Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Tussenuitspraak. Weigering terug te komen van een eerder genomen besluit en weigering Wet WIA-uitkering. De door appellant ingezonden stukken, waaruit blijkt dat bij hem de diagnose van het syndroom van Asperger is gesteld, blijkt dat sprake is van een nieuw gebleken feit dat bij de eerdere beoordeling in 2008 niet bekend was bij de verzekeringsarts (noch bij appellant) en dat destijds ook niet bekend had kunnen zijn, terwijl dit gegeven, ware het destijds bekend geweest, tot een ander besluit had kunnen leiden. Het Uwv heeft ten onrechte de door appellant ingediende informatie ten aanzien van de diagnose van het syndroom van Asperger niet aangemerkt als nieuw gebleken feit in de zin van artikel 4:6 van de Awb . Het Uwv dient een nieuw inhoudelijk besluit te nemen op het bezwaar van appellant tegen de weigering om terug te komen van een eerder genomen. Vervolgens dient het Uwv te bezien of deze nieuwe beslissing op bezwaar gevolgen heeft voor de weigering van de Wet WIA-uitkering.

Uitspraak



11/1983 WIA-T en 11/6963 WIA-T

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

T U S S E N U I T S P R A A K

op de hoger beroepen van:

[appellant], wonende te [woonplaats] (appellant),

tegen de uitspraken van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 25 maart 2011, 10/2457 (aangevallen uitspraak I) en van 18 november 2011, 11/1069 (aangevallen uitspraak II),

in de gedingen tussen:

appellant

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).

Datum uitspraak: 4 mei 2012

I. PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. P.J. Reeser hoger beroep ingesteld tegen beide uitspraken van de rechtbank.

Het Uwv heeft verweerschriften ingediend.

Het onderzoek ter zitting in de zaken heeft gevoegd plaatsgevonden op 23 maart 2012. Namens appellant is verschenen mr. Reeser. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door V.A.R. Kali.

II. OVERWEGINGEN

Ten aanzien van de aangevallen uitspraak I

1. Bij besluit van 13 mei 2008 heeft het Uwv vastgesteld dat per 9 mei 2008 voor appellant geen recht is ontstaan op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Bij brief van 3 maart 2009 heeft appellant het Uwv verzocht om terug te komen van het besluit van 13 mei 2008. Het Uwv heeft bij besluit van 2 februari 2010 vastgesteld dat er geen aanleiding is om terug te komen van het in rechte onaantastbaar geworden besluit van 13 mei 2008, aangezien er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gebleken die ertoe leiden dat de genomen beslissing onjuist zou zijn. Bij beslissing op bezwaar van 16 juli 2010 is het door appellant gemaakte bezwaar vervolgens ongegrond verklaard.

2. Bij de aangevallen uitspraak I heeft de rechtbank het door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Zij heeft hiertoe overwogen dat het Uwv bij het besluit van 16 juli 2010 terecht de diagnoses van Chronisch Vermoeidheidssyndroom (CVS) en het syndroom van Asperger, die in de door appellant ter onderbouwing ingezonden stukken worden genoemd, niet heeft aangemerkt als nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Gelet hierop heeft het Uwv, naar het oordeel van de rechtbank, op goede gronden geweigerd zijn besluit van 13 mei 2008 te herzien.

3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de door zijn huisarts en behandelende artsen gestelde diagnoses van CVS/ME en syndroom van Asperger met bijbehorende klachten evident zijn aan te merken als nieuwe relevante feiten en omstandigheden die voor 9 mei 2008 nog niet bekend waren en evenmin bekend konden zijn.

4.1. Ten aanzien van de diagnose van CVS/ME is de Raad met de rechtbank van oordeel dat het Uwv terecht heeft aangenomen dat deze diagnose geen nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid is in de zin van artikel 4:6 van de Awb . De Raad onderschrijft de toelichting van de verzekeringsarts in haar rapport van 29 januari 2010. Hierin staat vermeld dat de diagnose CVS/ME geen aanleiding geeft tot bijstelling van de belastbaarheid, zoals die in 2008 werd vastgesteld en waarbij rekening is gehouden met beperkingen op het energetische vlak in verband met persisterende vermoeidheidsklachten. Dat nu aan het destijds bekende ziektebeeld de diagnose CVS/ME is gekoppeld, levert geen nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid op in de zin van artikel 4:6 van de Awb .

4.2. Ten aanzien van het syndroom van Asperger is de Raad van oordeel dat uit de door appellant ingezonden brief van J.L. van der Burg, GZ-psycholoog van 4 april 2010, het intake-verslag van GGZ van 20 april 2010 en de GGZ-rapportage diagnostisch onderzoek van T. Sol, klinisch psycholoog en C. Morreau, psychodiagnostisch medewerker (pdw) van mei 2010 naar voren komt dat is vastgesteld dat appellant lijdt aan het syndroom van Asperger. De verzekeringsarts heeft destijds, in 2008, rekening gehouden met beperkingen ten gevolge van burn-out en persisterende vermoeidheid en geen beperkingen aangenomen op het vlak van de sociale interactie, welke (onder andere) kunnen voortvloeien uit het syndroom van Asperger. Hoewel appellant, gelet op het feit dat het om een ontwikkelingsstoornis gaat, ook in 2008 al moet hebben geleden aan deze aandoening, is de diagnose pas in april 2010 gesteld. De Raad acht aannemelijk dat appellant niet eerder dan in april 2010 op de hoogte was van deze diagnose en de daarmee samenhangende beperkingen. Hij had deze dan ook niet eerder kunnen inbrengen. Gelet op het voorgaande is de Raad van oordeel dat uit de door appellant ingezonden stukken, waaruit blijkt dat bij hem de diagnose van het syndroom van Asperger is gesteld, blijkt dat sprake is van een nieuw gebleken feit dat bij de eerdere beoordeling in 2008 niet bekend was bij de verzekeringsarts (noch bij appellant) en dat destijds ook niet bekend had kunnen zijn, terwijl dit gegeven, ware het destijds bekend geweest, tot een ander besluit had kunnen leiden.

4.3. Gelet op het voorgaande is de Raad van oordeel dat de motivering die ten grondslag ligt aan de beslissing op bezwaar van 16 juli 2010 gedeeltelijk onjuist is. Het Uwv heeft ten onrechte de door appellant ingediende informatie ten aanzien van de diagnose van het syndroom van Asperger niet aangemerkt als nieuw gebleken feit in de zin van artikel 4:6 van de Awb .

Ten aanzien van de aangevallen uitspraak II

5. Appellant heeft bij brief van 9 juli 2010 het Uwv medegedeeld dat hij omstreeks begin juli 2008 als gevolg van fysieke en psychische klachten volledig is ingestort en ter onderbouwing van deze stelling gewezen op het bijgevoegde rapport van medisch adviseur dr. G.M.A. Clauwaert van 20 april 2010. Hij heeft het Uwv in verband hiermee verzocht om toekenning van een WIA-uitkering. Bij besluit van 29 november 2010 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellant per 9 juli 2008 geen recht op een uitkering ingevolge de Wet WIA is ontstaan omdat het gaat om andere gezondheidsklachten dan die ten tijde van de eerdere WIA-beoordeling aan de orde waren. Bij beslissing op bezwaar van 18 maart 2011 heeft het Uwv vervolgens het door appellant hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Gelet op de ter zitting van de Raad door het Uwv gegeven toelichting op dit besluit dient de verwijzing naar artikel 43a van de WAO te worden opgevat als een kennelijke schrijffout en dient hierin te worden gelezen een verwijzing naar artikel 55 van de Wet WIA . Appellant is hierdoor niet benadeeld.

6. Bij de aangevallen uitspraak II heeft de rechtbank het door appellant ingestelde beroep tegen het besluit van 18 maart 2010 ongegrond verklaard onder verwijzing naar haar overwegingen in de aangevallen uitspraak I.

7. In hoger beroep heeft de gemachtigde van appellant ter zitting toegelicht dat een exacte datum van ziekmelding niet aanwijsbaar is, maar dat appellant naar eigen zeggen volledig is ingestort nadat hij had geprobeerd om een eigen bedrijf op te starten.

8.1. Gelet op de overwegingen onder 4.2 en 4.3 is de Raad van oordeel dat het Uwv bij beslissing op bezwaar van 16 juli 2010 ten onrechte uit de door appellant ingediende informatie naar voren komende diagnose van het syndroom van Asperger niet heeft aangemerkt als nieuw feit in de zin van artikel 4:6 van de Awb .

8.2. De Raad ziet aanleiding met toepassing van artikel 21, zesde lid, van de Beroepswet het Uwv op te dragen dit gebrek in het besluit van 16 juli 2010 te herstellen. Het Uwv dient hiertoe een nieuw inhoudelijk besluit te nemen op het bezwaar van appellant tegen het besluit van 2 februari 2010. Vervolgens dient het Uwv te bezien of deze nieuwe beslissing op bezwaar gevolgen heeft voor de beslissing op bezwaar van 18 maart 2010.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep,

recht doende:

draagt het Uwv op binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in het besluit op bezwaar van 16 juli 2010 te herstellen met inachtneming van hetgeen de Raad heeft overwogen.

Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van H.L. Schoor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2012.

(get.) J.P.M. Zeijen.

(get.) H.L. Schoor.

TM


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature