Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

De verdachte heeft zich op 10 januari 2011 schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op zijn

ex-schoonmoeder, door haar van korte afstand een kogel in het hoofd te schieten. Voorts heeft de verdachte zich op 6 januari 2011 schuldig gemaakt aan diefstal met geweldpleging ten opzichte van zijn ex-vriendin en een vriendin van haar.

Het Hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren. Tevens stelt het Hof bijzondere voorwaarden zoals omschreven in het arrest.

Uitspraak



Rolnummer: 22-003563-11

Parketnummer: 10-810010-11

Datum uitspraak: 4 juli 2012

TEGENSPRAAK

Gerechtshof te 's-Gravenhage

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 13 juli 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortejaar] 1992 te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),

thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Rijnmond - Gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 20 juni 2012.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 impliciet primair (poging tot moord) en 4 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 impliciet subsidiair (poging tot doodslag), 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en onder de algemene en bijzondere voorwaarden als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep, waaronder - kort en zakelijk weergegeven - klinische opname in forensische GGZ-kliniek Groot Batelaar (of een soortgelijke instelling) voor de duur van 1 jaar. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn deels toegewezen en voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, één en ander zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep, met oplegging van schadevergoedingsmaatregelen aan de verdachte.

De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 10 januari 2011 te Schiedam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk een persoon genaamd [benadeelde partij 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, met een vuurwapen één of meer kogels op het hoofd van die [benadeelde partij 1] heeft afgeschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.

hij op of omstreeks 27 oktober 2010 te Schiedam opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [benadeelde partij 1], bij de keel/nek heeft gepakt en/of tegen het lichaam heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

3.

hij op of omstreeks 06 januari 2011 te Schiedam, op of aan de openbare weg, de Nieuwe Damlaan, in ieder geval op de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (merk Samsung, type Galaxy I9000) en/of een fiets (merk Puch Frensh), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het beetpakken van de bagagedrager van de fiets van die [benadeelde partij 3] (teneinde haar tot stoppen te dwingen) en/of (vervolgens) het beetpakken van het stuur van de fiets van die [benadeelde partij 3] (teneinde haar te beletten haar weg te vervolgen) en/of het uit haar handen trekken/rukken van die fiets en/of (vervolgens) het onverhoeds uit de hand van die [benadeelde partij 2] trekken van die mobiele telefoon en/of (vervolgens) het aan die [benadeelde partij 3] toevoegen van de woorden "als je nu niet met meegaat dan schiet ik je hier dood" en/of "ik heb een pistool in mijn zak zitten" en of "ik schiet je gewoon", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;

4.

hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 01 januari 2011 tot en met 10 januari 2011 te Schiedam [benadeelde partij 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend op de hyvespagina van die [benadeelde partij 3] een foto geplaatst met daarop een afbeelding van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) en/of een viertal althans één of meer kogels en/of een mes.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Gedeeltelijke vrijspraak feit 1

Vast staat dat de verdachte op de ochtend van 10 januari 2011 mevrouw [benadeelde partij 1] van korte afstand een kogel in het hoofd heeft geschoten. De verdachte heeft dit bekend.

De verklaringen van het slachtoffer en de verdachte over wat er die ochtend feitelijk is voorgevallen, komen grotendeels overeen. Er is evenwel één punt waarop de verklaringen aanmerkelijk verschillen.

Het slachtoffer, mevrouw [benadeelde partij 1] heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat, terwijl ze in de kofferbak van haar auto voorovergebogen een ijskrabber stond te zoeken, ze op haar schouder werd getikt en dat toen ze rechtop stond en de verdachte in het gezicht keek, hij een pistool op haar hoofd zette en direct schoot. Ze verklaart dat zowel de verdachte als zijzelf beiden niets hebben gezegd. Ze heeft alleen gegild/geschreeuwd en ze draaide haar hoofd opzij, om ervoor te zorgen dat het pistool van haar hoofd ging.

De verdachte heeft zijn versie van het gebeurde in een brief opgeschreven. Hij schrijft dat hij het slachtoffer, zijnde zijn ex-schoonmoeder, bij de kofferbak van haar auto zag staan en dat hij naar haar is toegelopen om een gesprek met haar te voeren. Er ontstond echter een woordenwisseling omdat het slachtoffer niet met hem wilde praten. Daarop besloot de verdachte het vuurwapen aan het slachtoffer te tonen om haar tot rust te brengen. Op het moment dat hij haar het wapen liet zien, sloeg het slachtoffer met haar hand naar de hand waarin hij het vuurwapen vasthield, waarop het vuurwapen afging. Volgens de verdachte wist hij niet dat er een kogel in de kamer van het vuurwapen zat.

Dat aan het lossen van het schot door de verdachte een woordenwisseling tussen hem en het slachtoffer vooraf ging, wordt ook verklaard door twee getuigen die dit hebben gezien en gehoord. Tevens heeft één van die getuigen verklaard dat zij heeft gezien dat de verdachte met één van zijn armen een beweging naar het hoofd van het slachtoffer maakte, waarop het slachtoffer begon tegen te stribbelen door met haar beide handen heen en weer te zwaaien. Volgens de getuige probeerde het slachtoffer kennelijk iets uit de handen van de man te slaan, waarna ze opeens een knalletje hoorde.

Wat er op 10 januari 2011 voorafgaand aan het schot precies is gebeurd en waardoor en op welk moment het wapen van de verdachte is afgegaan, kan het hof niet vaststellen. Gezien echter hetgeen door de getuigen is verklaard, kan naar het oordeel van het hof niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte direct het wapen op het hoofd van het slachtoffer heeft geplaatst en daarna ook meteen heeft geschoten. De verklaringen van de getuigen geven immers steun aan het door de verdachte beschreven scenario waarin hij eerst nadat er een woordenwisseling was ontstaan het wapen heeft gepakt en dat daarmee eerst daarna is gevuurd. In dit laatste scenario zou sprake kunnen zijn van handelen door de verdachte als gevolg van een door de woordenwisseling bij hem ontstane onmiddellijke gemoedsopwelling. Naar het oordeel van het hof volgt hieruit dat niet bewezen kan worden geacht dat de verdachte met voorbedachte rade op het slachtoffer heeft geschoten.

Derhalve kan evenmin wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte de onder 1 impliciet primair tenlastegelegde poging tot moord heeft begaan. In zoverre dient te verdachte van het onder 1 tenlastegelegde te worden vrijgesproken.

Bewijsmotivering feit 1

Bij de beoordeling van de vraag of de verdachte al dan niet voorwaardelijk opzet op de dood van mevrouw [benadeelde partij 1] heeft gehad, dient het volgende te worden vooropgesteld.

Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard.

Volgens de verklaring van de verdachte was hij op de bewuste ochtend van 10 januari 2011 op weg naar een vriend om het door hem van die vriend in bewaring genomen vuurwapen terug te geven, toen hij - zoals hierboven uiteen is gezet - met zijn ex-schoonmoeder een woordenwisseling kreeg, waarbij de verdachte op enig moment het vuurwapen tevoorschijn heeft gehaald. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij het wapen van korte afstand op het hoofd en het gezicht van het slachtoffer heeft gericht. De verdachte heeft verder verklaard - zakelijk weergegeven - dat hij niet wist dat het wapen geladen was en dat hij niet in het wapen heeft gekeken.

Met de rechtbank is het hof van oordeel dat degene die van een ander een vuurwapen in bewaring neemt en

- ondanks de gevaarsaspecten die aan het voorhanden hebben van een vuurwapen zijn verbonden - in het geheel niet verifieert of het wapen geladen is, de aanmerkelijke kans aanvaardt dat het wapen geladen blijkt te zijn.

De verdachte had er voorts rekening mee dienen te houden dat het slachtoffer, wanneer er een wapen op haar gericht werd, door de schok en/of ter noodzakelijke verdediging iets zou ondernemen, bijvoorbeeld door met haar hand naar het op haar gerichte vuurwapen te slaan, wat zij volgens de verdachte ook heeft gedaan waardoor het wapen afging.

Door met dit laatste geen rekening te houden heeft de verdachte met zijn handelwijze naar het oordeel van het hof willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het wapen zou kunnen afgaan en, door het wapen op het gezicht/hoofd van het slachtoffer te richten, daarmee ook de kans dat hij het slachtoffer op zodanige wijze zou raken dat zij als gevolg daarvan zou komen te overlijden. Aldus was het opzet van de verdachte voorwaardelijk op dat gevolg gericht. De verdediging heeft zulks overigens in eerste aanleg noch in hoger beroep betwist.

Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich aan de impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag heeft schuldig gemaakt.

Bewijsmotivering t.z.v. feit 4

Het hof acht, anders dan de rechtbank, eveneens wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan.

Het hof overweegt hieromtrent in het bijzonder het navolgende: de bewuste omstreeks 8 januari 2011 op de hyvespagina van [benadeelde partij 3] geplaatste foto van een (vuur)wapen met patroonhouder en vier patronen is aangetroffen op de laptop van de verdachte, samen met nog andere foto's van hetzelfde wapen. Uit de bestandsgegevens van deze foto blijkt dat deze foto gemaakt zou zijn op 7 januari 2011, 01.30 uur.

Uit verdere onderzoeksgegevens blijkt dat deze foto is gemaakt met een Iphone-4 die in gebruik was bij de verdachte.

Wanneer de betreffende foto wordt gelegd naast de foto's van het wapen dat is aangetroffen in de woning waar de verdachte is aangehouden en waarvan is vastgesteld dat de verdachte dat wapen op 10 januari 2011 bij het onder 1 bewezenverklaarde heeft gebruikt (foto's zoals opgenomen in het aanvullend proces-verbaal d.d. 7 juni 2010 van de politie Rotterdam-Rijnmond, welk proces-verbaal het hof voor het overige niet voor het bewijs bezigt), dan blijkt dat het wapen op de verschillende foto's qua uiterlijke kenmerken geheel identiek is. De genoemde foto's zijn de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep ook getoond en de verdachte heeft daarbij verklaard dat het volgens hem om hetzelfde wapen gaat.

Voorts heeft de verdachte verklaard dat het wapen waarmee hij op 10 januari 2011 heeft geschoten en dat op laatstgenoemde foto's is afgebeeld reeds op 7 januari 2011 onder zich had.

Deze feiten en omstandigheden leiden het hof tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de betreffende foto heeft gemaakt en vervolgens in de ten laste gelegde periode ook op de hyvespagina van [benadeelde partij 3] heeft geplaatst.

Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, doet hieraan naar het oordeel van het hof niet af dat op 13 februari 2011 wederom een foto met tekst ("haha kijk mijn schoen jullie denken mij slim af te zijn maar ik ben er nog steeds") op de hyvespagina van [benadeelde partij 3] is geplaatst, terwijl de verdachte zich op dat moment voor de onderhavige zaak in voorlopige hechtenis bevond. De rechtbank heeft het gelet daarop voor onmogelijk gehouden dat de verdachte die foto met tekst heeft geplaatst en geoordeeld dat onder die omstandigheden niet kan worden uitgesloten dat een ander dan de verdachte ook de onderhavige foto op de hyvespagina van de [benadeelde partij 3] heeft geplaatst. Uit het dossier blijkt evenwel dat de verdachte op 13 februari 2011 niet in beperkingen zat, zodat hij niet alleen over de tijd maar ook over de mogelijkheden beschikte om die foto zelf dan wel door anderen te (laten) plaatsen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.

hij op 10 januari 2011 te Schiedam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [benadeelde partij 1] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen één kogel op het hoofd van die [benadeelde partij 1] heeft afgeschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.

hij op 27 oktober 2010 te Schiedam opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [benadeelde partij 1], bij de keel/nek heeft gepakt en tegen het lichaam heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.

3.

hij op 06 januari 2011 te Schiedam, op de openbare weg, de Nieuwe Damlaan, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (merk Samsung, type Galaxy I9000) toebehorende aan [benadeelde partij 2], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [benadeelde partij 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het onverhoeds uit de hand van die [benadeelde partij 2] trekken van die mobiele telefoon

en

hij of omstreeks 06 januari 2011 te Schiedam, op de openbare weg, de Nieuwe Damlaan, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets (merk Puch Frensh), toebehorende aan [benadeelde partij 3], welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [benadeelde partij 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, welk geweld bestond uit het beetpakken van de bagagedrager van de fiets van die [benadeelde partij 3] teneinde haar tot stoppen te dwingen en (vervolgens) het beetpakken van het stuur van de fiets van die [benadeelde partij 3] teneinde haar te beletten haar weg te vervolgen en het uit haar handen trekken/rukken van die fiets;

4.

hij in de periode gelegen tussen 01 januari 2011 tot en met 10 januari 2011 te Schiedam [benadeelde partij 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend op de hyvespagina van die [benadeelde partij 3] een foto geplaatst met daarop een afbeelding van een vuurwapen en een viertal kogels.

Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

poging tot doodslag.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

mishandeling.

Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:

diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg, meermalen gepleegd.

Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de - ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde uitgebrachte - Pro Justitia rapportages van D. van der Meer, psychiater, en G.C. Dieleman, psychiater i.o. en van J.J. van der Weele, psycholoog NIP/BIG.

Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, kan naar het oordeel van het hof worden vastgesteld dat op 10 januari 2011 tussen de verdachte en het slachtoffer [benadeelde partij 3] sprake is geweest van een escalerende interactie.

Met inachtneming van de beschouwingen, de conclusies en de adviezen van de gedragsdeskundigen, is de verdachte gelet hierop naar het oordeel van het hof voor het onder 1 bewezenverklaarde licht verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Het hof zal hiermee bij de strafoplegging rekening houden.

Er is, ten aanzien van alle bewezen verklaarde feiten, geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 impliciet primair en het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek van voorarrest.

Strafmotivering

Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.

Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op 10 januari 2011 schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op zijn ex-schoonmoeder, door haar van korte afstand een kogel in het hoofd te schieten. Dat zij ten gevolge van de handelwijze van de verdachte niet is overleden, berust louter op gelukkig toeval, nu uit de door het Erasmus Medisch Centrum verstrekte medische informatie blijkt dat het ontstane letsel potentieel dodelijk was. De verdachte heeft aldus het leven van het slachtoffer ernstig in gevaar gebracht en grove inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat het handelen van de verdachte voor het slachtoffer ook anderszins bijzonder ingrijpend is geweest. Voor de bij het feit aanwezige dochter van het slachtoffer, zijnde de ex-vriendin van de verdachte, moet het eveneens een uitermate beangstigende ervaring zijn geweest. Dit spreekt te meer nu de verdachte zich in de periode van 1 januari 2011 tot en met 10 januari 2011 ten opzichte van zijn ex-vriendin heeft schuldig gemaakt een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, door op de hyvespagina van zijn ex-vriendin een foto te plaatsen van een vuurwapen en vier kogels.

Enige maanden voor de poging tot doodslag op zijn ex-schoonmoeder, heeft de verdachte zijn ex-schoonmoeder bovendien mishandeld door haar bij de keel/nek te pakken en haar tegen het lichaam te duwen.

Voorts heeft de verdachte zich op 6 januari 2011 op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan diefstal met geweldpleging ten opzichte van zijn ex-vriendin en een vriendin van haar. Uit de aangiftes blijkt dat dit voor beide slachtoffers zeer beangstigend is geweest.

Justitiële documentatie

Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 juni 2012, waaruit blijkt dat de verdachte in het verleden eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder éénmaal voor mishandeling. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.

Redelijke termijn

Uit het dossier blijkt dat de inzendtermijn na het instellen van hoger beroep op 25 juli 2011 met ongeveer twee maanden is overschreden. Aan de overschrijding van de inzendtermijn behoeven naar het oordeel van het hof evenwel geen rechtsgevolgen te worden verbonden, omdat de zaak in hoger beroep met bijzondere voortvarendheid ter terechtzitting is aangebracht en behandeld. De overschrijding van de inzendtermijn wordt daardoor gecompenseerd.

Rapporten omtrent de persoon van de verdachte

Het hof heeft acht geslagen op de navolgende rapporten:

- het pro justitia rapport d.d. 9 mei 2011, opgesteld en ondertekend door J.J. van der Weele, psycholoog NIP/BIG;

- het pro justitia rapport d.d. 16 juni 2011, opgesteld en ondertekend door D. van der Meer, psychiater, en G.C. Dieleman, psychiater i.o.;

- het advies van Reclassering Nederland, RN Adviesunit 1 Rotterdam, d.d. 22 juni 2011, welk rapport is opgesteld en ondertekend door T. Malacko, reclasseringswerker, en mede is ondertekend door W. Dambruin, leidinggevende.

De psychiater rapporteert - verkort en zakelijk weergegeven - dat niet met zekerheid diagnostische uitspraken zijn te doen ten aanzien van de aan- of afwezigheid van een persoonlijkheidsstoornis bij de verdachte. Wel lijkt er met zekerheid vastgesteld te kunnen worden dat er sprake is van een gebrekkige gewetensontwikkeling, rigiditeit en een gebrekkige impuls- en affectregulatie die onder meer stressvolle of krenkende omstandigheden (relatiebreuk, afwijzing) kan leiden tot controleverlies. Mogelijk is er sprake van antisociale/narcistische persoonlijkheidskenmerken en matige begaafdheid.

Ook de psycholoog rapporteert dat bij de verdachte sprake is van matige begaafdheid en een rigide- en passief-agressieve persoonlijkheid, alsmede dat de verdachte alleen onder meer hectische omstandigheden eerder zijn grenzen zal bereiken c.q. zijn controle verliezen.

Zowel de psychiater als de psycholoog rapporteren voorts dat de kans op herhaling van een ernstig feit als het onder 1 bewezen verklaarde niet bij voorbaat als sterk verhoogd hoeft te worden gezien. De psychiater geeft daarbij aan dat de situatie echter kan maken dat de verdachte, mogelijk onbedoeld, toch weer betrokken raakt bij een delict. Gezien de persoonlijkheidskenmerken is er volgens laatstgenoemde dan ook wel een verhoogde kans op recidive in soortgelijk gewelddadig gedrag. De psychiater acht beïnvloeding daarvan slechts beperkt mogelijk en geeft aan dat reclasseringstoezicht zou kunnen worden overwogen als belangrijke voorwaarde bij een deels voorwaardelijke straf, met daarnaast een agressieregulatietraining zoals die door De Waag of het Dok worden gegeven.

Gezien de nog jeugdige leeftijd van de verdachte ten tijde van het plegen van het feit (18 jaar) adviseert de psycholoog de verdachte aan te melden bij een instelling als Groot Batelaar. Daarmee kan worden voorkomen dat de verdachte op verkeerde wijze beïnvloed wordt door mede-gedetineerden en tegelijkertijd kan hij dan leren zich op een meer assertieve wijze te gedragen en zich op een meer positieve wijze te profileren en niet alleen 'zijn hakken in het zand te zetten'. Ook kan daarbij meer aandacht worden besteed aan zijn maatschappelijke (ook schoolse) ontwikkeling.

De reclassering is, met de psycholoog, van mening dat de verdachte het meest gebaat is bij een (intensief) hulpverlening-/behandeltraject waarbinnen hij de kans krijgt zich leeftijdsadequaat en positief te ontwikkelen. Groot Batelaar (of een soortgelijke instelling) is naar de mening van de reclassering een passende kliniek daarvoor.

Het hof houdt bij de strafoplegging voorts rekening met het feit dat de verdachte, zoals hierboven is overwogen, voor het onder 1 bewezen verklaarde licht verminderd toerekeningsvatbaar is te achten.

Alles overwegende is het hof van oordeel dat, gelet op aard en de ernst van de feiten en met name van het onder 1 bewezen verklaarde feit, op het bewezen verklaarde niet anders kan worden gereageerd dan door het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Het hof ziet, net als de rechtbank, mede naar aanleiding van voornoemde rapporten en tevens in aanmerking genomen de nog jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn licht verminderde toerekeningsvatbaarheid, aanleiding een deel van die straf voorwaardelijk op te leggen, onder de na te melden bijzondere voorwaarden.

Bij de bepaling van de duur van het onvoorwaardelijke strafdeel heeft het hof tevens meegewogen dat onderdeel van deze bijzondere voorwaarden is dat de verdachte zich aansluitend op zijn detentie nog voor maximaal een jaar zal moeten laten opnemen in een behandelinstelling, welke opname voor verdachte evenzeer een (sterk) vrijheidsbeperkend karakter zal hebben.

Vorderingen tot schadevergoeding

In het onderhavige strafproces hebben na te melden benadeelde partijen zich gevoegd en vorderingen ingediend tot vergoeding van geleden materiële en/of immateriële schade als gevolg van het onder 1 respectievelijk het onder 3 ten laste gelegde feit:

* [benadeelde partij 1] (feit 1), tot een bedrag van in totaal € 5.367,86, te weten 367,86 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade;

* [benadeelde partij 3] (feit 3), tot een bedrag van in totaal € 1.565,- , te weten € 65,- aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade;

* [benadeelde partij 2] (feit 3), tot een bedrag van

€ 1.000,- aan immateriële schade.

In hoger beroep zijn deze vorderingen aan de orde tot de genoemde, in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente.

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, met oplegging van schadevergoedingsmaatregelen.

De vorderingen van de benadeelde partijen zijn door en namens de verdachte niet betwist. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de vorderingen terecht vindt.

Materiële schade

Naar het oordeel van het hof hebben de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 respectievelijk het onder 3 bewezen verklaarde.

Immateriële schade

Naar het oordeel van het hof is voorts aannemelijk geworden dat de benadeelde partijen tot de daarvoor door hen gevorderde bedragen immateriële schade hebben geleden als rechtstreeks gevolg van het onder 1 respectievelijk het onder 3 bewezen verklaarde.

De vorderingen van de benadeelde partijen zullen derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.

Betalingen aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers

Nu vaststaat dat de verdachte tot de hierboven vermelde totaalbedragen aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 dan wel het onder 3 bewezen verklaarde aan de respectievelijke slachtoffers is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen die bedragen ten behoeve van het slachtoffers aan de Staat te betalen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 36f, 45, 57, 63, 285, 287, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.

Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 1 (één) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van de vaststelling van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

- dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland te Rotterdam en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven;

- dat de veroordeelde zich gedurende een termijn van

1 jaar, of zoveel korter als de (geneesheer)directeur, na overleg met voornoemde reclasseringsinstelling, verantwoord vindt, zal laten opnemen in forensische GGZ-kliniek Groot Batelaar (of een soortgelijke instelling), waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;

- dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen of te onderhouden met G.E. [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 2], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;

waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] terzake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 5.367,86 (vijfduizend driehonderdzevenenzestig euro en zesentachtig cent) bestaande uit € 367,86 (driehonderdzevenenzestig euro en zesentachtig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.

Bepaalt dat voormelde toegewezen bedragen aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1], een bedrag te betalen van € 5.367,86 (vijfduizend driehonderdzevenenzestig euro en zesentachtig cent) bestaande uit € 367,86 (driehonderdzevenenzestig euro en zesentachtig cent) materiële schade en € 5.000,- (vijfduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 61 (eenenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] terzake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 1.565,- (duizend vijfhonderdvijfenzestig euro) bestaande uit

€ 65,- (vijfenzestig euro) materiële schade en € 1.500,- (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.

Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 3], een bedrag te betalen van € 1.565,- (duizend vijfhonderdvijfenzestig euro) bestaande uit € 65,- (vijfenzestig euro) materiële schade en € 1.500- (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] terzake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 1.000,- (duizend euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.

Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2], een bedrag te betalen van € 1.000,- (duizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Dit arrest is gewezen door mr. A.A. Schuering,

mr. D.J.C. van den Broek en mr. A. Kuijer, in bijzijn van de griffier mr. S.N. Keuning.

Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 4 juli 2012.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature