Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Verdachte heeft in zijn woning een hennepkwekerij geëxploiteerd. In die woning is brand ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat verdachte voor de brandstichting ontoerekeningsvatbaar is. Daarvoor wordt verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en wordt zijn plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis gelast. Voor het exploiteren van de hennepkwekerij wordt verdachte volledig toerekeningsvatbaar gehouden. Daarvoor wordt hij veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur subsidiair 60 dagen hechtenis.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH

Sector Strafrecht

Parketnummer: 01/845371-11

Datum uitspraak: 23 juli 2012

Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte]

geboren te 's-Hertogenbosch op [geboortedatum] 1981,

wonende te [adres]

thans gedetineerd in p.i. Vught, PPC, te Vught.

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 18 januari 2012, 11 april 2012 en 9 juli 2012.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 december 2011. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 18 oktober 2011 in de gemeente 's-Hertogenbosch, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, opzettelijk brand heeft gesticht, hebbende hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk door middel van open vuur een zitbank en/of een stapel handdoeken, althans een of meer goederen aanwezig in een pand gelegen aan de [adres], in brand gestoken, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander of anderen, te weten voor de zich in de nabijheid van dat pand bevindende personen en/ of terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de zich in de nabijheid van dat pand bevindende panden te duchten was;

(artikel 157 Wetboek van Strafrecht )

2.

hij in of omstreeks de periode 10 oktober 2011 tot en met 17 oktober 2011 te ’s-Hertogenbosch, opzettelijk heeft geteeld, in een pand gelegen aan de [adres], een hoeveelheid van ongeveer 250 hennepplanten, althans een hoeveelheid henneplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

(artikel 3 Opiumwet)

3.

hij op of omstreeks 18 oktober 2011 te 's-Hertogenbosch opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 180 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

(art 3c Opiumwet)

4.

hij in of omstreeks de periode 10 oktober 2011 tot en met 18 oktober 2011 te 's-Hertogenbosch met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte. (artikel 310 Wet-boek van Strafrecht )

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde

Op grond van het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en de erkennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 juli 2012 afgelegd acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen zoals hierna onder “de bewezenverklaring” nader is verwoord.

ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde

Op grond van het relaas van verbalisant [verbalisant 3] en verbalisant [verbalisant 4] en de erkennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 juli 2012 afgelegd acht de rechtbank de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zoals hierna onder “de bewezenverklaring” nader is verwoord.

Gelet op het bepaalde in artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering zijn alle hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte

1.

op 18 oktober 2011 in de gemeente 's-Hertogenbosch opzettelijk brand heeft gesticht, hebbende hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk door middel van open vuur goederen aanwezig in een pand gelegen aan de [adres] in brand gestoken, terwijl daarvan levensgevaar voor anderen, te weten voor de zich in de nabijheid van dat pand bevindende personen, en terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de zich in de nabijheid van dat pand bevindende panden, te duchten was;

2.

in de periode van 10 oktober 2011 tot en met 17 oktober 2011 te ’s-Hertogenbosch opzettelijk heeft geteeld, in een pand gelegen aan de [adres], een hoeveelheid van 250 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;

3.

op 18 oktober 2011 te 's-Hertogenbosch opzettelijk aanwezig heeft gehad 180 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.

4.

in de periode van 10 oktober 2011 tot en met 18 oktober 2011 te ’s-Hertogenbosch met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Enexis.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde

Op 29 mei 2012 heeft drs. S. Labrijn, GZ-psycholoog, een rapport over verdachte uitgebracht. Dit rapport houdt zakelijk weergegeven onder meer in.

Bij betrokkene is sprake van een ziekelijke stoornis (een waanstoornis, verslavingsziekte in de vorm van afhankelijkheid van cannabis en cocaïne ten tijde van het onderzoek onder toezicht in gedwongen remissie, een seksuele dysfunctie) bij een man met identiteitsproblematiek en afhankelijke en vermijdende trekken (die overigens niet aangemerkt kunnen worden als “gebrekkige ontwikkeling”). De waanstoornis en ( mogelijk ook) het middelengebruik zijn van invloed geweest op zijn delictgedrag. Wat betreft de brandstichting was betrokkenes realiteitstoetsing ten gevolge van de waanstoorins ernstig verstoord, waardoor hij ten prooi viel aan angsten, het gevoel van bedreiging, onmacht en uitzichtloosheid. Betrokkene werd daarbij maximaal beïnvloed in zijn denken, voelen en handelen. Geadviseerd wordt betrokkene ten aanzien van de brandstichting als volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.

Op 30 mei 2012 heeft dr. A.J.W.M. Trompenaars, psychiater, een rapport over verdachte uitgebracht. Dit rapport houdt zakelijk weergegeven onder meer in.

Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Deze is in diagnostische zin te omschrijven als een paranoïde waanstoornis en van verslaving aan cannabis en cocaïne. Daarnaast is er bij hem sprake van een kwetsbare persoonlijkheid met afhankelijke en ontwijkende persoonlijkheidstrekken. Deze stoornis beïnvloedde het gedrag van betrokkene. Geadviseerd wordt betrokkene ten aanzien van feit 1 als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.

De rechtbank neemt de conclusies uit de hiervoor genoemde rapporten en de gronden waarop die berusten over en maakt die tot de hare. Hieruit volgt dat het onder 1 bewezen verklaarde feit, de brandstichting, niet aan verdachte kan worden toegerekend. Verdachte is derhalve niet strafbaar aan dit feit en zal daarvoor dan ook worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Beide hiervoor genoemde gedragsdeskundigen hebben geconcludeerd dat deze feiten volledig aan verdachte kunnen worden toegerekend. Ook deze conclusie en de gronden waarop die berust neemt de rechtbank over en maakt die tot de hare. Verdachte is daarom strafbaar voor de onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde feiten.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde

• ontslag van alle rechtsvervolging en plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis

ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde

• een werkstraf van 120 uur subsidiair 60 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest.

ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde ]

• toewijzing van de subsidiaire vordering van [benadeelde ] tot een bedrag van € 1.102,79, vermeerderd met € 768,-- terzake kosten van rechtsbijstand

Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman heeft zich ter terechtzitting van 9 juli 2012 op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie redelijk is.

Het oordeel van de rechtbank.

ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde

Op 29 mei 2012 heeft drs. S. Labrijn, GZ-psycholoog, een rapport over verdachte uitgebracht. Dit rapport houdt zakelijk weergegeven onder meer in.

Een klinische behandeling gericht op de waanstoornis en de verslavingsproblematiek is geïndiceerd. Deze kan het beste worden gerealiseerd met toepassing van artikel 3 7 /39 in een psychiatrisch ziekenhuis met een afdeling gespecialiseerd in dubbele diagnoseproblematiek.

Op 30 mei 2012 heeft dr. A.J.W.M. Trompenaars, psychiater, een rapport over verdachte uitgebracht. Dit rapport houdt zakelijk weergegeven onder meer in.

Het is aangewezen dat betrokkene behandeling krijgt. Het advies is deze behandeling te doen plaatsvinden binnen het juridische kader van een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar. Na dat jaar zal moeten worden beoordeeld of er nog termen aanwezig zijn om de behandeling van betrokkene voort te zetten in een civielrechtelijk kader.

De rechtbank neemt de conclusies uit de hiervoor genoemde rapporten en de gronden waarop die berusten over en maakt die tot de hare. Zij zal verdachte de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis opleggen voor het onder 1 bewezen verklaarde feit.

ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.

In het nadeel van verdachte weegt mee

Verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van anderen. Door het laten aanleggen van een illegale stroomvoorziening heeft verdachte bovendien de normale beveiliging tegen bijvoorbeeld kortsluiting omzeild. Daardoor heeft hij niet aleen een groot gevaar voor zichzelf, maar ook voor zijn omgeving in het leven geroepen.

In het voordeel van verdachte weegt mee

Verdachte is niet eerder voor soortgelijke delicten veroordeeld.

Conclusie

Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 120 uur, passend en geboden is. Voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren vervult, zal de rechtbank bevelen dat aan hem vervangende hechtenis zal worden opgelegd voor de hierna te vermelden duur.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde ].

Evenals de officier van justitie, verdachte en zijn raadsman acht de rechtbank de subsidiaire vordering van de benadeelde partij toewijsbaar tot het gevorderde bedrag van € 1.102,79, bestaande uit materiële schadevergoeding en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het indienen van de vordering, 6 juli 2012, tot aan de dag der algehele voldoening.

De rechtbank zal de primaire vordering van de benadeelde partij afwijzen, daar niet is gebleken dat tot een hoger bedrag dan subsidiair gevorderd rechtstreekse schade is geleden door het bewezen verklaarde strafbare feit onder 4.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op € 200,-- terzake van kosten rechtsbijstand overeenkomstig het liquidatietarief kantonzaken. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:

9, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 37, 57, 157 en 310 van het Wetboek van Strafrecht

3 en 11 van de Opiumwet.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde

Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is

en

Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde

Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde

Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde

Diefstal.

Verklaart verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat hem daarvoor van alle rechtsvervolging

Verklaart verdachte strafbaar ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde.

Legt op de volgende straf en maatregelen.

ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde

• Plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar.

ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde

• Een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank waardeert een in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte dag op twee uur te verrichten arbeid.

ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde tevens

• Maatregel van schadevergoeding van € 1.102,79 subsidiair 21 dagen hechtenis. Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde ] van een bedrag van € 1.102,79 (zegge: eenduizend eenhonderd twee euro en negenenzeventig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 21 dagen hechtenis, bestaande uit materiële schadevergoeding.

Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde ]:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedragen veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde ], van een bedrag van € 1.102,79 (zegge: eenduizend eenhonderd twee euro en negenenzeventig eurocent), bestaande uit immateriële schadevergoeding. Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.

Wijst de vordering voor het overige af.

Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op € 200,-- terzake kosten van rechtsbijstand. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter,

mr. A.M. Kooijmans-de Kort en mr. M.J. Smit, leden,

in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,

en is uitgesproken op 23 juli 2012.

Mr. Smit is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature