Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Zes mannen in leeftijd tussen de 19 en 22 jaar zijn door de rechtbank veroordeeld tot gevangenisstraffen variërend tussen twintig maanden en vijf jaar voor het plegen van - onder meer - groepsverkrachting met een 18-jarige vrouw.

Uitspraak



RECHTBANK UTRECHT

Sector strafrecht

parketnummer: 16/600885-11

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 april 2012

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [1993],

wonende te [woonplaats].

thans verblijvende te P.I. Noord Holland, Hvb Zwaag.

raadsman mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht

1. Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 14 februari 2012, 17 februari 2012 en 30 maart 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2. De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

samen met (een) ander(en), [slachtoffer] op 30 april/1 mei 2011 heeft verkracht.

3. De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4. De beoordeling van het bewijs

4.1. Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd, met dien verstande dat er ook sprake is van het medeplegen van verkrachting. De officier van justitie baseert zich hierbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.

4.2. Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De verdediging heeft daartoe primair aangevoerd dat er sprake is van een gebrek aan wettig bewijs. Aan de criteria voor medeplegen is niet voldaan. Voorts is er slechts sprake van één getuige zonder steunbewijs. Bovendien zijn de verklaringen van [slachtoffer] niet betrouwbaar Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat indien de verklaring van [slachtoffer] wel in voldoende mate wordt ondersteund, daaruit niet buiten redelijke twijfel kan volgen dat verdachte de [verdachte] is die seks heeft gehad met [slachtoffer] in verband met een persoonsverwisseling. Meer subsidiair is de verdediging van mening dat er geen sprake is van dwang, dan wel zodanige dwang als bedoeld in artikel 242 Wetboek van Strafrecht. Meest subsidiair, indien aangenomen wordt dat seksuele handelingen door verdachte tegen haar wil zijn verricht, is niet voldoende kenbaar geweest dat [slachtoffer] daarvan niet gediend was. Er was sprake van ambigue signalen. Het gaat hooguit om een verkeerde inschatting van verdachte.

4.3. Het oordeel van de rechtbank

Ten aanzien van feit 1

[slachtoffer]

Medeverdachte [medeverdachte 1] en [slachtoffer] kennen elkaar van het [naam] in Utrecht. [medeverdachte 1] en [slachtoffer] hebben via MSN regelmatig contact met elkaar. Zij spreken een aantal keer af bij [medeverdachte 1] thuis aan de [adres] in Utrecht. De ene keer zijn de ouders van [medeverdachte 1] thuis, de andere keer niet. In het huis van [medeverdachte 1] gaan zij altijd gelijk naar de slaapkamer van [medeverdachte 1] op de zolderverdieping. Ze kijken tv/films en hebben seks. [slachtoffer] vindt [medeverdachte 1] leuk en zij voelt zich fijn bij hem. De derde afspraak die zij (weer bij [medeverdachte 1] thuis) hebben, vindt plaats op 29 april 2011.

[slachtoffer] verklaart dat zij op vrijdag 29 april 2011 seks heeft met [medeverdachte 1]. Daarna stelt [medeverdachte 1] een trio voor. [slachtoffer] zegt tegen hem dat ze dat niet wil. Zij ziet dat [medeverdachte 1] boos wordt. [medeverdachte 1] zegt dat hij een vriend heeft die vast heeft gezeten en dat die het wel verdient om seks te hebben. [slachtoffer] zegt dan tegen [medeverdachte 1] dat hij daarvoor maar iemand anders moet zoeken. [slachtoffer] ziet dat [medeverdachte 1] aan het sms’en is en vraagt hem “Ben je het al aan het regelen dan?”. [slachtoffer] hoort [medeverdachte 1] zeggen: “Ik heb alleen je toestemming nog nodig”. [slachtoffer] zegt dat als er iemand zou komen dat zij dan weg zou gaan. Er komt niemand. Daarna hebben zij nog een keer seks. Rond 16.00 uur gaat [slachtoffer] naar huis. Zij zit dan nog wel met de vraag van [medeverdachte 1] over het triootje. [slachtoffer] is toen gaan sms’en hierover toen zij op de bus zat te wachten. Zij krijgt van vriendinnen te horen dat zij niet meer naar [medeverdachte 1] moet gaan, omdat hij haar alleen maar zou gebruiken.

Op 30 april 2011 gaat [slachtoffer] naar haar werk in Driebergen. Zij werkt vanaf 17.00 uur tot 21.30/22.00 uur. Zij heeft dan geen contact meer gehad met [medeverdachte 1]. Zij heeft [medeverdachte 1] nog wel gezien in de Koninginnenacht, maar dat was alleen maar even dag zeggen. [slachtoffer] ziet op haar telefoon dat zij gemiste oproepen heeft van [medeverdachte 1]. Ook heeft zij een sms’je ontvangen waarin [medeverdachte 1] vraagt waar zij is. Rond 22.00 uur belt [medeverdachte 1] haar op en vraagt hoe het gaat en wat zij gaat doen. Hij vraagt of zij langs wil komen. [slachtoffer] zegt dat het wel kan, maar zij weet het niet goed. Zeker na wat hij haar die dag ervoor had gevraagd, over een trio. [medeverdachte 1] vraagt of zij vriendinnen mee wil nemen. [slachtoffer] twijfelt of ze moet gaan, omdat [medeverdachte 1] met vrienden was. [slachtoffer] wilde er eigenlijk niet naar toe, omdat [medeverdachte 1] die vrijdag had gevraagd om ook seks te hebben met een vriend van hem.

[slachtoffer] vindt [medeverdachte 1] nog steeds leuk en wil daarom wel naar hem toe. [slachtoffer] praat er nog over met [betrokkene 1], een jongen van haar werk. [betrokkene 1] zegt dat ze niet moet gaan. [betrokkene 1] heeft de vriendin van [slachtoffer] ([getuige 1]) een sms-bericht gestuurd om haar tegen te houden. [getuige 1] komt er ook aan en met haar heeft [slachtoffer] nog een gesprek op het werk . [getuige 1] zegt ook dat zij niet naar [medeverdachte 1] moet gaan, omdat zij nooit kan weten wat er zou kunnen gebeuren. [slachtoffer] drinkt anderhalf glaasje witte wijn na haar werk. Ondertussen belt [medeverdachte 1] nog een keer en vraagt of ze komt. [slachtoffer] zegt dat ze geen vriendinnen kan regelen. [getuige 1] staat bij dit gesprek. Ze staat naast [slachtoffer]. [medeverdachte 1] vraagt of [slachtoffer] niet alleen kan komen, hij wil haar wel ophalen. [slachtoffer] zegt dat hij later terug moet bellen. [slachtoffer] maakt haar gesprek met [getuige 1] af en zegt dat zij [medeverdachte 1] erg leuk vindt en dat ze wel wil gaan. [getuige 1] snapt het wel, maar ze zegt ook dat ze niet moet gaan. Ze staan nog even te praten bij een kerk. In het telefoongesprek met [medeverdachte 1], waar [getuige 1] bij stond heeft [slachtoffer] gezegd dat zij het niet met [medeverdachte 1] zijn vrienden wilde doen. [slachtoffer] hoort dat [medeverdachte 1] zegt “waarom dan niet”? [slachtoffer] zegt dan dat zij geen hoer is. Later belt [medeverdachte 1] haar weer en hij zegt dat hij met vrienden haar komt ophalen in Driebergen op de [adres], dat konden ze vinden. De Tom Tom kon namelijk alleen die straat vinden. [medeverdachte 1] zegt dat ze wel moet meewerken. [slachtoffer] moet wel naar hem toe komen. Zij moet er ook een beetje moeite voor doen om bij hem te zijn. [slachtoffer] vindt het wel eng. [slachtoffer] is ongesteld. Dat heeft ze dan al in een sms aan [medeverdachte 1] verteld. [slachtoffer] gaat toch omdat zij hem eigenlijk wel gewoon leuk vindt. Ze gaat per fiets naar Driebergen en is daar omstreeks 23.30 uur. [slachtoffer] weet dat omdat zij dan op haar mobiel kijkt om te sms’en met [medeverdachte 1], om te kijken waar hij is. [medeverdachte 1] en zijn vrienden zijn er eerder. [medeverdachte 1] is met [verdachte] en [betrokkene 3]. [betrokkene 3] rijdt. [slachtoffer] gaat achterin naast [medeverdachte 1] zitten en zegt “hoi” tegen de rest. Zij gaan vervolgens naar Utrecht via een coffeeshop. [slachtoffer] heeft het er dan over met [medeverdachte 1] dat zij het toch echt niet met zijn vrienden hoeft te doen. [medeverdachte 1] zegt: “Nee, nee echt niet”. [slachtoffer] bespreekt dat niet al te hard met [medeverdachte 1]. [verdachte] en [betrokkene 3] horen dit niet omdat de muziek hard aan staat. [betrokkene 3] gaat naar binnen om wiet te halen. [slachtoffer] drinkt in de auto de helft van het blikje bier van [medeverdachte 1] op. Ze moeten heel zachtjes doen bij het huis van [medeverdachte 1], want de buren mogen het niet horen. De buurman heeft geklaagd dat het te luidruchtig was. Dan lopen ze via achter, de tuin in. Er zitten binnen allemaal vrienden. [slachtoffer] ziet [betrokkene 4], de Chinees, de jongen die ze homo noemen en de dikke Marokkaan. Ze zitten op de bank en bij de eettafel. [slachtoffer] zegt “hoi” en stelt zich voor. Dan gaat ze aan de eettafel zitten. [betrokkene 4] gaat erbij zitten en zegt:“He ouwe klasgenoot”. [slachtoffer] gaat dan met hem praten over waarom hij niet meer in de klas komt. [betrokkene 4] zegt dat hij twee maanden had vastgezeten voor zware mishandeling. [slachtoffer] wordt vervolgens gebeld door [getuige 1] en zij gaat even bij de trap staan. [slachtoffer] vertelt dat ze toch naar [medeverdachte 1] is gegaan en dat het wel goed is, omdat ze wel aardig voor haar zijn. [slachtoffer] vertelt ook dat er een oude klasgenoot is. [getuige 1] zegt tegen [slachtoffer] dat zij altijd kan bellen als het niet goed gaat. [slachtoffer] zit half op de trap als [medeverdachte 1] er aan komt. [slachtoffer] wil naar beneden lopen, maar [medeverdachte 1] zegt tegen haar dat ze maar vast naar boven moet lopen. [slachtoffer] vindt dat wel raar, maar ze doet het. [slachtoffer] vindt dat raar omdat het lijkt of het alleen maar om de seks gaat. Ze was er nog maar net en dan wil [medeverdachte 1] alweer naar boven. [slachtoffer] gaat naar de slaapkamer van [medeverdachte 1]. Op de slaapkamer doet zij haar jas uit. Daarna komt [medeverdachte 1] al vrij snel. [medeverdachte 1] vraagt aan haar: “Je bent niet ongesteld hè?” [slachtoffer] zegt van wel. [slachtoffer] vraagt dan nog een keer aan [medeverdachte 1] of zij het echt niet met zijn vrienden hoeft te doen. Ze hoort [medeverdachte 1] zeggen dat het echt niet hoeft. Dit vraagt [slachtoffer] omdat zij er bang voor is dat zij het wel moet doen. Ze hoort dat [medeverdachte 1] aan haar vraagt of zij hem wil pijpen. Ze heeft er niet zo’n zin in, maar ze doet het toch. Dit omdat ze bang is dat [medeverdachte 1] anders boos wordt. Ze kunnen niet neuken omdat [slachtoffer] ongesteld is. Ze heeft haar kleren nog aan en zit op zijn bed. [medeverdachte 1] staat voor haar met zijn broek en zijn boxer naar beneden. Hij komt klaar in haar mond. Ze slikt het door.

Dan zegt [medeverdachte 1] dat hij een vriend gaat halen. [slachtoffer] en [medeverdachte 1] krijgen daar discussie over. [medeverdachte 1] blijft zeggen dat zijn vriend twee maanden heeft vastgezeten en dat hij toch wel seks heeft verdiend. [betrokkene 4] komt naar boven. [slachtoffer] heeft dan haar jas alweer aangedaan en staat voor de spiegel. Zij ziet [betrokkene 4] naar boven lopen. Ze kletsen eerst wat op de trap. Dan komt hij helemaal naar boven. Ze gaan op het bed zitten en kletsten over school. Dat duurt ongeveer drie minuten. [betrokkene 4] vraagt waarom [slachtoffer] haar jas aan heeft. [slachtoffer] zegt dat als zij het met iemand moet doen dat zij dan weg zou gaan. [betrokkene 4] vraagt of ze naast hem komt zitten. Ze hebben er een gesprek over. [slachtoffer] zegt dat [medeverdachte 1] tegen haar zei dat zij het met [betrokkene 4] moet doen. [slachtoffer] ziet dat [betrokkene 4] lacht en zegt: “ja, gekke [medeverdachte 1].”. [slachtoffer] zegt dat zij slechte ervaringen heeft met jongens. Ze zegt tegen [betrokkene 4] dat ze het niet wil. [medeverdachte 1] komt dan boven en [slachtoffer] hoort [medeverdachte 1] zeggen: “Je moet niet kletsen maar ketsen”. [medeverdachte 1] zegt dit lacherig. Het komt op [slachtoffer] een beetje gemeen over. [medeverdachte 1] doet een dakraam open en zegt tegen [medeverdachte 1] dat ze niet wil. Dat ze [betrokkene 4] niet wil pijpen en dat ze niet wil neuken. Terwijl ze het er nog over hebben, trekt [medeverdachte 1] haar naar het bed toe aan haar bovenarm. [slachtoffer] wil niet. Ze hoort [medeverdachte 1] zeggen: “Doe toch gewoon, hij is toch lief”. Dan zegt [medeverdachte 1] dat ze het moet doen voor hem. [slachtoffer] ziet dat [medeverdachte 1] tussen [betrokkene 4] en haar in gaat zitten. Zij ziet dat [medeverdachte 1] de hand van [betrokkene 4] op haar been legt. [slachtoffer] hoort dat [medeverdachte 1] tegen [betrokkene 4] zegt: “Kijk zo moet je dat doen”. [medeverdachte 1] gaat weg en doet de deur dicht. [betrokkene 4] zit dan aan [slachtoffer]. Hij doet haar bh naar beneden en zit aan haar borsten met zijn hand en zijn mond. Dan doet [betrokkene 4] zijn broek naar beneden en duwt haar hoofd naar zijn piemel. Met zijn hand hard tegen haar achterhoofd. Zijn piemel is stijf. Zijn piemel zit in haar mond en zijn hand zit steeds tegen haar achterhoofd en hij duwt haar hoofd steeds omhoog en beneden bij zijn piemel. [betrokkene 4] komt al heel snel. Het duurt ongeveer twee minuten. [slachtoffer] slikt het door. Dan doet [betrokkene 4] zijn broek weer aan en vraagt aan [slachtoffer] of hij [medeverdachte 1] moet halen. [slachtoffer] zegt dat het goed is, want zij voelt zich heel erg klote omdat zij het toch heeft toegelaten, ze heeft hem niet geslagen of iets. [slachtoffer] is bang. Bang dat hij haar zou terugslaan als zij hem zou slaan. Ze is ook bang dat [medeverdachte 1] heel erg boos zou worden. Wel heeft ze zijn hand weggetrokken als [betrokkene 4] aan haar zat. [slachtoffer] doet haar bh weer aan.

Maar vervolgens komt niet [medeverdachte 1], maar [betrokkene 3]. [betrokkene 3] zegt dan: “Ik ben [medeverdachte 1]”. [slachtoffer] zit op het bed en [betrokkene 3] springt op haar. Ze zegt dat ze niet wil dat hij op haar springt. Zij wil steeds rechtop gaan zitten, door [betrokkene 3] weg te duwen. Ze probeert overeind te komen omdat ze weg wil gaan. Zij voelt dat [betrokkene 3] haar steeds terugduwt. [betrokkene 3] gaat dan een condoom halen. [slachtoffer] hoort hem zeggen: “je bent echt ongesteld hè?” [slachtoffer] denkt dat hij dit van [medeverdachte 1] weet. [betrokkene 3] komt weer naar boven en [medeverdachte 1] komt ook mee. [slachtoffer] ziet dat [medeverdachte 1] een handdoekje heeft dat hij op het bed legt, omdat [slachtoffer] zou kunnen lekken in verband met haar ongesteldheid. [betrokkene 3] doet zijn broek uit en daarna ook de broek van [slachtoffer]. Hij heeft een stijve. [slachtoffer] zegt dat ze niet wil. Voordat ze het wist zit zijn piemel in haar kut. [betrokkene 3] gaat stoten. Hij maakt kreungeluiden. [slachtoffer] denkt dat dit ongeveer vijf minuten duurt. Dan komt [betrokkene 3] klaar en gaat hij van haar af. [slachtoffer] heeft het condoom met het sperma erin gepakt, omdat zij bang was dat het anders in haar kwam. Zij legt er een knoopje in en gooit het in de prullenbak. [betrokkene 3] en [slachtoffer] kleden zich aan. [betrokkene 3] loopt snel naar beneden en [slachtoffer] wil dat dan ook doen.

[slachtoffer] ziet op de trap dat [verdachte] er aan komt. [verdachte] houdt haar op de trap tegen. Hij zegt: “Nee, nee eerst even mee naar boven en dan mag je wat drinken”. Bij de slaapkamerdeur van [medeverdachte 1] houdt hij haar tegen door zijn arm tegen de deurpost te houden, zodat zij er niet door kan. Vervolgens trekt [verdachte][slachtoffer] aan haar arm op het bed en doet hij zijn broek open. [slachtoffer] moet hem dan pijpen. Hij heeft een wat stijve piemel. Hij duwt met zijn hand haar hoofd naar zijn piemel. [slachtoffer] zegt dat ze het niet wil en hoort [verdachte] zeggen: “Nog eventjes”. Hij doet haar hoofd dan weer terug naar zijn piemel. De piemel wordt steeds harder. Dit duurt wel een minuut of zeven. Langer dan bij [betrokkene 4] of [medeverdachte 1]. [slachtoffer] slikt het sperma door als [verdachte] klaarkomt. Dan doet [verdachte] zijn broek aan en gaat naar beneden.

[medeverdachte 1] komt boven met wat water voor [slachtoffer]. [slachtoffer] zit op het bed. [medeverdachte 1] zegt dan dat ze nog even moet. De homo komt de kamer binnen. De homo zegt tegen [slachtoffer]: “Je wilt het niet hè?” [slachtoffer] zegt dat dit klopt. [slachtoffer] hoort de homo vervolgens zeggen dat hij ook eigenlijk niet weet of hij wel wil. [slachtoffer] zegt dan tegen de homo dat hij gewoon moet zeggen dat hij het met haar heeft gedaan. Dat zegt de homo vervolgens ook tegen de jongens. Later hoort [slachtoffer] de jongens tegen de homo zeggen: “Je hebt het niet met haar gedaan hè?” Dit zeiden [betrokkene 3] en die dikke Marokkaan.

[medeverdachte 1] zegt dat [slachtoffer] het echt zelf wil en [slachtoffer] zegt dat dit echt niet zo is. [slachtoffer] herinnert zich nog dat [medeverdachte 1] zei: “Dit is je laatste”. Daarna mag ze dan blijven slapen. De Chinees komt boven en gaat op het bed zitten. [medeverdachte 1] doet de broek en de string van [slachtoffer] uit en gaat weg. Die Chinees doet zijn broek uit en doet een condoom om. [slachtoffer] ziet echter dat deze is gescheurd. [slachtoffer] ligt op haar rug en die Chinees doet zijn piemel in haar kut en gaat stoten. [slachtoffer] denkt dan “laat maar”. Het had geen zin meer om hem tegen te houden. Hij komt klaar. [slachtoffer] hoort dat die Chinees zegt dat het condoom gescheurd is en [slachtoffer] voelt dit ook. Ze voelt sperma. Die Chinees doet zelf zijn condoom af. [slachtoffer] gaan dan plassen om dat spul er uit te doen. [slachtoffer] is dus eerder weg dan die Chinees.

[slachtoffer] gaat dan naar beneden drinkt iets. [betrokkene 3] en de dikke Marokkaan zitten vervolgens weer aan [slachtoffer]. Als [slachtoffer] aan de eettafel zit met wat water staan zij achter [slachtoffer] en zitten aan haar borsten en trekken aan haar haren. [medeverdachte 1] zit ook nog aan haar borsten. [medeverdachte 1] zegt dan tegen [slachtoffer]: “Je kan maar beter naar boven gaan, want anders verkrachten ze je nog”. [slachtoffer] gaat naar boven om te gaan slapen. [slachtoffer] kan niet meer weg. [slachtoffer] wil gaan slapen, maar de jongens komen steeds naar boven. Eerst [betrokkene 3] en die dikke Marokkaan. Ze komen bij haar liggen en zitten aan haar in de slaapkamer van [medeverdachte 1]. Dan komt [betrokkene 4] bij [slachtoffer] liggen. [betrokkene 3] komt op haar liggen. Die dikke Marokkaan wil zijn broek uittrekken. [slachtoffer] zegt dan heel hard: “Hou op”. [medeverdachte 1] komt naar boven en [slachtoffer] hoort hem zeggen: “Laat haar nu maar even met rust”. De jongens gaan naar beneden. Later komt die Chinees nog een keer naar boven.

[slachtoffer] doet haar jas aan en gaat naar beneden. Het is 05.45 uur als zij buiten staat. Er is dan een jongen die zij niet kent die haar wel naar huis wil brengen omdat hij ook naar Zeist moet. [slachtoffer] vertrouwt de jongen niet en gaat uiteindelijk lopend naar het station. Daar belt ze haar moeder. Die haalt haar vervolgens op bij station Driebergen.

Op zitting en bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer] verteld, als antwoord op vragen daarnaar dan wel uit eigen beweging, op welke manier ze telkens heeft duidelijk gemaakt dat ze geen seks met een jongen wilde. Het komt erop neer dat ze steeds heeft gezegd geen seks te willen en dat ze heeft tegengestribbeld bij het uitdoen van kleding. Ze denkt wel dat ze meer had kunnen en moeten doen, zoals schreeuwen of slaan. Daarom voelde ze zich ook schuldig. Tijdens die verhoren heeft ze ook verteld dat er verschillende redenen waren waarom ze zich gedwongen voelde om tegen haar zin seks te hebben. Er was de angst om [medeverdachte 1] teleur te stellen zodat hij haar niet meer leuk zou vinden terwijl ze zo verliefd op hem was en zich goed voelde bij hem terwijl ze het thuis zo moeilijk had. Maar er was ook de angst voor hem omdat hij eerder had verteld dat hij een meisje had geslagen dat niet deed wat hij wilde. Tenslotte was er de angst voor de andere jongens van wie ze van een aantal had gehoord dat ze in de gevangenis hadden gezeten en gevaarlijk waren. Tevens noemt ze dat ze niet huis kon of wilde zijn wegens de problemen thuis en dat ze niet langs de jongens beneden durfde te gaan.

De rechtbank is van oordeel dat alle bestanddelen uit de delictsomschrijving en het tenlastegelegde in de verklaringen van [slachtoffer] zijn terug te vinden; de onvrijwilligheid, het geweld, de feitelijkheid, het binnendringen en het medeplegen.

[slachtoffer]

De verklaringen van aangeefster [slachtoffer] (hierna [slachtoffer]) vormen de spil in de bewijsconstructie van de officier van justitie. Anders gezegd, als die verklaringen zouden wegvallen - bijvoorbeeld omdat [slachtoffer] onbetrouwbaar heeft verklaard – zou er wellicht geen bewezenverklaring kunnen volgen. De verdediging bepleit de onbetrouwbaarheid van deze verklaringen en als gevolg hiervan bewijsuitsluiting.

De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer] echter betrouwbaar en overweegt daartoe het volgende.

De rechtbank heeft juist om zich een indruk van aangeefster te vormen haar (grotendeels) op de zitting gehoord. De indruk van de rechtbank is dat zij geloofwaardig is. De rechtbank heeft geconstateerd dat zij het moeilijk had, maar dat zij steeds opnieuw heeft aangegeven door te willen gaan. Dat zij bepaalde vragen (te weten die naar de details van de seksuele handelingen die zij als onvrijwillig heeft betiteld) vaak niet wilde (of kon) beantwoorden maar dat zij heeft aangegeven waarom dat was en welk type vragen (open vragen) zij niet kon beantwoorden en dat zij bij ander type vragen (gesloten of deels gesloten vragen) wel antwoorden kon geven; dat zij weliswaar zei zich niet alles meer te kunnen herinneren, maar in hoofdlijnen en sommige details hetzelfde heeft verklaard; dat zij meermalen heeft uitgelegd waarom zij na 30 april - op welke datum zij naar haar zeggen door een aantal mannen is verkracht in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] - is teruggegaan naar de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] en waarom zij (te) bang was om zich heftig te verzetten c.q. weg te gaan op 5 mei; dat zij gevraagd èn ongevraagd telkens opnieuw aangaf wat ze tegen verdachten heeft gezegd maar dat ze achteraf gezien misschien meer had moeten doen.

Tijdens de verhoren ter zitting en bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer] duidelijk gemaakt waarom ze – hoewel ze zegt door meerdere jongens op 30 april te zijn verkracht – op 5 mei terug is gegaan naar de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] en dan zelfs bij aankomst aardig doet tegen een paar van de jongens die haar op 30 april zouden hebben verkracht. Verliefdheid, problemen thuis, de garantie van medeverdachte [medeverdachte 1] dat ze nu echt niets meer hoeft te doen met anderen, en angst om hem teleur te stellen zijn redenen die zijzelf noemt. De rechtbank onderscheidt ook mogelijk andere factoren: haar naïviteit zoals haar vriendinnen haar beschrijven, haar beleving van seks als iets wat erbij hoort. Hoewel het zeker rationeel gezien vreemd lijkt dat aangeefster na de gebeurtenissen op 30 april zoals zij die duidt, is teruggegaan op 5 mei, heeft zij daarvoor een verklaring gegeven die niet ongeloofwaardig is. Onbegrijpelijk zoals de verdediging dit heeft genoemd, is niet hetzelfde als ongeloofwaardig, onbetrouwbaar of leugenachtig of niet bestaand. De vergelijking door de deskundige Wolters met de praktijken van loverboys of de situaties rondom huiselijk geweld (battered women syndrome) maken dit duidelijk. De volgende opmerkingen van [slachtoffer] ter zitting (weliswaar over een situatie op 5 mei) ondersteunen deze gedachtengang: “Mij verzetten lukte niet. Ik wilde weg van het bed, maar dan duwden ze mij terug. Een had je vast en de ander zat dan in je. (…) Maar op een gegeven moment ben je half bewusteloos. Je ziet het wel en je hoort het wel, maar toch.” En: “ dat ik als robot functioneerde en dat ik mijn gevoel uitschakelde. (…). U vraagt mij of bij dat uitschakelen van het gevoel de alcohol ook van belang is. Nee. Ik bedoel als zoiets gebeurt dan hoor je wel alles, maar op een gegeven moment komt het niet meer binnen”.

Enerzijds zou tegen de betrouwbaarheid kunnen pleiten dat zij aanvankelijk geen aangifte wilde doen en wellicht zich gepusht of zelfs gedwongen heeft gevoeld door ouders en haar vriendenkring om aangifte te doen. Anderzijds is het niet zo vreemd dat zij aanvankelijk geen aangifte wilde doen nu zij zich zelf schuldig heeft gevoeld aan wat er is gebeurd en ook bang was om aangifte te doen. De rechtbank is van mening dat zelfs als ze liever geen aangifte had willen doen, dit niet betekent dat ze niet de waarheid zou spreken of onbetrouwbaar zou verklaren. De rechtbank ziet namelijk niet in waarom [slachtoffer], als zij zich gedwongen zou voelen om aangifte te doen aangifte zou moeten doen van 30 april èn 5 mei, tegen zoveel jongens, waarom ze jongens die ze beschuldigt van seksueel geweld op de ene dag, op de tweede dag juist niet beschuldigt terwijl ze wel aanwezig waren, en waarom ze zulke ingewikkelde verklaringen heeft afgelegd bijvoorbeeld over de rol van medeverdachte [medeverdachte 1].

In de beoordeling van haar betrouwbaarheid heeft de rechtbank ook betrokken dat [slachtoffer] tegen meerdere mensen vertelt (soms korter, soms uitgebreider) wat haar is overkomen. Ook in een MSN-gesprek tegen iemand van wie zij denkt dat het een verdachte is.

[slachtoffer] heeft meermalen gezegd dat aangifte doen en alles wat daarbij komt (verhoor politie, als getuige op zitting) niet meevalt. Ze is daardoor ook vriendinnen verloren geraakt. Dit hebben de andere aangeefsters in deze zaak ook aangehaald zoals [betrokkene 5].

Uiteindelijk wordt heel veel van wat aangeefster heeft gezegd bevestigd door de verdachten tezamen. Bijvoorbeeld de aanwezigheid van verdachten, wie ophaalde, het incident rondom de “homo” op 30 april, het feit dat drie jongens op 30 april op haar zijn gaan liggen, het incident met de vijl/briefopener op 5 mei, wie kwam en wie vertrok op beide dagen, een gescheurd condoom. Het enige wat uiteindelijk door niemand is erkend is de onvrijwilligheid of de dwang bij een op een situaties.

Ook wel is genoemd dat [slachtoffer] zo gemakkelijk liegt, bijvoorbeeld tegen haar ouders. Uit het MSN-gesprek van 3 en 4 mei valt af te leiden dat [slachtoffer] niet zelf de smoes tegen haar ouders van haar vriendin heeft bedacht.

Alles overziende acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar. Het rapport van de deskundige Wolters is hiervoor geen contra-indicatie, maar levert een bevestiging van dit oordeel.

Eerder in dit proces heeft de verdediging verzocht om een tegenonderzoek, aanvullend onderzoek of een nieuw onderzoek naar de betrouwbaarheid van aangeefster [slachtoffer]. De verdediging heeft in het slotpleidooi hier niet opnieuw om verzocht. Omdat de rechtbank eerder - gelet op de stand van zaken van het onderzoek op dat moment - zo’n verzoek heeft afgewezen en de verweren van de verdediging zich richten tegen de betrouwbaarheid van aangeefster en/of de waarde van het rapport van de deskundige Wolters, zal de rechtbank – wellicht ten overvloede – stilstaan bij de vraag of de rechtbank (ambtshalve) een aanvullend onderzoek naar de betrouwbaarheid van aangeefster noodzakelijk acht. De rechtbank acht aanvullend onderzoek niet noodzakelijk om de volgende drie redenen.

a) De rechtbank acht zich inhoudelijk voldoende voorgelicht.

De rechtbank beschouwt het rapport van de deskundige Wolters niet als een zelfstandig bewijsmiddel maar als een van de weeginstrumenten om de betrouwbaarheid van aangeefster [slachtoffer] te toetsen. De rechtbank ziet in de rapportage van deskundige Wolters geen contra-indicatie voor de betrouwbaarheid van aangeefster.

De door de rechter-commissaris aan de deskundige Wolters gestelde vraag naar de betrouwbaarheid van aangeefster acht de rechtbank afdoende beantwoord. De verdediging heeft eerder aangegeven niet de deskundigheid van de deskundige Wolters inzake de vraagstelling noch de juistheid van de vraagstelling te betwisten. Er is wel betoogd dat de deskundige Wolters niet de door de verdediging gewenste vraag is voorgelegd en dat de deskundige Wolters ook niet deskundig zou zijn geweest om die vraag te beantwoorden. Hieronder (c) gaat de rechtbank hierop nader in. De rechtbank merkt nu al op dat de verdediging telkens weer de gewenste vraagstelling aan een deskundige anders formuleren.

b) De rechtbank ziet voorts geen noodzaak om aanvullend te laten rapporteren omdat de rapportage niet deugdelijk of onvolledig zou zijn gelet op de brief van de heer [betrokkene 2] d.d. 12 februari 2012 en het standpunt van de deskundige Wolters zelf zoals verwoord ter zitting op 14 februari 2012 en in zijn brief d.d. 16 februari 2012.

De rechtbank beschouwt de reactie door de deskundige Wolters ter zitting en zijn brief voornoemd als een voldoende weerlegging van het commentaar door de heer [betrokkene 2]. Hierbij overweegt de rechtbank ten eerste dat de deskundige Wolters geconfronteerd met het commentaar van de heer [betrokkene 2] nog steeds achter zijn handtekening onder het rapport stond. Ten tweede dat de heer [betrokkene 2] noch de beschikking heeft gehad over de tenlastelegging noch over het dossier en dus alleen heeft gelet op de uiterlijke – en dus niet inhoudelijke - aanwijzingspunten in het rapport van de deskundige Wolters. De rechtbank overweegt ten derde dat het weliswaar klopt dat de deskundige Wolters niet de beschikking over het hele dossier heeft gehad maar dat de meeste verdachten tot dan toe ofwel zich hadden beroepen op hun zwijgrecht, zoals verdachte [verdachte], of hebben ontkend dat ze aanwezig waren. Dat is alleen anders voor de verdachte [medeverdachte 2] die heeft ontkend seksueel contact met aangeefster te hebben gehad, en medeverdachte [medeverdachte 1] die toen deels heeft bevestigd wat aangeefster heeft gezegd en deels heeft ontkend, namelijk zijn eigen aandeel in onvrijwillige seksuele handelingen door hetzij de andere verdachten hetzij door hemzelf. De rechtbank acht het niet waarschijnlijk dat Wolters anders bij het schrijven van zijn rapport over de betrouwbaarheid van aangeefster zou hebben gedacht als hij wel de beschikking over de verklaringen van de verdachten zou hebben gehad. Overigens beschikte hij evenmin over andere onderdelen van het dossier, zoals het buurtonderzoek, de resultaten van het forensisch onderzoek (DNA), de resultaten van telecomonderzoek en de verklaringen van andere aangeefsters in deze zaak. De deskundige Wolters vond het zelf geen onoverkomelijk probleem dat hij de opnames van verhoren niet allemaal heeft kunnen beluisteren.

De rechtbank realiseert zich terdege dat de deskundige Wolters heef gerapporteerd voordat de meeste verdachten een verklaring hebben afgelegd over de gebeurtenissen op 30 april of 5 mei. In de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] na het uitbrengen van het rapport ter zitting en bij de rechter-commissaris ziet de rechtbank echter geen aanleiding om de deskundige (of een andere deskundige) aanvullend te laten rapporteren. Dit geldt eveneens voor de verklaringen van de verdachten afgelegd na het rapport in hun eigen zaak op zitting of als getuige in andere zaken bij de rechter-commissaris.

Ten slotte wijst de rechtbank op de vraagpunten die de deskundige Wolters zelf heeft genoemd, namelijk de vraag of aangeefster voldoende kenbaar heeft gemaakt dat zij geen seks met verdachte(n) wilde en de vraag of de door haar genoemde onvrijwilligheid in combinatie met iedere verdachte gold. Hij had hier, gelet op de stand van het dossier ten tijd van zijn rapportage, niet meer over kunnen zeggen. De rechtbank acht de beantwoording van genoemde vragen overigens voorbehouden aan de rechtbank en ziet daarom niet de noodzaak over deze vragen aanvullend te laten rapporteren.

c) Ten slotte heeft de rechtbank zich opnieuw de vraag gesteld of en waarom een eerlijke procesvoering in casu aan het niet laten uitvoeren van een nieuw of aanvullend deskundigenonderzoek niet in de weg staat. De rechtbank komt hierbij niet tot een ander oordeel dan eerder op 14 februari gegeven.

1) De gronden waarop een oordeel van noodzaak zou kunnen steunen: de rechtbank overweegt dat er in de hele zaak voldoende gronden zijn aangevoerd, maar dat de rechtbank deze gronden niet overneemt, zoals uit bovenstaande is gebleken;

2) het tijdstip dat een dergelijk onderzoek nog mogelijk is: de rechtbank overweegt hierover het volgende. Omdat het onderzoeksmateriaal sinds 14 februari j.l. is gewijzigd – mede door de verklaringen van verdachte(n) -, is er nu sprake van een andere situatie. De rechtbank overweegt voorts dat het niet onmogelijk is om nog een aanvullend onderzoek te laten verrichten. De rechtbank is echter van oordeel dat – gelet op de aard van de bewijswaarde van een aanvullend rapport en de inhoudelijke overwegingen ten aanzien van het rapport van de deskundige Wolters – een voortvarende afhandeling van de zaak – i.c. vonnis wijzen - prevaleert.

3) De omstandigheid dat een aanvullend onderzoek of onderzoek met een andere, nadere vraagsteling redelijkerwijs eerder had kunnen worden gedaan: nu er geen verzoek is gedaan, heeft de rechtbank ambtshalve nagedacht over de mogelijkheid van aanvullend onderzoek. De rechtbank overwoog eerder op 14 februari j.l. dat uit het systeem van de wet volgt dat de verdediging over de benoeming van de deskundige, in casu de deskundige Wolters, en de vraagstelling aan hem door de rechter-commissaris redelijkerwijs de mogelijkheid heeft gehad om eerder daarop te reageren en daarop ook had moeten reageren als de benoeming en/of de vraagstelling tot vragen, onduidelijkheden of opmerkingen aanleiding had gegeven, te meer nu het door de rechter-commissaris opgedragen onderzoek op verzoek van de verdediging is bevolen en dit voor de verdediging zo essentieel lijkt te zijn. De rechtbank heeft geen nieuwe argumenten gehoord waardoor de rechtbank zich genoodzaakt ziet hier anders over te denken.

4) a. Het belang van een nieuw onderzoek in het licht van de overtuigende bewijskracht die pleegt te worden toegekend aan het onderzoeksresultaat: de rechtbank overweegt dat het rapport van de deskundige Wolters slechts één wegingsinstrument is voor de betrouwbaarheid van de verklaringen van de betreffende getuige in het hele dossier. Het is aan de rechtbank om in de loop van de behandeling van de strafzaak/zaken invulling te geven aan dit wegingsproces. In casu beschouwt de rechtbank het resultaat als niet meer dan het niet bestaan van een contra-indicatie van de betrouwbaarheid van de aangeefster.

b. Het belang van een nieuw onderzoek in het licht van ander bewijsmateriaal: de rechtbank overweegt hierover dat er zich andere, wel zelfstandige bewijsmiddelen in het dossier bevinden die de verklaringen van aangeefster ondersteunen en een bevestiging vormen van de betrouwbaarheid van aangeefster.

De rechtbank oordeelt de verklaringen van [slachtoffer] als betrouwbaar en hanteert deze als uitgangspunt voor de beoordeling van feit 1. Deze verklaringen zijn op zich echter niet voldoende om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank zal derhalve ingaan op het bewijsminimum. De Hoge Raad schrijft: "Volgens het tweede lid van art. 342 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval”. De rechter dient vervolgens zijn oordeel begrijpelijk te motiveren. De Hoge Raad lijkt in de arresten van 6 maart 2012 impliciet afstand te nemen van opvattingen dat het steunbewijs de kern van het tenlastegelegde zou moeten ondersteunen.

De rechtbank overweegt dat er voldoende steunbewijs is voor de verklaringen van [slachtoffer].

Steunbewijs

A) Als steunbewijs beschouwt de rechtbank de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] over 30 april.

Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart dat hij op 30 april of 1 mei afspreekt met [slachtoffer] in Driebergen op de [adres]. Hij dwingt [slachtoffer] niet om te komen, zij komt vrijwillig. De medeverdachten [betrokkene 3] en [verdachte] en hijzelf halen haar op en rijden naar zijn huis in Utrecht. Ze gaan dan naar boven en hebben seksuele handelingen. Vervolgens dringen meerdere vrienden zich aan haar op. In het begin vindt [slachtoffer] het niet erg omdat ze complimentjes krijgt. [slachtoffer] vindt het wel erg dat ze aan haar zitten. Hij hoort haar niet schreeuwen, maar hij hoort haar wel “hou op” zeggen. Hij denkt dat ze met drie jongens seks heeft die avond en nog met twee jongens seksuele handelingen verricht. Hij denkt dat [slachtoffer] rond 05.00 uur is weggegaan. Daarna heeft hij nog MSN-contact met haar. Het was geen ruzie, maar het is natuurlijk niet leuk voor zo’n meisje als ze dat meemaakt, aldus [medeverdachte 1] .

Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart dat hij haar nooit heeft bedreigd om seks met hem te hebben, maar die jongens wel. [slachtoffer] heeft wel gehuild op 30 april, maar niet zoveel als op 5 mei. Soms hoort hij namelijk een beetje gejammer als hij naar de wc gaat op de eerste verdieping. Hij vindt het erg dat ze door die jongens zowat is belaagd. Hij kon er niets aan doen. Zij waren in overmacht; hij had weinig inbreng en had geen grip meer op die jongens

Medeverdachte [medeverdachte 1] bevestigt op veel punten de verklaringen van [slachtoffer]. Zo heeft hij bevestigd dat zij met meerdere jongens seks heeft gehad, dat hij haar heeft horen zeggen dat het moest ophouden en dat ze heeft gejammerd en heeft hij bevestigd dat ze aan het einde van de nacht haar hebben belaagd en dat ze met drieën op haar lagen .

De verdediging bepleit tot bewijsuitsluiting van de verklaring(en) van medeverdachte [medeverdachte 1] wegens onbetrouwbaarheid om twee redenen. Hij verklaart enorm wisselend en als getuige liegt hij zelfs tegen de rechtbank. Bovendien is hij psychisch niet in orde en is het verhoor waarin hij over 5 mei verteld te intensief en indringend voor hem geweest.

De mening van de verdediging dat medeverdachte [medeverdachte 1] onbetrouwbaar, deelt de rechtbank niet.

Hij heeft in zijn verklaringen duidelijk gemaakt met welke dilemma’s hij worstelt. Eerst ontkent hij alles, maar vervolgens verklaart hij op 22 juni 2011 schoon schip te willen maken. Hij geeft tegelijk aan geen namen te willen noemen uit “veiligheidsoverwegingen” en hij ontkent zijn eigen aandeel. Als getuige beroept hij zich veelal op zijn verschoningsrecht en liegt hij over een ander feitencomplex, namelijk het ophalen en de aanwezigheid van [betrokkene 5] en [betrokkene 6] in de woning op 5 mei. Als getuige verwoordt hij zijn dilemma: “Als ik bang was geweest, had ik helemaal niets verklaard. Het is gewoon heel dubbel allemaal en het is lastig. Aan de ene kant wil ik graag vertellen wat er is gebeurd, maar ik wil ook geen namen van andere mensen noemen. Dat dwarsboomt elkaar, zeg maar. Ik word nu gehoord als getuige en niet als verdachte. Als verdachte zou ik iets anders doen dan als getuige. Misschien zou ik dan andere dingen vertellen.”

De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat medeverdachte [medeverdachte 1] wisselt in zijn proceshouding en na juni 2011 steeds meer oog lijkt te krijgen voor zijn eigen belangen als verdachte. Hij neemt overigens bij de politie 15 augustus 2011 of ter zitting op 14 februari 2012 als getuige niets terug van wat hij over 5 mei heeft gezegd.

De rechtbank stelt het volgende vast over het verhoor van [medeverdachte 1] op 22 juni 2011. Uit de proces-verbalen van verhoor van 22 juni 2011 blijkt dat het verhoor die dag is gestart omstreeks 10.05 uur. Hij wordt vervolgens tot omstreeks 11.30 uur gehoord en verklaart inhoudelijk over de ten laste gelegde feiten. Om 13.30 uur wordt het verhoor hervat. Hij legt een nadere inhoudelijke verklaring af. Het verhoor wordt om 15.35 uur tot 16.12 uur voor een pauze onderbroken. Het verhoor gaat dan verder. Van 17.25 tot 18.15 uur is er een onderbreking voor diner. Dan gaat het verhoor opnieuw verder. Om 21.10 uur eindigt het verhoor, inclusief lezen en ondertekenen van het proces-verbaal van 39 pagina’s. Ten aanzien van de vraag die het verweer heeft opgeroepen overweegt de rechtbank het volgende. Uit de informatie in dossier over de persoon van de medeverdachte [medeverdachte 1] komt naar voren dat hij zich minder dan gemiddeld gedurende langere tijd goed kan concentreren. De tijden en de onderbrekingen van het verhoor op 22 juni zijn naar het oordeel van de rechtbank echter zodanig dat geen sprake is geweest van een te intensief of te indringend verhoor. Dit geldt temeer voor zijn verklaringen over de gebeurtenissen van 30 april. Het verhoor hierover stopt voor 15.35u.

De rechtbank overweegt over de inhoud van de verklaring van die dag nog dat medeverdachte [medeverdachte 1] wordt geconfronteerd met de verklaring van [slachtoffer]. Er worden hem onderdelen van haar verklaring voorgehouden. Soms delen die uit tientallen zinnen bestaan. In reactie daarop verklaart medeverdachte [medeverdachte 1] over delen die hem zijn voorgehouden dat het klopt, soms dat delen wel kloppen of weer op andere voorgehouden delen dat het onzin is. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat medeverdachte [medeverdachte 1] gedurende het verhoor voldoende oplettend en aandachtig was om inhoudelijk te reageren op de hem voorgehouden vragen. Dit past niet bij een te intensief en indringend verhoor voor deze medeverdachte met een beperkte concentratie. De rechtbank betrekt hierbij de eigen indruk ter zitting waarop [medeverdachte 1] eerst als getuige en later als verdachte heeft verklaard. De rechtbank ziet dan ook geen reden om de inhoud van de door [medeverdachte 1] afgelegde verklaringen bij de politie niet te volgen en zal deze, ook die op 22 juni 2011, niet uitsluiten van het bewijs.

B) Als volgend steunbewijs ziet de rechtbank het aangetroffen DNA-materiaal op de borsten en in de vagina van [slachtoffer]. Uit onderzoek blijkt dat het DNA-profiel van medeververdachte [medeverdachte 3] matcht met dit aangetroffen DNA-profiel. Het aangetroffen DNA-materiaal in/bij de vagina van [slachtoffer] matcht met het DNA-profiel van medeverdachte [medeverdachte 4]. Dit bevestigt wederom de verklaring van aangeefster.

C) Er is sprake van nog ander steunbewijs, namelijk de waarnemingen van twee vriendinnen van [slachtoffer] van de inhoud van een enkel contact van haar met medeverdachte [medeverdachte 1]. Beiden bevestigen dat hij haar heeft proberen over te halen om met anderen seks te hebben en dat zij aangaf dat niet te willen.

Getuige [getuige 2] verklaart dat zij op vrijdag 30 april 2011 bij [slachtoffer] is als zij een sms leest die medeverdachte [medeverdachte 1] aan [slachtoffer] stuurt. Hierin staat “wil je een trio?”. [slachtoffer] verstuurt dan een sms met de tekst “nee”. Getuige [getuige 1] verklaart dat zij een collega is van [slachtoffer]. Zij gaat op Koninginnedag naar [adres] in Driebergen, waar [slachtoffer] op dat moment is. Als [getuige 1] daar aankomt, zegt [slachtoffer] dat [betrokkene 1] heel erg boos is geworden op haar omdat zij met een jongen had afgesproken en hij was het daar niet mee eens is. [betrokkene 1] zegt dan tegen [getuige 1] dat zij [slachtoffer] mee naar huis moet nemen omdat ze anders met die jongen wil afspreken. [getuige 1] zegt toe dat te regelen. Vervolgens wordt [slachtoffer] gebeld. [getuige 1] hoort haar zeggen dat zij het niet met zijn vrienden gaat doen en daar maakt [getuige 1] uit op dat de jongen vroeg of zij het met zijn vrienden wilde doen. “Wij waren toen nog bij [adres] in Driebergen. Toen gingen wij naar huis fietsen. Ik heb haar onderweg een preek gegeven. Zij werd gebeld en het kwam er op neer dat die jongen aan het rondrijden was vlakbij Driebergen. Hij zat met vrienden in de auto. Vervolgens sprak zij met hem af op station Driebergen. Ze zei dat zij helemaal niet kon omdat zij ongesteld was. Ze ging hem toen sms’en. Maar ze kreeg een sms terug dat het niet uitmaakte. Ik zei nog dat ze niet moest gaan, dat het foute jongens waren”.

D) Uit het proces-verbaal van bevindingen van wijkagent [verbalisant 1] volgt dat medeverdachte [medeverdachte 1] vaak op het [adres] komt en daar veel contact heeft met de [adres], die bestaat uit [medeverdachte 2], [verdachte], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5]. Dit proces-verbaal geeft steun aan de identificatie van door [slachtoffer] genoemde verdachten. Uit dit verbaal en verklaringen van verdachten blijkt het te gaan om een groep Marokkaanse jongens en twee “Nederlandse” jongens van wie verdachte [verdachte] er een is.

E) Uit het buurtonderzoek blijkt dat er vanaf het moment van vertrek van de ouders van medeverdachte [medeverdachte 1], het een af en aankomen van scooters was met voornamelijk Marokkaanse jongens erop. Deze jongens zijn daar de gehele afwezigheid van de buren gebleven en ook blijven slapen. Hierbij hadden ze ook gezien dat er verschillende meisjes naar binnen gingen. Ze hadden ook gehoord dat het bezoek met veel lawaai en muziek gepaard ging. Verschillende buren hebben de moeder van medeverdachte [medeverdachte 1] gebeld omdat het volgens hen uit de hand liep.

F) Het hele dossier overziend beschouwt de rechtbank de verklaringen van andere meisjes die in de week dat de ouders van medeverdachte [medeverdachte 1] weg waren (ongeveer 30 april – 5 mei 2011) in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] zijn geweest eveneens als steun voor het bewijs. In dit geval van de feitelijkheid.

In de verklaringen van de aangeefsters [betrokkene 6] en [betrokkene 5] en van de getuige [getuige 3] valt op dat ook zij zich overvallen voelden door het aantal aanwezige jongens en dat zij zich daar niet prettig bij voelden. [betrokkene 6] verklaart dat zij bij het huis van [medeverdachte 1] aankwamen en dat daar veel jongens binnen waren. “Ik voelde me niet op mijn gemak omdat er zoveel jongens waren. Ik hou daar niet van. Ik had van tevoren niet verwacht dat er zoveel jongens waren. Ik had verwacht dat alleen die jongens erbij zouden zijn waarmee wij in de auto hadden gezeten.” [betrokkene 5] verklaart dat zij het huis van [medeverdachte 1] binnenkwam en een jongen in de keuken zag. “Ik dacht nog gelukkig is het maar één jongen. Als ik ergens ben en ik voel me niet op mijn gemak, dan heb ik zo’n gevoel. En toen ik hier binnenkwam had ik gelijk dat gevoel”. [getuige 3] verklaart dat ze zag dat er wel 6 of 7 jongens voor het raam stonden. “Ik zei in het algemeen tegen de jongens dat we toch met z’n 6-en zouden blijven. Ik keek [medeverdachte 1] daarbij aan. [medeverdachte 1] zei dat het vrienden waren en dat hij ze niet buiten kon laten staan. Die andere jongens deden ook gewoon de deur open en [medeverdachte 1] zat gewoon op de bank. [medeverdachte 1] zegt dan dat we veilig waren. [medeverdachte 1] zag aan ons dat we schrokken dat er zoveel jongens binnenkwamen.” Ze was bang dat [betrokkene 4] zou komen want die mocht niet weten dat ze daar was. Ze zat te pingen met [betrokkene 4]. [betrokkene 7]pakte haar telefoon af en zei dat ze de waarheid tegen [betrokkene 4] moest zeggen. Ze verklaart verder dat [betrokkene 7][betrokkene 4] heeft laten weten waar ze was en dat die vervolgens kwam.

Ook valt op dat zij allen min of meer ernstig zijn lastig gevallen door een of meer jongens die daar waren. [getuige 3] verklaart dat ze door [betrokkene 4] in het gezicht is gespuwd, dat ze drie keer vrijwillig seks met [betrokkene 4] heeft gehad maar de laatste keer zonder condoom. Dat wilde ze eigenlijk niet maar ze was verliefd. Ze bleef slapen en [medeverdachte 1] is naast haar gaan liggen (“ik zei dat het gewoon maar moest”). Over een andere jongen, [betrokkene 7], verklaart ze ondermeer het volgende. Ik heb toen later [betrokkene 4] gepingd omdat [betrokkene 7]steeds aan mijn lichaam zat. Ik wilde dat niet. [betrokkene 7]kwam naar mij toe en wilde mij proberen te zoenen. Ik duwde [betrokkene 7]toen weg. Hij kwam met zijn mond aan mijn mond. Ik zag en voelde dat [betrokkene 7]met één hand mijn kont aan en met de andere hand mijn borst zat. [betrokkene 7]zei dat hij met me wilde praten en zei dat ik niet bang hoefde te zijn. Ik wilde eruit en het lukte mij eerst niet. Verder verklaart ze dat ze haar haren geverfd heeft omdat ze niet meer herkend wilde worden door hun. Uit angst. “Gewoon omdat ik bang zou zijn dat ze zouden komen. Gewoon omdat [betrokkene 7]toen ook al aan mijn lichaam zat. Dat als ze met een groep zouden zijn dat hij dan naar mij zou komen”.

Ten slotte valt op dat meisjes wel worden opgehaald, maar niet worden thuisgebracht. Zelfs een van de buren noemt dit fenomeen .

G) Het volgende bewijsmiddel levert eveneens steun op voor de verklaringen van [slachtoffer]. Er is MSN contact tussen [slachtoffer] en het account van medeverdachte [medeverdachte 1] op 3 mei 2011 vanaf 23:20:22 uur:

[slachtoffer]: ik wil niet lulig zijn hoor maar wou het niet he

[medeverdachte 1]: pff jaaah man wel erg

[slachtoffer]: en die ene jongen zag dat he

[slachtoffer]: die zei je wilt niet he ik zo neee

[medeverdachte 1]: okee ik zal het goed maken met jou

[medeverdachte 1]: sgat

[medeverdachte 1]: okee?

[slachtoffer]: dat valt niet goed te maken

[medeverdachte 1]: wrm niet kom op geef het en kans

[slachtoffer]: neee

[slachtoffer]: wat een kans?

[medeverdachte 1]: mij en kans geven

[slachtoffer]: waarvoor?

[medeverdachte 1]: voor alles

[slachtoffer]: kanikniet

(……)

[medeverdachte 1]: wil het goed mnaken

[medeverdachte 1]: met jou

[slachtoffer]: ik kan dat niet

[slachtoffer]: weet je hoe pijn me dat heeft gedaan;)

[medeverdachte 1]: sgatje kom op

[medeverdachte 1]: ik snap het

[medeverdachte 1]: tuurlijk

[medeverdachte 1]: ma ik kon er ook moeilijk wat aan doen

[slachtoffer]: nooouu hoe vaak heb ik tegen jou NEEEEEEEEEEEE gezged

[medeverdachte 1]: was dronken sgat

[medeverdachte 1]: sorry sgat

[medeverdachte 1]: zou ik je nummer mogens

[slachtoffer]: weet je hoe eng ik het vond

[slachtoffer]: en laatst gingen ze op me ligge met ze 3eee

[slachtoffer]: ik kon niets

(……)

[slachtoffer]: dat valt niet goed te maken [medeverdachte 1], ik d88t ik kan je vertrouwen ik voelde me fijn

[slachtoffer]: bij jee… en je weet heb kk ervaringen met jongens en dan dit

[medeverdachte 1]: jaah sgta

[medeverdachte 1]: was niet de bedoelinhg

[medeverdachte 1]: dat weet je

[medeverdachte 1]: sorry man

[slachtoffer]: nouikweetnietmeerwatikmoetdenken

[medeverdachte 1]: jaah ik snap je

[medeverdachte 1]: sorry sgatjee

[medeverdachte 1]: geef me ngo 1 kans

[slachtoffer]: ik kan het niet sorry

[medeverdachte 1]: luister [slachtoffer]

[slachtoffer]: ik wil het wel maar ik kan het nie

[medeverdachte 1]: ik ben nu helemaal alleen thuis

[medeverdachte 1]: plz

[medeverdachte 1]: ik maak he goed

[medeverdachte 1]: ben helemaal ALLEEN

[slachtoffer]: ja en?

[medeverdachte 1]: kan je even langs komen?

[medeverdachte 1]: of ik haal je op

[medeverdachte 1]: sgat

[slachtoffer]: neeee durf niet meer

[medeverdachte 1]: ben helemaal alleen

[medeverdachte 1]: vertrouw me sgat

[slachtoffer]: kan ik niet

MSN contact tussen [slachtoffer] en de gebruiker van [medeverdachte 1] zijn account op 4 mei 2011 vanaf 21:12:56 uur.

[slachtoffer]: omdat ik niet wat ik moet zegge tegen me ouders

[medeverdachte 1]: dat je naa je vriendin gaat ofzo

[medeverdachte 1]: plzzz…

[slachtoffer]: hoeso wil je zo graag? Ik ga tog niet neukeee kan ik niet meer! Je bent tog met vrienden

(……)

[slachtoffer]: jaaa tuurrlijk wel! Maaaar ik heb ook nu kk gezeik thuis:(! Anders was ik wel

gekomen ik wil ook bij jou zijn

[medeverdachte 1]: probeer het voor me dan!

[medeverdachte 1]: doe het voor mij

[slachtoffer]: ja maar wat kan ik zeggee

[medeverdachte 1]: je kan van alles zeggen als je dit voor me wilt doen

[slachtoffer]: ik was al bijna uit huis geplaatst he

[medeverdachte 1]: Wrm?

[slachtoffer]: omdat overal heen ging

[slachtoffer]: niet thuis kwam

[medeverdachte 1]: oow wooow

[medeverdachte 1]: ma jah

[medeverdachte 1]: probeerhet voor me

[medeverdachte 1]: als je zegt dat je me ook leuk vind

(…..)

[slachtoffer]: maar ik egt geen seks

[medeverdachte 1]: met mij

[medeverdachte 1]: ?

[slachtoffer]: nieet met die vrienden van jou

[slachtoffer]: daar ben ik zo bang voor

[slachtoffer]: en als je me dan ophaalt dat het weer moetz

[medeverdachte 1]: nee nee echt nietschatej

Bovenstaande MSN-gesprekken van 3 en 4 mei 2011 tussen [slachtoffer] en het account van ‘[medeverdachte 1]’ vormen dezelfde bron als de verklaringen van [slachtoffer]. Niettemin ziet de rechtbank deze wel als een bevestiging van haar verklaringen. Hoewel het de account van ‘[medeverdachte 1]’ betreft en niet vaststaat wie [medeverdachte 1] op MSN is, neemt [slachtoffer] tijdens het gesprek wel aan dat het medeverdachte [medeverdachte 1] is, zo blijkt bijvoorbeeld uit haar verklaringen bij de rechter-commissaris. Zij lijkt ervan uit te gaan dat de [medeverdachte 1] weet waar zij het over heeft en zij lijkt de reacties van [medeverdachte 1] (die zijn te typeren als meepraten om haar vervolgens te kunnen overhalen opnieuw te komen) niet vreemd te vinden. De rechtbank beschouwt deze MSN-gesprekken daarom als van een andere orde dan haar gesprekken met vriendinnen die haar immers niet op leugens of verdraaiingen zouden kunnen betrappen.

Verklaring van verdachte

Verdachte heeft ter zitting voor het eerst een verklaring afgelegd. Hij verklaart dat hij inderdaad op 30 april in het huis van [medeverdachte 1] aanwezig is en dat hij diegene was die in de auto zat om [slachtoffer] op te halen. Echter, verdachte verklaart niet boven te zijn geweest en geen seks te hebben gehad met [slachtoffer]. Ook verklaart verdachte niet gemerkt te hebben dat andere jongens seks hebben met [slachtoffer]. Op een gegeven moment is verdachte met een aantal jongens de stad in gegaan en daarna weer teruggekomen in het huis van medeverdachte [medeverdachte 1] , aldus verdachte.

Het standpunt van de verdediging dat verdachte niet de ‘[verdachte]’ is die seks heeft gehad met [slachtoffer] acht de rechtbank niet aannemelijk. [slachtoffer] is door verdachte, en de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] opgehaald. Dit is door de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en ook door verdachte zelf bevestigd. Verdachte is door [slachtoffer] dus al gezien in de auto. Door geen van de verdachten is verklaard dat er nog een andere [verdachte] aanwezig is geweest op die bewuste avond. Dat verdachte is weggegaan wordt door niemand bevestigd. Hij kan of wil geen namen noemen van de jongens met wie hij de stad zou zijn ingegaan. De rechtbank acht de herkenning door [slachtoffer] onder de hiervoor geschetste omstandigheden betrouwbaar en toelaatbaar. Nu uit andere bewijsmiddelen de herkenning wordt bevestigd, staat volgens de rechtbank de identiteit van verdachte als ‘[verdachte]’ in de verklaringen van [slachtoffer] vast. Het standpunt van de verdediging dat verdachte niet de door [slachtoffer] geschetste [verdachte] is, is niet aannemelijk en vindt geen steun in het dossier. Zij ziet hem overigens op 5 mei 2011weer in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1]. Hij ontkent ter zitting op 5 mei ook aanwezig te zijn geweest, maar zijn aanwezigheid toen wordt door andere medeverdachte [medeverdachte 1] bevestigd.

Medeplegen

De verklaringen van [slachtoffer] bij de politie in combinatie met die op zitting en bij de rechter-commissaris afgelegd en ook de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] bij de politie en ter zitting als getuige afgelegd, houden in dat [slachtoffer] door vijf verdachten is gedwongen tot seksuele handelingen waarbij de verdachten zijn binnengedrongen tegen haar wil. Tegen hen is het medeplegen van verkrachting ten laste gelegd. De rechtbank overweegt dat uit de uitvoeringshandelingen op 30 april, zoals door [slachtoffer] omschreven, blijkt dat deze precies na elkaar door steeds een ander zijn uitgevoerd. Bijna steeds was het zo dat zodra een jongen naar beneden ging, de volgende jongen alweer de trap op c.q. de kamer in kwam. Verdachte [medeverdachte 1] typeert dit als: “… want ze stormden steeds als kleine kinderen naar boven” .Verdachte [medeverdachte 1] was steeds in de buurt om te zorgen dat alles ‘rustig’ verliep en dat [slachtoffer] meewerkte. Uit de contacten tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en [slachtoffer] leidt de rechtbank af dat medeverdachte [medeverdachte 1] de ‘trio’ of het seks hebben van [slachtoffer] met anderen had besproken met een of meer anderen. Ook wist verdachte [medeverdachte 2] al dat [slachtoffer] ongesteld was. Het was met andere woorden bekend wat er ging gebeuren en wat er gebeurde die nacht en wat de toestand van [slachtoffer] was. De door [slachtoffer] gehoorde opmerking: “We zijn haar niet voor niets gaan halen” en het incident waarbij de jongen die geen seks met [slachtoffer] wilde de bijnaam “homo” is gegeven bevestigen dit. Deze feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de conclusie dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten.

De rechtbank acht om deze redenen het medeplegen bewezen.

4.4. De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 april 2011

tot en met 1 mei 2011 te Utrecht, althans in Nederland,

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld

en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of

(een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan

van handelingen die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel

binnendringen van het lichaam, namelijk het door verdachte en/of zijn

mededader(s) :

- één of meermalen betasten en/of kussen en/of likken van een/de borst(en) van

die [slachtoffer], en/of

- één of meermalen brengen en/of houden van de penis in de mond van die

[slachtoffer], en/of

- één of meermalen brengen en/of houden van de penis in de vagina van die

[slachtoffer],

en het geweld en andere feitelijkhe(i)d(en) en de bedreiging met geweld en de

bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) hebben bestaan uit het meermalen,

althans eenmaal,

ondanks dat die [slachtoffer] aan hem / hen kenbaar maakte dat zij niet (verder)

wilde, doorgaan met één of meer (van de voorgenoemde) seksuele handeling(en)

en/of het creëren van een bedreigende situatie voor die [slachtoffer], onder meer

door [terwijl die [slachtoffer] meermalen had gezegd / aangegeven dat zij geen seks

wilde hebben met (een) (andere) jongen(s)/man(nen)] :

- die [slachtoffer] vast te pakken bij een arm en/of een schouder en/of haar

(vervolgens) (over enige afstand) te sleuren/trekken richting een bed en/of

een mededader en/of vervolgens een hand van die mededader vast te pakken en

op een been en/of de vagina van die [slachtoffer] te leggen, en/of

- tegen die [slachtoffer] te zeggen : "je moet niet kletsen maar ketsen" en/of "nou

eventjes, dan mag je wat drinken" en/of "je moet niet zo zeuren", althans

(telkens) woorden van gelijke aard of strekking, en/of

- één of meermalen met een/de hand(en) het hoofd van die [slachtoffer] vast te

houden en/of (steeds) (met kracht) tegen het (achter)hoofd van die [slachtoffer]

te duwen en aldus die [slachtoffer] te dwingen om te pijpen, en/of

- die [slachtoffer] te bespringen (terwijl zij op een bed zat/lag) en/of

(vervolgens) haar broek uit te treken, en/of die [slachtoffer] (terug) op bed te

duwen, en/of

- die [slachtoffer] tegen te houden toen ze de slaapkamer wilde verlaten, en/of

- een/de arm(en) van hem, verdachte, tegen de deurpost van de slaapkamer -die

die [slachtoffer] wilde verlaten- te houden (tengevolge waarvan die [slachtoffer] die

slaapkamer niet kon verlaten) en/of

- aan/de arm(en) van die [slachtoffer] te trekken en/of die [slachtoffer] mee op bed te

trekken en/of

- misbruik te maken van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend

overwicht (veroorzaakt door onder andere de lichamelijke verschillen tussen

hem en/of zijn mededader(s) en/of het getalsmatige overwicht van verdachte

en/of zijn mededader(s) tegenover die [slachtoffer]);

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5. De strafbaarheid

5.1. De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.

medeplegen van verkrachting

5.2. De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6. De strafoplegging

6.1. De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.

6.2. Het standpunt van de verdediging

De verdediging stelt zich op het standpunt dat in geval van bewezenverklaring volstaan kan worden met oplegging van een gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest en voor het overige zo nodig te volstaan met een onvoorwaardelijke werkstraf. De achtergrond hiervoor is de jonge leeftijd van verdachte en – als de rechtbank tot een bewezenverklaring komt – er sprake is van een verkeerde inschatting.

6.3. Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.

Verdachte was betrokken bij de gebeurtenis op 30 april 2011 waarbij het slachtoffer door één (of meerdere jongens) naar de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] is gelokt. Toen ze binnen was werd zij door meerdere jongens na elkaar verkracht, waar andere jongens bij stonden te kijken dan wel een handje hielpen om te zorgen dat het kon doorgaan. Omdat het slachtoffer verliefd was op een van de jongens, er veel jongens in het huis aanwezig waren en omdat het slachtoffer bang was voor de jongens, was het slachtoffer niet in staat weg te komen. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan het met een groep verkrachten van een zeventienjarig meisje. Hiermee heeft verdachte zijn lustgevoelens gesteld boven het belang van het slachttoffer en heeft zich daarbij volstrekt niet bekommerd om haar gevoelens. Met dit handelen heeft verdachte samen met zijn vrienden immers op buitengewoon brute wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het meisje. Het moet voor haar niet alleen een vernederende, maar ook een zeer kwetsende en beangstigende ervaring zijn geweest. Dit blijkt ook uit haar slachtofferverklaring. De ervaring leert dat slachtoffers, zeker zeer jeugdige, van dit soort feiten nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ondervinden.

Dit feit rechtvaardigt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft daarbij gelet op straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd, zoals weergegeven in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg van Voorzitters van de Strafsectoren (LOVS), die nog steeds valide zijn. Volgens die oriëntatiepunten is 24 maanden (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf het uitgangspunt voor een verkrachting. Hierbij wordt aangetekend dat er in dit geval (ook) sprake is van medeplegen van verkrachting, een strafverzwarende omstandigheid. Ten voordele van verdachte weegt de rechtbank het geringe leeftijdsverschil tussen de dader(s) en het slachtoffer - verdachte was ten tijde van feit net 18 jaar -, de mogelijk aanwezige groepsdruk en het feit dat er geen (grof) geweld is gebruikt.

Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:

- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie

van 7 oktober 2011; waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest en derhalve gezien kan worden als first offender;

- het rapport van Reclassering Nederland van 13 oktober 2011 van reclasseringswerker G. Lautenbag. Uit dit rapport blijkt dat zij zich onthouden van advies;

- de retourrapportage waaruit blijkt dat verdachte niet heeft willen meewerken aan een psychologisch onderzoek;

- het feit dat verdachte ten tijde van het gepleegde feit net een paar maanden meerderjarig was.

7. De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.

De benadeelde partij vordert een bedrag van € 724,18 wegens materiële schade en een bedrag van € 5.000,00 wegens immateriële schade. Deze vordering ziet op de gebeurtenissen op zowel 30 april als 5 mei 2011.

De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de vordering tot een bedrag van

€ 5.547,93. De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen nu verdachte moet worden vrijgesproken. Subsidiair is de raadsman van mening dat indien het feit wel bewezen wordt geacht, het niet duidelijk is geworden welke schade het gevolg is van het feit op 30 april 2011. Meer subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat bij wijze van voorschot een (zeer) beperkt bedrag moet worden toegekend.

De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank constateert dat [slachtoffer] geen onderscheid heeft gemaakt tussen de schade veroorzaakt door de gebeurtenissen op 30 april 2011 en die op 5 mei 2011. De rechtbank acht het echter wel aangewezen dit onderscheid te maken en is van oordeel dat de materiële kosten niet hoeven te worden gesplitst, maar de immateriële schade wel. Omdat de immateriële schade voor soortgelijke feiten wordt gevraagd zal de rechtbank deze schade voor de helft toerekenen aan de gebeurtenissen op 30 april en voor de andere helft aan de gebeurtenissen op 5 mei

De materiële schade wordt begroot op € 253,68 (reiskosten, niet vergoede zorgkosten en telefoonkosten) en de immateriële schade zal als voorschot worden toegewezen tot een bedrag van € 2.500,00. De vordering zal derhalve (als voorschot) worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 2.753,68. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade.

Voor het overige is de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk (zijnde onder andere een bedrag van € 156,90 ter zake van vervangende kleding en € 313,60 ter zake van toekomstige reiskosten), als zijnde van niet-eenvoudige aard waarbij het een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren om dit nader te laten uitzoeken of onderbouwen, zodat zij deze vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.

De verdachte is op de voet van de artikelen 6:6 e.v. BW niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door (een) mededader(s) is voldaan.

Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.

De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.

8. De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 242 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

9. De beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

medeplegen van verkrachting

- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 20 maanden;

- beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

Benadeelde partij

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] als voorschot een bedrag van € 2.753,68 en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;

- veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat verdachte van deze verplichting zal zijn bevrijd indien en voor zover dit bedrag door (een) mededader(s) is betaald.

- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;

- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer

[slachtoffer], € 2.753,68 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 38 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;

- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;

- verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Killian , voorzitter, mr. P.W.G. de Beer en mr. A.M. Crouwel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Meulen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 april 2012.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature