Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Het duwen van het slachtoffer is naar het oordeel van het hof te kwalificeren als een objectief vast te stellen niet-verbaal handelen dat naar zijn aard de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer met geweld ondersteunt. Dit levert naar het oordeel van het hof een misdrijf op dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht. Aldus is het hof van oordeel dat er in dit geval sprake is van een niet gemaximeerde terbeschikkingstelling.

Het hof constateert dat uit de voorhanden zijnde stukken blijkt dat de terbeschikkinggestelde thans verblijft in [psychiatrisch centrum] en bereid is op vrijwillige basis zijn verblijf aldaar voort te zetten. Binnen het kader van de GGZ wordt in gestructureerde omstandigheden en bij continuering van de antipsychotische medicatie het recidiverisico als laag ingeschat. Het hof acht, gelet op het indexdelict en de rechtsbeginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, een beëindiging van de terbeschikkingstelling thans geboden.

Uitspraak



TBS P12/0183

Beslissing d.d. 2 juli 2012

De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van het openbaar ministerie in de zaak tegen

[terbeschikkinggestelde],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],

verblijvende in [kliniek] (feitelijk verblijf: [afdeling] van [psychiatrisch centrum] te [plaats].

Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Dordrecht van 13 januari 2012, houdende afwijzing van de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling.

Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:

- de uitspraak van het gerechtshof ’s-Gravenhage van 22 december 2005, waarbij de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege werd opgelegd;

- de gedragskundige rapportage van [justitieel forensisch psycholoog], justitieel forensisch psycholoog, van 3 november 2011;

- de gedragskundige rapportage van drs. [forensisch psychiater], forensisch psychiater, van 5 december 2011;

- het voorlopig verlengingsadvies van [kliniek] te [plaats] van 13 juli 2011;

- het verlengingsadvies van [kliniek] te [plaats] van 9 november 2011;

- de vordering van de officier van justitie van 24 november 2011, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar;

- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;

- de beslissing waarvan beroep;

- de akte van beroep van het openbaar ministerie van 24 januari 2012;

- de aanvullende informatie van [kliniek] van 8 juni 2012, met daarbij gevoegd de wettelijke aantekeningen van oktober 2011 tot en met maart 2012.

Het hof heeft ter zitting van 18 juni 2012 gehoord de terbeschikkinggestelde bijgestaan door zijn raadsman mr A.D. Kloosterman, advocaat te Amsterdam en de advocaat-generaal mr G.J. de Haas.

Overwegingen:

Het standpunt van de kliniek

Uit het verlengingsadvies van [kliniek] van 9 november 2011 blijkt onder meer het volgende - zakelijk weergegeven -:

Betrokkene is lijdende aan zowel een schizofrenie stoornis van het gedesorganiseerde type, als aan een autistiforme stoornis. Het ziektebesef is matig ontwikkeld al wordt in een gestructureerde omgeving de antipsychotische medicatie zonder aarzeling geaccepteerd. De combinatie van de kwetsbaarheid door de schizofrene stoornis en gevolgen van de autistiforme stoornis, in de context van nog nimmer een eigenstandig stabiel leven te hebben kunnen leiden en de mogelijke terugval tot het gebruik van drugs met weer een eigen initiërende werking op een recidief psychose, bepaalt als eerder gesteld de prognose. De prognose is binnen een beschermende en stabiele omgeving niet ongunstig en de controle op eventueel risicogedrag zal sneller herkend worden.

Betrokkene heeft zich gedurende zijn verblijf binnen [kliniek] naar vermogen ingezet voor zijn behandeling en hier ook de nodige ontwikkeling in doorgemaakt. Betrokkene heeft therapieën gevolgd, is medicatietrouw gebleven en de verloven zijn naar wens verlopen. Daarbij is betrokkene gestart met werkzaamheden voor een kennel waar hij plezier aan beleeft. Betrokkene is op 20 juli jl. overgeplaatst naar [afdeling], een psychiatrische afdeling van [psychiatrisch centrum]. De inzet blijft om [betrokkene] op langere termijn te resocialiseren naar een zorginstelling voor autisten. Evident is dat als deze overplaatsing op termijn realiseerbaar blijkt te zijn, dat psychiatrische begeleiding en aandacht voor terugval in het gebruik van middelen noodzakelijk blijven. De behandeling van de betrokkene is gericht op een langdurig verblijf binnen de gezondheidszorg. Betrokkene behoeft langdurige structurerende begeleiding, controle en ondersteuning om zodoende stabiel te kunnen blijven functioneren. Met de overplaatsing naar [afdeling] heeft betrokkene de stap uit [kliniek] gemaakt en heeft daarmee een belangrijke eerste stap in zijn resocialisatieproces genomen. Omdat de overplaatsing naar de reguliere GGZ pas kort geleden verwezenlijkt kon worden en omdat patiënten met een pervasieve ontwikkelingsstoornis langzaam flexibel zijn in veranderingsprocessen wordt voortzetting van de terbeschikkingstelling geadviseerd. Een verlenging van één jaar wordt geadviseerd.

Uit de aanvullende informatie van [kliniek] van 8 juni 2012 blijkt onder meer het volgende - zakelijk weergegeven -:

Zoals u bekend heeft de rechtbank Dordrecht op 13 januari 2012 de TBS beëindigd op grond van de overweging dat het hier een gemaximeerde TBS betreft. Tegelijkertijd heeft de rechtbank Rotterdam het verzoek tot oplegging van een rechterlijke machtiging in het kader van de Wet BOPZ afgewezen. Één en ander heeft geleid tot aanzienlijke onrust bij de betrokkene. Hij begrijpt nauwelijks wat de consequenties zijn van de huidige beroepsprocedure en heeft meermalen te kennen gegeven de kliniek te mogen verlaten indien hij dat wenst. Hij is, zij het met tegenzin, zijn medicatie tot op heden wel blijven gebruiken. Gezien de onrust bij betrokkene werd hem buiten de kliniek tijdelijk alleen begeleid verlof toegestaan, aanvankelijk steeds met staf van [afdeling], maar sinds kort ook weer met moeder. Bij verlenging van de TBS-maatregel zal vermoedelijk de rust wederkeren en zal in goed overleg met moeder het verlof kunnen worden uitgebreid. Doorplaatsing naar een specifiek voor de problematiek van betrokkene geschikte voorziening (RIBW) blijft het streven voor de nabije toekomst. Wij achten verlenging dan ook dringend gewenst. Indien de TBS niet kan worden verlengd voorzien wij dat een BOPZ maatregel alsnog op korte termijn noodzakelijk zal zijn om escalatie en gewelddadig gedrag te voorkomen.

Het standpunt van de zesjaars-rapporteurs

Uit de gedragskundige rapportage van [justitieel forensisch psycholoog], justitieel forensisch psycholoog, van 3 november 2011 blijkt onder meer het volgende - zakelijk weergegeven -:

Bij betrokkene kan worden gesproken van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een pervasieve ontwikkelingsstoornis NAO en van schizofrenie, gedesorganiseerde type. De diagnostische conclusie van de kliniek kan worden gedeeld met daarbij de kanttekening dat er wellicht in het verleden sprake is geweest van een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale kenmerken, maar dat vanwege de dominantie van de psychiatrische stoornissen en het ontbreken bij betrokkene van antisociale uitingen, deze diagnose geen actualiteitswaarde heeft. In gestructureerde omstandigheden bij een continuering van de antipsychotische medicatie is het risico aanvaardbaar klein. Er is niets bekend van een seksuele deviantie. Het risicomanagement behoeft geen aanpassingen. Voor de behandeling van betrokkene is het juridisch kader van de onvoorwaardelijke verpleging echter niet meer vereist en er dient nu toegewerkt te worden naar een verblijf in het kader van een rechterlijke machtiging binnen de GGZ. De vrees bestaat dat betrokkene zonder extern kader zijn medicatie-inname zal staken, waarbij een (psychotische) ontregeling zeer wel denkbaar is. Er is sprake van een relatieve stilstand in de resocialisatie van betrokkene en er dient nu toegewerkt te worden naar een vlottere stapsgewijze uitbreiding van zijn begeleide en onbegeleide verloven, ook buiten het terrein van de kliniek. Geadviseerd wordt om de maatregel met de termijn van een jaar te verlengen.

Uit de gedragskundige rapportage van drs. [forensisch psychiater], forensisch psychiater, van 5 december 2011 blijkt onder meer het volgende - zakelijk weergegeven -:

Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van een autismespectrumstoornis en schizofrenie van het gedesorganiseerde type en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een (volgens intelligentieonderzoek) benedengemiddelde intelligentie. Indien de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege zou worden opgeheven en betrokkene niet zou kunnen terugvallen op een gestructureerde afdeling, dan wordt de kans op een nieuw geweldsdelict als groot ingeschat. De verwachting is dan dat betrokkene zijn medicatie staakt, opnieuw psychotisch wordt, mogelijk opnieuw middelen gaat gebruiken, gaat zwerven en evenals vroeger in aanraking komt met criminelen door wie hij zich laat beïnvloeden om opnieuw deel te gaan nemen aan criminele activiteiten. Ondergetekende acht de kans op nieuwe (gewelds)delicten onder de gestructureerde omstandigheden van een instelling met een strafrechtelijke of civielrechtelijke maatregel als laag in. De afgelopen 4 jaar hebben zich immers geen incidenten voorgedaan. Hoewel betrokkene het niet eens is met de diagnostiek en de terbeschikkingstelling, accepteert hij wel medicatie en heeft hij naar behoren en vermogen deelgenomen aan het behandelprogramma. Geadviseerd wordt de terbeschikkingstelling te verlengen met een jaar. Over een jaar moet worden gestreefd naar beëindiging van de terbeschikkingstelling en een voortgezet verblijf in de GGZ met een BOPZ-machtiging.

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman

De raadsman stelt zich op het standpunt dat in casu sprake is van een gemaximeerde terbeschikkingstelling. De aanvulling van het ‘gemaximeerde TBS-arrest’ van 16 mei jongstleden kan hier geen ander licht op werpen. Uitgangspunt blijft de bewezenverklaring en niet de verdere context waarin het delict zich heeft afgespeeld. Indien in casu echter de context zou moeten worden meegewogen, dan stelt de raadsman zich op het standpunt dat de ‘andersoortige gedragingen’ van de terbeschikkinggestelde alsnog niet zijn te kwalificeren als geweld in de zin van artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht. Mocht het hof oordelen dat geen sprake is van een gemaximeerde terbeschikkingstelling, dan stelt de raadsman zich subsidiair op het standpunt dat er thans, na bijna zes en een half jaar behandeling, geen gevaar voor de veiligheid van personen meer is. De terbeschikkinggestelde is medicatietrouw, er hebben zich geen geweldsincidenten voorgedaan en de relatie van de terbeschikkinggestelde met zijn moeder is aanzienlijk verbeterd. Ten slotte stelt de raadsman zich op het standpunt dat er rekening dient te worden gehouden met de rechtsbeginselen van subsidiariteit en proportionaliteit.

De raadsman verzoekt de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling af te wijzen en de terbeschikkingstelling te beëindigen.

Het standpunt van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat in casu geen sprake is van een gemaximeerde terbeschikkingstelling nu de terbeschikkinggestelde het slachtoffer heeft geduwd. De advocaat-generaal verwijst hierbij naar het criterium dat in de jurisprudentie van de penitentiaire kamer van het gerechtshof te Arnhem wordt gehandhaafd en is geconcretiseerd bij beslissing van het gerechtshof van 16 mei jongstleden. Voorts stelt de advocaat-generaal dat de beveiliging van de maatschappij niet voldoende kan worden gegarandeerd wanneer de terbeschikkingstelling wordt beëindigd en nog slechts op vrijwillige basis hulp wordt geboden.

De advocaat-generaal concludeert tot vernietiging van de beslissing van de rechtbank en tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.

Het oordeel van het hof

Vernietiging

Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen omdat het tot een ander oordeel komt.

Geen sprake van gemaximeerde terbeschikkingstelling

De terbeschikkinggestelde is door het gerechtshof ’s-Gravenhage veroordeeld voor belaging. Daarbij heeft de terbeschikkinggestelde inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, zijn moeder.

Bij beslissing van dit hof van 30 mei 2011 (LJN BQ6616) is geoordeeld dat sprake is van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen wanneer een dreigende uiting is voorafgegaan of vergezeld, of gevolgd wordt door niet-verbaal handelen dat naar zijn aard agressief is jegens de bedreigde.

In aanvulling daarop heeft dit hof op 16 mei 2012 beslist (LJN BW6050) dat bij delicten, waarbij de bedreiging slechts een delictsbestanddeel is, rekening dient te worden gehouden met de context van het delict, waarbinnen de bedreiging zich heeft afgespeeld. In die context kunnen ook andersoortige gedragingen dan die genoemd in de beslissing van het hof van 30 mei 2011 - welke gedragingen eveneens geschikt kunnen zijn om een objectief bedreigende situatie te creëren en waardoor het gronddelict bevorderd wordt - medebepalend zijn voor de kwalificatie van het indexdelict als een misdrijf bedoeld in artikel 38e Wetboek van Strafrecht.

In casu is er sprake geweest van een ernstige inbreuk geweest op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. De terbeschikkinggestelde heeft daarbij - onder meer - het slachtoffer in en bij haar woning opgezocht, onnodig vaak en lang aangebeld, een of meer goederen (stokjes en steentjes) tegen het raam van het slachtoffer gegooid, tegen de deurpost geschopt, op dwingende wijze aan het slachtoffer om geld gevraagd (net zo lang totdat het slachtoffer het geld gaf) en het slachtoffer geduwd. Naar het oordeel van het hof is in het bijzonder het duwen van het slachtoffer te kwalificeren als een objectief vast te stellen niet-verbaal handelen dat naar zijn aard de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer met geweld ondersteunt. Dit levert naar het oordeel van het hof een misdrijf op dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht.

Aldus is het hof van oordeel dat er in dit geval sprake is van een niet gemaximeerde terbeschikkingstelling.

Afwijzing van de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling

De primaire doelstelling van de maatregel van de terbeschikkingstelling is de beveiliging van de samenleving. De maatregel wordt opgelegd aan personen die een ernstig delict hebben gepleegd en bij wie ten tijde van het begaan van dat delict een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond die (mede) van invloed is geweest op het plegen van het delict. Behandeling van die stoornis is dan noodzakelijk om het recidivegevaar tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen.

Ten tijde van het opleggen van de terbeschikkingstelling is een zodanig gevaar voor herhaling van ernstige delicten aanwezig geacht dat het opleggen van de maatregel noodzakelijk is bevonden. De terbeschikkingstelling is formeel ingegaan op 9 januari 2006 en loopt thans ruim zes jaren.

Het hof constateert dat uit de voorhanden zijnde stukken blijkt dat de terbeschikkinggestelde thans verblijft in [psychiatrisch centrum] en bereid is op vrijwillige basis zijn verblijf aldaar voort te zetten. Binnen het kader van de GGZ wordt in gestructureerde omstandigheden en bij continuering van de antipsychotische medicatie het recidiverisico als laag ingeschat. Het hof acht, gelet op het indexdelict en de rechtsbeginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, een beëindiging van de terbeschikkingstelling thans geboden.

Het hof is van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen niet langer verlenging van de terbeschikkingstelling vereist en dat derhalve de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen.

Beslissing

Het hof:

Vernietigt de beslissing van de rechtbank Dordrecht van 13 januari 2012 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [terbeschikkinggestelde].

Wijst af de vordering van de officier van justitie.

Aldus gedaan door

mr E.A.K.G. Ruys als voorzitter,

mr J.P. Bordes en mr G. Oldekamp als raadsheren,

en dr. W. van Kordelaar en dr. L. Kaiser als raden,

in tegenwoordigheid van K. Bruil als griffier,

en op 2 juli 2012 in het openbaar uitgesproken.

De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature