Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Vordering benadeelde partij eerder door politierechter toegewezen tegen de eerste verdachte. Daarbij niet over hoofdelijkheid gesproken. Medeplegen leidt in beginsel tot hoofdelijkheid. Daarom kan de benadeelde partij dezelfde vordering later bij de meervoudige kamer nogmaals, maar nu tegen de tweede verdachte, instellen.

Uitspraak



RECHTBANK ALKMAAR

Sector straf

Parketnummer: 14.810022-12 (P) + 14.810531-11(ttzgev)

Datum uitspraak: 8 mei 2012

TEGENSPRAAK

VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het

OPENBAAR MINISTERIE

tegen:

[VERDACHTE],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],

ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres en woonplaats],

thans gedetineerd te PI Midden Holland, HvB Haarlem te Haarlem.

1. Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 april 2012.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. J.J. Jorna, advocaat te Den Helder, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2. De tenlastelegging

Aan de verdachte is onder parketnummer 14.810022-12 ten laste gelegd, dat

hij op of omstreeks 10 juli 2009 te Callantsoog, gemeente Zijpe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (vakantie)woning [huisnummer] gelegen aan de [adres 1] heeft weggenomen een portemonnee en/of een geldbedrag van (ongeveer) 20 euro en/of een horloge en/of een hondentuig en/of een mobiele telefoon en/of een oplader voor een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1]en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),

welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,

welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat

- er een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, is getoond aan die [slachtoffer 2] en/of

- er een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp op de keel is gezet van die [slachtoffer 2] en/of

- de mond van die [slachtoffer 2] is dichtgehouden, en/of

- die [slachtoffer 1] tegen zijn hoofd, althans lichaam is geschopt en/of getrapt en/of geslagen en/of gestompt;

Aan de verdachte is onder parketnummer 14.810531-11 ten laste gelegd, dat

hij op of omstreeks 13 november 2011 in de gemeente Den Helder tezamen en in

vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van

wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres 2] heeft

weggenomen 5, in elk geval één of meer, horloge(s) (van het merk Guess of

Icewatch) en/of één of meer ring(en) en/of één meer armband(en) en/of één of

meer kettingen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan

[slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of

zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang

tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen

goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,

verbreking en/of inklimming.

Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

3. De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4. Overweging ten aanzien van het bewijs

A. Inleiding

Op 10 juli 2009 vond te Callantsoog een overval plaats op de bewoners van een vakantiewoning door verschillende personen. De verdachte heeft tegenover de politie en ter terechtzitting bekend dat hij zich, samen met anderen, heeft schuldig gemaakt aan deze overval.

Op 13 november 2011 vond een inbraak plaats in een woning aan de [adres 2] te Den Helder. De verdachte heeft tegenover de politie en ter terechtzitting bekend dat hij zich, samen met een ander, heeft schuldig gemaakt aan deze inbraak.

B. Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat beide feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.

C. Standpunt van de verdachte/de verdediging

De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij zich, samen met anderen, heeft schuldig gemaakt aan de onder parketnummer 14.810022-12 ten laste gelegde overval op de bewoners van de vakantiewoning.

De verdachte heeft voorts ter terechtzitting bekend dat hij zich, samen met een ander, heeft schuldig gemaakt aan de onder parketnummer 14.810531-11 ten laste gelegde diefstal met braak in een woning gelegen aan de [adres 2] te Den Helder

D. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank

Ten aanzien van parketnummer 14.810022-12

Op grond van:

- de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, afgelegd ter terechtzitting van 24 april 2012;

- het ambtsedige proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 10 juli 2009;

- een geschrift, te weten een goederenbijlage behorende bij het hiervoor aangehaalde proces-verbaal;

- het ambtsedige proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 10 juli 2009;

- een geschrift, te weten een goederenbijlage behorende bij het hiervoor aangehaalde proces-verbaal,

acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 14.810022-12 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals vermeld onder het kopje Bewezenverklaring.

Ten aanzien van parketnummer 14.810531-11

Op grond van:

- de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, afgelegd ter terechtzitting van 24 april 2012;

- het ambtsedig proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] d.d. 13 november 2011;

- een geschrift, te weten een goederenbijlage behorende bij het hiervoor aangehaalde proces-verbaal;

- een ambtsedig proces-verbaal van verhoor van de aangeefster [slachtoffer 3] d.d. 13 november 2011,

acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 14.810531-11 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals vermeld onder het kopje Bewezenverklaring.

5. Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

(onder parketnummer 14.810022-12:)

hij op 10 juli 2009 te Callantsoog, gemeente Zijpe, tezamen en in vereniging met anderen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een (vakantie)woning [huisnummer 1] gelegen aan de [adres 1] heeft weggenomen een portemonnee en een geldbedrag van 20 euro en een horloge en een hondentuig en een mobiele telefoon en een oplader voor een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],

welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren,

welk geweld hierin bestond dat

- er een mes op de keel is gezet van die [slachtoffer 2] en

- de mond van die [slachtoffer 2] is dichtgehouden, en

- die [slachtoffer 1] tegen zijn hoofd is gestompt.

(en onder parketnummer 14.810531-11:)

hij op 13 november 2011 in de gemeente Den Helder tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning aan de [adres 2] heeft weggenomen 5 horloges (van het merk Guess of Icewatch) en ringen en armbanden en kettingen, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming.

6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.

Het bewezen verklaarde levert op:

Onder parketnummer 14.810022-12:

Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,

terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door twee of meer verenigde personen

Onder parketnummer 14.810531-11:

Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.

7. De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.

8. De strafoplegging

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake het onder de parketnummers 14.810022-12 en 14.810531-11 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Aan de voorwaardelijke straf dienen de volgende bijzondere voorwaarden te worden verbonden:

Gedurende de proeftijd

- dient verdachte zich te houden aan de aanwijzingen die hem zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland;

- geldt voor verdachte een meldplicht;

- dient verdachte mee te werken aan een behandeling bij de forensische polikliniek van Palier of een soortgelijke instelling voor de verslavingszorg;

- dient verdachte vanaf zijn invrijheidsstelling te verblijven bij VOF Huiswerk of soortgelijke instelling en zich te houden aan het programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld.

Standpunt van de verdachte/de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, nu het onder 14.810022-12 ten laste gelegde feit bijna drie jaar geleden door verdachte is begaan, met de ouderdom van deze zaak rekening dient te worden gehouden bij de strafoplegging. Uit de reclasserings-rapportage blijkt dat verdachte sindsdien zijn leven heeft gebeterd en behoorlijk heeft gewerkt aan zijn toekomst. Hij heeft opleidingen gevolgd en diploma’s behaald. De raadsman bepleit daarom oplegging van een gevangenisstraf waarvan de duur van het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest en de duur van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf wordt gematigd.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon van de verdachte.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een woningoverval. De in de woning aanwezige vrouw werd laat op de avond geconfronteerd met drie mannen die haar huis binnendrongen. De vrouw werd een mes op de keel gezet en er werd een hand voor haar mond gehouden. Toen haar (eveneens in de woning aanwezige) bijna tachtigjarige vader op haar hulpgeroep afkwam, werd hij door een van de overvallers tegen het hoofd gestompt. De overval vond plaats rond middernacht in een woning waar de beide slachtoffers op dat moment verbleven, een plaats waar zij zich bij uitstek veilig zouden moeten voelen. Het is algemeen bekend dat gebeurtenissen als hiervoor omschreven grote emotionele impact hebben op slachtoffers. De verdachten hebben zich louter laten leiden door de zucht naar financieel gewin zonder stil te staan bij de gevolgen van hun handelen voor slachtoffers. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij degene is geweest die daadwerkelijk geweld tegen beide slachtoffers heeft toegepast. Een dergelijk feit schokt de rechtsorde en draagt bij aan algemene gevoelens van onveiligheid.

Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het medeplegen van een woninginbraak. De aangeefster werd midden in de nacht wakker van geluiden op het balkon van haar huis. Toen ze daar ging kijken zag ze dat verdachte of zijn medeverdachte bezig was de deur in te rammen. De hevig geschrokken aangeefster is vervolgens de woning uitgevlucht. Verdachte en zijn mededader zijn de woning binnengegaan en hebben daar de in de bewezenverklaring genoemde goederen ontvreemd.

Deze brutale inbraak heeft niet alleen de nodige materiële schade veroorzaakt, maar is ook zeer beangstigend geweest voor de aangeefster. Bovendien maakt een dergelijke woninginbraak een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht.

Bij het vaststellen van de op te leggen straf heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:

- het op naam van verdachte staand uittreksel uit de justitiële documentatie, gedateerd 11 januari 2012, waaruit blijkt dat verdachte eerder – in 2004 en 2006 – terzake vermogensdelicten is veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen.

- Het over de verdachte uitgebrachte Reclasseringadvies van Palier forensische & intensieve zorg, gedateerd 12 april 2012.

In dit rapport is onder meer opgenomen als conclusie en advies:

Conclusie: betrokkene is gediagnosticeerd met een autisme spectrum stoornis, gedragsstoornis en afhankelijkheid van gokken, alcohol en cannabis. Betrokkene heeft bewezen met veel structuur en begeleiding in staat te zijn om zijn delictgedrag terug te brengen. De kans op recidive is hoog.

Advies: Naast een eventueel onvoorwaardelijk strafdeel een forse voorwaardelijke straf opleggen. Hierbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd:

- Meldingsgebod;

- Behandelverplichting;

- Opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.

De rechtbank acht geen termen aanwezig om de straf te matigen gelet op het tijdsverloop tussen het onder 14.810022-12 bewezen verklaarde feit en de zittingsdatum, nu dit verloop niet is veroorzaakt door een gebrek aan voortvarendheid in de afdoening van de zaak door het openbaar ministerie, maar in de omstandigheid dat verdachte en zijn medeverdachten pas eind 2011 als verdachten in deze zaak konden worden aangemerkt. Verdachte zelf heeft al die tijd over zijn aandeel in het feit heeft gezwegen en heeft het genoemde tijdsverloop daarmee aan zichzelf te wijten.

Gezien de ernst van de bewezen verklaarde feiten komt in beginsel geen andere straf in aanmerking dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd is een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden zonder meer passend.

De rechtbank zal evenwel in het belang van zowel de verdachte als de samenleving een gedeelte van deze gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen. Hiertoe overweegt de rechtbank dat het, gelet op het hiervoor aangehaalde reclasseringsadvies, ter voorkoming van verdere recidive noodzakelijk is dat verdachte wordt behandeld. Teneinde te bewerkstelligen dat deze behandeling daadwerkelijk zal plaatsvinden, zal de rechtbank aan het voorwaardelijke deel van op te leggen gevangenisstraf de hierna te noemen bijzondere voorwaarden verbinden.

9. Vordering van de benadeelde partij(en)

De benadeelde partij, [slachtoffer 3], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 170,- aan materiële schade en € 250,- aan immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ter zake van de materiële schade toewijsbaar is tot een bedrag van € 130,- en de immateriële schade tot een bedrag van € 500,-.

De officier van justitie heeft gevorderd hieraan de schadevergoedingsmaatregel te koppelen.

Standpunt verdediging

De raadsman heeft allereerst het verweer gevoerd dat dezelfde vordering van deze benadeelde partij al is toegewezen in de strafzaak tegen de medeverdachte en dat de vordering van de benadeelde partij in die zaak niet hoofdelijk is toegewezen. Daarom kan de vordering niet nogmaals worden toegewezen.

Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Oordeel rechtbank

Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert zodat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.

Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.

Dat de medeverdachte al eerder is veroordeeld tot voldoening van de vordering van de benadeelde partij (zonder dat er in die beslissing over hoofdelijkheid is gesproken), houdt niet in dat de benadeelde partij later niet ook verdachte voor de voldoening van het gevorderde kan aanspreken. Bij een veroordeling in de vorm van medeplegen is hoofdelijke aansprakelijkheid op grond van de wet (artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht ) het uitgangspunt. Ook in dit geval is sprake van een hoofdelijke aansprakelijkheid van verdachte en zijn medeverdachte.

Een vorderingsrecht jegens één schuldenaar beïnvloedt datzelfde recht jegens de andere schuldenaar echter niet. Een schuldeiser mag dus door afzonderlijke vorderingen zijn vordering tegen de verschillende schuldenaren instellen. Deze vorderingsrechten samen vormen wel één post in het vermogen van de schuldeiser. Met andere woorden, als één van de schuldenaren betaalt, is de andere schuldenaar in zoverre van zijn betalingsverplichting bevrijd. Dat volgt onder meer uit de parlementaire geschiedenis van artikel 6: 6 van het Burgerlijk Wetboek (te vinden in: Parl. Gesch. B.W. boek 6, blz. 95).

De benadeelde partij is daarom ontvankelijk in haar vordering.

In haar aangifte verklaart de benadeelde partij dat zij midden in de nacht wakker werd van geluiden op het balkon. Toen ze daar ging kijken zag ze dat verdachte of zijn medeverdachte bezig was de deur in te rammen. De benadeelde partij is vervolgens de woning uitgevlucht.

In het voegingsformulier heeft de benadeelde partij voldoende onderbouwd dat zij als gevolg van de inbraak een periode erg angstig is geweest.

Bij de begroting van de immateriële schade houdt de rechtbank rekening met de volgende factoren:

- het gaat om een inbraak, gepleegd midden in de nacht;

- het slachtoffer heeft oog in oog gestaan met de verdachte of de medeverdachte;

- ondanks deze directe confrontatie hebben verdachte en de medeverdachte de inbraak voortgezet en is het huis van het slachtoffer overhoop gehaald;

- het slachtoffer heeft enige tijd niet in haar eigen woning durven slapen.

De rechtbank begroot de immateriële schade op grond van deze gegevens en vergeleken met min of meer soortgelijke gevallen op het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 250,-. De vordering zal voor wat betreft deze gevorderde immateriële schade dan ook worden toegewezen.

De vordering ter zake van materiële schade ziet op niet door de verzekering van de benadeelde partij vergoede kosten van de gestolen handschoenen, parfums en een riem. De benadeelde partij heeft hiervan geen aankoopbewijzen kunnen overleggen. Wel staat vast dat deze goederen zijn gestolen. De rechtbank zal dit onderdeel van de schade daarom zelf begroten en ingevolge artikel 6: 97 Burgerlijk Wetboek schattenderwijs bepalen op € 170,-.

De rechtbank zal zodoende de vordering toewijzen tot een bedrag van € 420,-.

De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt (tot heden begroot op nihil) en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.

10. Schadevergoeding als maatregel

De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder parketnummer 14.810531-11 bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde. De maatregel wordt opgelegd voor een bedrag van € 420,-.

De rechtbank ziet geen aanleiding de officier van justitie te volgen en als maatregel een hoger bedrag op te leggen dan als schade is gevorderd door de benadeelde partij.

De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.

11. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 14d, 36f, 57, 311, 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12. Beslissing

Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feiten.

Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.

Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 36 maanden.

Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 8 maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.

Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.

Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:

- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.

- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.

- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden naleeft.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

- Een meldingsgebod. Dit houdt in dat verdachte zich binnen een week na vrijlating uit detentie zal melden bij de Reclassering Palier;

- Een behandelverplichting. Dit houdt in dat verdachte zich - gezien de directe samenhang van de verslaving en de gestelde diagnoses met het criminele gedrag van verdachte – hiervoor laat behandelen bij de Forensische Polikliniek van Palier Heerhugowaard of een soortgelijke instelling voor verslavingszorg;

- Opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Dit houdt in dat verdachte vanaf zijn invrijheidsstelling zal verblijven in een begeleide woonvorm van VOF Huiswerk of een soortgelijke instelling en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met Reclassering Palier zal samenstellen;

- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar noodzakelijk oordeelt.

Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.

Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3], [adres 2] , 1782 JM Den Helder.

Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 420,00, (vierhonderdtwintig euro) als schadevergoeding.

Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.

De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.

Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededader zijn voldaan.

Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3] te betalen een som geld ten bedrage van € 420,00 , (vierhonderdtwintig euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 8 dagen.

Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.

Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.

Dit vonnis is gewezen door

mr. L.J. Saarloos, voorzitter,

mr. E.M. Devis en mr. M.F. Ferdinandusse, rechters,

in tegenwoordigheid van W. Veenstra, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 mei 2012.

Mr. Devis en mr. Ferdinandusse zijn niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature