Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Herziening ouderdomspensioen naar 100% van het voor appellant geldende pensioenbedrag. Ingangsdatum. De Svb is nader van oordeel dat bij het bestreden besluit ten onrechte is besloten tot herziening van het ouderdomspensioen naar 100%. Daarom heeft de Svb dit pensioen per 1 juni 2008 weer herzien naar 92%. Op grond van het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel heeft de Svb besloten het ouderdomspensioen over het tijdvak van 1 juni 2006 tot en met 1 juni 2008 niet ten nadele van appellant te herzien. Onder deze omstandigheden kan niet gesproken worden van een bijzonder geval waarin het volledige ouderdomspensioen met een verdergaande terugwerkende kracht toegekend had moeten worden. Het bestreden besluit heeft geen betrekking heeft op de herziening per 1 juni 2008. Niet is gebleken dat appellant rechtsmiddelen heeft aangewend tegen deze herziening van zijn ouderdomspensioen. Dit betekent dat daarover in ieder geval in deze procedure geen oordeel kan worden gegeven.

Uitspraak



10/5092 AOW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 26 juli 2010, 08/1900 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant], te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

Datum uitspraak: 8 juni 2012

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

De Svb heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 april 2012. Appellant is daarbij verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.J. Oudenes.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant, geboren [in] 1930, is van 29 augustus 1957 tot 31 oktober 1961 werkzaam geweest als ingenieur in Nederlands Nieuw-Guinea, in dienst van het Gouvernement van Nederlands Nieuw-Guinea.

1.2. Bij besluit van 14 februari 1996 heeft de Svb aan appellant een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend ter hoogte van 92% van het volledige pensioen. De korting op het pensioen was gebaseerd op het tijdvak van ruim vier jaren waarin appellant werkzaam is geweest in Nederlands Nieuw-Guinea.

1.3. Bij brief van 12 juni 2007 heeft appellant aan de Svb verzocht om de korting van 8% op zijn ouderdomspensioen ongedaan te maken, omdat hij in Nederlands Nieuw-Guinea werkzaam is geweest in dienst van het Ministerie van Zaken Overzee.

1.4. Bij besluit van 20 december 2007 heeft de Svb het ouderdomspensioen van appellant met ingang van juni 2006 herzien naar 100% van het voor hem geldende pensioenbedrag.

1.5. Na kennisneming van nader van appellant ontvangen gegevens heeft de Svb bij besluit van 28 januari 2008 medegedeeld dat geen sprake is van een bijzonder geval, zodat appellant niet in aanmerking komt voor een herziening van het ouderdomspensioen met een langere terugwerkende kracht.

1.6. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum van de herziening van zijn ouderdomspensioen.

1.7. Bij besluit van 21 mei 2008 heeft de Svb aan appellant meegedeeld dat het ouderdomspensioen bij het besluit van 20 december 2007 ten onrechte is herzien naar 100%, omdat hij niet werkzaam is geweest in dienst van het Rijk. De Svb heeft daarom het ouderdomspensioen van appellant met ingang van juni 2008 weer herzien naar 92% van het volledige pensioen.

1.8. Bij beslissing op bezwaar van 21 mei 2008 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellant tegen het besluit van 28 januari 2008 ongegrond verklaard.

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij destijds onjuist is geïnformeerd door het Ministerie van Zaken Overzee over zijn ouderdomspensioen. Als hij juist was geïnformeerd dan had appellant tijdig een aanvullende verzekering kunnen afsluiten. Verder was Nederlands Nieuw-Guinea volgens appellant Nederlands grondgebied, zodat hij recht heeft op een volledig ouderdomspensioen.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1. Voorop moet worden gesteld dat het bestreden besluit betrekking heeft op de herziening van het ouderdomspensioen van appellant per 1 juni 2006 naar 100% en dat partijen ten aanzien van dit besluit slechts van mening verschillen over de ingangsdatum van die herziening.

4.2. Op grond van artikel 16, tweede lid, eerste volzin van de AOW heeft de Svb besloten tot een herziening met een terugwerkende kracht van één jaar. Daarbij is overwogen dat geen sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in de tweede volzin van laatstgenoemd artikellid, zodat het pensioen niet met een verdergaande terugwerkende kracht herzien kan worden.

4.3. Gelet op de hiervoor onder 1.3 tot en met 1.6. weergegeven besluitvorming in dit geval moet met de Svb geoordeeld worden dat niet aangenomen kan worden dat sprake is van een bijzonder geval als hiervoor bedoeld. De Svb is immers nader van oordeel dat bij het besluit van 20 december 2007 ten onrechte is besloten tot herziening van het ouderdomspensioen naar 100% per 1 juni 2006. Daarom heeft de Svb dit pensioen per 1 juni 2008 weer herzien naar 92%. Op grond van het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel heeft de Svb besloten het ouderdomspensioen over het tijdvak van 1 juni 2006 tot en met 1 juni 2008 niet ten nadele van appellant te herzien. Onder deze omstandigheden kan niet gesproken worden van een bijzonder geval waarin het volledige ouderdomspensioen met een verdergaande terugwerkende kracht toegekend had moeten worden.

4.4. Ten aanzien van de opmerkingen van appellant over de hoogte van het per 1 juni 2008 weer aan hem toegekende ouderdomspensioen van 92% van het volledige pensioen, moet allereerst vastgesteld worden dat het bestreden besluit geen betrekking heeft op de herziening per 1 juni 2008. Niet is gebleken dat appellant rechtsmiddelen heeft aangewend tegen deze herziening van zijn ouderdomspensioen. Dit betekent dat daarover in ieder geval in deze procedure geen oordeel kan worden gegeven. Voor de goede orde en ter informatie van appellant wordt nog gewezen op vaste rechtspraak waarin door de Raad is geoordeeld dat het wonen in Nederlands Nieuw-Guinea en het werken aldaar in dienst van het Gouvernement van Nederlands Nieuw-Guinea niet gelijkgesteld kan worden met wonen in het Rijk in Europa of met werken in dienst van de Nederlandse overheid. Verwezen wordt naar de uitspraken van 26 juni 2002, LJN AE6053, 14 juli 2005, LJN AT9765 en 18 december 2008, LJN BG8458.

4.5. Uit hetgeen hiervoor onder 4.1 tot en met 4.4 is overwogen vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.

5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2012.

(get.) T.L. de Vries

(get.) G.J. van Gendt

TM


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature