Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Verdachte heeft het slachtoffer door haar met een hard voorwerp op het hoofd te slaan opzettelijk met voorbedachten rade om het leven gebracht. Afwijzing verzoek om contra-expertise. Het hof legt een hogere gevangenisstraf op dan door de rechtbank is gedaan.

Uitspraak



GERECHTSHOF ARNHEM

Sector strafrecht

Parketnummer: 21-004019-11

Uitspraak d.d.: 16 mei 2012

TEGENSPRAAK

Promis

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van

17 oktober 2011 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1971],

thans verblijvende in PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.

1. Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

2. Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 mei 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van het onder primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien jaren. De vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.W. Heemskerk, naar voren is gebracht.

3. Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

4. De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

primair:

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 oktober 2010 tot en met 16 oktober 2010 te Breukelen, althans in het arrondissement Utrecht, opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer] (geboren [1947]), van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg voornoemde [slachtoffer] - meermalen althans eenmaal (met een hard voorwerp) (met kracht) geslagen op het hoofd, althans het lichaam, althans uitwendig mechanisch botsend geweld op (het hoofd van) voornoemde [slachtoffer] uitgeoefend, in elk geval een of meer (levensontnemende) (gewelds)handeling(en) gepleegd ten aanzien van het lichaam van voornoemde [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;

subsidiair:

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 oktober 2010 tot en met 16 oktober 2010 te Breukelen, althans in het arrondissement Utrecht, opzettelijk [slachtoffer] (geboren [1947]) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] - meermalen althans eenmaal (met een hard voorwerp) (met kracht) geslagen op het hoofd, althans het lichaam, althans uitwendig mechanisch botsend geweld op (het hoofd van) voornoemde [slachtoffer] uitgeoefend, in elk geval een of meer (levensontnemende) (gewelds)handeling(en) gepleegd ten aanzien van het lichaam van voornoemde [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5. Inleidende overweging over de feiten en het bewijs1

5.1. [getuige 1]

[getuige 1] heeft verklaard dat hij op 14 september 2010 (het hof leest en begrijpt: 14 oktober 2010) samen met zijn zoon de hond ging uitlaten. Zij liepen vanuit hun woning naar [adres] te Breukelen. Vanaf [adres] is [getuige 1] met zijn zoon een weg naar links het steegje in gelopen waar hij later het slachtoffer heeft aangetroffen. Halverwege dat steegje hoorde [getuige 1] een geluid waarvan hij zich achteraf heeft gerealiseerd dat dit een snurkend geluid van het slachtoffer moet zijn geweest. Door de bosjes zag [getuige 1] een schim van een persoon. [getuige 1] en zijn zoon liepen verder rechtdoor. Toen ze op een brug waren, keek [getuige 1] achterom en zag hij links op het pad langs het water een manspersoon staan.2 De man verschool zich achter de bosjes en stond hemelsbreed op een afstand van 4 à 5 meter van waar [getuige 1] later het slachtoffer heeft aangetroffen. [getuige 1] is doorgelopen waarna de manspersoon wegliep naar het einde van het pad langs het water waar hij linksaf sloeg en achter de huizen verdween. [getuige 1] liep in de richting waar de man uit het zicht was verdwenen. De man kwam plotseling weer tevoorschijn. De man had een plastic tasje in zijn hand. Aan de manier van het dragen van de tas, kon [getuige 1] afleiden dat daar iets in zat. [getuige 1] dacht dat daar de buit van de inbraak in kon zitten. De man liep stevig door met af en toe rennende pasjes. [getuige 1] en zijn zoon bleven hem vanaf een afstand van ongeveer 20 meter volgen. De man liep in de richting van het Amsterdam-Rijnkanaal alwaar hij net voor het kanaal plotseling linksaf sloeg achter de bosjes en verder liep langs het kanaal. Op het moment dat [getuige 1] met zijn zoon bij die bosjes aankwam, kwam de manspersoon plotseling van achter die bosjes weer hun richting op en had hij geen tasje meer bij zich. De man passeerde [getuige 1] en zijn zoon op een afstand van minder dan 2 meter. Vervolgens versnelde hij zijn pas. [getuige 1] en zijn zoon zijn weer achter de man aan gaan lopen. De man zette het op een lopen en liep het eerste stuk dezelfde route terug. De man ging achter een bushalte staan. Toen [getuige 1] en zijn zoon dichterbij de man kwamen, liep hij weer verder. Vanaf de bushalte liep de man weer langs het water maar nu aan de andere kant van het water. Hij begon te rennen. [getuige 1] en zijn zoon bleven de man achtervolgen. Op het moment dat zij langs het water liepen, belde [getuige 1] 112. Ze zagen dat de man weer over eerdergenoemde brug liep waarna hij zich in de bosjes verschool. Ze zagen de man weer uit de bosjes komen en langs het paadje en het water verder lopen. Net voordat [getuige 1] en zijn zoon de brug opliepen, zagen zij dat de man zijn sleutels pakte en met behulp hiervan de derde woning van een rijtje woningen binnenging. Het was daar goed verlicht. De afstand was ongeveer 30 meter en de woningen waren goed zichtbaar.3 Vervolgens liep [getuige 1] over eerdergenoemde brug. Achter de bosjes aan de rechterzijde van het pad hoorde hij een snurkend geluid. [getuige 1] liep in de richting van dit geluid.4 Hij zag dat een persoon half met het onderlichaam buiten de bosjes en met het bovenlichaam in de bosjes lag. [getuige 1] zag dat deze persoon precies op de plek lag waar hij eerder de schaduw van de man had gezien. De eerste keer dat hij de schaduw van de man zag, was de schaduw 3 à 4 meter van de vrouw (naar het hof begrijpt: het slachtoffer) af.5 [getuige 1] zag dat sprake was van zwaar hersenletsel. Hij hoorde een moeizame ademhaling en zag dat het lichaam geen enkele reactie vertoonde. [getuige 1] belde opnieuw 112 en vroeg om een ambulance. [getuige 1] heeft de woning van de manspersoon in de gaten gehouden. De man droeg een lichtblauwe spijkerbroek met een politieblauw vest. [getuige 1] is ervan overtuigd dat hij en zijn zoon steeds dezelfde persoon hebben gevolgd.

[getuige 1] heeft, toen de politie arriveerde, verteld dat hij gezien had dat de verdachte iets weggegooid had. Samen met een agent is hij naar het kanaal gelopen waar hij een plastic tas en twee handschoentjes zag drijven, welke hij vervolgens uit het water heeft gepakt.6 [getuige 1] zag dat er een gat in de bodem van het tasje zat.7

[getuige 2] heeft een gelijkluidende verklaring als zijn vader [getuige 1] bij de politie afgelegd.8 Hij heeft hierop aanvullend verklaard dat de politie en ambulance snel ter plaatse waren en dat zijn vader de politie heeft verteld over de man met de tas.9

5.2. Aanhouden verdachte

[verbalisant 1], brigadier van politie Utrecht, kreeg op 14 oktober 2010 omstreeks 20.10 uur een verzoek van de centralist om naar [adres] te Breukelen te gaan omdat een getuige een verdacht persoon had gezien en een gewond persoon had aangetroffen. Verbalisant Van Bennekom zag ter plaatse dat een vrouw in een bosje lag. Deze vrouw had een bebloed achterhoofd. Hij hoorde dat zij reutelend en stokkend ademhaalde. De voeten van de vrouw lagen bij het betegelde pad en haar hoofd lag diep in de bosjes. [verbalisant 1] heeft via de portofoon om een ambulance verzocht.10 Kort hierna kwam de ambulance ter plaatse. [verbalisant 1] hoorde een getuige zeggen dat hij wist waar de verdachte woonde. De getuige wees hem op de woning aan het [adres] te Breukelen en zei dat de man daar naar binnen was gegaan. [verbalisant 1] heeft op dit adres bij de voordeur aangebeld. Het bleef stil in de woning en de woning bleef verduisterd. [verbalisant 1] klopte hard op het glas van de voordeur en riep: "Politie! Maak de deur open!". Er kwam geen reactie uit de woning. [verbalisant 1] hoorde geen geluid en zag geen licht aangaan, waarna hij op de ramen van de woning klopte. Hij kreeg hierop geen reactie van de bewoner. Hierop heeft collega [naam collega] - anderhalf uur nadat getuige [getuige 1] de door hem geobserveerde man de woning had zien binnengaan - met een trap tegen het slot de deur geforceerd. [verbalisant 1] ging als eerste de woning binnen en zag daar een geheel naakte man staan.11 Op 14 oktober 2010 omstreeks 21.45 uur heeft de politie [verdachte], geboren op [1971], op het adres [adres] te [woonplaats] aangehouden. 12

5.3. Slachtoffer

Het aangetroffen slachtoffer bleek te zijn genaamd [slachtoffer], geboren op [1947], wonende op het adres [adres] te [woonplaats]. Zij is op 16 oktober 2010 te 12.45 uur overleden.13 Op 17 oktober 2010 vond bij het Nederlands Forensisch Instituut een sectie plaats op het slachtoffer. Hieruit kwam naar voren dat het intreden van de dood zonder meer verklaard werd door letsels aan de hersenen en verwikkelingen hiervan, ten gevolge van meerdere malen (bij beoordeling bij sectie tenminste vier maal) inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend geweld aan het hoofd. 14

6. Overweging met betrekking tot het bewijs

6.1. Het standpunt van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde moord.

6.2. Het standpunt van de verdediging

Met betrekking tot de tenlastegelegde moord c.q. doodslag heeft de raadsman betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken omdat er onvoldoende harde bewijzen voor betrokkenheid van verdachte bij de dood van het slachtoffer aanwezig zijn.

6.3. Het oordeel van het hof

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de hiervoor en hierna gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Het hof dient allereerst de vraag te beantwoorden of verdachte bij de hiervoor genoemde gewelddadige levensberoving van [slachtoffer] als dader betrokken is. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend en gaat bij de bewijsvoering daaromtrent met name uit van de volgende feiten en omstandigheden.

6.3.1. Gedrag verdachte

Zoals hierboven onder punt 5.1. aangehaald, heeft de getuige [getuige 1] vlakbij de plaats delict een op snurken gelijkend geluid gehoord waarvan hij zich later realiseerde dat dat de ademhaling van het slachtoffer was. Kort nadat [getuige 1] voor het eerst een op snurken gelijkend geluid hoorde, heeft hij de schaduw van verdachte op een afstand van 3 à 4 meter vanaf het later aangetroffen slachtoffer gezien. Verdachte gedroeg zich vervolgens op vreemde wijze. Hij verschool zich achter de bosjes terwijl hij zich hemelsbreed op een afstand van 4 à 5 meter van het slachtoffer vandaan bevond. Verdachte liep vervolgens met een stevige pas weg en maakte daarbij soms rennende pasjes. Hij verdween met een plastic tas in zijn hand, waarvan [getuige 1] dacht dat daar buit in zat, uit het zicht van [getuige 1] door langs een kanaal achter bosjes verder te lopen. Vervolgens kwam hij uit die bosjes tevoorschijn nadat hij zich blijkbaar van het plastic tasje had ontdaan. Verdachte liep toen in de richting van [getuige 1] en zijn zoon en passeerde hen waarna hij zijn pas weer versnelde. Op een gegeven moment is verdachte achter een bushalte gaan staan en liep hij verder toen [getuige 1] en zijn zoon dichterbij hem in de buurt kwamen. Verdachte verschool zich nogmaals in de bosjes waarna hij naar zijn woning liep en daar naar binnen ging.

Door de raadsman is gesteld dat verdachte zich zo vreemd heeft gedragen omdat het niet alledaags is dat men achtervolgd wordt door twee mannen met een hond. Verdachte heeft geen verklaring willen geven voor zijn aanwezigheid in de korte nabijheid van het slachtoffer en zijn opmerkelijke gedrag daarna. Hierdoor onthoudt verdachte aan het hof de mogelijkheid om een onderzoek te doen naar de feiten en omstandigheden die dit verweer zouden kunnen dragen. Het hof zal daarom het verweer passeren.

Na de aankomst van de door [getuige 1] gealarmeerde politie is [getuige 1] samen met een agent naar de plaats gegaan waar verdachte zich ontdaan had van de plastic tas. Dicht bij die plaats heeft [getuige 1] een plastic tas met opdruk Mitra met daarop twee handschoenen uit het Amsterdam-Rijnkanaal gehaald.

Het hof neemt daarbij in overweging dat door de broer van verdachte, [naam broer verdachte], in een getapt telefoongesprek is verklaard dat Mitra de winkel van verdachte was.15

6.3.2. Doorzoeking woning

Op 15 oktober 2010 te 00.00 uur heeft [verbalisant 4] inspecteur van politie Utrecht, de woning van verdachte aan [adres] te Breukelen betreden. [verbalisant 4] zag dat in de keuken van de woning een wasmachine stond waarin kleding zat. De glazen deur van de wasmachine voelde warm aan en het rook alsof er zeer recentelijk was gewassen. In de badkamer zag [verbalisant 4] een plasje water onder een hangend douchegordijn.16

Tijdens een onderzoek in de woning van verdachte aan [adres] te Breukelen op 15 oktober 2010 omstreeks 10.10 uur werd in de keuken een wasmachine aangetroffen. De programmaknop van de wasmachine stond op "uit". Er bevond zich wasgoed in de wastrommel. De natte kleding uit de wastrommel betrof een lichtblauwe spijkerbroek en een donkerblauw fleecevest. In de wastrommel bevond zich een laag zeepwater. 17

De in de wasmachine gevonden kleding komt wat betreft de kleurgelijkenis overeen met de door de getuigen [getuige 1] opgeven kleur van de kleding die de verdachte die avond zou hebben gedragen. Daarnaast is in de woning een wasmand gevonden die vol was met nog te wassen was. Dit zou er op kunnen duiden dat verdachte sporen op zijn kleding heeft willen wissen. De vraag waarom verdachte alleen de in de wasmachine gevonden kleding heeft gewassen en niet de overige kleding, heeft hij niet willen beantwoorden.

6.3.4. Bloedsporen en DNA

Op 27 oktober 2010 werd in de woning van verdachte een onderzoek met luminol verricht waarbij

- aan de binnenzijde van een keukenkastje bloed werd aangetroffen;

- op een longdrinkglas op het aanrecht bloed werd aangetroffen. Hierbij was opvallend dat het een dactyloscopisch spoor betrof welke gezet was met bloed. Het aangetroffen dactyloscopisch spoor op het glas werd geïdentificeerd op verdachte.18

De bemonstering van de binnenkast in de keuken werd het sinnummer AACCO5892NL toegewezen.19 Van het DNA in de bemonstering AACO5892NL#01 van de binnenkant van de kast in de keuken is een DNA-profiel verkregen van een vrouw. Het DNA-profiel van het slachtoffer [slachtoffer]1857NL matcht met dit dna-profiel. Dit betekent dat het celmateriaal in de bemonstering AACO5892NL#01 afkomstig kan zijn van het slachtoffer [slachtoffer]. De berekende frequentie van het DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering AACO5892NL#01 is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen vrouw matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. 20

Op het longdrinkglas is een vingerafdruk aangetroffen van verdachte die gezet was met bloed. Verdachte heeft geen antwoord willen geven op de vraag hoe het mogelijk is dat er DNA van het slachtoffer op binnenzijde van een keukenkastje en bloed op een longdrinkglas is aangetroffen.

Dat het DNA dat op het glas is aangetroffen niet te matchen is met het DNA van het slachtoffer, doet gelet op de andere omstandigheden, niet af aan de waarde van de vondst van bloed op het glas.

Verdachte heeft, ondanks dat hem door het hof uitgebreid is voorgehouden dat de vondst van deze sporen 'schreeuwt' om een verklaring van verdachte, geen verklaring willen afleggen. Nu verdachte geen duidelijkheid heeft gegeven over zijn gedragingen in de avond van 14 oktober 2010, er een bloedspoor van het slachtoffer in de woning van verdachte is aangetroffen over de herkomst waarvan verdachte evenmin een verklaring heeft willen geven, kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat verdachte in aanraking is geweest met (bloed van) het slachtoffer.

De stelling van de verdediging dat verdachte onbedoeld en ongewild in aanraking is gekomen met het bloed van het slachtoffer, kan, nu verdachte niet heeft willen verklaren omtrent zijn doen en laten op 14 oktober 2010 en bij gebrek aan verdere onderbouwing niet verder onderzocht en getoetst worden en wordt daarom gepasseerd.

Door de raadsman is betoogd dat de goederen en sporen die zijn aangetroffen bij doorzoekingen in de woning van verdachte op respectievelijk 15 en 19 oktober 2010 onrechtmatig zijn verkregen, omdat er - kort en zakelijk weergegeven - ten tijde van de doorzoekingen onvoldoende concrete verdenkingen tegen de verdachte aanwezig waren.

Dit verweer wordt verworpen.

Reeds op 14 oktober 2010 is door de [verbalisant 5]g, hoofdinspecteur van politie een machtiging verleend om de woning van verdachte binnen te treden ter aanhouding op heterdaad van een verdachte van poging doodslag c.q. poging moord.21

In het proces-verbaal van 15 oktober 201022, dat als basis diende voor de mondelinge aanvraag voor de doorzoeking op 15 oktober 2010 is door de verbalisant [verbalisant 3], brigadier-rechercheur, het navolgende omschreven:

- hetgeen de getuigen [getuige 1] omtrent het gedrag (de manier van verplaatsen en het zich ontdoen van een plastic tas) van verdachte hadden waargenomen;

- welke woning verdachte naar binnen ging;

- het aantreffen door de getuigen [getuige 1] van een zwaar gewonde vrouw op de plaats waar zij de verdachte voor het eerst hadden waargenomen;

- de meldingen die de getuigen [getuige 1] bij 112 hebben gedaan en

- het aantreffen van een plastic tas met handschoenen in het Amsterdam-Rijnkanaal.

Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden, die een concrete verdenking van betrokkenheid van verdachte bij de mishandeling van een zwaar gewonde vrouw opleveren, heeft de rechter-commissaris naar het oordeel van het hof op goede gronden toestemming verleend voor een doorzoeking en kunnen de bij die doorzoeking gevonden goederen en sporen voor de bewijsvoering worden gebruikt.

Voor de doorzoeking op 19 oktober 2010 is dit niet anders.

6.3.5. Handschoenen

In de woning werd een doos met witte latex handschoenen aangetroffen.23

Op 28 januari 2011 werd door het NFI een rapportage opgemaakt met betrekking tot de vraag of de handschoenen uit het kanaal, afkomstig waren uit de doos handschoenen van de verdachte.24

Op basis van (sporen)element samenstelling en waterstof- en koolstofisotopensamenstelling tussen de handschoenen uit het kanaal en de handschoenen uit de doos komt het NFI tot de conservatief ingeschatte conclusie dat de hypothese dat de resultaten 'iets waarschijnlijker' zijn onder de hypothese dat de in het water gevonden handschoenen afkomstig zijn uit de bij verdachte gevonden doos dan wanneer deze afkomstig zijn uit een willekeurige andere doos handschoenen.25 Deze conclusie maakt het hof tot de zijne.

6.4. Betrokkenheid verdachte

Verdachte heeft zowel bij de politie als bij de terechtzitting in eerste aanleg en ter terechtzitting van het hof op 4 mei 2012, waarbij hij telkens werd geconfronteerd met belastend bewijsmateriaal, zich consequent beroepen op zijn zwijgrecht. Verdachte heeft slechts verklaard dat hij het slachtoffer niets heeft aangedaan, maar die stelling heeft hij ondanks een hele reeks van voor hem belastende feiten en omstandigheden niet verder toegelicht.

Het hof is van oordeel dat de hiervoor onder de punten 5. en 6. vastgestelde feiten en omstandigheden wijzen op een betrokkenheid van verdachte bij de mishandeling en de daarop ingetreden dood van het slachtoffer. Deze feiten en omstandigheden tezamen en in onderlinge samenhang beschouwd, zijn redengevend voor de conclusie dat verdachte, op de wijze zoals hierna beschreven, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd.

Andere denkbare mogelijkheden, die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat verdachte ondanks alle voor verdachte belastende feiten en omstandigheden niet bij de dood van

[slachtoffer] was betrokken, zijn onderzocht. Deze uitgebreide onderzoeken hebben geen van alle iets opgeleverd in vorenbedoelde zin.

Tenslotte is voor het hof van belang dat de verdachte, hoewel hem daarnaar bij herhaling zowel bij de politie, in eerste aanleg als in hoger beroep indringend is gevraagd, met een beroep op zijn zwijgrecht nimmer een redelijke, de redengevendheid van het tegen hem verzamelde bewijsmateriaal ontzenuwende verklaring heeft willen geven voor feiten en omstandigheden die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd, redengevend moeten worden geacht voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde. Enige andere denkbare gang van zaken, dan door het hof bewezen wordt geacht, is door dit stilzwijgen van de verdachte evenmin aannemelijk geworden.

6.5. Mogelijke andere oorzaak verwondingen

De stelling van de verdediging dat een mogelijke val van het slachtoffer de oorzaak kan zijn geweest van de door het slachtoffer opgelopen verwondingen aan de schedel wordt door het hof verworpen. De chirurg [naam chirurg] die het slachtoffer heeft geopereerd heeft tegenover de politie verklaard dat het letsel van het slachtoffer fors hersenletsel betrof. Naar zijn opvatting passen de breuken van de schedel niet bij een val. Voorts had [naam chirurg] het idee dat het slachtoffer geslagen was met een hamer en hij dacht dat de dader razend moet zijn geweest aangezien hij tot op 5 centimeter diepte schedel en huidresten had aangetroffen in de hersenen.26 Uit het sectierapport blijkt dat de dood zonder meer verklaard wordt door letsels aan de hersenen en verwikkelingen hiervan, ten gevolge van meerdere malen (bij beoordeling bij sectie tenminste vier maal) inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend geweld aan het hoofd. 27 Gelet op het bovenstaande acht het hof verwondingen door een val niet aannemelijk.

6.6. Tussentijdse conclusie

Op grond van alle boven genoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang beschouwd is het hof van oordeel dat verdachte op 14 oktober 2010 opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd.

6.7. moord of doodslag

Het hof dient vervolgens de vraag te beantwoorden of er sprake is van moord of doodslag.

Om tot een bewezenverklaring te komen van het primair tenlastegelegde (moord) dient vast komen te staan dat verdachte de tijd heeft gehad zich te beraden op het te nemen of genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven.

6.7.1.

Het hof ziet de hiervoor genoemde bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen tegen de achtergrond van de gebrouilleerde verhouding die al enige tijd, zoals blijkt uit het buurtonderzoek en meldingen van de politie, tussen verdachte en zijn buurvrouw [slachtoffer] bestond. In de periode van 3 januari 2009 tot en met 9 december 2009 zijn door verdachte en het slachtoffer over en weer in totaal 12 meldingen van geluidsoverlast bij de politie gedaan.28

6.7.2.

Daarnaast acht het hof het navolgende van belang.

[getuige 4], wonende aan [adres] 40 te Breukelen, heeft op 15 oktober 2010 verklaard dat haar buurvrouw [slachtoffer] twee weken eerder bij haar in de woning was. Tijdens dit bezoek kwam verdachte eveneens bij haar op bezoek. In de woning van [getuige 4] ontstond een conflict tussen [slachtoffer] en verdachte over geluidsoverlast die volgens verdachte door [slachtoffer] werd veroorzaakt. Verdachte stond hierbij op en hief zijn arm naar [slachtoffer] op. Vervolgens was verdachte ongeveer 3 dagen vóór 14 oktober 2010 in haar woning. Zij spraken toen over [slachtoffer]. Verdachte zei toen: "Vandaag of morgen sla ik haar nog wel een keer in elkaar".29

In een chatgesprek via hyves met een vriend, genaamd [getuige 5], heeft verdachte op 12 november 2009 gevraagd of hij nog iemand wist die zijn bovenbuurvrouw uit haar huis kon krijgen en gezegd dat dat wijf van de aardbodem mocht verdwijnen zodat hij eindelijk rust zou hebben en dat hij anders haar nek nog een keer zou omdraaien.30

De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat verdachte, toen, hij in de tuin een gat had gegraven, tegen haar heeft gezegd: 'Zo nu is er een gat gegraven dan kan [slachtoffer] (naar het hof begrijpt: [slachtoffer]) daar mooi in doodvallen' of woorden van gelijke strekking.31

Door de getuige [getuige 5] is verklaard dat verdachte de laatste tijd geïrriteerd was door geluidsoverlast.32 De getuige [getuige 4] heeft verklaard dat verdachte vóór 14 oktober 2010 al drie dagen anders dan anders was.33

Verdachte heeft in de periode van 14 juli 2010 tot en met 14 oktober 2010 op diens in beslag genomen computer gezocht op onder meer de volgende woorden:

- brandstichting zonder sporen;

- autobom maken;

- poederbrief;

- woningbrand;

- ciancali

- chemikalium;

- dodelijke slaappillen.34

Tijdens de doorzoeking op 15 oktober 2010 is een vuilniszak in beslag genomen. De inhoud van de vuilniszak werd onderzocht. In de vuilniszak bevond zich papier dat kennelijk versnipperd was. De stroken papier werden gereconstrueerd tot originele staat. Hieruit bleek dat het een envelop betrof van de rechtbank Utrecht met daarop vermeld [postcode en nummer] Verdachte heeft als postcode [postcode] en als huisnummer [nummer]. Na verder onderzoek van het versnipperde papier bleek dat erop geschreven was:

Buurvrouw

Begintijd 22:30

Eindtijd 23:00

Moord 01:00

2 uur

In sloot 03:00

Gang L 160

B 350

BKamer L 160

B 320

Na verder onderzoek bleek dat er geschreven was:

Bermbom

Hoe maak ik een landmijn

Gifslang

Spin zwarte weduwe

Ctengun

Chemicalie

Ciancali.35

Het NFI was desgevraagd niet in staat om vast te stellen of het handschrift op dit briefje van verdachte afkomstig is. Vaststaat echter dat het briefje in de woning van verdachte is aangetroffen, waarbij verdachte ervoor heeft gekozen om geen verklaring af te leggen over de herkomst en/of de betekenis van dit briefje.

Uit het bovenstaande leidt het hof af dat het conflict dat verdachte met zijn buurvrouw had zodanig was opgelopen dat dit mogelijk het motief kan zijn geweest voor het plegen van de geweldshandelingen.

Vlakbij de plaats waarbij verdachte zich van een plastic tas heeft ontdaan, zijn handschoenen aangetroffen die overeenkomen met handschoenen die in de woning van verdachte zijn gevonden. (zie 6.3.5 hiervoor). Verdachte heeft niet willen verklaren over deze handschoenen. Naar het oordeel van het hof kan het niet anders zijn dan dat verdachte deze handschoenen heeft gebruikt om eventuele sporen te kunnen verhullen.

De getuige [getuige 4], wonende aan [adres] 40 te Breukelen, heeft de voordeursleutel van verdachte. Zij heeft verdachte op 14 oktober 2010 omstreeks 12.30 uur bij haar voordeur gesproken. Hij vertelde dat hij weg zou gaan en vroeg of [getuige 4] het één en ander in de gaten wilde houden36. Omstreeks 15.30 uur zag zij dat verdachtes auto weg was. Omstreeks 18.00 uur ging zij naar diens woning en zag zij dat de lamellen gesloten waren en er geen licht in verdachtes woning brandde.37 [getuige 4] verklaarde voorts dat als zij zag dat er licht brandde in de woning van verdachte zij wist dat hij thuis was.38

Verdachte is aangehouden in een woning die geheel in het duister gehuld was.

Uit het vorengaande leidt het hof af dat verdachte heeft geprobeerd zich een alibi te verschaffen door de indruk te wekken dat hij ten tijde van het plegen van het delict niet thuis was.

Uit de sectie van het NFI is gebleken dat het slachtoffer om het leven is gekomen door inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend geweld aan het hoofd. Verdachte is door de getuige [getuige 1] gezien met een tas die werd gedragen alsof er buit (naar het hof begrijpt: iets van enig gewicht van betekenis) in zat. Naar het oordeel van het hof is het goed mogelijk dat in de tas het voorwerp zat waarmee het letsel aan het slachtoffer is toegebracht.

6.8. Eindconclusie

Op grond van bovenstaande overwegingen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd.

6.9. Overweging ten overvloede

Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij [slachtoffer] met een hard voorwerp om het leven heeft gebracht. Er is zowel in eerste aanleg als in hoger beroep veel discussie gevoerd over de vraag of de bij verdachte in diens woning gevonden tengelhamer het wapen is geweest waarmee de fatale slagen zijn toegebracht.

Het hof heeft uit de processtukken en het onderzoek ter terechtzitting niet de overtuiging verkregen dat de bij verdachte gevonden tengelhamer het moordwapen is geweest. Ondanks dat de schedeldakbeschadigingen volgens het NFI mogelijk zijn veroorzaakt door de tengelhamer, is op de bij verdachte in de woning gevonden hamer geen enkel bloed- of DNA-spoor van het slachtoffer aangetroffen, noch is gebleken van schoonmaaksporen op de hamer. Dat maakt dat het mogelijk is dat de gevonden hamer niet gebruikt is bij de geweldshandelingen.

Verdachte is, zoals hiervoor al eerder genoemd, door de getuigen op de avond van de moord gezien met een tas die hij droeg alsof er buit in zat.

Het hof acht het zeer wel denkbaar dat verdachte bij het weggooien van de tas in het kanaal ook een hard voorwerp heeft weggegooid. Het hof acht het niet waarschijnlijk dat verdachte wel de handschoenen maar niet het wapen waarmee de moord is gepleegd zou hebben weggegooid, om zo sporen te laten verdwijnen.

Nu het hof de bij verdachte gevonden tengelhamer niet als moordwapen beschouwt, ziet het hof geen noodzaak om, zoals door de verdediging verzocht, een nader onderzoek in te laten stellen naar de hamer en de schedeldakbeschadigingen.

7. Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

primair:

hij op 14 oktober 2010 tot te Breukelen, opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer] (geboren [1947]), van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg voornoemde [slachtoffer] – meermalen met een hard voorwerp met kracht geslagen op het hoofd, althans uitwendig mechanisch botsend geweld op (het hoofd van) voornoemde [slachtoffer] uitgeoefend, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

8. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het primair bewezenverklaarde levert op:

moord.

9. Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte heeft geweigerd om mee te werken aan enig psychiatrisch of psychologisch onderzoek. De geraadpleegde deskundigen hebben daardoor geen diagnose kunnen stellen.

Gelet hierop moet het erop gehouden worden dat verdachte geheel toerekeningsvatbaar is.

Ook anderszins is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die maken dat verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

10. Oplegging van straf en/of maatregel

Straf rechtbank

Verdachte is bij vonnis van de rechtbank Utrecht van 17 oktober 2011 ter zake van moord veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.

Standpunt van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.

Standpunt van de verdediging

De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken en heeft zich niet uitgelaten over een straf of maatregel.

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Verdachte heeft [slachtoffer], door haar met een hard voorwerp op het hoofd te slaan opzettelijk met voorbedachten rade om het leven gebracht.

Moord is één van de ernstigste delicten die de Nederlandse strafwetgeving kent, en rechtvaardigt naar zijn aard en ernst op zichzelf oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Verdachte heeft door zijn daad het slachtoffer het meest fundamentele recht dat haar toekwam, namelijk het recht op leven, ontnomen. Een dergelijk feit schokt de rechtsorde in het algemeen en draagt bij aan algemene gevoelens van onveiligheid. Door de moord is voorts aan de nabestaanden van het slachtoffer op zich al enorm en onherstelbaar leed toegebracht. Gelet op de persoon van het slachtoffer en het leed dat haar overlijden voor de nabestaanden heeft teweeggebracht, kan de verontwaardiging slechts tot uitdrukking worden gebracht door de veroorzaker van dat leed een langdurige gevangenisstraf op te leggen. Als uitgangspunt voor de strafoplegging bij een moord zoekt het hof aansluiting bij de gemiddelde straf die pleegt te worden opgelegd bij dit soort feiten. De straffen die in den lande voor moord worden opgelegd variëren tussen de twaalf en achttien jaren.

Het hof houdt ten nadele van verdachte nog met de volgende omstandigheden rekening:

- het 62-jarige slachtoffer was fysiek gehandicapt en minder begaafd. Zij was slecht ter been, liep met een wandelstok en was daarom weerloos tegen de gewelddadige aanval van verdachte;

- verdachte heeft door geen opening van zaken te geven extra leed toegebracht aan de nabestaanden omdat zij hierdoor in onzekerheid blijven over het hoe en waarom van deze moord.

Het hof kan door gebrek aan enig uitleg van de kant van verdachte niet vaststellen wat er is voorgevallen tussen verdachte en het slachtoffer, maar anders dan kennelijk de rechtbank is het hof van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting geen enkele aanwijzing naar voren is gekomen voor enige verzachtende omstandigheid die ten voordele van verdachte zou moeten worden meegewogen.

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen acht het hof de straf als door de advocaat-generaal gevorderd van vijftien jaren gevangenisstraf in overeenstemming met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van de verdachte en dus passend en geboden.

11. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 10, 27 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Wijst af het verzoek van de verdediging tot het laten verrichten van een contra-expertise.

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) jaren.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Aldus gewezen door

mr H. Abbink, voorzitter,

mr M.J. Stolwerk en mr B.W.M. Hendriks, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr G.W. Jansink, griffier,

en op 16 mei 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature