Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Veroordeling voor diefstallen dmv inklimming en diefstal van een fiets.

Uitspraak



RECHTBANK UTRECHT

Sector strafrecht

parketnummer: 16/655544-12; 16/600402-09 (tul) [P]

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 juni 2012

in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren op [1984] te [geboorteplaats],

wonende te [adres], [woonplaats],

raadsman mr. R.P. van der Graaf, advocaat te Utrecht.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 6 juni 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

Feit 1: meermalen goederen van een bouwterrein heeft weggenomen;

Feit 2: opzettelijk een fiets voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat de fiets een door misdrijf verkregen goed betrof;

Feit 3 primair: een fiets heeft gestolen;

Feit 3 subsidiair: opzettelijk een fiets voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat de fiets een door misdrijf verkregen goed betrof.

3 De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte en de overige zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.

4.2 Het standpunt van de verdediging

Ten aanzien van feit 1 is de verdediging van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de diefstallen tussen 2 en 5 maart 2012 en tussen 9 en 12 maart 2012. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het binnentreden in de woning aan de [adres] te [woonplaats] onrechtmatig is geweest. De raadsman heeft betoogd dat er geen sprake was van een verdenking van meer strafbare feiten en heeft geconcludeerd dat de machtiging tot het binnentreden in de woning onrechtmatig is afgegeven. De raadsman heeft aangevoerd dat dit moet leiden tot bewijsuitsluiting en dat hierdoor slechts de bekennende verklaring van verdachte overblijft, wat onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. Ten aanzien van de diefstal op 14 maart 2012 heeft de raadsman aangevoerd dat het hek van het terrein niet was afgesloten en dat er daarom geen sprake was van inklimming.

Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman betoogd dat verdachte een reële prijs heeft betaald voor een tweedehands fiets. Verdachte had niet kunnen en moeten weten dat de fiets gestolen was. De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken.

Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat ook het aantreffen van de fiets dient te worden uitgesloten van het bewijs, waardoor er onvoldoende bewijs over blijft om tot een bewezenverklaring te komen. De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

Vrijspraak ten aanzien van feit 2

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.

Verdachte heeft verklaard dat hij de fiets voor € 185,-- heeft gekocht via marktplaats.nl. De rechtbank overweegt dat deze prijs aan de lage kant is voor een Gazelle fiets van slechts één jaar oud, maar overweegt tevens dat deze prijs niet zodanig laag is dat verdachte enkel op grond daarvan wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de fiets van diefstal afkomstig was. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder feit 2 tenlastegelegde.

Het bewijs ten aanzien van feit 1

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan op grond van het navolgende.

[aangever] heeft namens Heijmans drie maal aangifte gedaan van diefstal vanaf een bouwterrein aan de Wiersedreef te Nieuwegein. Het bouwterrein is afgesloten met een hek en een toegangspoort.

Tussen dinsdagmiddag 13 maart 2012 en woensdagochtend 14 maart 2012 zijn er twee elektra doorluskabels en een elektra paddenstoel weggenomen van het bouwterrein.

Tussen vrijdag 2 maart 2012 en maandag 5 maart 2012 zijn er twee doorluskabels en een staafmixer weggenomen van het bouwterrein.

Tussen vrijdag 9 maart 2012 en maandag 12 maart 2012 zijn er twee doorluskabels weggenomen van het bouwterrein.

Op 14 maart 2012 omstreeks 01.01 uur zien verbalisanten verdachte in de nabijheid van een bouwterrein lopen met een fiets. Verbalisanten zien dat aan het stuur van de fiets twee grote zwarte kabels hangen. Verdachte rent weg en wordt vervolgens aangehouden.

Op 14 maart 2012 zijn in de schuur van de woning waar verdachte verblijft drie elektra doorluskabels, een staafmixer en een bouwlamp aangetroffen. In de huiskamer van de woning waar verdachte verblijft, is een gele elektra paddenstoel van Heijmans aangetroffen.

Verdachte heeft verklaard dat hij meerdere malen goederen heeft weggenomen van het bouwterrein van Heijmans aan de Wiersedreef te Nieuwegein. Verdachte heeft verklaard dat hij onder een hek door is gegaan om op het bouwterrein te komen.

Het bewijs ten aanzien van feit 3 primair

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 3 primair tenlastegelegde heeft begaan op grond van het navolgende.

Op 14 maart 2012 hebben verbalisanten in de tuin van de woning aan de [adres] te [woonplaats], een damesfiets, merk Batavus, type weekend, kleur grijs, zonder voorwiel en met een weggeslepen framenummer aangetroffen.

Verdachte heeft verklaard dat hij de damesfiets van het merk Batavus, die in de tuin stond, heeft gestolen.

Bespreking van de verweren van de verdediging

De raadsman heeft betoogd dat de machtiging tot binnentreden in de woning aan de [adres] te [woonplaats] onrechtmatig is afgegeven. De rechtbank verwerpt dit verweer op grond van het volgende. In het dossier wordt vermeld dat de verbalisanten naar aanleiding van het eerste verhoor van verdachte een onderzoek hebben ingesteld op het bouwterrein aan de Wiersedreef te Nieuwegein. Verbalisanten spraken daar met de aangever/uitvoerder [aangever] die verklaarde dat de afgelopen nacht inderdaad stroomkabels waren gestolen en dat er op zondag 4 maart en 11 maart 2012 soortgelijke diefstallen hadden plaats gevonden. Vervolgens hebben verbalisanten, gelet op de verklaring van verdachte en de verkregen informatie van de aangever, besloten onderzoek te doen in de woning van de vriendin van verdachte, aangezien verdachte hen had verklaard daar feitelijk te wonen. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte, in samenhang bezien met de door de aangever gegeven informatie, voldoende verdenking oplevert voor meer gepleegde misdrijven. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de machtiging tot binnentreden in de woning rechtmatig is afgegeven.

De raadsman heeft voorts betoogd dat er geen sprake is geweest van inklimming. De rechtbank merkt hierover op dat verdachte zelf heeft verklaard dat hij onder het hek door is gegaan. Gelet op het bepaalde in artikel 89 van het Wetboek van Strafrecht moet aan het juridische begrip ‘inklimming’ een ruime uitleg worden gegeven en valt onder het begrip ‘inklimming’ ook het onder een hek doorgaan om zich de toegang te verschaffen. De rechtbank gaat derhalve voorbij aan het verweer van de raadsman.

4.4 De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

1.

in de periode van 4 maart 2012 tot en met 14 maart 2012 te Nieuwegein, meermalen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen van een bouwterrein gelegen aan de Wiersedreef de hierna te noemen goederen, toebehorende aan Heijmans, en wel:

- in de periode van 2 maart 2012 tot en met 5 maart 2012 twee doorluskabels en een staafmixer en

- in de periode van 9 maart 2012 tot en met 12 maart 2012 twee doorluskabels en

- in de periode van 13 maart 2012 tot en met 14 maart 2012 twee elektra doorluskabels en een elektra paddenstoel,

waarbij verdachte zich telkens de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van inklimming;

3.

Primair

in de periode van 01 januari 2012 tot en met 14 maart 2012 te Nieuwegein, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (merk Batavus), toebehorende aan een nog onbekend gebleven eigenaar.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5 De strafbaarheid

5.1 De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.

feit 1: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming, meermalen gepleegd;

feit 3 primair: diefstal.

5.2 De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals die vermeld staan in het reclasseringsrapport van 16 mei 2012, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken en een werkstraf voor de duur van 120 uren.

6.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht een straf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest met daarbij een voorwaardelijke straf om reclasseringstoezicht mogelijk te maken. De verdediging heeft daarbij gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en aangevoerd dat hij open staat voor begeleiding en hulp.

6.3 Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere inbraken en een fietsendiefstal. Dergelijke feiten zorgen voor veel schade en overlast. Verdachte heeft bij het plegen van deze feiten enkel en alleen rekening gehouden met zijn eigen financieel gewin en niet stilgestaan bij de gevolgen die deze feiten voor anderen hebben. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.

Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:

- een de verdachte betreffend uittreksel van de justitiële documentatie d.d. 25 april 2012, waaruit blijkt dat verdachte meerdere malen eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten;

- een de verdachte betreffend reclasseringsrapport d.d. 16 mei 2012.

De reclassering heeft geconstateerd dat er sprake is van problemen met huisvesting en geld , maar ook problemen op het gebied van alcoholgebruik, emotioneel welzijn, denkpatronen en houding. De reclassering is van mening dat een combinatie van ambulante behandeling bij een forensische polikliniek en praktische ondersteuning noodzakelijk is om tot gedragsverandering te komen. De reclassering adviseert als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod, een behandelverplichting en begeleiding door Reinaerde of een soortgelijke instelling op te leggen.

De rechtbank neemt het advies van de reclassering over en zal de bijzondere voorwaarden, zoals weergegeven in het rapport van 16 mei 2012, stellen bij een voorwaardelijke straf.

De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie alleszins redelijk is, maar zal een iets lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, nu zij verdachte zal vrijspreken van het onder feit 2 tenlastegelegde.

7 De vordering tot tenuitvoerlegging

7.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 29 november 2010 ten uitvoer zal worden gelegd.

7.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen dan wel de proeftijd te verlengen. Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht de vordering toe te wijzen, maar deze om te zetten naar een werkstraf. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte zorgt voor zijn dochter en dat hij aan de slag wil met de reclassering.

7.3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

De rechtbank zal, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, verdachte in de gelegenheid stellen een werkstraf te verrichten in plaats van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.

8 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14 a, 14b, 14c, 14d, 14g, 22c, 22d, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9 De beslissing

De rechtbank:

Vrijspraak

- spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;

Bewezenverklaring

- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming, meermalen gepleegd;

feit 3 primair: diefstal.

- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 (twee) maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;

- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:

* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;

* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;

* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;

- stelt als bijzondere voorwaarden:

* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering van Centrum Maliebaan;

* dat verdachte zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis moet melden bij de reclassering van Centrum Maliebaan aan de Tolsteegsingel 2A te Utrecht;

* dat verdachte mee zal werken met een behandeling bij de Forensische Polikliniek van Centrum Maliebaan;

* dat verdachte mee zal werken aan een klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken bij de Forensische Polikliniek van Centrum Maliebaan;

* dat verdachte mee zal werken aan ambulante begeleiding door Reinaerde of een soortgelijke instelling die praktische ondersteuning biedt op de gebieden wonen, financiën en werken;

- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 (twee) weken;

- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;

- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 100 uren;

- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen;

Vordering tenuitvoerlegging

- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 29 november 2010 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/600402-09 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;

- bepaalt dat deze ten uitvoer te leggen gevangenisstraf zal worden vervangen door een werkstraf van 60 uren;

- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen;

Voorlopige hechtenis

- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.

Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter, mr. C.A.M. van Straalen en mr. M.S. Koppert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 juni 2012.

et (een) door diefstal, althans door

misdrijf verkregen goed(eren) betrof;

art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature