van het jongerencentrum.

De voorzieningenrechter overweegt als volg.

Bij onherroepelijke uitspraken van 29 augustus 2011 (Awb 11/46 en 11/142) is geoordeeld over de destijds verleende bouwvergunning eerste fase en over het destijds vastgestelde projectbesluit inzake dit project. De rechtbank heeft bij die uitspraken geoordeeld dat het onderzoek onvolledig was en dat de bestreden besluiten, zoals die toen voorlagen, daarom niet in stand konden blijven. De voorzieningenrechter zal, bij de beoordeling van deze zaak, uitgaan van hetgeen in de uitspraken van 29 augustus 2011 is overwogen.

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht, dat is opgenomen in artikel 1.2, tweede lid, van de Invoeringswet Wabo , volgt dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn, indien de aanvraag om verlening van een vergunning of ontheffing als bedoeld in het eerste lid van dit artikel vóór inwerkingtreding van de Wabo is ingediend. Nu hiervan in dit geval sprake is, zal de rechtbank uitgaan van het recht, zoals dit gold onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreden van de Wabo.

Op de gronden waarop het bouwplan gesitueerd is, is het bestemmingsplan “Zuidwest Woonkern Dronten (0301)” van toepassing. Deze gronden hebben de bestemming ‘sportterrein’. Vast staat dat het bouwplan niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Verweerder kon de aangevraagde bouwvergunning eerste fase alleen verlenen op grond van een vooraf vastgesteld projectbesluit.

Artikel 3.10, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), zoals deze bepaling tot 1 oktober 2010 luidde, bepaalt dat de gemeenteraad ten behoeve van de verwezenlijking van een project van gemeentelijk belang een projectbesluit kan nemen. Artikel 3.10, tweede lid, van de Wro schrijft voor dat het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing van het project bevat.

Artikel 3.10, vierde lid, van de Wro bepaalt dat de gemeenteraad de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, kan delegeren aan burgemeester en wethouders. Van deze bevoegdheid is in dit geval gebruik gemaakt.

De voorzieningenrechter stelt voorop dat in de onherroepelijke uitspraak van 29 augustus 2011 (Awb 11/46) reeds is geoordeeld dat de uitkomsten van het akoestisch onderzoek voor verweerder geen aanleiding behoefden te vormen om af te zien van het nemen van een projectbesluit. Nu het bouwplan niet is gewijzigd moet worden uitgegaan van hetgeen in die uitspraak met betrekking tot dit punt is overwogen.

De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat verweerder thans voldaan heeft aan zijn plicht om, in het kader van de ruimtelijke onderbouwing van het projectbesluit, te onderzoeken of sprake is van een privaatrechtelijke belemmering voor de realisering van het bouwplan. Het oordeel met betrekking tot de vraag of verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat geen sprake was van een bruikleenovereenkomst tussen ASVD Korfbal en verweerder, dan wel, voor zover hiervan wel sprake was, dat deze overeenkomst rechtsgeldig is beëindigd, is voorbehouden aan de civiele rechter. De bestuursrechter dient zich, gelet op de bevoegdheid van de civiele rechter, te beperken tot de toets of sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering voor het nemen van het projectbesluit. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het standpunt van verweerder, dat niet gebleken is van het bestaan van een bruikleenovereenkomst, dan wel, dat deze voor zover nodig is beëindigd, niet evident onhoudbaar. Vooralsnog heeft verzoekster geen procedure aanhangig gemaakt bij de civiele rechter.

Nu het er voor moet worden gehouden dat verzoekster weliswaar voor (gras)trainingen gebruik mocht maken van het terrein waarop het bouwplan is gesitueerd maar daarop geen aanspraak bestond, heeft verweerder, in het kader van de afweging van de betrokken belangen, aan het belang van verzoekster om dat gebruik voort te kunnen zetten voorbij mogen gaan.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder thans voldoende onderzocht wat de te verwachten gevolgen van de komst van het jongerencentrum zullen zijn voor de verkeersafwikkeling in de Planetenwijk. Verweerder mocht hierbij uitgaan van praktijkgegevens en van de door USRA en Nirwana aangeleverde gegevens over hun leden. Verweerder is bij het uitgevoerde onderzoek ter aanvulling van de ruimtelijke onderbouwing van het projectbesluit uitgegaan van een worst-case scenario, waarbij is aangenomen dat alle leden van deze verenigingen die in het zuidelijke deel van Dronten wonen door de Planetenwijk zullen lopen of fietsen. Met de gehanteerde uitgangspunten zijn de mogelijke gevolgen voor de verkeersafwikkeling in de Planetenwijk op zorgvuldige wijze vastgesteld. De voorzieningenrechter volgt verzoekers niet in hun standpunt dat de onderzoeksresultaten onvoldoende concreet en kenbaar zijn onderbouwd. Verzoekers hebben geen deskundig tegenadvies ingebracht, zodat verweerder uit mocht gaan van de resultaten van dit onderzoek. Nu het te verwachten aantal personen dat zich door de Planetenwijk zal verplaatsen blijkens de resultaten van dit onderzoek beperkt is, hoefden de gevolgen voor de verkeersafwikkeling niet in de weg te staan aan het nemen van het projectbesluit.

Mede gelet op de afstand van ongeveer 180 meter tussen het bouwplan en de dichtstbijzijnde woning in de Planetenwijk, de tussenliggende hoofdweg en de beperkingen met betrekking tot het gebruik die voortvloeien uit het projectbesluit bestaat onvoldoende aanleiding om te veronderstellen dat de realisering van het bouwplan voor bewoners van de Planetenwijk zal leiden tot ernstige hinder. Verweerder heeft aangegeven zonodig handhavend op te zullen treden in het geval het gebruik zodanig grootschalig wordt dat dit in strijd komt met het projectbesluit.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat er geen aanleiding om te veronderstellen dat de bouw en de exploitatie van het jongerencentrum financieel niet uitvoerbaar zijn. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter dat het project gedeeltelijk gefinancierd zal worden met een subsidie van LEADER, het Europees Fonds voor Plattelandsontwikkeling, van € 412.222,--. Tevens is sprake van provinciale co-financiering, ten bedrage van € 75.000,--. Daarnaast draagt de gemeente Dronten financieel bij aan dit project. Het resterende bedrag van € 300.000,-- dat nodig is voor de realisering van het project wordt gefinancierd middels een lening van de Rabobank . De Rabobank heeft haar intentie om belanghebbende deze lening te verstrekken schriftelijk kenbaar gemaakt. De uitvoerbaarheid van de bouw is hiermee in voldoende mate gegarandeerd. De voorzieningenrechter acht, gelet op de overgelegde stukken, voldoende aannemelijk gemaakt dat een rendabele exploitatie van het jongerencentrum mogelijk zal zijn. Verdergaande zekerheid over de financiële haalbaarheid van het project, dan de informatie die hierover door belanghebbende is verschaft, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet vereist.

Hetgeen verzoekers overigens hebben aangevoerd kan evenmin leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.

Het beroep is daarom ongegrond.

Het verzoek om een voorlopige voorziening dient daarom afgewezen te worden.

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:

- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen af;

- verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, voorzieningenrechter, en door hem en mr. A. van der Weij als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op

Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open voor zover is beslist op het beroep. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.

U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk op www.raadvanstate.nl voor meer informatie over het indienen van digitaal beroep


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature