Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Zaak Begonia. Tijdens lopend bevel 126g Sv sprake van onherstelbaar vormverzuim doordat bij de inzet van stealth sms gebruik is gemaakt van niet goedgekeurde apparatuur (126ee Sv en nadere regelgeving). Rechtbank stelt dit vormverzuim vast en volstaat daarmee. E.e.a. gelet op de zeer beperkte (extra) inbreuk van dit middel naast de overige reeds ingezette opsporingsmiddelen. Wijze van uitvoering stealth sms levert geen schending op van het verbod, bedoeld in art. 126g lid 3 Sv.

Direct afluisten (126l Sv), OVC-gesprekken. In strafzaak vastgestelde storingen bij de registratie hebben i.c. geen invloed op bruikbaarheid van de OVC-gesprekken als bewijsmiddel. Later ingetrokken typegoedkeuring van de gebruikte apparatuur evenmin.

Opgelegd is een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van voorarrest voor meermalen handelen in strijd met artikel 2B Opiumwet (amfetamine-handel), deelneming aan een criminele organisatie (11a OW) en witwassen. Verdachte was mede-initiator en schakelde anderen in voor hand- en spandiensten.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH

Sector Strafrecht

Parketnummer: 01/889087-09

Datum uitspraak: 14 juni 2012

Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte 1],

geboren te [geboorteplaats] op [1980],

wonende te [woonplaats] (België), [adres],

thans gedetineerd te: P.I. Breda - HvB De Boschpoort.

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 mei, 18 augustus, 31 oktober 2011, 12 januari, 3 april, 16 april, 17 april, 19 april, 23 april, 8 mei, 15 mei, 22 mei en 31 mei 2012.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 2 mei 2011.

Nadat de tenlastelegging op de terechtzittingen van 31 oktober 2011 en 3 april 2012 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 29 januari 2010 te Goirle, in ieder geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in

elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1 kilogram, in elk geval

een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een

middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen

krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

(delictproces-verbaal "Handel met [verdachte 2]")

(artikel 2 onder B /C juncto artikel 10 Opiumwet)

2.

hij op of omstreeks 18 november 2010 te Eindhoven en/of Breda en/of elders in

Nederland,

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in

elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 44 kilogram, in elk geval

een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een

middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen

krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

(delictproces-verbaal "Handel met [verdachte 3]")

(artikel 2 onder B /C juncto artikel 10 Opiumwet)

3.

hij op of omstreeks 19 november 2010 te Oss, in ieder geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in

elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 5 kilogram, in elk geval

een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een

middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen

krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

(delictproces-verbaal "Handel met [verdachte 4]")

(artikel 2 onder B /C juncto artikel 10 Opiumwet)

4.

hij op of omstreeks de/het navolgende tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de

periode van 26 augustus 2010 tot en met 9 december 2010 te Oss en/of Eindhoven

en/of Breda en/of elders in Nederland,

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

(telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of

vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,

een of meer middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I dan

wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, te weten:

- op 26 augustus 2010 een hoeveelheid van 1 kilogram amfetamine, in ieder

geval enige hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet

behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3 a

van die wet;

(delictproces-verbaal "Handel met [verdachte 5]")

en/of

- op 2 november 2010 een hoeveelheid van 12 kilogram amfetamine, in ieder

geval enige hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet

behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3 a

van die wet;

(delictproces-verbaal "Handel met [verdachte 4]")

en/of

- op 12 november 2010 een hoeveelheid van 34 kilogram amfetamine, in ieder

geval enige hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet

behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3 a

van die wet;

(delictproces-verbaal "Handel met [verdachte 3]")

en/of

- op 17 november 2010 een hoeveelheid van 44 kilogram amfetamine, in ieder

geval enige hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet

behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3 a

van die wet;

(delictproces-verbaal "Handel met [verdachte 3]")

en/of

- op 9 december 2010 een hoeveelheid van 12 kilogram amfetamine, in ieder

geval enige hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet

behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3 a

van die wet;

(delictproces-verbaal "Handel met gebruiker [telefoonnummer]")

(artikel 2 onder B /C juncto artikel 10 Opiumwet)

5.

hij in of omstreeks de periode van 1 september 2009 tot en met 8 februari 2011

te Oss en/of Eindhoven en/of elders in Nederland en/of te Bocholt en/of elders

in België,

heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie bestond uit een

samenwerkingsverband van hem, verdachte en een of meer perso(o)n(en), te weten

[verdachte 6] (geboren [1969]) en/of [verdachte 7] en/of [verdachte 8] en/of [verdachte 9] en/of een of meer (andere) perso(o)n(en),

welke organisatie tot oogmerk had het plegen van

-misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde en vierde lid van de Opiumwet , te

weten het bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of

afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of

vervaardigen van een of meer middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet

behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3 a

van die wet,

en/of

-misdrijven als bedoeld in artikel 10a, eerste lid van de Opiumwet , te weten

het plegen van voorbereidingshandelingen zoals bedoeld in laatstgenoemd

artikel;

(delictproces-verbaal "Criminele Organisatie")

(artikel 11a van de Opiumwet)

6.

hij in of omstreeks de periode van 1 april 2008 tot en met 8 februari 2011 te

Eindhoven en/of Oss en/of elders in Nederland en/of te Bocholt en/of elders in

België,

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

(een) voorwerp(en), te weten (een) hoeveelheid/hoeveelheden geld ten behoeve

van en/of te gebruiken voor de aanschaf en/of betaling en/of het gebruik van:

- een of meer voertuig(en), te weten

een Porsche Cayenne, kenteken [kenteken] en/of

een Volkswagen Caddy, kenteken [kenteken] en/of

een Audi S5, kenteken [kenteken] en/of

een Range Rover, kenteken [kenteken] en/of

een Volkswagen Golf GTD hatchback, chassisnummer [chassisnummer] en/of

een [verbalisant 1]5, kenteken [kenteken] en/of

een [verdachte 1] 147 JTD, kenteken [kenteken] en/of

en/of

- een of meer (vakantie)reis/reizen

en/of

- een huwelijk en/of een of meer feest(en)

heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of

heeft omgezet en/of van een of meer voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt

en/of

van die, althans een of meer van die, voorwerp(en) de werkelijke aard, de

herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing heeft verborgen of

verhuld, danwel heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende(n) op die/dat

voorwerp(en) was/waren of deze, althans een of meer van deze, voorwerp(en)

voorhanden heeft/hebben gehad,

terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat dat/die

voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig

misdrijf,

zulks terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) van het plegen van

voormeld(e) feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt;

(artikel 420 bis/ter Wetboek van Strafrecht )

(delictprocesverbaal "Witwassen")

Ten gevolge van een kennelijke omissie in feit 4 begaan is (meermalen) in plaats van de zinsnede "een hoeveelheid van x kilogram van een materiaal bevattende amfetamine" opgenomen "een hoeveelheid van x kilogram amfetamine". Tevens is meermalen in plaats van "van een hoeveelheid bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel..." opgenomen "amfetamine, in ieder geval enige hoeveelheid van een middel als bedoeld in..." De rechtbank herstelt deze omissies en leest in beide gevallen voormelde eerste zinsneden in plaats van de laatste. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is.

De rechtbank is niet bevoegd van het tenlastegelegde onder feit 6 voor zover het betreft het witwassen van een of meer (vakantie)reis/reizen kennis te nemen.

Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen is niet gebleken dat verdachte deze delicten mede vanuit Nederland heeft gepleegd. Verdachte heeft de Belgische nationaliteit. De Nederlandse rechter heeft geen rechtsmacht ten aanzien van feiten gepleegd in België. De rechtbank 's-Hertogenbosch is niet bevoegd van dit tenlastegelegde onderdeel kennis te nemen.

Met betrekking tot het overige tenlastegelegde is de rechtbank wel bevoegd.

De officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie stelt dat de in haar requisitoir vermelde bewijsmiddelen voldoende bewijs leveren dat verdachte al het ten laste gelegde heeft begaan.

Het standpunt van de verdediging.

a) inzet van stealth-sms

De raadsman van verdachte heeft zich nadrukkelijk aangesloten bij het verweer zoals dat door mr. Thomas in de zaak tegen [verdachte 3] is gevoerd.

Door mr. Thomas is ten aanzien van de inzet van stealth-sms het volgende betoogd:

"De inzet stealth-sms berichten heeft plaatsgevonden in strijd met de wet. De verdediging betwist de juistheid van de juridische onderbouwing die is gegeven door de officier van justitie voor de inzet van stealth-sms. Artikel 2 van de Politiewet is geen afdoende wettelijke basis. In deze zaak is het middel ingezet als bijzonder opsporingsmiddel in het strafrechtelijk onderzoek tegen (o.a.) [verdachte 3]. Door de inzet van de stealth-sms worden los van de gebruiker verkeersgegevens gegenereerd. De Bob-bevoegdheden 126n Sv en 126m Sv bieden geen grondslag. Artikel 126g Sv kan evenmin een juridisch afdoende basis vormen. De gegevens worden immers actief door de politie verkregen via de tapmodule, en met medewerking van de provider.

De raadsman bepleit verder dat de stealth-sms apparatuur aan te merken is als technisch hulpmiddel in de zin van artikel 126ee Sv . Dit hulpmiddel is echter niet gekeurd en voldoet ook overigens niet aan de eisen van nadere regelgeving. Ter zake de verkeersgegevens geldt dat deze alleen verstrekt mogen worden ten aanzien van met die telefoon gevoerd telecommunicatieverkeer, en niet op de wijze als gebeurd is door de inzet van stealth-sms.

Uit de Bob-stukken in de zaak tegen [verdachte 1] en medeverdachten is verder niet duidelijk wanneer en op welke wijze dit opsporingsmiddel is ingezet.

Door dit geheel aan fouten en onvolkomenheden is door het openbaar ministerie willens en wetens een grove inbreuk gemaakt op de grondrechten en verdedigingsrechten van verdachte.

Dit moet leiden tot bewijsuitsluiting van al het bewijs dat is vergaard met de inzet van de stealth-sms berichten, ook dat in de zaken van de medeverdachten. De afgrenzing tot de eigen verdachte van onjuistheden/onrechtmatigheden in de opsporing op grond van de Schutz-norm acht de raadsman in strijd met het recht op een eerlijk proces, gelet op de ernstige en omvangrijke wijze waarop de (verdedigings)belangen van verdachte zijn geschaad. De overheid mag in de strafzaak tegen verdachte geen gebruik maken van in andere zaken op onrechtmatige wijze verkregen bewijsmiddelen.

De rechtbank beschikt volgens de raadsman over te weinig kennis aangaande de stealth-sms. Om die reden verzoekt de raadsman primair heropening van het onderzoek ter terechtzitting voor nader onderzoek, onder andere door het horen van de getuigen: [getuige 1] en [getuige 6], beiden werkzaam bij het KLPD en materiedeskundig ter zake de stealth-sms."

In dupliek heeft de raadsman aanvullend aangevoerd dat het om de 3 minuten sturen van stealth-sms berichten niet enkel ondersteunend is geweest bij de opsporing. Ook is volgens de raadsman de notificatieplicht geschonden.

b) direct afluisteren in auto ([verdachte 1]).

De goedkeuring van het apparaat dat is gebruikt bij het direct afluisteren in de [verdachte 1], aangeduid als COv33, is ingetrokken. Niet zeker is op welke datum en tijd de opgenomen files betrekking hebben. Nu dit gegeven niet meer met een voldoende mate van zekerheid is vast te stellen, moet de inhoud van alle verkregen files van het bewijs worden uitgesloten.

c) feit 1 (handel met [verdachte 2]

Door de raadsman is het volgende betoogd.

Op de dag van de aanhouding heeft de Nederlandse politie informatie overgedragen aan de Belgische politie. Het rechtshulpverzoek ter formalisering van die gegevensoverdracht is pas (meer dan) drie maanden later gedaan, waarbij het om tactische observatie ging terwijl daarvoor geen bevoegdheid bestond. De gegevensoverdracht had via (een) rechtshulpverzoek(en) dienen te verlopen. De vastgestelde gang van zaken levert een onherstelbaar vormverzuim op, dat tot bewijsuitsluiting moet leiden.

d1) feit 4 (levering 1 kilo amfetamine aan [verdachte 5])

Namens verdachte is aangevoerd dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om vast te kunnen stellen dat er sprake is geweest van een levering van 1 kilo amfetamine. De inhoud van de sms-berichten is daartoe ontoereikend. Er is niets in beslag genomen, zodat niet duidelijk is om welke stof het (eventueel) gaat. Aangezien [verdachte 5] om een voorbeeld vroeg, kan het ook om een geringe hoeveelheid gaan. De verwijzing naar 900 als de kiloprijs van amfetamine is gebaseerd op 1 (één) melding. Niet is gebleken dat de afnemer € 900,- heeft betaald.

d2) feit 4 (levering 12 kilo amfetamine aan gebruiker [telefoonnummer])

Verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen. De verdediging heeft dit ten laste gelegde voor het overige onbesproken gelaten.

e) handel met [verdachte 3]

* 34 kilo amfetamine op 12 november 2010

* 44 kilo amfetamine op 17 november 2010

* 44 kilo amfetamine op 18 november 2010

* 34 kilo op 12 november 2010

De raadsman heeft het volgende aangevoerd.

Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om vast te kunnen stellen dat er sprake is van een levering van 34 kilo amfetamine. De politie spreekt alleen van "vermoedens". Of er een afspraak is geweest tussen [verdachte 8] en [verdachte 6] is onduidelijk. Van (de telefoon van) [verdachte 8] kan alleen gezegd worden dat die op 12 november 2010 ergens in Breda is geweest. Er is geen observatie die bevestigt dat [verdachte 8] aan de [adres] is geweest bij of in het bedrijf van [verdachte 3]. Hetzelfde geldt ten aanzien van [verdachte 6] en [verdachte 1].

* 44 kilo op 17 november 2010

Er is niets in beslag genomen, zodat niet duidelijk is om welke stof het (eventueel) gaat.

Het is verder onduidelijk of [verdachte 8] naar Breda is gereden. De auto van [verdachte 8] is nabij de woning van [verdachte 7] te Oss gezien, maar niet is waargenomen wie de bestuurder op dat moment was. Er is niemand gezien die een of meer grote tassen in een auto laadde. De inhoud van de SMS-berichten is niet redengevend. Er zijn geen berichten die iets aangeven omtrent een overdracht. Van de berichten over "pap" en/of het meebrengen van een kenteken kan niet worden gezegd dat deze in relatie staan tot de gestelde levering van een grote hoeveelheid amfetamine. Evenmin staat vast of er die dag een betaling heeft plaatsgevonden. De inhoud van het OVC-gesprek is onvoldoende duidelijk; er worden verschillende bedragen genoemd door [verdachte 7] en het staat niet vast dat er geld geteld wordt. De verwijzing naar de kiloprijs van amfetamine is gebaseerd op 1 (één) melding, en daarom onvoldoende betrouwbaar.

* 44 kilo amfetamine op 18 november 2010

Op de verwijzing naar het verweer over de stealth-sms en de bewijsuitsluiting als gevolg daarvan na, zijn van de zijde van de verdediging geen opmerkingen gemaakt.

f) handel met [verdachte 4] (12 kilo)

Namens verdachte is aangevoerd dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om vast te kunnen stellen dat er sprake is van de levering van 12 kilo amfetamine. Niet is vastgesteld dat er iets is overhandigd aan [verdachte 4]. De observatieverslagen zijn onvoldoende specifiek. De verklaringen van [verdachte 4] zijn afgenomen in strijd met de nemo-tenetur regel. De verhorende politieambtenaren hebben tegen [verdachte 4] gezegd dat hij een verklaring af moest leggen. [verdachte 4] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat de sfeer tijdens de verhoren op 7 en 8 april 2011 intimiderend en dreigend was. Deze verklaringen, die zijn verkregen door niet integer overheidsoptreden, zijn in strijd met de beginselen van een goede procesorde en moeten om die reden ook in de zaak tegen verdachte uitgesloten worden van het bewijs. De verklaringen van [verdachte 4] bevatten ook aantoonbare onjuistheden en zijn onvoldoende betrouwbaar. Er is niets in beslag genomen, zodat er geen (NFI-)analyse is, waaruit kan blijken om welke stof het gaat. Er zijn geen verklaringen van derden omtrent de samenstelling/werking van de stof in kwestie. Ook de verklaring van [verdachte 4] is niet voldoende; hij verklaart dat hij niet wist wat hij moest ophalen. Dat [verdachte 4] heeft verklaard dat hij een bak met witte pasta aantrof is niet redengevend, aangezien het ook kan gaan om een substantie die niet valt onder de Opiumwet. Het aantreffen van 5 kilo amfetamine op een later moment, maakt dat niet anders. Dit alles moet leiden tot vrijspraak van dit onderdeel van de tenlastelegging.

g) criminele organisatie

Door de verdediging is betoogd, dat zo er al sprake zou zijn van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband, er geen wettig en overtuigend bewijs voor dat verband is voorafgaand aan augustus 2010.

h) witwassen

Namens verdachte is het volgende betoogd.

Verdachte en zijn vrouw hadden al langere tijd legale inkomsten die voor een belangrijk deel de uitgaven konden dekken. Verdachte heeft gewerkt in de bakkerij. Er is € 22.249,- van de rekening van zijn vrouw opgenomen in de periode januari 2009-april 2010. Voor het overige ontving verdachte geld van zijn ouders en zijn oma. Verdachte had geen of nauwelijks vaste lasten, zijn vrouw betaalde de woonlasten. Ten aanzien van de waarde van auto's is sprake van waardeopbouw door middel van inruil. De inbreng van een auto in de vennootschap [naam] had te maken met reële zakelijke plannen van [verdachte 1] en [getuige 5]. Datzelfde geldt voor [bedrijf 2]. Verdachte heeft niets te maken met auto's van [verdachte 6] (Porsche, VW Golf, Range Rover). De kosten van de bruiloft kunnen worden verklaard met de besteding van op diverse wijzen verkregen niet-crimineel geld (diverse giften, opnemen van spaartegoed). Aan het gesprek tussen [verdachte 6] en [verdachte 1] over "20.000 traktement" komt geen betekenis toe. [verdachte 1] heeft geen belasting ontdoken.

Algemene inleiding

De rechtbank zal in haar beoordeling van de strafzaak beginnen met de bespreking van een tweetal uitgebreide verweren. Het betreft de inzet van de stealth-sms in deze zaak door de politie en de problemen rond de afgeluisterde gesprekken, ook aangeduid als OVC-gesprekken. Aansluitend zullen de verschillende ten laste gelegde feiten worden besproken.

Bij een aantal feiten is een splitsing aangebracht tussen de bespreking van de zaak in het vonnis, en de bewijsmiddelen waarop die beslissing steunt. Deze bewijsmiddelen zijn in die gevallen afzonderlijk uitgewerkt in een bijlage die is aangehecht aan het vonnis, maar die uiteraard als ingelast in het vonnis moet worden beschouwd.

In veel bewijsmiddelen en de bespreking daarvan komen vaak telefoonnummers voor. Ten behoeve van de leesbaarheid wordt geregeld volstaan met de vermelding van de laatste vier cijfers van het desbetreffende telefoonnummer.

Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de stealth-sms.

Verzoek aanhouding

De verdediging heeft in de loop van zijn pleidooi primair heropening van het onderzoek ter terechtzitting bepleit, onder meer om twee getuigen te horen die werkzaam zijn bij het KLPD, de heren [getuige 1] en [getuige 6]. Beide personen zijn volgens de verdediging materie-deskundig ter zake de (inzet van de) stealth-sms. Het verzoek is ter zitting gedaan en om die reden is het noodzaakcriterium van toepassing op dit verzoek.

De rechtbank acht het nader horen van de twee getuigen echter niet noodzakelijk omdat zij zich voldoende voorgelicht acht over de verschillende aspecten van de werking van de stealth-sms, niet in de minste plaats door de vanwege de verdediging overgelegde aanvullende stukken. Met name is de rechtbank van oordeel dat voor een juridische beoordeling van de inzet niet nog meer kennis vereist is over de technische werking en de inzet van de stealth-sms dan tot op heden reeds is verzameld. Aldus bezien is de verdediging in redelijkheid niet geschaad door het achterwege laten van het hiervoor genoemde aanvullend onderzoek.

Inhoudelijke beoordeling stealth-sms

Inleiding

De rechtbank zal eerst omschrijven wat een stealth-sms is en welke bijzondere aspecten dit opsporingsmiddel kenmerken. Tevens zal de rechtbank aangeven met welk doel dit middel is ingezet. De rechtbank zal daarna ingaan op de algemene juridische kaders die hebben te gelden met betrekking tot de inzet van opsporingsmethoden in relatie tot de wettelijke regeling van de bijzondere opsporingsbevoegdheden omschreven in titels IVA tot en met Ve van boek I van het Wetboek van Strafvordering

Daarbij zal nadrukkelijk de vraag aan de orde komen wanneer de inzet van een in de wet opgenomen (benoemde) bijzondere opsporingsbevoegdheid aan de orde is.

De rechtbank zal -toegespitst op deze zaak- in haar beoordeling twee situaties onderscheiden:

a. er is tegen verdachte (eerder) een bevel observatie ex art. 126g Sv gegeven door de officier van justitie

of b. er is geen sprake van een dergelijk bevel.

In de zaken waarbij er sprake is van een lopend bevel 126g Sv, zal in dat kader tevens de vraag beantwoord moeten worden of het gebruik van de telefoon op deze wijze strijd oplevert met het gestelde in artikel 126g lid 3 Sv .

Wat is een stealth-sms

Door een stealth-sms bericht te verzenden kan de politie op elk door haar gewenst moment vaststellen met welke zendmast een bepaalde telefoon in verbinding staat. Doordat bekend is waar die betreffende zendmast zich bevindt, kan de politie vaststellen dat de desbetreffende telefoon aanwezig moet zijn binnen het bereik van de desbetreffende zendmast. De gebruiker van de telefoon merkt niets van de stealth-sms.

De rechtbank gaat bij de verdere beoordeling van de inzet van de stealth-sms uit van het navolgende. Zij baseert zich daarbij onder meer op het proces-verbaal van [verbalisant 2] d.d. 10 april 20121, het proces-verbaal van de OvJ d.d. 19 april 2012 en op een deel van de zich in het dossier bevindende verkeersgegevens. Verder betrekt de rechtbank in haar beschouwing de twee processen-verbaal van verhoor van getuigen door de raadsheer-commissaris, zoals deze zijn overgelegd ter zitting door mr. Thomas. De twee getuigenverhoren zijn afgelegd in een andere strafzaak ten overstaan van de raadsheer-commissaris mw. Mr. Huurman-van Asten op resp. 14 mei 2012 en 21 mei 2012. Deze verhoren zijn ook verstrekt aan de andere advocaten en maken deel uit van de strafdossiers tegen alle verdachten in deze zaak. Uit deze verhoren van resp. [verbalisant 2] en [getuige 2] leidt de rechtbank af dat er geen preciezere informatie wordt verzameld dan de positie van de zendmast die op het moment van verzenden van de stealth-sms wordt aangestraald. Verzending van de stealth-sms berichten gebeurt in beginsel handmatig, maar kan ook automatisch op aangegeven tijdintervallen geprogrammeerd worden. Frequentie en duur van de verzending van stealth-sms berichten worden vooraf door de officier van justitie beoordeeld en goedgekeurd.2 In haar proces-verbaal van 19 april 2012 heeft de officier van justitie bevestigd dat zij in deze zaak voor de inzet van de stealth-sms toestemming heeft verleend. 3 Voor zover [verbalisant 2] weet is de betreffende apparatuur aangemerkt als "niet-bob"apparatuur en om die reden niet gekeurd. Er is (om die reden volgens deze getuige) evenmin een keuringsprotocol. Het opsporingsteam krijgt de resultaten van de stealth-sms berichten (verkeersgegevens).4 Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat de stealth-sms berichten komen op de getapte lijn. Deze sms-berichten worden verzonden door de DSRT van het KLPD en het opsporingsteam ontvangt de gebruikelijke (verkeers)gegevens. Dit gebeurt met behulp van de bestaande telecominfrastructuur. Plaatsbepaling met behulp van stealth-sms is volgens deze getuige niet erg precies, maar wel kan (eventueel) aanvullend worden vastgesteld in welk gedeelte van het bereik van een zendmast de telefoon zich heeft bevonden.5

Stealth-sms berichten zijn naar het oordeel van de rechtbank op de printlijst herkenbaar omdat bellend en gebeld nummer identiek zijn.

Doel en frequentie inzet stealth-sms

De politie heeft, na voorafgaande toestemming van de officier van justitie, een aantal maal het middel stealth-sms ingezet. Op 17 november 2010 zijn stealth-sms berichten verstuurd naar het nummer 7242 tussen 16.55 uur en 17.30 uur.6 Uit de verstrekte printlijsten bij proces-verbaal van [verbalisant 1] d.d. 17 april 2012 leidt de rechtbank af dat ook ten aan zien van nummer 7195 tussen 16.51 uur en 17.30 uur in totaal 9 stealth-sms berichten zijn verzonden met een interval van 5 minuten.7 Op 18 november 2010 zijn tussen 09.40 uur en 12.20 uur elke 10 minuten stealth-sms berichten8 verstuurd naar de nummers 7242, 7195 en 7096.

Op 19 november 2010 is hetzelfde gebeurd tussen 10.10 uur en 13.00 uur met betrekking tot nummers 0848 en 7684. Op 9 december 2010 zijn stealth-sms berichten verstuurd naar nummer 5218 tussen 11.03 uur en 12.59 uur. Op 30 december 2010, ten slotte, zijn soortgelijke berichten verstuurd naar 7242 en 0031.9 Ten aanzien van een aantal telefoonlijnen, toegeschreven aan [verdachte 1], is eveneens gebruik gemaakt van stealth-sms. Het betreft de nummers 2171, 7195 (later door de politie toegeschreven aan [verdachte 3], Rb.), 7684, 7096, 4248, 5218, 6933. De data en tijdstippen staan weergegeven in het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 29 februari 2012.10 De officier van justitie geeft in haar proces-verbaal aan dat het doel van inzet van de stealth-sms was "ondersteuning bieden bij het observeren, controleren en afvangen van die vermoedelijke levering". Verder heeft zij ter terechtzitting medegedeeld dat het middel is ingezet op 7 en 8 februari 2011. Deze inzet hield verband met een aantal (geplande) aanhoudingen van verdachten in deze strafzaak. De inzet had tot doel vast te stellen waar de telefoon van die op dat moment aan te houden verdachten in de aangegeven periode aanstraalde. Van enig ander doel is de rechtbank niet gebleken.

In alle gevallen bestond er ten tijde van het verzenden van de stealth-sms berichten een telefoontap op het nummer waaraan deze stealth-sms berichten werden gericht. Uit de BOB-dossiers blijkt op dit punt het navolgende. In het onderzoek tegen [verdachte 8] heeft er op nummer 724211 gedurende drie perioden een tapbevel gelopen: van 3 november 2010 tot en met 3 december 2010, van 30 december 2010 tot en met 2 januari 2011 en tussen 7 februari 2011 en 10 februari 2011. Al deze tapbevelen omvatten niet alleen de vordering om mee te werken aan het bevel opnemen van telecommunicatie (de 126m Sv-component), maar tevens de vorderingen ex art. 126n Sv aan de provider om alle genoemde verkeersgegevens beschikbaar te stellen aan de officier van justitie12.

In het BOB-dossier van [verdachte 4] blijkt dat op nummer 0848 van 19 november 2010 tot en met 24 november 2010 met machtiging van de rechter-commissaris een bevel 126m Sv is afgegeven door de officier van justitie. Ook in dit geval omvat de vordering aan de telecomprovider om mee te werken aan het afluisteren van de telecommunicatie tevens een bevel als bedoeld in artikel 126n Sv .13

Ten aanzien van [verdachte 1] en/of een N.N-persoon die in relatie werd gebracht met [verdachte 1] zijn er stealth-sms ingezet ten aanzien van de nummers 7096, 7684, 7195 (NN-persoon) en 5218 (NN-persoon). De telefoontaps hebben geduurd van 12 november 2010 tot en met 22 december 2010 (nummers: 7096 en 7684), respectievelijk 17 november 2010 tot en met 20 november 2010 (nummer: 7195) en 9 december 2010 tot en met 16 december 2010 (nummer: 5218). Ook in dit BOB-dossier zijn voor de genoemde telefoonaansluitingen, telkens met machtiging van de rechter-commissaris, bevelen 126m Sv afgegeven door de officier van justitie. Ook in deze gevallen bevatten de vorderingen aan de telecomprovider om mee te werken aan het afluisteren van de telecommunicatie een bevel als bedoeld in artikel 126n Sv .14

Ten aanzien van telefoonnummer 0704 (toestel toegeschreven aan [verdachte 3]) heeft de officier van justitie op 20 april 2011 een vordering verstrekking historische verkeersgegevens (126n Sv) gedaan over de periode 1 september 2010 tot en met 31 december 2010. 15

Juridisch kader inzet stealth-sms berichten

Niet alle opsporingshandelingen vereisen de inzet van een bijzondere opsporingsbevoegdheid. Dit uitgangspunt is niet aangetast door invoering van de BOB-wetgeving. De Hoge Raad is op dit punt duidelijk, zie o.a. het arrest van 20 december 2011 (LJN BS1742). De Hoge Raad stelt in dit arrest (nogmaals) vast dat de wet geen uitputtende regeling bevat van in te zetten opsporingsmethoden en -wijzen. Verder volgt uit dit arrest dat de (feiten)rechter in elke strafzaak aan de hand van de concrete feiten en omstandigheden dient te onderzoeken hoe de ingezette, niet in de BOB-wetgeving geregelde, opsporingsmethode(n) is/zijn toegepast. Daarbij dient dan (tevens) getoetst te worden aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.

Indien een niet in de wet opgenomen opsporingsmiddel/-methode is gebruikt, maar er geen sprake is van inbreuk op een van de grondrechten of deze inbreuk (gelet op alle omstandigheden van het geval) slechts beperkt van aard en/of omvang is, dan biedt artikel 2 van de Politiewet in samenhang bezien met de artikelen 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering een afdoende wettelijke basis voor dergelijke opsporingshandelingen. De gebruikte opsporingsmethoden/-handelingen dienen wel steeds nauwgezet en volledig vastgelegd te worden in (een) proces(sen)-verbaal, en dit/deze proces(sen)-verbaal dient/dienen door de officier van justitie aan het dossier te worden toegevoegd.

Stealth-sms zonder voorafgaande bevel 126g Sv

Toegespitst op deze zaak dient de rechtbank allereerst te beoordelen of er in deze zaak

ten behoeve van de inzet van de stealth-sms berichten als een zelfstandige opsporinghandeling een bevel op grond van art. 126g Sv had moeten worden gegeven door de officier van justitie. Hierna zal tevens (kort) worden besproken of wellicht een andere bob-bevoegdheid ingezet had behoren te worden.

Een bevel stelselmatige observatie is alleen dan vereist indien het geheel aan observatiehandelingen van de politie bijdraagt aan het (doen) ontstaan van een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van het privéleven van een verdachte, en er aldus een aanzienlijke inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de geobserveerde. Uit eerdere rechtspraak blijkt dat een of meer van de navolgende factoren van belang kunnen zijn om te beoordelen of sprake is van een dergelijke inbreuk. Het gaat daarbij in elk geval om duur, plaats en de intensiteit van de observatie. Verder worden bij het beoordelen van de omvang van de (eventuele) inbreuk gelet op de continuïteit en/of de frequentie van de observatie en kan betekenis worden toegekend aan het gebruik van een technisch hulpmiddel dat meer biedt dan alleen versterking van de zintuigen. Ten slotte kan het doel dat men beoogt te bereiken met de inzet van bepaalde observatiehandelingen van belang zijn.

De rechtbank acht ten aanzien van de verdachten waarbij deze stealth-sms berichten zijn ingezet de periode en frequentie zodanig beperkt van omvang dat niet gezegd kan worden dat hierdoor op enig onderdeel van het privé-leven van deze verdachten een min of meer volledig beeld is ontstaan. De grofmazigheid van de informatie die kan worden verkregen uit de zendmastgegegevens is daarbij de bepalende factor. Zendmastgegevens geven naar hun aard slechts de (ruimere) omgeving aan waarbinnen een bepaalde telefoon zich op dat moment bevindt. Het gegeven dat deze plaatsgegevens worden vastgelegd buiten de wil en medeweten van de gebruiker van de betreffende telefoon maakt dit oordeel niet anders. Tot de inzet van een andere BOB-bevoegdheid dwingt het evenmin. De inzet van de stealth-sms vertoont zekere gelijkenissen met de inzet van de IMSI-catcher, een opsporingsmiddel dat ook wordt beoordeeld vanuit (het juridisch kader van) de observatie.

Uit hetgeen hierboven is weergegeven blijkt dat de officier van justitie niet geheel volledig is geweest in haar overzicht16. Zij noemt in haar proces-verbaal wel de inzet op 7242 op 17 november 2012 tussen 16.55 uur en 17.30 uur, maar er blijken in die (nagenoeg exacte dezelfde) periode ook stealth-sms berichten te zijn verstuurd aan toestel 719517. Er is echter ondanks deze onvolledigheid op basis van het huidige dossier geen begin van een vermoeden dat er op wijst dat de inzet van stealth-sms zodanige vormen heeft aangenomen qua duur en/of frequentie/intensiteit dat er door die inzet sprake is geweest van stelselmatige observatie.

De officier van justitie had, gelet op de daadwerkelijke feitelijke de inzet van de stealth-sms berichten in deze strafzaak, niet de verplichting voorafgaand aan die inzet een bevel als bedoeld in artikel 126g Sv af te geven.

Er is dus geen sprake van enig onherstelbaar vormverzuim ten aanzien van deze inzet.

De schriftelijke vastlegging en verantwoording is (uiteindelijk) inzichtelijk gemaakt, maar wel pas na actief doorvragen van de raadslieden. Hoewel er gaandeweg de inhoudelijke behandeling door de officier van justitie dit vormverzuim is hersteld , wil de rechtbank wel opgemerkt hebben dat in voorkomend geval de officier van justitie uit eigen beweging tijdig en volledig openheid van zaken dient te geven.

In de zaken tegen [verdachte 4] en tegen [verdachte 3] is op dit onderdeel dus geen sprake van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv . Voor de door de verdediging voorgestelde sanctie (niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie ([verdachte 4]), dan wel bewijsuitsluiting ([verdachte 4] en [verdachte 3]) bestaat dus geen aanleiding.

Inzet stealth-sms tijdens lopend bevel 126g Sv

Ten aanzien van verdachten [verdachte 1] en [verdachte 8] was er ten tijde van de inzet stealth-sms een bevel 126g Sv afgegeven. Voor [verdachte 8] bestrijkt dit bevel de periode 3 november 2010 tot en met 1 maart 2011 (inclusief verlenging)18. [verdachte 1] omvat het bevel 126g Sv het tijdvak van 30 september 2009 tot en met 15 februari 2011. 19

De rechtbank zal allereerst het verweer bespreken dat er op neerkomt dat het op deze wijze toezenden van sms-berichten strijd oplevert met het gestelde in artikel 126g lid 3 Sv .

In artikel 126g lid 3 bepaalt de wet dat een technisch hulpmiddel niet op het lichaam van een persoon wordt bevestigd, anders dan met toestemming van die persoon. In deze zaak is de telefoon van een verdachte gebruikt om vast te stellen met welke zendmast die telefoon in verbinding stond. Een telefoon is echter geen heimelijk op het lichaam geplaatst technisch hulpmiddel in de zin van de wet. Een telefoon wordt niet op de persoon bevestigd onder gezag of in opdracht van het openbaar ministerie en/of de politie. Er wordt namelijk gebruikgemaakt van een voorwerp dat een verdachte reeds voor een ander doel bij zich draagt. De enkele omstandigheid dat deze plaatsgegevens naar believen van de officier van justitie (en ongemerkt voor de gebruiker van de telefoon) zijn vast te leggen, maakt dat in niet anders.

Tijdens een lopend bevel observatie geldt dat alle aanvullende waarnemingen met behulp van hulpmiddel(en) dat/die bijdragen aan de totale observatieresultaten (ook) vallen onder het al lopende bevel 126g Sv. Dit leidt ertoe dat, gelet op artikel 126ee Sv, de regels van het Besluit technische hulpmiddelen strafvordering van toepassing zijn op de inzet ervan.

Voor de gebruikte apparatuur bestaat niet een goedkeuring als bedoeld in het Besluit, zodat er in die zin sprake is van een onherstelbaar vormverzuim.

De verdediging heeft uitsluiting bepleit van alle bewijs dat is verzameld door en met behulp van de inzet van de stealth-sms berichten.

De rechtbank zal de ernst van het vormverzuim dienen te bepalen, en vervolgens zal zij de gevolgen ervan bepalen.

De rechtbank stelt allereerst vast dat er door de officier van justitie (onder meer) bevelen ex 126g Sv, 126m (met voorafgaande RC-machtiging) en 126n Sv waren afgegeven. Daarnaast zijn tegen beide medeverdachten in dit onderzoek een veelheid aan (deels) zeer ingrijpend BOB-bevoegdheden en andere dwangmiddelen ingezet gedurende het opsporingsonderzoek. Deze bevoegdheden omvatten bij [verdachte 1] tevens direct afluisteren.

Verder betrekt de rechtbank in haar beoordeling de omstandigheid dat, anders dan bij een GPS-baken of ander peilbaken, de plaatsbepalingsgegevens van de zendmast niet (tevens) de (min of meer exacte) locatie aangeven van de persoon in kwestie. Zendmastgegevens geven immers naar hun aard slechts de (ruimere) omgeving aan waarbinnen een bepaalde telefoon zich bevindt.

De extra inbreuk die een gevolg is van de inzet van de stealth-sms gedurende een korte periode bij de uitvoering van een bevel observatie is zodanig gering dat de rechtbank om deze reden volstaat met het vaststellen dat er zich op dit punt een onherstelbaar vormverzuim heeft voorgedaan.

Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de OVC-gesprekken

In dit gedeelte zal de rechtbank in meer algemene zin ingaan op een aantal aspecten van het ingezette bob-middel van art. 126l Sv, in meer gangbaar spraakgebruik aangeduid als "direct afluisteren" en/of OVC (Opnemen Vertrouwelijke Communicatie). Indien hierna wordt gesproken over OVC dan heeft het betrekking op vertrouwelijke communicatie (in deze zaak: gesprekken) die zonder medeweten van de deelnemers aan die communicatie is opgenomen en vastgelegd.

Gedurende het onderzoek Begonia is een aantal maal, telkens met machtiging van de rechter-commissaris, direct afgeluisterd. Dit heeft onder meer plaatsgevonden in auto's (OVC320 en OVC421) en in de woning van [verdachte 7] te Oss (OVC2)22.

Bij het direct afluisteren wordt gebruikt gemaakt van bepaalde technische configuraties. Ten aan zien van een ervan, gebruikt in de [verdachte 1], heeft zich een aantal storingen voorgedaan. Deze installatie is in het proces-verbaal aangeduid als OVC4. De storingen hebben ertoe geleid dat een eerder op 10 maart 2010 - op basis van art. 126ee Sv (en nadere regels) - verleende goedkeuring is ingetrokken op 27 juni 201123.

Verder blijkt uit het proces-verbaal dat de tijdsaanduiding in gesprekken opgenomen met behulp van OVC3 is aangepast met twee uur en dat deze aanpassing al door de verbalisant is verwerkt in de weergegeven tijdsaanduidingen. 24

Ten aanzien van de technische configuratie die is gebruikt voor OVC4 blijkt dat gedurende de opnamen van vertrouwelijke communicatie bepaalde storingen zijn opgetreden. In het aanvullend proces-verbaal van verbalisant 28 van Team Observatie en Technische Ondersteuning worden de opgetreden storingen beschreven. Uit dit proces-verbaal leidt de rechtbank af dat er storingen zijn geweest met betrekking tot de tijdsaanduiding van gesprekken en dat sommige tekstbestanden meer dan eens werden vastgelegd. Uit niets is gebleken dat de inhoud van de opgenomen gesprekken is beïnvloed of gewijzigd door de geconstateerde storingen.25 Van storingen ten aan zien van de andere OVC-configuraties of componenten daarvan is niet gebleken.

Ten aanzien van een aantal OVC4 -gesprekken geldt dat gedurende deze vastgelegde OVC-gesprekken door de verdachten ook tapgesprekken zijn gevoerd en/of SMS-berichten zijn verstuurd en ontvangen. Ook van deze bewijsmiddelen zijn de tijdstippen bekend wanneer deze zijn verricht. De tijdsaanduiding van deze bewijsmiddelen zal hierna door de rechtbank worden betrokken bij de verdere beoordeling van de bewijswaarde van de OVC-gesprekken. Uitgangspunt voor de rechtbank daarbij is, omdat niet is gebleken van enigerlei storing bij de registraties van tapgesprekken en sms-berichten en het verdere gegevensverkeer rond deze opgenomen communicatie, de aldaar aangegeven tijdsaanduiding (nagenoeg) exact overeenkomt met de werkelijke tijd van die communicatie. De rechtbank zal dan ook die tijden aanhouden als de werkelijke tijd van de weergegeven delen van de opgenomen OVC-gesprekken.

Ter verduidelijking van dit punt:

Op 17 november 2010 werd er gegevensverkeer afgetapt tussen 7096 en 7195. De navolgende sms-berichten worden vastgelegd26:

17 november 2010 21.11 uur , sms-bericht van 7096 naar 7195 : "ga langs bij vader. Ik ben er niet je kan daar terecht oké"

17 november 2010 21.12 uur, sms-bericht van 7195 naar 7096: kan ik daar gelijk bestelling voor morgen achterlaten"

17 november 2010 21.12 uur, sms-bericht van 7096 naar 7195: "Ja"

Om 21.12 uur belt [verdachte 6] (Tap 105) naar [verdachte 7] ([telefoonnummer]). [verdachte 6] zegt tegen [verdachte 7] (sr.) - zakelijk weergegeven- dat die jongen alleen iets komt afgooien en even meteen doorspreken voor morgen. 27

Om 21.19 uur belt [verdachte 6] naar [verdachte 8] en vraagt of [verdachte 8] thuis is en naar [verdachte 6] kan komen. 28

In de weergave van het OVC(4) gesprek wordt het volgende gerelateerd door de verbalisant:

OVC4, 17 november 2010 vanaf (volgens het proces-verbaal) 22.10 uur (p.111)

Gespreksdeelnemers: [verdachte 1] en [verdachte 6]

22.10 uur. [verdachte 6] "Luister. Hij belde mij. "Ik ben over een uurtje bij vader"

[verdachte 1]: Zegt ie dat door de telefoon

[verdachte 6]: Nee, met sms-en, weet te wel

[verdachte 1]: Ohh, Gelukkig maar

De tijdstippen die worden genoemd in het OVC-verslag zijn ongeveer 1 uur later dan de tijd die wordt aangegeven bij de sms-berichten. Uit de hiervoor aangeduide bewijsmiddelen, in combinatie met de inhoud van de verkeersgegevens bij (afzonderlijk) proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 17 april 201229 leidt de rechtbank af dat de tijdstippen van zoals aangeduid in de OVC niet juist zijn, maar (ongeveer) een uur te laat. Ook de hiervoor weergegeven tapgegevens bevestigen dit tijdverschil.

Verdere toetsing van de inhoudelijke betrouwbaarheid:

Ter zitting is gehoord verbalisant [verbalisant 3], een verbalisant die een aantal OVC-gesprekken heeft uitgewerkt. In zijn verklaring beschrijft hij de gevolgde werkwijze bij het uitwerken van de opgenomen gesprekken. Hij heeft daarbij aangegeven dat hij bij twijfel omtrent de inhoud van het gesprek en/of de persoon die spreekt, een tweede verbalisant heeft verzocht ook het betreffende gesprek(sgedeelte) te beluisteren. Indien er twijfel blijft over de juiste inhoud van dat gedeelte van het gesprek of omtrent de persoon die de betreffende woorden uitspreekt, dan wordt dat aangegeven in het desbetreffende proces-verbaal.

De getuige heeft tevens uiteengezet op welke wijze bepaalde gedeelten van een gesprek beter verstaanbaar kunnen worden gemaakt. Naast gebruik van een koptelefoon en een rustige werkplek heeft verbalisant bij het beluisteren de mogelijkheid gebruikt om tijdelijk uit het bronmateriaal (de opgenomen OVC-gesprekken) bepaalde toonhoogten (frequentiebereik) weg te filteren. Het bronmateriaal wordt daardoor niet gewijzigd, wel wordt op deze wijze gericht beluisteren van (een) bepaalde stem(men) in een gesprek beter mogelijk .

Ter zitting heeft de getuige de rechtbank, de officier van justitie en de verdediging aan de hand van een voorbeeld het effect van dit filteren laten beluisteren.

Overigens heeft de verdediging de inhoud van de weergegeven gesprekken niet betwist.

Op het punt van de betwisting door mr. Thomas ter zake de deelname van [verdachte 3] aan een OVC-gesprek op 20 november 2010 in de woning van [verdachte 7] te Oss komt de rechtbank nader terug bij de bespreking van feit 1 op de dagvaarding in dit vonnis.

De rechtbank ziet gelet op dit alles geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van de weergegeven OVC-gesprekken zoals deze zijn opgenomen als bewijsmiddel in dit vonnis. De omstandigheid dat de goedkeuring geruime tijd na de inzet in deze zaak is ingetrokken, maakt dat niet anders. Ten tijde van de inzet van de betreffende configuratie was er een goedkeuring en voorafgaand aan de daadwerkelijke inzet is door de plaatsende verbalisant nog gecontroleerd of (en vastgesteld dat) het betreffende onderdeel naar behoren functioneerde.30

De rechtbank over de notificatieplicht

De notificatieplicht van artikel 126bb Sv houdt in dat een verdachte of derde tegen wie bepaalde Bob-bevoegdheden zijn ingezet daarvan in kennis wordt gesteld zodra aan de wettelijke voorwaarden daartoe is voldaan. Dit geldt ook indien er verder geen strafrechtelijk onderzoek en/of nader onderzoek en/of een strafrechtelijke afdoening op volgt.

De verdediging heeft een kopie van het Bob-dossier ontvangen van verdachte en heeft de Bob-dossiers kunnen inzien van de medeverdachten. Het strafrechtelijk onderzoek is in de loop van de nodige zittingsdagen besproken, waarbij ruim aandacht is besteed aan de ingezette opsporingsbevoegdheden en -middelen. Aan het bepaalde in lid 3 van artikel 126bb Sv is voldaan.

De rechtbank ziet niet in dat naast deze handelingen nog enige andere handeling door of vanwege de officier van justitie geboden was.

Feit 1

Anders dan de verdediging stelt, bepaalt artikel 17 lid 3 jo lid 5 van de Wet Politiegegevens - voor zover hier van belang- dat door de Nederlandse politie politiegegevens kunnen worden verstrekt aan autoriteiten in een ander land die zijn belast met de uitvoering van de politietaak voor zover dit noodzakelijk is voor een goede uitoefening van de politietaak in het desbetreffende land (lid 3) en er voldoende waarborgen zijn voor een juist gebruik van de verstrekte gegevens en voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (lid 5) .

De rechtbank stelt op dit punt vast dat op grond van de informatie die de betrokken politieambtenaren op dat moment hadden, de betrokken Nederlandse politieambtenaren redelijkerwijs konden vermoeden dat er een verboden overdracht van drugs in Nederland plaats had gevonden en dat aansluitend deze drugs in België zouden worden ingevoerd. Een goede uitvoering van de politietaak in België omvat naar het oordeel van de rechtbank het -zo mogelijk- ingrijpen bij een dergelijk strafbaar feit, alleen al om de verdere verspreiding van drugs te verhinderen.

Uit een afzonderlijk proces-verbaal blijkt op welke wijze de Nederlandse politieambtenaren hun Belgische collega's hebben ingelicht. 31 Deze melding valt binnen het hierboven geschetste wettelijk kader, en is dus rechtmatig.

Echter, om de (opsporings)resultaten uit België als bewijsmiddel te kunnen gebruiken in een strafzaak in Nederland, dient voorafgaand toestemming te zijn verkregen van de aangezochte buitenlandse bevoegde staatsorganen In deze zaak betreft dat de Procureur des Konings (gegevensoverdracht en verzoeken om aanvullend politieonderzoek) en de Rechtbank van Eerste Aanleg (verlof overdracht in beslag genomen drugs).

Op resp. 8 maart 2010 en 10 augustus 2010 heeft de officier van justitie in het kader van de strafzaken tegen [verdachte 1] en [verdachte 6] rechtshulpverzoeken gedaan, waarin wordt verzocht om, kort gezegd, de resultaten van het opsporingsonderzoek tegen [verdachte 2] c.s. in België in Nederland te mogen gebruiken als bewijs in het onderzoek tegen [verdachte 1] en [verdachte 6]. Daarnaast verzocht de officier van justitie om de reeds verstrekte (politie-) informatie als bewijs te mogen gebruiken. 32 Daarnaast wordt een aantal andere verzoeken gedaan. In het verzoek van 10 augustus 2010 wordt verzocht toestemming te verlenen voor de op 29 januari 2010 onder [verdachte 2] in beslag genomen stof die door de Belgische politie indicatief was getest als amfetamine33. Bij brief van 3 mei 2010 heeft de Procureur des Konings mr. I. Delissen toestemming verleend om gebruik te maken van gegevens uit het strafrechtelijk onderzoek tegen [verdachte 2] en de eerder door de politie verstrekte informatie. Ook overigens wordt door de Procureur des Konings medewerking verleend aan het rechtshulpverzoek. 34

Bij beschikking van 17 juni 2011 heeft de Raadkamer van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Turnhout toegestemd in de overdracht van de stukken van overtuiging aan de officier van justitie in het kader van deze strafzaak.

Gelet op het bovenstaande heeft de officier van justitie toestemming van de bevoegde Belgische justitiële autoriteiten om alle in het huidige strafdossier opgenomen Belgische stukken (inclusief de in beslag genomen stof) te gebruiken als bewijsmiddel in deze strafzaak.

De rechtbank acht op grond van de in bijlage "Handel met [verdachte 2]" omschreven bewijsmiddelen, een en ander in onderlinge samenhang beschouwd, wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 1] en [verdachte 6] beiden als medepleger betrokken zijn bij de aflevering van 1 kilo amfetamine aan de Belgische afnemer [verdachte 2] op 29 januari 2010 te Goirle.

Feit 2 (18 november 2010, 44 kg) en feit 4 (17 november 2010, 44 kg)

Op grond van de aan dit vonnis gehechte bijlage "Handel met [verdachte 3]" omschreven bewijsmiddelen acht de rechtbank de in de bewezenverklaring genoemde strafbare feiten wettig en overtuigend bewezen. De daar genoemde bewijsmiddelen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

Ter toelichting het volgende.

De telefoon met nummer eindigend op 7096 is in gebruik geweest bij [verdachte 1] en [verdachte 6].

Het feit dat een aantal maal sms-berichten die afkomstig zijn van toestel 7195 worden voorgelezen door [verdachte 1] en [verdachte6], is daartoe al afdoende bewijs. Beide personen zijn daarbij bovendien (veelal) in elkaars aanwezigheid, men leest de hierboven genoemde SMS-berichten aan elkaar voor en bespreekt daarna onderling de inhoud ervan. De overige, uitgebreid door de politie gerelateerde feiten en omstandigheden bevestigen dit gegeven verder. De telefoon 7195 is, in elk geval vanaf 8 november 2010, in gebruik bij [verdachte 3]. De plaats waar de telefoon zich bevindt, de samenhang met (het gebruik van) de andere telefoon van [verdachte 3] (nummer eindigend op 0704) vormen al zeer wezenlijke aanwijzingen voor dit gegeven. De inhoud van het (bijna) exclusieve SMS-verkeer met 7096 versterken de juistheid van dit gegeven.

De inhoud van deze SMS-berichten blijkt te maken te hebben met grootschalige handel in amfetamine. Een partij van 44 kilogram amfetamine is op 18 november 2010 kort na de aflevering in beslag genomen.

De inhoud van de OVC-gesprekken tussen [verdachte 6] en [verdachte 1] geven betekenis aan een belangrijk deel van de inhoud van de SMS-berichten en laten bovendien zien dat er al voor 22 oktober 2010 zakelijke criminele contacten waren tussen [verdachte 3] enerzijds en [verdachte 1] en [verdachte 6]c.s. anderzijds. De gang van zaken in de woning van [verdachte 7] op 20 november 2010 is een logisch voortvloeisel uit de levering van partijen drugs: [verdachte 3] komt afrekenen.

Over de rol van [verdachte 8] overweegt de rechtbank als volgt.

Uit de samenhang tussen het OVC-gesprek op 17 november 2010 en hetgeen daarop aansluitend is verricht door [verdachte 1], [verdachte 6] en [verdachte 8] volgt dat [verdachte 8] de persoon is die op 18 november 2010 de partij van 44 kilo amfetamine naar Breda heeft gebracht. In het genoemde OVC-gesprek wordt door [verdachte6] en [verdachte 1] besproken dat er een persoon om 10.00 uur naar Eindhoven moet komen. Uit opeenvolging van de verkeersgegevens van de telefoon van [verdachte 8] (nummer eindigend op 7242) leidt de rechtbank af dat het aannemelijk is dat [verdachte 8] die ochtend eerst vanuit (de richting van) Oss naar Eindhoven is gereden. Verder staat het vast dat zijn telefoon in Eindhoven omstreeks 10.00 uur een zendmast aanstraalt in de omgeving van het Kastelenplein. Waar de auto in die periode exact is, kan niet worden bepaald, omdat de bakengegevens van de auto van [verdachte 8] over deze periode zich niet in het dossier bevinden. De rechtbank merkt daarbij echter wel op dat het Kastelenplein te Eindhoven ook bij (drugs)leveringen aan [verdachte 4] en [verdachte 5] de plaats van levering/overdracht is geweest. Aansluitend rijdt [verdachte 8] naar het bedrijf van [verdachte 3] aan de [adres] in Breda. Het observatieteam ziet hem daar op een tijdstip dat overeenkomt met de inhoud van de SMS-berichten d.d. 17 november 2010 tussen 7096 en 7195, waarin wordt afgesproken hoe laat en op welke plaats de 44 kilogram amfetamine op 18 november 2010 geleverd zal worden. Dat het [verdachte 8] is die de drugs heeft afgeleverd, blijkt verder uit de gang van zaken op het bedrijf van [verdachte 3], het SMS-verkeer tussen 7195 en 7096 op 18 november 2010 en uit een (nagenoeg) aansluitend telefoongesprek tussen [verdachte 8] en [verdachte 6] diezelfde dag.

De rechtbank acht ten aanzien van [verdachte 6], [verdachte 1] en [verdachte 8] bewezen dat zij op 17 november 2010 en 18 november 2010 telkens in vereniging een hoeveelheid van 44 kilogram amfetamine hebben geleverd aan [verdachte 3]. [verdachte 6] en [verdachte 1] hebben deze hoeveelheid amfetamine eerder bewerkt: de omzetting van amfetamine-olie naar amfetaminepasta is door hen gedaan. Ook zijn zij medeplegers ten aan zien van het vervoer van de 44 kilo amfetamine op 18 november 2010. [verdachte 3] heeft beide partijen amfetamine opzettelijk aanwezig gehad. [verdachte 7] is achteraf op de hoogte gebracht van de levering op 17 november 2010, hij ontvangt immers van [verdachte 3] de betaling van deze partij van 44 kilo amfetamine na instructie van [verdachte 6]. Dit betekent echter niet dat hij medepleger is van dit feit. Er is immers geen bewijs van betrokkenheid bij de uitvoering en/of voorafgaande planvorming/voorbereiding van dit feit. Wel acht de rechtbank bewezen dat [verdachte 7] medepleger is ten aanzien van de op 18 november 2010 vervoerde en afgeleverde 44 kilogram amfetamine.

Vanaf 22 oktober 2010, zijn [verdachte 1] en [verdachte 6] in overleg geweest met [verdachte 3] over de voorbereiding van de verkoop en/of levering aan [verdachte 3] van zeer grote partijen van een materiaal bevattende amfetamine. Het overleg en de afspraken tussen [verdachte 3] enerzijds en [verdachte 1] en [verdachte 6] anderzijds blijken niet alleen uit het weergegeven gedeelte van het OVC-gesprek van 22 oktober 2010, maar ook uit het daarop aansluitende sms-contact tussen [verdachte 1] en [verdachte 10]. Dit SMS-verkeer had tot doel de bestelde hoeveelheid amfetamine bevattend materiaal te bewerken. Voor bewezenverklaring van het ten laste gelegde deelnemen aan een criminele organisatie kan in het midden blijven of deze grote hoeveelheden amfetamine daadwerkelijk zijn geleverd.

Bruikbaarheid verklaringen [verdachte 4] (feit 3, feit 4 en feit 5)

De rechtbank bezigt ondanks de bezwaren van de verdediging de verklaringen van [verdachte 4] tot bewijs.

Dat door de verhorende verbalisanten op [verdachte 4] te veel druk zou zijn uitgeoefend, waardoor niet langer gezegd zou kunnen worden dat hij zijn verklaringen in vrijheid heeft afgelegd, acht de rechtbank ter zitting niet aannemelijk geworden. Het op tafel slaan of het omgooien van een koffiebeker is, voor zover al aannemelijk is dat dit is gebeurd, onvoldoende om tot dat oordeel te kunnen komen. Bij gelegenheid van zijn verhoor op 7 april 2011 te 14:16 uur heeft [verdachte 4] juist verklaard zich opgelucht te voelen nu hij heeft kunnen verklaren dat hij de verdovende middelen heeft gekocht van [verdachte 1], [verdachte 7] en [verdachte 6] en heeft hij gezegd dat hij volledig wilde meewerken aan het onderzoek en dat hij alle vragen naar waarheid zou beantwoorden. Ook heeft [verdachte 4] medegedeeld dat aan hem geen enkele belofte is gedaan en dat hij de verklaring in alle vrijheid heeft afgelegd.

Bij gelegenheid van zijn verhoor bij de rechter-commissaris heeft [verdachte 4] verklaard dat hij bij de politie steeds de waarheid heeft verteld. Het zou volgens hem alleen anders door de politie zijn verwoord. Wat op papier is komen te staan, was niet verzonnen, alleen anders geformuleerd, zo verklaarde hij. Op de vraag wat dan anders zou zijn verwoord, kon hij vervolgens geen antwoord geven aan de rechter-commissaris.

De rechtbank hecht waarde aan de door politie in processen-verbaal vastgelegde verklaringen van [verdachte 4] omdat deze verklaringen op essentiële onderdelen overeenkomen met onderzoeksgegevens van de politie en steun vinden in de verklaringen van [getuige 3].

Van een schending van beginselen van een goede procesorde of van het bepaalde in artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering is geen sprake.

Feit 3

Dossier "Handel met [verdachte 4]", 19 november 2010, 5 kg:

De rechtbank verwijst voor de uitgewerkte bewijsmiddelen voor dit feit naar het als bijlage gevoegde bewijsmiddelenoverzicht Handel met [verdachte 4].

Feit 4

* Dossier "Handel met [verdachte 5]", 26 augustus 2010, 1 kg:

De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen (zie opmerking rechtbank hierna) van oordeel dat [verdachte 1] op 26 augustus 2010 enige hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine heeft verkocht aan [verdachte 5]. Via SMS-berichten bestelt [verdachte 5] "1x dat van 9" en vervolgens wordt afgesproken bij het zwembad voor "die van 900". "900" betreft de kiloprijs van amfetamine in 2010. Het zwembad te Oss is eerder door [verdachte 5] en [verdachte 1] gebruikt om elkaar te ontmoeten in verband met de levering van drugsgerelateerde stoffen. Bovendien treffen zij elkaar volgens de SMS-berichten ook rond het eerder afgesproken tijdstip van 12:00 uur ("Ben er" en "Kom je zo ophalen ben er bijna").

Weliswaar is niet gezien dat zij elkaar troffen en dat er door [verdachte 1] aan [verdachte 5] amfetamine is overgedragen, noch is [verdachte 5] die dag aangehouden en is er amfetamine onder hem in beslag genomen, maar uit het dossier volgt dat [verdachte 1] betrokken is bij georganiseerde drugshandel in amfetamine en uit het verloop van de SMS-berichten volgt dat [verdachte 5] een hoeveelheid heeft besteld, waarna ze elkaar ontmoeten voor de overdracht. Door betrokkenen is geen andere verklaring gegeven voor de reden van de ontmoeting, noch is uit het onderzoek ter zitting een andere reden dan amfetamineverkoop aannemelijk geworden. De rechtbank acht niet bewezen dat 1 kilo is besteld, wel is bewezen dat er een bepaalde hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine is geleverd.

De rechtbank verwijst voor de uitgewerkte bewijsmiddelen naar het als bijlage gevoegde bewijsmiddelenoverzicht "Handel met [verdachte 4]".

* Dossier "Handel met [verdachte 4]", 2 november 2010, 12 kg:

Op grond van de bewijsmiddelen (zie opmerking rechtbank hierna) is de rechtbank van oordeel dat [verdachte 4] op 2 november 2010 voor de Pool [betrokkene 1] 12 kilogram amfetamine heeft vervoerd nadat deze hoeveelheid drugs in Eindhoven aan hem door [verdachte 1] en [verdachte 6] is geleverd. Weliswaar is [verdachte 4] die dag niet aangehouden en zijn er geen drugs in beslag genomen, maar gelet op de omstandigheid dat de organisatie waartoe [verdachte 1] en [verdachte 6] behoorden zich bezighield met grootschalige handel in drugs, te weten amfetamine, de inhoud van het SMS-bericht voor deze levering en de verklaring van [verdachte 4] over de wijze waarop de leveringen van drugs door [verdachte 1] plaatsvonden, is de rechtbank van oordeel dat de tas die door [verdachte 1] werd overhandigd ook in deze zaak amfetamine bevatte.

Uit de verklaring van [verdachte 4] van 7 april 2011 te 11:43 uur, blijkt dat er door [verdachte 4] voorafgaande aan de leveringen telkens een hoeveelheid werd genoemd, in deze zaak "12 stuks" van een middel dat € 900,-- per kilogram kostte. Dit is de kiloprijs van amfetamine(pasta) in 2010. Uit die verklaring van [verdachte 4] volgt voorts dat door hem elke keer hetzelfde verdovend middel werd besteld. Daar komt bij dat [verdachte 4] op 19 november 2010 is aangehouden terwijl hij in het bezit was van een hoeveelheid amfetaminepasta.

De rechtbank verwijst voor de uitgewerkte bewijsmiddelen naar het als bijlage gevoegde bewijsmiddelenoverzicht Handel met [verdachte 4].

* Dossier "Handel met [verdachte 3]", 12 november 2010, 34 kg:

De rechtbank kan uit de aanwezige bewijsmiddelen niet met de wettelijk vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de 34 waarover wordt gesproken in de sms-berichten ook daadwerkelijk heeft geleid tot de levering aan [verdachte 3] van een hoeveelheid van 34 kilogram van een materiaal bevattende amfetamine, of enig ander strafbaar feit dat op dit onderdeel in de tenlastelegging wordt verweten aan [verdachte 1], [verdachte 6], [verdachte 8] en [verdachte 3].

* Dossier "Handel met [verdachte 3]", 17 november 2010, 44 kg:

Zie hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen.

* Dossier "Handel met Gebruiker [telefoonnummer]", 9 december 2010, 12 kg:

Op 9 december 2010 omstreeks 11.45 uur wordt [betrokkene 2] aangehouden op de autosnelweg A59. [betrokkene 2] reed in een witte Renault Megane met kenteken [kenteken]. In de kofferbak wordt een sporttas aangetroffen met daarin zes bakken gevuld met witte pasta.35 36 De zes bakken hadden een totaalgewicht van 12680 gram. Elke bak is apart bemonsterd. De rechtbank heeft geconstateerd dat het KLPD aan de monsters van twee van de zes bakken hetzelfde monsternummer heeft toegekend. De rechtbank neemt aan dat hier sprake is van een kennelijke verschrijving en leest het monsternummer van de zesde bak (T-6) gelet op de opeenvolgende nummering van de bakken als AACH7367 in plaats van AACH7362.37 Het NFI heeft geconcludeerd dat elk monster amfetamine bevat. Amfetamine is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.38

Bij fouillering van [betrokkene 2] is een telefoon van het merk Nokia aangetroffen.39 Uit onderzoek van de simkaart van deze telefoon is gebleken dat 22 minuten na de aanhouding van [betrokkene 2] een sms aan de Nokia wordt verzonden vanaf de telefoon met nummer [telefoonnummer] (hierna: "tel. 8580"). In het uur dat volgt wordt vier keer vanaf tel. 8580 een sms aan de Nokia verzonden met het verzoek om te reageren.40 Om 12.13 uur wordt met tel. 8580 uitgebeld naar de Nokia. Tel. 8580 maakt dan gebruik van de mastlocatie gelegen aan het Sterrebos 60 te Oss. Deze locatie is gelegen in de nabijheid van de woning van [verdachte 7]. De Nokia wordt niet opgenomen maar de stem van de beller is hoorbaar en is later door een politie-ambtenaar die [verdachte 1] na diens aanhouding heeft verhoord, herkend als de stem van [verdachte 1].41 Op OVC in de woning van [verdachte 7] is vanaf 12.17 uur een gesprek te horen tussen [verdachte 6] en [verdachte 1]. Om 12.17 uur is hoorbaar dat [verdachte 6] zegt: 'waarom reageert hij niet en neemt de telefoon op' en om 12.55 uur is te horen dat [verdachte 1] zegt: 'ik heb het net verstuurd', 'ik heb een paar keer geprobeerd', 'over een half uurtje nog een keer proberen' en 'niet reageert'.42 De rechtbank concludeert uit deze feiten en omstandigheden dat [verdachte 1] de gebruiker was van tel. 8580 en dat [verdachte 6] bij hem was toen [verdachte 1] in het uur na de aanhouding van [betrokkene 2] de telefoon gebruikte.

Tussen dezelfde telefoonnummers is voorafgaand aan de aanhouding smsverkeer geweest. Op de avond vóór de aanhouding wordt via de bij [betrokkene 2] aangetroffen Nokia aan [verdachte 1] een sms verzonden met de tekst: 'vriend ik heb morgen 12 nodig van die 14, die worden opgehaald door ander en afgerekend, dan pak jij die papieren gelijk, (...) Hoe laat morgen die 12 aanpakken?'43 [verdachte 1] antwoordt daarop de volgende ochtend: 'Goeie morgen dus vandaag 12 en de overige papieren worden afgerekend?'44 De rechtbank constateert dat het getal 12 overeenkomt met het later bij [betrokkene 2] aangetroffen aantal kilo's amfetamine. Uit het smsverkeer dat volgt blijkt dat om 09.49 uur wordt afgesproken elkaar 'over een uurtje' te ontmoeten 'bij vader'.45 Het peilbaken van de [verdachte 1] registreert dat deze [verdachte 1] zich vanaf 09.40 uur verplaatst van de omgeving [adres] te Eindhoven naar de omgeving van het woonadres van [verdachte 6], aankomst om 10.23 uur.46 Op OVC in de woning van [verdachte 7] is om 10.38 uur een gesprek te horen waaruit blijkt dat een Renault op het woonwagencentrum is gearriveerd en dat zich een persoon in de woning bij [verdachte 7] en diens dochter heeft gevoegd.47 De stem van deze persoon wordt later herkend als de stem van [betrokkene 2].48 De auto waarin [betrokkene 2] later werd aangehouden betrof een Renault. Om 10.39 uur laat [betrokkene 2] aan [verdachte 1] per sms weten 'ik ben er' waarna [verdachte 1] antwoordt '3 min'.49 Op camerabeelden van de ingang van het woonwagencentrum is te zien dat om 10.47 uur de auto van het merk [verdachte 1], die op naam staat van de levenspartner van [verdachte 6], het woonwagencentrum oprijdt.50 Op OVC in de woning van [verdachte 7] is om 10.49 uur hoorbaar dat [verdachte 6] binnenkomt, een gesprek voert met [betrokkene 2] en zegt: 'rij mij even achterna'.51 De [verdachte 1] rijdt het woonwagencentrum af, evenals de Renault, zo blijkt uit de camerabeelden52 en observanten zien de auto's nog tot 10.57 uur op verschillende momenten achter elkaar rijden.53 Daarna zijn de auto's niet meer onder observatie. Het peilbaken van de [verdachte 1] registreert dat de [verdachte 1] zich om 11.04 uur verplaatst van het woonadres van [verdachte 6] naar het woonwagencentrum54 en vanaf 11.13 uur is [verdachte 1] te horen op de OVC van de woning van [verdachte 7].55

Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat [betrokkene 2] ongeveer een uur voor diens aanhouding op het woonwagencentrum is geweest, dat hij daar heeft gewacht op [verdachte 1] met wie hij had afgesproken elkaar te treffen voor de levering van 12 kilo amfetamine. Voorts blijkt uit genoemde bewijsmiddelen dat [verdachte 1] vanaf zijn verblijfadres eerst naar de woning van [verdachte 6] is gereden, dat hij daar zijn [verdachte 1] heeft laten staan en tezamen met [verdachte 6] in de [verdachte 1] naar het woonwagencentrum is gereden. Vervolgens is [betrokkene 2] vanaf het woonwagencentrum in zijn Renault achter [verdachte 1] aangereden, die de [verdachte 1] gebruikte. [verdachte 6] is in de woning van [verdachte 7] achtergebleven, zo blijkt uit de OVC van die woning. De rechtbank acht bewezen dat [verdachte 1] de amfetamine aan [betrokkene 2] heeft geleverd te Oss. De omstandigheid dat de daadwerkelijke overdracht van de amfetamine niet is gezien, leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank gaat er van uit dat de levering plaatsvond op een moment gelegen tussen het uit het zicht van de observanten verdwijnen en het met de [verdachte 1] terugkeren naar het woonwagencentrum.

De rechtbank acht bewezen dat [verdachte 6] medepleger is van de verkoop en levering van de 12 kilo amfetamine aan [betrokkene 2]. Daarvoor acht zij de volgende feiten en omstandigheden van belang. [verdachte 6] had eerder al tezamen met [verdachte 1] andere partijen amfetamine verkocht en geleverd (zie de onder 1, 2, 3 en de overige onder 4 bewezen verklaarde feiten). De amfetamine die bij [betrokkene 2] was aangetroffen was verpakt in zwarte plastic bakken die qua vorm, afmetingen en gewicht overeenkwamen met de bakken waarin de amfetamine was verpakt waarop de bewezen verklaarde feiten 2 en 3 zien. Dat [verdachte 6] ook van deze specifieke levering aan [betrokkene 2] op de hoogte was blijkt uit de OVC in de woning van [verdachte 7] na de aanhouding van [betrokkene 2]. Daarop is hoorbaar dat wanneer [verdachte 1] zich afvraagt waarom [betrokkene 2] niet reageert, [verdachte 6] tegen [verdachte 1] zegt: 'ja, maar je weet wel hè? Die moet daar afleveren'.56 Ook kent de rechtbank gewicht toe aan de omstandigheid dat [verdachte 1] vóór de levering aan [betrokkene 2] eerst naar de woning van [verdachte 6] gaat en dat [verdachte 1] gebruikt voor de levering aan [betrokkene 2]. Op het woonwagencentrum levert [verdachte 6] vervolgens een actieve bijdrage aan de levering. Hij is het immers die [betrokkene 2] de instructie geeft achter de [verdachte 1] aan te rijden. Aldus hebben [verdachte 1] en [verdachte 6] nauw en bewust samengewerkt bij de levering van de amfetamine.

Feit 5

Ter wille van de leesbaarheid van dit vonnis heeft de rechtbank de bewijsmiddelen die zien op het bestaan van een criminele organisatie en de deelname van verdachte daaraan uitgewerkt in de bijlage met de naam "Bewijsmiddelenoverzicht deelname criminele organisatie, 11a Ow".

Daarnaast worden de bewijsmiddelenoverzichten die zien op de afzonderlijke delicten die binnen het georganiseerde verband zijn gepleegd als bijlagen bij dit vonnis gevoegd.

Het betreft:

- bewijsmiddelenoverzicht "Handel met [verdachte 2]";

- bewijsmiddelenoverzicht "Handel met [verdachte 3]";

- bewijsmiddelenoverzicht "Handel met [verdachte 4]";

- bewijsmiddelenoverzicht "Handel met [verdachte 5]";

De rechtbank acht op grond van de weergegeven bewijsmiddelen, maar ook gelet op de bewijsmiddelen die de rechtbank ten aanzien van de afzonderlijke delicten heeft gebruikt, bewezen dat er sprake is van een criminele organisatie die zich bezighield met grootschalige drugshandel.

Immers uit de bewijsmiddelen volgt dat [verdachte 6] en [verdachte 1] zich gedurende een lange periode hebben bezig gehouden met de handel in drugs, met name in amfetamine, en dat zij daar in die periode veel tijd en geld in investeerden. Ook [verdachte 7] was financieel bij de handel betrokken en hij nam ook wezenlijke beslissingen ten aanzien van de drugshandel. De woning van [verdachte 7] en het woonwagenkamp fungeerden als ontmoetingsplaatsen van de groepering en haar afnemers en in de woning van [verdachte 7] werd het met de handel verdiende geld bewaard. [verdachte 8] zijn aandeel bestond uit het voor de organisatie vervoeren van drugs en voor de productie van synthetische drugs benodigde stoffen en hij stelde zijn garagebox en woning beschikbaar voor de opslag van drugs en/of stoffen die nodig zijn bij de productie of bewerking van amfetamine. Hij kreeg zijn opdrachten van [verdachte 7] en [verdachte 6]. De deelname van [verdachte 9] blijkt met name uit haar betrokkenheid bij de levering van amfetamineolie aan [verdachte 5], maar blijkt ook uit haar deelname in een discussie over de kwaliteit van aan ene [betrokkene 3] geleverde amfetamine in de woning van [verdachte 7].

Een aantal van de leveringen door de organisatie zijn afgevangen door de politie en daarbij zijn amfetamine houdende pasta of olie en voor de productie van synthetische drugs benodigde stoffen in beslag genomen. Uit gesprekken tussen [verdachte 6] en [verdachte 1] volgt dat zij plannen hadden voor de productie van partijen amfetamine van 75 of 100 kilogram en dat zij konden beschikken over grote hoeveelheden amfetamineolie. Uit die gesprekken volgt bovendien dat er sprake was van een hiërarchie binnen de groepering: [verdachte 6] en [verdachte 1] bepaalden wat er gebeurde. Bij de onderlinge contacten tussen [verdachte 6] en [verdachte 1] en bij contacten van de organisatie met afnemers en leveranciers ([verdachte 11]) werd vaak gebruik gemaakt van SMS-berichten in versluierd taalgebruik. Zo was zowel voor de organisatie als voor afnemers duidelijk dat met "bij vader" de woning van [verdachte 7] werd bedoeld. [verdachte 1] instrueerde ook anderen ([verdachte 4] en [verdachte 5]) om dat te doen. Er golden wat betreft de wijze van communicatie regels binnen de organisatie en ook in de contacten met derden.

Gelet op deze beschrijving is er sprake van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband met een bepaalde organisatiegraad. Er waren gemeenschappelijke regels en doelstellingen en er was ook een zekere gelaagdheid en een rolverdeling. Naar buiten toe werd veelal gezamenlijk opgetreden. Dat enkele leden van de organisatie familie van elkaar waren ([verdachte 7], [verdachte 6] en [verdachte 8]) doet aan het vorenstaande niet af, nu duidelijk is dat die familiebanden juist werden benut voor het verwezenlijken van het misdadige doel van de organisatie.

De rechtbank bezigt ondanks de bezwaren van de verdediging de verklaringen van [verdachte 4] tot bewijs. De rechtbank verwijst naar haar overwegingen zoals hiervoor met betrekking tot de feiten 3, 4 en 5 weergegeven.

Feit 6

Legaal en illegaal inkomen en vermogen [verdachte 1]

Omtrent het legaal verworven inkomen en vermogen van [verdachte 1] zijn geen andere bewijsmiddelen voorhanden dan de verklaring van [verdachte 1], afgelegd ter terechtzitting van 19 april 201257 en de ten overstaan van de rechter-commissaris afgelegde verklaring van getuige [getuige 4]58, de moeder van [verdachte 1]. Daaruit komt naar voren dat [verdachte 1] vanaf het jaar 2000 tot 2008 in verschillende fitnesscentra heeft gewerkt en als personal trainer en dat hij als fotomodel € 20.000,-- à € 25.000,-- heeft verdiend. Vanaf 2005 ontving hij

€ 300,-- per maand van zijn oma. Vanaf 2009 ontving hij € 750,-- per maand uit de bakkerij van zijn ouders. [verdachte 1] heeft tot het moment dat hij met zijn huidige partner in haar appartement te Eindhoven ging samenwonen bij zijn ouders gewoond en heeft daardoor niet of nauwelijks vaste lasten gehad. Voorts heeft [verdachte 1] van zijn ouders schenkingen ontvangen, deels specifiek om zijn bruiloft te kunnen betalen, deels zonder specifieke bestemming.

Uit de voorhanden zijn bewijsmiddelen blijkt derhalve dat [verdachte 1] legale inkomsten en vermogen genereerde waarvan de omvang echter niet concreet is vast te stellen.

De rechtbank acht bewezen dat [verdachte 1] zich vanaf 1 maart 2009 heeft schuldig gemaakt aan omvangrijke amfetaminehandel en deelname aan een criminele organisatie als bedoeld in art. 11a Opiumwet. Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat [verdachte 1] door het plegen van deze feiten vele duizenden euro's winst heeft gemaakt. Zo zegt [verdachte 6] op 9 juli 2010 in een telefoongesprek tegen [verdachte 1] dat hij 'traktement' voor [verdachte 1] heeft. [verdachte 6] zegt dan '20.000' en 'bij ons pap ligt het'.59 In een telefoongesprek op 22 oktober 2010 zegt [verdachte 6] tegen [verdachte 1] "we zijn al drie jaar bezig of vier jaar" en

'als we vandaag 50 liter hebben is dat gewoon pure winst voor ons' en vervolgens 'Dus er zit gewoon 110.000 euro in snap je?' en 'En de 48 stuks is ongeveer 40 ruggen, of nie, 50 stuks is 40 ruggen hè?' [verdachte 1] bevestigt dit laatste waarop [verdachte 6] vervolgt 'Dus je beurt morgen terug 26, 66.000 euro? Snap je?'60

[verdachte 1] heeft derhalve legaal vermogen verworven maar ook inkomsten/vermogen dat uit misdrijf afkomstig is. Uit de bewijsmiddelen is niet af te leiden in welke mate die vermogens vermengd zijn geraakt. De vraag rijst dan in hoeverre door [verdachte 1] uitgegeven geldbedragen als afkomstig uit enig misdrijf moeten worden aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank is dit het geval indien die uitgaven in redelijkheid niet passen in de financiële huishouding van een persoon met legale inkomsten uit werkzaamheden in een fitnesscentrum, als personal trainer en als fotomodel die daarenboven een maandelijkse toelage van ongeveer € 1.000,-- genoot en in de loop der jaren van zijn ouders zo'n € 10.000,-- aan schenkingen (niet voor een specifiek doel) ontving.

Porsche Cayenne

Uit de bewijsmiddelen volgt dat [verdachte 6] en [verdachte 7] uit misdrijf afkomstig geld hebben aangewend voor de aankoop van de Porsche Cayenne en aldus dat geld hebben witgewassen. Er zijn geen bewijsmiddelen voorhanden waaruit blijkt dat [verdachte 1] enige rol heeft gehad bij de aankoop van de Porsche. Uit bewijsmiddelen blijkt wel dat [verdachte 1] vanaf 23 september 2010 heeft geprobeerd de Porsche te verkopen of in te ruilen. Hij heeft daartoe onder andere een aantal keren contact met [betrokkene 4] tegen wie hij in een telefoongesprek zegt dat "die Porsche van naam af moet" en aan wie hij vraagt wat de uiterste prijs is die hij ervoor kan krijgen.

Weliswaar kunnen deze gedragingen van [verdachte 1] het witwassen van de Porsche Cayenne opleveren, echter niet het witwassen van geld voor de aanschaf of betaling of het gebruik van de Porsche Cayenne noch het verbergend of verhullend handelen ten aanzien van dat geld. Gelet op de wijze waarop is ten laste gelegd zal [verdachte 1] van het onderdeel Porsche Cayenne worden vrijgesproken.

Volkswagen Caddy

De verklaringen van [verdachte 6], afgelegd ten overstaan van politieambtenaren houden in dat hij de Volkswagen Caddy met Belgisch kenteken [kenteken] in het jaar 2009 gedurende een aantal maanden in gebruik heeft gehad, dat hij deze auto aanvankelijk van [getuige 5] had geleend voor een bedrag van € 450,-- en hem later van [getuige 5] huurde en daarvoor twee keer € 225,-- heeft betaald. Deze verklaring vindt steun in andere bewijsmiddelen die erop wijzen dat de auto door de Belgische vennootschap [bedrijf 1], waarvan [getuige 5] eigenaar was, werd geleased en dat [getuige 5] de auto aan [verdachte 1] in gebruik had gegeven. Voorts zijn er bewijsmiddelen waaruit blijkt dat [verdachte 1] maandelijks een bedrag van ongeveer

€ 300,-- betaalde voor het gebruik van de auto.

Naar het oordeel van de rechtbank past een uitgave van € 300,-- voor een lease-auto in redelijkheid in de financiële huishouding van een persoon met legale inkomsten uit werkzaamheden in een fitnesscentrum, als personal trainer en als fotomodel die daarenboven een maandelijkse toelage van ongeveer € 1.000,-- genoot en in de loop der jaren van zijn ouders zo'n € 10.000,-- aan schenkingen ( zonder specifieke bestemming) ontving. De rechtbank acht niet bewezen dat het geld dat [verdachte 1] voor de Volkswagen Caddy uitgaf uit enig misdrijf afkomstig is.

Audi S5

Uit observaties is gebleken dat [verdachte 1] in de periode 8 oktober 2009 tot 8 juni 2010 op verschillende dagen gebruik maakte van een Audi S5 coupé met kenteken [kenteken].61 Het kenteken stond op naam van de vennootschap naar Belgisch recht [bedrijf 2]

BVBA. 62

Bij doorzoeking van het verblijfadres van [verdachte 1] aan de [adres] te Eindhoven zijn twee facturen aangetroffen van een onderneming genaamd [bedrijf 5] aan [verdachte 1] voor de levering van een Audi S5. Op beide facturen stond de datum 9 maart 2009 maar de op de facturen vermelde bedragen verschilden. De ene factuur vermeldde "€ 42.500 (BTW 0%) en de andere factuur "€ 50.575 (BTW 19%).63

Getuige [getuige 5] heeft ten overstaan van politieambtenaren verklaard dat hij een Audi S5 heeft gekocht voor [verdachte 1]. Deze kostte € 50.000,-- exclusief BTW. [verdachte 1] had zijn BMW ingeruild op de Audi S5 en er resteerde toen nog € 33.000.--. [getuige 5] heeft € 7.000,-- op zijn rekening gestort en het resterende bedrag is via verschillende rekeningen gestort op [bedrijf 5]. [getuige 5] had twee facturen gemaakt omdat hij niet wist of [verdachte 1] de auto in Nederland of in België wilde invoeren.64

[betrokkene 5] heeft ten overstaan van politieambtenaren verklaard dat [bedrijf 2]BA een onderneming van hem was, 'een lege BV' en dat hij in augustus 2009 [bedrijf 2] aan [verdachte 1] heeft verkocht voor € 3.500,-.65

In een telefoongesprek van 5 november 2009 zegt [betrokkene 6] tegen [verdachte 1] dat hij iemand anders directeur wil maken van [bedrijf 2] en zegt dan tegen [verdachte 1] 'als jij directeur wil worden, graag.' [verdachte 1] antwoordt daarop 'Nee, ik kan dat niet hé, dat snap je wel.'66

Op grond van voornoemde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de conclusie dat [verdachte 1] een geldbedrag van ongeveer € 25.000,- heeft besteed aan de koop van de Audi S5 en dat dit geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig was, meer in het bijzonder uit de handel in amfetamine. Bepalende factoren zijn de hoogte van de uitgave, die in redelijkheid niet past in de financiële huishouding van [verdachte 1], het verhullende karakter van de tenaamstelling en de verhullende wijze van betaling.

Range Rover en Volkswagen Golf GTD

Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat de auto van het merk Range Rover, kenteken [kenteken], in januari 2010 is gekocht door [verdachte 6] voor een bedrag van € 16.942,15 exclusief BTW en dat [verdachte 6] deze auto in gebruik heeft gehad. Het kenteken van de Range Rover is op naam gezet van [bedrijf 2]BA, een door [verdachte 1] gekochte vennootschap.

De rechtbank acht niet bewezen dat de Range Rover is aangeschaft met geld dat uit enig misdrijf afkomstig is.

Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat de Volkswagen Golf GTD door [verdachte 6] is gekocht en dat hij daarop de Range Rover heeft ingeruild. [verdachte 1] heeft bij de koop bemiddeld. Bij de aanschaf van de Volkswagen Golf GTD is naast de inruil van de Range Rover geen geldbedrag betaald. De rechtbank acht derhalve niet bewezen dat de Volkswagen Golf is aangeschaft met geld dat uit enig misdrijf afkomstig is.

[verbalisant 1]5

Op 1 juni 2010 belt [verdachte 1] naar garagebedrijf [bedrijf 6] te Son en zegt dat hij een zwarte Audi S5 heeft en dat hij deze wil inruilen voor een [verbalisant 1]5. 67

Op 9 juni 2010 brengt [bedrijf 6] een offerte uit aan [bedrijf 2]BA voor een [verbalisant 1]5. 68 Deze offerte is aangetroffen bij een doorzoeking op het verblijfadres van [verdachte 1]. 69

Onder [betrokkene 5] is in beslag genomen een verkoopfactuur afkomstig van [bedrijf 6] te Son en gericht aan [bedrijf 3] te Leuven betreffende een [verbalisant 1]5.70

Op 17 september 2010 belt [betrokkene 6] met [verdachte 1] en vraagt welke kentekenplaat [verdachte 1] wil hebben. [verdachte 1] zegt [kenteken]. Het betekent [verdachte 1] en [betrokkene 7] en ze hebben iets met de 1. 71

Op 4 oktober 2010 belt [verdachte 1] naar [betrokkene 6]. [betrokkene 6]zegt dan dat het kenteken op naam van [naam] komt te staan maar dat de factuur op naam van [bedrijfsnaam] wordt gezet.72

Door de Belgische autoriteiten werd de informatie verstrekt dat het Belgische kenteken [kenteken] op 6 oktober 2010 is afgegeven voor een personenauto merk [verbalisant 1]5. De personenauto staat op naam van het Belgische bedrijf [bedrijf 4]73

[betrokkene 5] heeft ten overstaan van politieambtenaren verklaard dat de [verbalisant 1]5 is geactiveerd in de vennootschap [bedrijf 4] Ook verklaarde [betrokkene 6] dat de opbrengst van de Audi S5, zijnde € 37.500,-- is overgeboekt naar de rekening van [bedrijf 4] en dat dit bedrag op de rekening is blijven staan tot de eerste termijn moest worden betaald. [verdachte 1] was [betrokkene 6] overeengekomen dat [verdachte 1] per maand € 1.250,-- aan [bedrijf 4] zou betalen voor het gebruik van de auto.74

Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat de opbrengst van de Audi S5, waarvan de rechtbank bewezen acht dat die met uit misdrijf afkomstig geld is aangekocht, is aangewend om de eerste lease-termijn van de [verbalisant 1]5 te voldoen. Daarmee is ook bewezen dat de [verbalisant 1]5 middellijk afkomstig is uit enig misdrijf.

[verdachte 1] 147 JTD

Uit de bewijsmiddelen is gebleken dat [verdachte 1] op 21 juni 2010 een auto, merk [verdachte 1] 147 JTD met kenteken [kenteken], heeft gekocht. De koopprijs bedroeg € 6.500,-- en werd door [verdachte 1] contant betaald.

Ter terechtzitting van 19 april 2012 heeft [verdachte 1] verklaard dat zijn schoonvader autohandelaar is en dat hij het geld waarmee de [verdachte 1] is betaald van zijn schoonvader heeft geleend. Deze verklaring is niet in strijd met de bewijsmiddelen en niet onaannemelijk. De rechtbank acht niet bewezen dat het geld waarmee de [verdachte 1] is betaald van enig misdrijf afkomstig is.

Vakantiereizen

De rechtbank is niet bevoegd van dit ten laste gelegde onderdeel kennis te nemen. De rechtbank heeft dit vraagstuk reeds bij de formele voorvragen besproken.

Huwelijk en/of feest

Op 11 juni 2010 is [verdachte 1] in het huwelijk getreden met [betrokkene 7]. Ter ere van de huwelijkssluiting is feest gevierd in een kasteel in Zuid-Limburg. De kosten van het huwelijksfeest, waaronder de bruidskleding, een fotoreportage, een videoreportage, koetsen met paarden, bloemen en een cadeau voor de weddingplanner bedroegen ongeveer

€ 45.000,--. Deze kosten werden vrijwel geheel contant betaald.

Getuige [getuige 4], zijnde de moeder van [verdachte 1], heeft ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat door haar en haar echtgenoot en door andere familieleden ten behoeve van de bruiloft geld aan [verdachte 1] is geschonken. In totaal bedroegen de schenkingen die specifiek ten behoeve van het huwelijk zijn gedaan ongeveer € 35.000,--. Voorts heeft deze getuige verklaard dat [verdachte 1] van bruiloftsgasten ongeveer € 16.000,-- aan schenkingen had ontvangen.

De verklaring van [getuige 4] wordt niet door enig bewijsmiddel weerlegd en is niet onaannemelijk. De rechtbank komt tot de conclusie dat niet is bewezen dat de huwelijkssluiting of het feest zijn betaald met geld dat uit enig misdrijf afkomstig is.

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte geld voor de aanschaf van een Audi S5 en een [verbalisant 1]5 heeft witgewassen. Nu het gaat om het witwassen van twee auto's, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte

1.

op 29 januari 2010 te Goirle, tezamen en in vereniging met een ander,

opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd ongeveer 1 kilogram,

van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een

middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;

2.

op 18 november 2010 te Eindhoven en Breda en elders in Nederland,

tezamen en in vereniging met anderen,

opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd ongeveer 44 kilogram,

van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een

middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;

3.

op 19 november 2010 te Oss, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd ongeveer 5 kilogram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;

4.

in de periode van 26 augustus 2010 tot en met 9 december 2010 te Oss en/of Eindhoven

en/of Breda en/of elders in Nederland,

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd,

een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, te weten:

- op 26 augustus 2010 enige hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;

en

- op 2 november 2010 een hoeveelheid van 12 kilogram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;

en

- op 17 november 2010 een hoeveelheid van 44 kilogram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet

behorende lijst I;

en

- op 9 december 2010 een hoeveelheid van 12 kilogram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet

behorende lijst I;

5.

in de periode van 1 september 2009 tot en met 8 februari 2011 te Oss en Eindhoven en elders in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie bestond uit een samenwerkingsverband van hem, verdachte en [verdachte 6] en [verdachte 7] en [verdachte 8] en S. [verdachte 9],

welke organisatie tot oogmerk had het plegen van

-misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde en vierde lid van de Opiumwet , te

weten het bereiden en bewerken en verkopen en afleveren en vervoeren en aanwezig hebben

van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I

en

-misdrijven als bedoeld in artikel 10a, eerste lid van de Opiumwet , te weten

het plegen van voorbereidingshandelingen zoals bedoeld in laatstgenoemd

artikel;

6.

in de periode van 1 maart 2009 tot en met 8 februari 2011 te Eindhoven

en/of elders in Nederland

geld ten behoeve van de aanschaf en/of betaling en/of het gebruik van:

voertuigen, te weten

een Audi S5, kenteken [kenteken] en

een [verbalisant 1]5, kenteken [kenteken]

voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en heeft omgezet en van dat geld de werkelijke aard, de herkomst heeft verborgen of verhuld, terwijl hij wist dat dat geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het feit.

Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft gevorderd de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar met aftrek van voorarrest.

Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

De officier van justitie maakt kenbaar voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

Het standpunt van de verdediging.

Gelet op de inhoud van het eerder vermelde pleidooi, is namens verdachte geen strafmaatverweer gevoerd.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard en met de persoon van de verdachte, zoals een en ander ter terechtzitting naar voren is gekomen.

De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft zich gedurende een langere periode, in georganiseerd verband, bij herhaling schuldig gemaakt aan handel in amfetamine. Daarbij ging het om aanzienlijke hoeveelheden. Alleen aan [verdachte 3] al is ongeveer 88 kilogram geleverd. Harddrugs als de onderhavige leveren grote gevaren voor de gezondheid van gebruikers op, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.

Verdachte heeft geen oog gehad voor de maatschappelijke gevolgen van zijn handelen. Hem ging het alleen maar om het geld dat met de drugshandel kon worden verdiend.

De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij een zeer wezenlijke rol heeft gespeeld bij de bewezen verklaarde feiten. Uit de telefoongesprekken en ook uit verklaringen van medeverdachten blijkt dat verdachte steeds de (mede-)initiator was van de productie, verkoop en aflevering van de drugs en dat hij daarbij andere personen inschakelde om hand- en spandiensten voor hem te verrichten.

Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen van witwassen. Het met drugshandel verdiende geld werd besteed aan luxe goederen. Verdachte heeft door zo te handelen inbreuk gemaakt op de integriteit van het financiële en economische verkeer.

Dit alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming.

De rechtbank zal dezelfde straf opleggen als de door de officier van justitie gevorderde straf nu de gevorderde straf in overeenstemming is met de ernst van het bewezenverklaarde, ondanks het feit dat de rechtbank vrijspreekt van een aantal ten laste gelegde (deel)feiten.

Gelet op de grote hoeveelheden harddrugs die door verdachte zijn verhandeld, de schade die daardoor aan de samenleving wordt toegebracht en de grote bedragen die met de handel worden verdiend, kan de rechtbank, mede ter afschrikking, niet anders dan een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte opleggen. Zijn persoonlijke belangen wegen niet op tegen de ernst van de gepleegde misdrijven.

Op grond van het voorafgaande zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen voor de duur van acht (8) jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.

Beslag.

De officier van justitie heeft ten aanzien van het beslag het volgende gevorderd:

- verbeurdverklaring van de nummers 15 ( Alfa Romeo 147), 19 (Apple Iphone) en 90 (Apple Iphone) op de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.

- teruggave aan verdachte van nummer 18 (biljet van € 10,-).

Volgens de officier van justitie kan op de overige nummers eerst een beslissing worden genomen na afsluiting van de nog aanhangige ontnemingszaak.

Namens verdachte is om teruggave verzocht van de twee Apple telefoons (en van het biljet van € 10,-).

Door de raadsman is betoogd dat met betrekking tot de Alfa Romeo thans geen beslissing kan worden genomen, maar dat de rechtbank hierover eerst na afsluiting van de nog aanhangige ontnemingszaak kan beslissen.

De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen Alfa Romeo vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit een voorwerp is met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid en dit voorwerp ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorde.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in het dictum nader te noemen in beslaggenomen voorwerpen (biljet en Apple Iphones) aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van het inbeslaggenomen goed. Met betrekking tot de Iphones overweegt de rechtbank nog dat door de officier van justitie niet aannemelijk is gemaakt dat deze toestellen gebruikt zijn bij het plegen van strafbare feiten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:

Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 33, 33a, 47, 57, 91 en 420bis;

Opiumwet art. 2, 10, 10a, 11a.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.

Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:

T.a.v. feit 1:

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;

T.a.v. feit 2:

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;

T.a.v. feit 3:

opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;

T.a.v. feit 4:

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B,

van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd (2 november 2010, 17 november 2010 en 9 december 2010)

en

opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod (26 augustus 2010)

T.a.v. feit 5:

deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een

misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid en 10a, eerste lid van

de Opiumwet;

T.a.v. feit 6:

witwassen, meermalen gepleegd.

Zij verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Zij legt op de volgende straffen.

T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5, feit 6:

een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank verklaart verbeurd het inbeslaggenomen goed, te weten het op de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen genoemde voorwerp onder nummer 15 ([verdachte 1] 147).

De rechtbank gelast de teruggave van de inbeslaggenomen goederen aan verdachte, te weten een bankbiljet van €10,- zoals vermeld op de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder nummer 18 en de Apple Iphones zoals vermeld op de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 19 en 90.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,

mr. E.C.P.M. Valckx en mr. J.G. Vos, leden,

in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. de Bruijn-van der Sluijs en mr. C.A.M. Cox-Wentholt, griffiers,

en is uitgesproken op 14 juni 2012.

1 [verbalisant 2] d.d. 10 april 2012, verspreid als bijlage bij het proces-verbaal van [verbalisant 1], nr. 29-815 760 d.d. 6 april 2012, waarin [verbalisant 1] aangeeft dat hij de vragen van de raadsman heeft doorgeleid aan [verbalisant 2].

2 Zie ook proces-verbaal OvJ d.d. 19 april 2012 en proces-verbaal d.d. 20 december 2011 van [verbalisant 1], opgenomen als bijlage 31 in de op 29 december 2011 verspreide ordners "Onderzoeksvragen advocatuur"

3 Zie noot 1, pv OvJ, p. 1 (bovenaan)

4 Proces-verbaal raadsheer-commissaris d.d. 14 mei 2012 p. 1 en 2

5 Proces-verbaal raadsheer-commissaris d.d. 21 mei 2012 p. 2

6 Proces-verbaal officier van justitie d.d. 19 april 2012, p. 1, zie ook noot 22

7 [verbalisant 1] d.d. 17 april 2012 printlijst pag. 42

8 Proces-verbaal [verbalisant 4][verbalisant 7] d.d. 8 mei 2012, bijlage printlijsten pagina's 1 en 2

9 Proces-verbaal officier van justitie d.d. 19 april 2012, p. 1 en 2.

10 [verbalisant 1] d.d. 29 februari 2012.

11 Voor de leesbaarheid geeft de rechtbank telkens alleen de laatste 4 cijfers van het betreffende

telefoonnummer weer.

12 Bob-dossier [verdachte 8] p. 0007, p 0044 en 0051 en 0053 (combi vordering medewerking)

13 Bob-dossier [verdachte 4] p. 002 (machtiging RC), p.0004 (bevel OvJ) en p. 0006 (combi vordering medewerking)

14 [verdachte 1] p. 854, p. 866 p. 875, p. 878 , p. 913 (machtigingen RC, incl. 1x verlenging), p. 856, p. 868, p. 880, p. 915, (bevelen OvJ) en p. 858, p. 870, p. 876 p. 882 en p. 917 (combi vorderingen medewerking)

15 Bob-dossier [verdachte 3] p. 0002/0003

16 Zie noot 7

17 Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 4][verbalisant 7] d.d. 8 mei 2012, zie bijlage p. 42: de stealth sms-berichten zijn te zien tussen 16.51 uur en 17.30 uur, frequentie 1 x per 5 minuten.

18 Bob dossier [verdachte 8], p. 1 en 2

19 Bob dossier [verdachte 1] p. 0001 tot en met 0008

20 Proces-verbaal Productie en Opslag drugs p. 24 e.v.

21 Proces-verbaal Handel met [verdachte 3], p. 31, geeft aan dat het de [verdachte 1] betreft, kenteken [kenteken]. Zie ook paragraaf 11 van Dossier "onderzoeksvragen advocatuur, twee mappen, eerste map, onderdeel 11, een niet ondertekend geschrift, kennelijk afkomstig van verbalisant nummer 28, brigadier van politie Brabant-Noord, van wie door [verbalisant 5], inspecteur van politie en (plv.) teamchef van Team observatie en technische ondersteuning wordt verklaard (op de hierna te noemen vindplaats bij noot 4) dat "verbalisant 28" een bevoegd opsporingsambtenaar is. In dit geschrift wordt vermeld dat deze verbalisant 28 in de auto met kenteken [kenteken] (o.a.) component COv033 heeft geplaatst, aangesloten, gecontroleerd op goede werking en fysiek beveiligd.

22 (o.a.) Bob-dossier [verdachte 6], vanaf 2 juli 2010 omvat de RC-machtiging 126l Sv tevens woning [verdachte 7], zie p 38 en 39, verlengingen p. 41/42, p. 44, p. 47/48, p. 49/50, p. 51/52, p 53/54

23 Dossier "onderzoeksvragen advocatuur, twee mappen, tweede map, onderdeel 25, ambtsedig proces-verbaal van verbalisant nummer 28, brigadier van politie Brabant Noord, van wie door [verbalisant 5], inspecteur van politie en (plv.) teamchef van Team observatie en technische ondersteuning, wordt verklaard dat verbalisant 28 een bevoegd opsporingsambtenaar is.

24 Proces-verbaal Productie en Opslag drugs p. 165

25 Zie p. 2 van het in noot 4 genoemd proces-verbaal

26 (overzichts-proces-verbaal "Handel met [verdachte 3]" pagina's 27 en verder

27 P. 96 pv dossier "Handel met [verdachte 3]"

28P. 97 pv dossier "Handel met [verdachte 3]"

29 proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 17 april 2012, p. 42 en 43, omstreeks 22.10 uur en later is er geen sms-verkeer vastgesteld tussen 7195 en 7096, wel een uur eerder.

30 Bijlage 11 van de map "onderzoeksvragen advocatuur", betreft een niet ondertekend geschrift van een persoon aangeduid als verbalisant 28. In een aanvullend proces-verbaal bij bijlage 25 verklaart [verbalisant 5] dat verbalisant 28 een bevoegd opsporingsamnbtenaar is.

31 Bijlage 3 bij delict proces-verbaal 29-551497, p. 63/64

32 Bijlage 6 bij delict proces-verbaal 29-551497, p. 99 en verder. , zie met name p. 103.

33 Bijlage 6 bij delict proces-verbaal 29-551497, p. 122 e.v. , zie met name p. 124.

34 Bijlage 6 bij delict proces-verbaal 29-551497, p 117.

35 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld het ambtsedig proces-verbaal met nr. 29-425532, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 6] en [verbalisant 7], met 24 bijlagen en bestaande uit 258 doorgenummerde pagina's.

36 Proces-verbaal van aanhouding (bijlage 8), p. 59 en proces-verbaal KLPD (bijlage 10), p. 65

37 Proces-verbaal KLPD (bijlage 10), p. 65

38 NFI-rapport van 25 januari 2011 (bijlage 11), p. 76

39 Delictproces-verbaal p. 21, laatste alinea

40 Proces-verbaal KLPD (bijlage 20), p. 142 en 155-156

41 Proces-verbaal van bevindingen stemherkenning (bijlage 22), p. 224-225

42 Verbatim OVC woning [verdachte 7] (bijlage 2), p. 35

43 Delictproces-verbaal p. 4, m.u.v. de schuingedrukte tekst

44 Delictproces-verbaal p. 5, m.u.v. de schuingedrukte tekst

45 Delict-procesverbaal p. 6, m.u.v. de schuingedrukte tekst

46 Proces-verbaal plaatsbepalinggegevens (bijlage 3), p. 42-43

47 Verbatim OVC woning [verdachte 7] (bijlage 2), p. 31

48 Proces-verbaal van bevindingen stemherkenning (bijlage 5), p. 54-55

49 Delictproces-verbaal p. 8, alinea's 6 t/m 9

50 Proces-verbaal uitkijken camerabeelden (bijlage 4), p. 53

51 Verbatim OVC woning [verdachte 7] (bijlage 2), p. 33

52 Proces-verbaal uitkijken camerabeelden (bijlage 4), p. 53

53 Proces-verbaal uitkijken camerabeelden (bijlage 4), p. 56-57

54 Proces-verbaal plaatsbepalinggegevens (bijlage 3), p. 43

55 Verbatim OVC woning [verdachte 7] (bijlage 2), p. 34

56 Verbatim OVC woning [verdachte 7] (bijlage 2), p. 35

57 Proces-verbaal ter terechtzitting van 19 april 2012.

58 Proces-verbaal van getuigenverhoor van 26 maart 2012, verhoor van getuige [getuige 4]

59 Delictproces-verbaal "criminele organisatie" met nummer 29-525520, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6], met bijlagen en bestaande uit 620 doorgenummerde pagina's, p. 77

60 Delictdossier "Productie en opslag drugs", bijlage 2, pagina 165-185 OVC 3, 22 oktober 2010

61 Delictproces-verbaal "witwassen Audi S5" met nummer 29-616613, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 8] en [verbalisant 9], met 10 bijlagen en bestaande uit 103 doorgenummerde pagina's, p. 5

62 Idem, p. 5

63 Idem, proces-verbaal van bevindingen (bijlage 5) met als bijlage twee facturen, p. 74 en 75

64 Idem, proces-verbaal verhoor getuige [getuige 5], p. 81

65 Delictproces-verbaal "witwassen [verbalisant 1]5" met nummer 29-616620, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 8] en [verbalisant 9], met 15 bijlagen en bestaande uit 259 doorgenummerde pagina's, proces-verbaal verhoor [betrokkene 5], p. 238

66Delictproces-verbaal "witwassen Audi S5" met nummer 29-616613, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 8] en [verbalisant 9], met 10 bijlagen en bestaande uit 103 doorgenummerde pagina's, p. 13

67 Delictproces-verbaal "witwassen [verbalisant 1]5" met nummer 29-616620, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 8] en [verbalisant 9], met 15 bijlagen en bestaande uit 259 doorgenummerde pagina's, p. 40

68 Idem, proces-verbaal bevindingen (bijlage 6) met als bijlage een offerte, p. 183-184

69 Idem, proces-verbaal bevindingen (bijlage 6), p. 176

70 Idem, proces-verbaal bevindingen (bijlage 6), met als bijlage een verkoopfactuur, p. 174

71 Idem, p. 74

72 Idem, p. 95

73 Idem, p. 6

74 Idem, proces-verbaal verhoor [betrokkene 6], p. 247 en 248

??

??

31

Parketnummer: 01/889087-09

[verdachte 1]


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature