Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening. Er is geen sprake van een spoedeisend belang.

Uitspraak



12/2107 WAO-VV

Centrale Raad van Beroep

Voorzieningenrechter

Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening

Partijen:

[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

Datum uitspraak: 20 juni 2012

PROCESVERLOOP

Namens verzoeker heeft mr. S.C. van Paridon bij brief van 12 april 2012 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 maart 2012, 11/1616 (aangevallen uitspraak).

Namens verzoeker heeft mr. Van Paridon voorts bij brief van 12 april 2012 een verzoek om een voorlopige voorziening gedaan.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juni 2012. Namens verzoeker is verschenen mr. Van Paridon. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.M.J. Evers.

OVERWEGINGEN

1. Bij besluit van 7 maart 2011 (bestreden besluit) is ongegrond verklaard het bezwaar van verzoeker tegen het besluit van 7 december 2010, waarbij het Uwv heeft geweigerd aan verzoeker een uitkering ingevolgde de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te kennen, omdat verzoeker vanaf 15 september 2005 niet voldoet aan de in artikel 43a van de WAO genoemde voorwaarde dat sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat er geen redenen zijn om te twijfelen aan de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor het raadplegen van een deskundige. Voorts is het beroep van appellant op strijd met het fair-play beginsel verworpen.

3. In hoger beroep heeft verzoeker zich gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.

4. Namens verzoeker is verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

5. De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.

5.1. Ingevolge artikel 18 en artikel 21 van de Beroepswet in verbinding met artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank als omschreven in artikel 18 van de Beroepswet hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

5.2. Ten aanzien van de vraag of in dit geval sprake is van onverwijlde spoed tot het treffen van een voorlopige voorziening als verzocht, bestaande uit het toekennen aan verzoeker voor de duur van het hoger beroep, van een voorschot op WAO-uitkering, overweegt de voorzieningenrechter het volgende.

5.3. Verzoeker ontvangt uitkering ingevolgde de Wet Werk en Bijstand. Hij heeft in 2011 een tandheelkundige behandeling ondergaan, ten bedrage van ongeveer € 12.000,--. Naar de voorzieningenrechter ter zitting is gebleken is de spoedeisendheid volgens verzoeker gelegen in de omstandigheid dat hij nota’s (en inmiddels aanmaningen) van de tandarts ontvangt om tot betaling van de rekeningen over te gaan in delen van € 2.000,-- per keer. Met betrekking tot die kosten is verzoeker met de gemeente Capelle aan de IJssel verwikkeld in een voorlopige voorzieningen- en een bodemprocedure bij de rechtbank. Het gaat in die bodemprocedure om de vraag of de gemeente de aanvraag om bijzondere bijstand in verband met die tandartskosten terecht onder verwijzing naar een voorliggende voorziening heeft afgewezen.

5.4. De voorzieningenrechter ziet in de door verzoeker aangevoerde omstandigheden geen aanleiding om te oordelen dat de uitkomst van de in 5.3 vermelde procedure bij de rechtbank inzake vergoeding van de onderwerpelijke tandartskosten vanuit de Wet Werk en Bijstand niet kan worden afgewacht. Daarbij wordt relevant geacht dat de voorlopige voorziening bij de rechtbank eind september 2012 op de rol staat. Voorts hecht de voorzieningenrechter belang aan de ter zitting namens verzoeker gegeven toelichting dat (nog) niet met de tandarts in contact is getreden om de financiële situatie van verzoeker te bespreken en de mogelijkheden van een betalingsregeling met die arts te onderzoeken. Tevens heeft verzoeker de tandarts niet geïnformeerd over de bij de rechtbank aanhangige procedure inzake de vergoeding van de kosten en de vraag of de kosten geheel of gedeeltelijk door de gemeente of door de zorgverzekeraar gedragen zouden moeten worden. Nu de tandarts voorts verzoeker slechts gemaand heeft tot betaling van de tandartskosten en niet tot verdere incassomaatregelen is overgegaan, komt de voorzieningenrechter in het licht van alle hiervoor vermelde feiten en omstandigheden tot de conclusie dat geen sprake van een spoedeisend belang dat noopt tot het treffen van de gevraagde voorziening.

6. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht af.

Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2012.

(getekend) J.W. Schuttel

(getekend) M.D.F. de Moor

NW


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature