Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 14 december 2010 heeft de raad van de gemeente Houten het wijzigingsplan "Wijzigingsplan van het Globaal Bestemmingsplan Houten Vinex "Woongebied Oosterlaak-/Rietplas"" vastgesteld.

Uitspraak



201101603/1/R2.

Datum uitspraak: 4 juli 2012

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en anderen, allen wonend te Houten,

en

de raad van de gemeente Houten,

verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2010 heeft de raad van de gemeente Houten het wijzigingsplan "Wijzigingsplan van het Globaal Bestemmingsplan Houten Vinex "Woongebied Oosterlaak-/Rietplas"" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 februari 2011, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 3 maart 2011.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 mei 2012, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door mr. R.A. van Dijk, advocaat te Houten, en de raad vertegenwoordigd door mr. J.C. Ellerman, advocaat te Amsterdam, en ir. P.J. Bos, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Dura Vermeer Houten B.V., vertegenwoordigd door mr. D.A. Cleton en H.J.M. Grosman, als partij gehoord.

2. Overwegingen

Ontvankelijkheid

2.1. Namens Dura Vermeer Houten B.V. is betoogd dat het beroep voor zover ingediend door anderen dan [appellant] niet-ontvankelijk is, omdat geen duidelijke, ondertekende machtiging van hen aan [appellant] of haar advocaat tot het instellen daarvan voorhanden is.

Ingevolge artikel 8:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kunnen partijen zich bij het instellen van beroep laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen. Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan de Afdeling van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen. In het derde lid is bepaald dat het tweede lid niet van toepassing is ten aanzien van advocaten.

In het beroepschrift heeft mr. R.A. van Dijk in zijn hoedanigheid van advocaat verklaard dat het beroep wordt ingesteld namens [appellant] en anderen. Gelet hierop en gezien artikel 8:24, derde lid, van de Awb, moet ervan uitgegaan worden dat mr. R.A. van Dijk genoegzaam is gemachtigd ook namens bedoelde anderen beroep in te stellen. Het betoog van Dura Vermeer Houten B.V. faalt.

2.2. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Awb , in samenhang bezien met artikel 3.9a, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.

Van [appellant] en anderen heeft [appellant A], bewoner van de woning [locatie 1], geen zienswijze tegen het ontwerpplan naar voren gebracht bij de raad. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wro en artikel 6:13 van de Awb , kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een wijzigingsplan door de belanghebbende die tegen het ontwerpplan tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Deze omstandigheid doet zich niet voor. Het beroep is, voor zover ingediend door [appellant A], niet-ontvankelijk.

Procedureel

2.3. [appellant] en anderen kunnen zich niet vinden in de procedure tot vaststelling van het wijzigingsplan en voeren hiertoe het volgende aan. Volgens hen is de procedure tot vaststelling van het wijzigingsplan onzorgvuldig verlopen, in het bijzonder wat betreft de inspraak. Verder zijn volgens hen de zienswijzen onvoldoende beantwoord, en is het plan ten onrechte niet langs elektronische weg vastgesteld. Ook is het plan niet gepubliceerd binnen twee weken na vaststelling en is de raad volgens hen uitgegaan van een onjuiste datum van inwerkingtreding van het plan. Tot slot voeren [appellant] en anderen aan dat de raad, nu de planperiode van het bestemmingsplan bijna voorbij is, geen gebruik meer had mogen maken van de daarin opgenomen wijzigingsbevoegdheid.

2.4. De procedure omtrent vaststelling van een wijzigingsplan vangt ingevolge de Wro aan met de terinzagelegging van een ontwerpplan. Het ontwerpplan is gepubliceerd in het gemeentelijk informatieblad "'t Groentje" en in de Staatscourant en is op digitale wijze beschikbaar gesteld via de gemeentelijke website. Niet gebleken is dat niet aan de wettelijke procedurele vereisten is voldaan. Dit betoog faalt. Het bieden van inspraak maakt geen deel uit van de in de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) geregelde planprocedure.

2.5. Gedurende de terinzagelegging van het ontwerpplan kunnen door een ieder zienswijzen omtrent het ontwerp bij de raad naar voren worden gebracht. [appellant] en anderen hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Artikel 3:46 van de Awb verzet zich er niet tegen dat de raad de zienswijzen samengevat weergeeft. Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van een zienswijze afzonderlijk is ingegaan, is op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd. Niet is gebleken dat de raad hetgeen naar voren is gebracht, niet inhoudelijk heeft meegewogen. Het betoog dat de zienswijzen onvoldoende zijn beantwoord, faalt.

2.6. Ingevolge artikel 1.2.3, eerste lid, in samenhang met artikel 1.2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van het Bro , wordt, voor zover hier van belang, een wijzigingsplan langs elektronische weg vastgelegd en in die vorm vastgesteld en stellen burgemeester en wethouders een wijzigingsplan op zodanige wijze beschikbaar dat dit langs elektronische weg door een ieder kan worden verkregen.

Ingevolge artikel 8.1.2, aanhef en onder a, van het Bro , zijn, tenzij toepassing is gegeven aan artikel 8.1. 4, de artikelen 1.2.2, 1.2.3 en 1.2.4 niet van toepassing op een wijziging van een bestemmingsplan, mits dat bestemmingsplan in ontwerp ter inzage is gelegd voor 1 januari 2010.

2.6.1. Het wijzigingsplan betreft een wijziging van het op 27 april 1999 vastgestelde bestemmingsplan "Globaal Bestemmingsplan Houten Vinex" (hierna: het bestemmingsplan). Nu dit bestemmingsplan in ontwerp ter inzage is gelegd voor 1 januari 2010, voldoet het wijzigingsplan aan de uitzondering van artikel 8.1.2, aanhef en onder a, van het Bro , zodat geen aanleiding bestaat het wijzigingsplan te vernietigen omdat het niet langs elektronische weg is vastgelegd en in die vorm is vastgesteld. Het betoog faalt.

2.7. De beroepsgronden ten aanzien van de termijn van publicatie van het vastgestelde plan en de inwerkingtreding hebben betrekking op een mogelijke onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit en kunnen reeds om die reden de rechtmatigheid van het besluit niet aantasten. Deze mogelijke onregelmatigheden kunnen geen grond vormen voor de vernietiging van het bestreden besluit. Deze betogen falen.

2.8. Ten aanzien van de beroepsgrond dat de raad in redelijkheid geen gebruik meer had kunnen maken van de wijzigingsbevoegdheid, stelt de Afdeling vast dat in de Wro noch elders een rechtsregel valt aan te wijzen op grond waarvan in de door [appellant] en anderen genoemde situatie niet meer van de wijzigingsbevoegdheid gebruik mag worden gemaakt. Dit betoog faalt.

Inhoudelijk

2.9. [appellant] en anderen kunnen zich niet verenigen met het wijzigingsplan en voeren hiertoe aan dat sprake is van willekeur, nu het wijzigingsplan bouwmogelijkheden kent, die in het verleden aan de bewoner van het perceel [locatie 2] zijn onthouden. Verder heeft het wijzigingsplan negatieve gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden, bestaande uit een verlies aan uitzicht, geluidsoverlast en een verslechtering van de verkeersveiligheid en parkeergelegenheid. De raad heeft volgens [appellant] en anderen onvoldoende onderzoek gedaan naar, en onvoldoende rekening gehouden met de gevolgen van het wijzigingsplan voor de aanwezige flora en fauna, de kwaliteit van het water, de aanwezigheid van archeologische waarden, de effecten van de damwanden op het aardwarmtesysteem, en de aanwezige licht verontreinigde grond. Verder is het wijzigingsplan niet opgesteld conform het beeldkwaliteitsplan, en is niet voldoende gekeken naar alternatieven, aldus [appellant] en anderen. Daarnaast zal het perceel [locatie 2] volgens hen tijdens de realisatie van het wijzigingsplan onvoldoende bereikbaar zijn. Tot slot betogen [appellant] en anderen dat de gemeente een financieel risico loopt met het wijzigingsplan, onder meer doordat het plan naar verwachting zal leiden tot planschadeclaims.

2.10. In het bestemmingsplan heeft de strook grond aan weerszijden van de [locatie 2] tussen de Oosterlaakplas en de Rietplas de bestemming "Woongebied". Op basis van dit bestemmingsplan zijn deze gronden, na uitwerking, onder meer aangewezen voor woondoeleinden in de vorm van één- en meergezinshuizen, met de daarbij behorende bijgebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven. Aan de aangrenzende gronden is de bestemming "Waterhuishoudkundige doeleinden" toegekend.

Ingevolge artikel 24, eerste lid, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan, is de raad bevoegd de grenzen van de bestemmingen onderling te wijzigen, met dien verstande dat deze wijziging zich beperkt tot een verschuiving van de verschillende bestemmingsgrenzen met ten hoogste 50 meter.

2.11. Het wijzigingsplan voorziet, conform bovengenoemd artikel 24, eerste lid, in het op twee onderdelen uitbreiden van de bestemming "Woongebied" met ongeveer 15 meter langs de oever van de noordelijk gelegen Rietplas en inperking van deze bestemming voor een viertal inhammen bij de oever van de zuidelijk gelegen Oosterlaakplas ten behoeve van de bestemming "Waterhuishoudkundige doeleinden".

De uitbreiding van de bestemming "Woongebied" dient deels om de met bouwvergunning opgerichte woning aan de [locatie 2] als zodanig te bestemmen. Verder is het wijzigingsplan vastgesteld met het oog op een door Dura Vermeer Houten B.V. voorzien bouwplan van 18 vrijstaande woningen.

2.12. De Afdeling stelt voorop dat thans uitsluitend voormelde wijzigingen en daarmee de op de desbetreffende gronden mogelijk gemaakte bebouwing en andere ontwikkelingen ter beoordeling staan. Mogelijke bebouwing en ontwikkelingen buiten deze gronden in het gebied tussen de Rietplas en de Oosterlaakplas staan niet ter toets.

2.13. Het betoog van [appellant] en anderen dat het wijzigingsplan getuigt van willekeur acht de Afdeling ongegrond. Met het wijzigingsplan gelden voor het perceel [locatie 2] dezelfde (bouw)regels als voor de andere gronden binnen het wijzigingsgebied en het overige gebied tussen de Rietplas en de Oosterlaakplas.

2.14. Ten aanzien van de door [appellant] en anderen aangevoerde negatieve gevolgen van het plan voor hun woon- en leefklimaat, bestaande uit een verlies aan uitzicht, geluidsoverlast, en een verslechtering van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid, stelt de Afdeling voorop dat geen recht bestaat op een blijvend vrij uitzicht. Daarnaast blijkt uit de verbeelding dat de kortste afstand tussen de gronden waaraan bij het wijzigingsplan de bestemming "Woongebied" is gegeven en de woning van een appellant ongeveer 45 meter bedraagt. Voorts in aanmerking genomen dat het wijzigingsplan op deze gronden een relatief geringe hoeveelheid nieuwbouw mogelijk maakt, acht de Afdeling niet aannemelijk dat dit zal leiden tot een onevenredige aantasting van het uitzicht uit de woningen van [appellant] en anderen. Verder hebben [appellant] en anderen gelet op het voorgaande onvoldoende aannemelijk gemaakt dat bij hun woningen als gevolg van de wijzigingen van het bestemmingsplan zodanig ernstige geluidhinder zal optreden dat de raad hieraan in redelijkheid een groot gewicht had moeten toekennen.

Om dezelfde redenen is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het wijzigingsplan niet zal leiden tot onaanvaardbare parkeeroverlast of tot negatieve gevolgen voor de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid.

Voor zover het wijzigingsplan voorziet in wijziging van de bestemming "Woongebied" in de bestemming "Waterhuishoudkundige doeleinden" is evenmin aannemelijk dat daaruit voor [appellant] en anderen bezwaren in vorenbedoelde zin zullen voortvloeien.

2.15. Met het oog op de gevolgen van het wijzigingsplan voor de aan de oever van de Rietplas aanwezige flora- en fauna, is in het rapport "Quickscan Beusichemseweg (Houten-Utrecht)" van 21 mei 2010 van Groene Ruimte B.V., en de aanvullende rapporten van Groen Team, onderzocht of wordt verwacht dat de vereisten uit de Flora- en faunawet aan de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan in de weg zullen staan. Door [appellant] en anderen is geen tegenonderzoek overgelegd, dan wel op andere wijze aannemelijk gemaakt dat de conclusie uit deze rapporten, dat dit met inachtneming van de nodige maatregelen niet het geval is, onjuist is. Voorts is door Dura Vermeer Houten B.V. verklaard dat zij zullen toezien op het in acht nemen van deze maatregelen. Daarnaast is in de plantoelichting uiteengezet op welke wijze zal worden voorzien in de natuurinrichting van de te wijzigen noordoever na uitvoering van het plan. Gelet op het voorgaande heeft de raad in redelijkheid niet behoeven in te zien dat de Flora- en faunawet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg zal staan. Het betoog dat onvoldoende rekening is gehouden met de aanwezige flora- en fauna, en de hierover gegeven adviezen, faalt.

2.16. Ook het betoog van [appellant] en anderen dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar, en onvoldoende rekening is gehouden met, de gevolgen van het wijzigingsplan voor de kwaliteit van het water en de aanwezigheid van archeologische waarden, alsmede met de aanwezigheid van licht verontreinigde grond, acht de Afdeling niet gegrond. In aanmerking genomen de geringe omvang van de wijziging en nu [appellant] en anderen hun betoog niet nader hebben gemotiveerd, is niet aannemelijk geworden dat genoemde waarden of kwaliteit werkelijk zullen worden aangetast of dat bodemverontreiniging aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg zal staan.

2.17. Voor zover [appellant] en anderen stellen dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar, en onvoldoende rekening is gehouden met de effecten van de damwanden op het aardwarmtesysteem, en voor zover zij betogen dat de woning aan de [locatie 2] tijdens de realisatie van het wijzigingsplan onvoldoende bereikbaar zal zijn, overweegt de Afdeling dat deze aspecten niet het wijzigingsplan zelf betreffen, maar de uitvoering. Dergelijke aspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen.

2.18. Voor zover [appellant] en anderen zich richten tegen de inhoud van het beeldkwaliteitsplan, overweegt de Afdeling dat het beeldkwaliteitsplan geen deel uitmaakt van het wijzigingsplan. Dit betekent dat dit beeldkwaliteitsplan in de onderhavige procedure niet ter toetsing voorligt.

2.18.1. Ten aanzien van het betoog dat het wijzigingsplan geen recht doet aan het beeldkwaliteitsplan, wordt in de eerste plaats overwogen dat geen voorschrift valt aan te wijzen op grond waarvan het beeldkwaliteitsplan bij de vaststelling van het wijzigingsplan in acht genomen moet worden. Het beeldkwaliteitsplan dient naar het oordeel van de Afdeling in dezen te worden aangemerkt als een richtinggevend beleidsstuk, zodat de raad hiermee rekening dient te houden en hiervan gemotiveerd kan afwijken.

In het beeldkwaliteitsplan, waar [appellant] en anderen in het beroepschrift naar verwijzen, en waaruit volgens hen blijkt dat een meer open en luchtige opzet en grotere doorzichten waren te verwachten, staan de uitgangspunten voor de inrichting van het plangebied vermeld. Voor de ruimtelijke opbouw is vermeld dat om doorzichten en een zekere mate van openheid tussen beide plassen te kunnen garanderen, de woningen zijn gepland in een drietal stroken en de ruimte tussen deze stroken vrij blijft van bebouwing. Ook tussen de woningen zelf zal volgens het beeldkwaliteitsplan een zekere openheid aanwezig dienen te zijn. De raad heeft aangegeven dat naar aanleiding van de ingediende zienswijzen van [appellant] en anderen de landtongen ieder twee meter zijn versmald, waardoor de watergangen zijn verbreed en de doorzichten tussen de landtongen worden vergroot. Anders dan [appellant] en anderen menen, bestaat voor het oordeel dat in het plan is voorbij gegaan aan voormelde uitgangspunten geen aanleiding. Daarbij is van belang dat in het beeldkwaliteitsplan ten aanzien van de openheid en doorzichten geen afstanden zijn voorgeschreven. In zoverre faalt dit betoog.

Voor zover [appellant] en anderen aanvoeren dat de architectuur van de woningen niet aansluit bij het beeldkwaliteitsplan, overweegt de Afdeling dat het wijzigingsplan hierop geen betrekking heeft en ook niet kan hebben. Het betreft een welstandsaspect dat een rol speelt bij de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen. Dit bezwaar ziet op de uitvoering van het wijzigingsplan en kan daarom in deze procedure niet aan de orde komen.

2.19. De Afdeling overweegt verder dat de raad bij de keuze van bestemmingen een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beoordelingsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.

Uit de stukken volgt dat voorafgaand aan de keuze voor het onderhavige plan een afweging heeft plaatsgevonden tussen verschillende alternatieven. Het door omwonenden aangedragen alternatief, waar ter zitting naar is verwezen, sloot volgens de raad niet aan bij de wensen van de meeste omwonenden om doorzichten te behouden. De raad heeft vervolgens, in afwijking van het eerder voorgestelde plan, gekozen voor een eigen alternatief, nu met het verminderen van het aantal woningen, het verkleinen van de groenstrook langs de Beusichemseweg en het dichter op elkaar bouwen van de woningen, het niet noodzakelijk is verder de plas in te bouwen dan het bestemmingsplan toelaat en de overeenkomst met de ontwikkelaar nagekomen kan worden. Met dit alternatief heeft de raad beoogd zo veel mogelijk tegemoet te komen aan de wensen van omwonenden.

Er is gelet hierop geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in voldoende mate de voor- en nadelen van alternatieven voor het wijzigingsplan heeft afgewogen. Dit betoog faalt.

2.20. Ten aanzien van de financiële uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan overweegt de Afdeling dat de raad kan worden gevolgd in zijn standpunt dat het wijzigingsplan, dat feitelijk uitsluitend een aantal relatief geringe verleggingen van de grenzen van de bestemmingen "Woongebied" en "Waterhuishoudkundige doeleinden" betreft, geen wezenlijke planologische verslechtering voor omwonenden met zich brengt. Er bestaat derhalve geen grond voor de verwachting dat vanwege planschadeclaims aan de uitvoerbaarheid van het plan getwijfeld moet worden. Ook anderszins bestaat daarvoor geen grond. Weliswaar is het wijzigingsplan vastgesteld met het oog op genoemd bouwplan voor 18 vrijstaande woningen, maar de bestemming "Woongebied" kan op vele wijzen worden uitgevoerd. Niet aannemelijk is dat geen van die wijzen van uitvoering financieel niet uitvoerbaar zou zijn. Overigens is ter zitting gebleken dat er ruim voldoende belangstelling bestaat voor de thans voorziene woningen.

Conclusie

2.21. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het wijzigingsplan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep, voor zover ontvankelijk, is ongegrond.

2.22. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep van [appellant] en anderen niet-ontvankelijk voor zover het is ingediend door [appellant A];

II. verklaart het beroep van [appellant] en anderen, voor zover ontvankelijk, ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.P. de Rooy, ambtenaar van staat.

w.g. Mondt-Schouten w.g. De Rooy

voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2012

59-706.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature