Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Art. 46 Sr. Art. 157 Sr. Bewijs opzet. Het middel berust op de opvatting dat het opzet van verdachte niet alleen moet zijn gericht op brandstichting, teweegbrengen van een ontploffing of veroorzaken van een overstroming, maar tevens op het bestanddeel van art. 157 Sr dat in de tll. en bewezenverklaring is omschreven als: "terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is". Die laatste opvatting is in haar algemeenheid onjuist omdat bedoeld gevaar t.t.v. het teweegbrengen van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest, zodat niet van belang is dat de dader zelf dat gevaar wellicht niet heeft voorzien (vgl. HR LJN BG1653). I.c. gaat het om de strafbare voorbereiding van dit delict. Blijkens art. 46 Sr is daarvoor vereist het "opzettelijk" handelen van verdachte m.b.t. o.m. voorwerpen en/of stoffen "bestemd tot het begaan van dat misdrijf'. Een redelijke wetsuitleg brengt mee dat in een dergelijk geval het opzet van de voorbereider moet zijn gericht op brandstichting, teweegbrengen van een ontploffing of veroorzaken van een overstroming, alsmede dat zijn opzet tevens moet zijn gericht op het in art. 157 Sr omschreven gevaar, in die zin dat dit opzet betrekking moet hebben op het naar algemene ervaringsregels voorzienbare gevaar van bedoelde voorwerpen en/of stoffen voor de door art. 157 Sr beschermde rechtsgoederen. Het kennelijk oordeel van het Hof dat hiervan i.c. sprake is geweest, is mede gelet op hetgeen het Hof in de bewijsvoering heeft vastgesteld omtrent de aard van bedoelde voorwerpen en/of stoffen en de omstandigheden waaronder verdachte deze voorhanden heeft gehad, niet onbegrijpelijk.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



5 juni 2012

Strafkamer

nr. S 10/01701

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 19 februari 2010, nummer 22/002558-08, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976, ten tijde van de betekening van de aanzegging uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Open Inrichting "Nederhof" te Middelburg.

1. Geding in cassatie

1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. J. Goudswaard en mr. I.A. van Straalen, beiden advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het de opgelegde straf betreft, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.

1.2. De raadslieden hebben schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2. Bewezenverklaring en bewijsvoering

2.1. Het Hof heeft overeenkomstig de tenlastelegging bewezenverklaard dat de verdachte:

"1. op 15 november 2007 te Honselersdijk, gemeente Westland, combinaties van kaliumnitraat en/of met zwavel en/of houtskool verpakt in afgesloten kokers/pijpen, en T.A.T.P., zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad.

2. in de periode van 1 juni 2007 tot en met 15 november 2007 te Honselersdijk, gemeente Westland, ter voorbereiding van het te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijk een ontploffing teweegbrengen terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is (art. 157 Sr), opzettelijk

- T.A.T.P. heeft vervaardigd en voorhanden gehad en kaliumnitraat gemengd met zwavel en/of houtskool heeft voorhanden gehad in zijn woning en

- kaliumnitraat gemengd met zwavel en/of houtskool in kokers/pijpen heeft gedaan, bestemd tot het begaan van dat misdrijf."

2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

"1. Het proces-verbaal van de Regiopolitie Haaglanden, Bureau Recherche Expertise, Ploeg Wapens, Explosieven en Narcotica, nummer 1563/2007/26504, d.d. 21 november 2007, op ambtsbelofte respectievelijk op ambtseed opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] respectievelijk [verbalisant 3], [verbalisant 4], [verbalisant 5] en [verbalisant 6], onder meer inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verrichtingen en bevindingen van één of meer van deze opsporingsambtenaren:

Op 15 november 2007 deelde de verdachte [verdachte] ons, [verbalisant 1] en [verbalisant 5], mede dat hij in zijn woning aan de [a-straat 1] te Honselersdijk diverse stoffen had die bij het vervaardigen van een explosief kunnen worden gebruikt, waaronder waterstofperoxide van 35% en aceton. Het is mij, [verbalisant 1], ambtshalve bekend dat genoemde stoffen als ingrediënten voor het vervaardigen van een zeer gevaarlijk explosief - mij bekend onder de afkorting T.A.T.P. - kunnen worden gebruikt. De verdachte [verdachte] deelde mede dat hij reeds verschillende stoffen met elkaar had gemengd en dat deze mengsels ook in zijn woning aanwezig waren. Het is mij, [verbalisant 1], ambtshalve bekend dat zelfgemaakte explosieven veelal zeer instabiel zijn.

Voornoemde woning werd later die dag, nadat de omgeving in een straal van 100 meter was ontruimd, voor een eerste verkennend onderzoek betreden. Bij dat onderzoek werd onder meer in een koelkast een plastic bakje met restant kristallen aangetroffen, alsmede in het vriesdeel van een andere koelkast een plastic kom met bevroren water met daarin een kom met witte kristallen. Bij een tweede verkennend onderzoek op die dag werd onder meer in het dressoir in de woonkamer een aantal zogenaamde pijpbommen aangetroffen.

De stof, aangetroffen in de koelvriescombinatie, met een geschat gewicht van 200 tot 300 gram, werd als instabiel en uiterst gevaarlijk aangemerkt. Deze stof is middels een kleurreactietest positief getest als zijnde vermoedelijk T.A.T.P. Deze stof is mij, Van de Konijnenburg, ambtshalve bekend als TriAcetonTriPeroxide, een uiterst instabiele en zeer krachtige explosieve stof.

2. Een geschrift, zijnde een kopie van het proces-verbaal van de Regiopolitie Haaglanden, Bureau Recherche Expertise, nummer 1563/2007/26504-87, d.d. 22 december 2007, op ambtseed respectievelijk op ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 7] en [verbalisant 8], onder meer inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verrichtingen en bevindingen van één of beide opsporingsambtenaren:

Nadat personeel van de Explosieven Opruimingsdienst (EOD) de woning aan de [a-straat 1] te Honselersdijk had doorzocht en veilig had verklaard, hebben wij de woning op 15 november 2007 met de EOD betreden. Personeel van de EOD en de recherchespecialist, die de veiligheidscontrole hadden uitgevoerd, verklaarden onder meer dat er diverse pijpbommen waren aangetroffen en dat bij het testen van het uit de vriezer afkomstige materiaal een positieve reactie op T.A.T.P. werd verkregen. Wij zagen in een vriezer, die links van de achterdeur stond, een schaal met kristallijnen substantie staan. Deze schaal stond in een tweede schaal die van ijs was voorzien. De bovenste schaal bevatte vermoedelijk T.A.T.P.

Tijdens het onderzoek werden onder meer de volgende stukken van overtuiging (svo) veiliggesteld:

Schema 1

De svo's 5, 5#1, 6, 6#1, 9#1, 13, 41, 56, 56#1 en 65 zijn voor nader onderzoek overgedragen aan het NFI.

3. Een geschrift, zijnde een kopie van het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2007.11.26.079, d.d. 7 april 2008, opgemaakt en ondertekend door ing . E.M. Kok, vast gerechtelijk deskundige, onder meer inhoudende

- zakelijk weergegeven - als relaas van deze deskundige:

Onderzoeksmateriaal

Schema 2

Tevens bevond zich tussen het onderzoeksmateriaal een grijze kunststoffen pijp die was verpakt in een plastic zakje dat was voorzien van de aanduiding "9". Gezien de omschrijving betrof dit de pijpbom waaruit bemonstering (9#1) afkomstig is.

Interpretatie van de onderzoeksresultaten

De navolgende tabel geeft de chemische samenstelling van de onderzochte materialen op basis van de verkregen onderzoeksresultaten, met daarbij een aanduiding van de gebruikte waarschijnlijkheidsreeks (het deskundigheidsgebied Explosies en Explosieven hanteert de volgende waarschijnlijkheidsreeks: vrijwel zeker - hoogstwaarschijnlijk - waarschijnlijk - vermoedelijk).

Schema 3

Nitraten, zoals kaliumnitraat, zijn oxiderende stoffen, die in combinatie met een geschikte brandstof, zoals onder meer zwavel of houtskool, brandbare pyrotechnische mengsels kunnen vormen. Onder geschikte omstandigheden, bijvoorbeeld onder opsluiting, kunnen dergelijke mengsels na ontsteking exploderen. Kaliumnitraat met zwavel en houtskool (zwart kruit) is een veel voorkomend pyrotechnisch mengsel.

T.A.T.P. (triacetontriperoxide) is een springstof die vooral gekenmerkt wordt door zijn gevoeligheid: T.A.T.P. komt zeer makkelijk tot explosie.

Pijpbommen

Een pijpbom bestaat in het algemeen uit een pijp van kunststof of metaal die aan beide uiteinden is afgesloten en waarin zich een explosieve lading bevindt. Deze explosieve lading bestaat meestal uit een pyrotechnisch mengsel, maar kan ook een springstof zijn. In geval van een pyrotechnisch mengsel is opsluiting in de pijp noodzakelijk om bij ontsteking een explosie te veroorzaken.

De lading van een pijpbom kan op verschillende manieren worden ontstoken. Een veel voorkomende manier is ontsteking via een (vuurwerk)lont die door een gaatje in de pijp steekt en contact met de lading maakt.

De hevigheid van de explosie hangt onder meer af van de eigenschappen van het pyrotechnische mengsel of de springstof, de hoeveelheid ervan, ook in relatie tot het volume van de pijp, en de mate van opsluiting. De mate van opsluiting wordt onder meer bepaald door de stevigheid van de pijp en de afdichtingen.

Uit de onderzoeksaanvraag en de meegezonden informatie van het EOCKL is af te leiden welke onderzoeksmaterialen monsters uit mogelijke pijpbommen betreffen en hoeveel van deze stoffen in de diverse pijpbommen is aangetroffen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van deze informatie, gecombineerd met de onderzoeksresultaten van het NFI.

Schema 4

Deugdelijkheid

De deugdelijkheid van een pijpbom wordt bepaald door de samenstelling en hoeveelheid van de lading, (de geschiktheid van) de ontstekingswijze en de eigenschappen van de pijp (met name de mate van opsluiting).

Op grond van de chemische samenstelling en het brandgedrag is het monster van de lading van de pijp (5#1) vrijwel zeker deugdelijk. In de pijp is een gaatje aangebracht dat hoogstwaarschijnlijk voor de ontsteking is bedoeld. De lading is hoogstwaarschijnlijk relatief makkelijk, zoals met een vuurwerklont, te ontsteken. Van de kunststof pijp (5) zijn de uiteinden omgevouwen en met schroeven vastgezet. Deze constructie is hoogstwaarschijnlijk stevig genoeg om bij ontsteking te verscherven. Samenvattend betreffen de materialen (5 en 5#1) hoogstwaarschijnlijk een deugdelijke pijpbom.

Op grond van de chemische samenstelling en het brandgedrag is het monster van de lading van de pijp (6#1) hoogstwaarschijnlijk deugdelijk. In de pijp is een gaatje aangebracht dat hoogstwaarschijnlijk voor de ontsteking is bedoeld. De lading is hoogstwaarschijnlijk relatief makkelijk, zoals met een vuurwerklont, te ontsteken. De metalen pijp (6) is afgesloten door de uiteinden samen te knijpen. Hoewel dit zeker voor afdichting zorgt, is niet helemaal uit te sluiten dat de afdichting bij ontsteking gedeeltelijk open wordt gedrukt voordat de pijp verscherft. Het aantal in het rondvliegende scherven en de afstand tot waarop deze terechtkomen zullen in dat geval minder groot zijn dan bij een complete verscherving. Samenvattend betreffen de materialen (6 en 6#1) hoogstwaarschijnlijk een deugdelijke pijpbom.

Op grond van de chemische samenstelling en het brandgedrag is het monster van de lading van de pijp (9#1) hoogstwaarschijnlijk deugdelijk. In de pijp is een gaatje aangebracht dat hoogstwaarschijnlijk voor de ontsteking is bedoeld. De lading is hoogstwaarschijnlijk relatief makkelijk, zoals met een vuurwerklont, te ontsteken. Van de kunststof pijp (9) zijn de twee afsluitdoppen op de uiteinden vastgelijmd. Dit geeft vrijwel zeker voldoende opsluiting om bij ontploffing tot verscherving te leiden. De hoeveelheid lading is voldoende om in de pijp tot ontploffing te kunnen komen. Samenvattend betreffen de materialen (9 en 9#1) hoogstwaarschijnlijk een deugdelijke pijpbom.

Op grond van de chemische samenstelling en het brandgedrag is het monster van de lading van de pijp (56#1) hoogstwaarschijnlijk deugdelijk. In de pijp is een gaatje aangebracht dat hoogstwaarschijnlijk voor de ontsteking is bedoeld. De lading is hoogstwaarschijnlijk relatief makkelijk, zoals met een vuurwerklont, te ontsteken. De metalen pijp (56) is afgesloten door de uiteinden samen te knijpen. Hoewel dit zeker voor afdichting zorgt, is niet helemaal uit te sluiten dat de afdichting bij ontsteking gedeeltelijk open wordt gedrukt voordat de pijp verscherft. Het aantal in het rondvliegende scherven en de afstand tot waarop deze terechtkomen zullen in dat geval minder groot zijn dan bij een complete verscherving. Samenvattend betreffen de materialen (56 en 56#1) hoogstwaarschijnlijk een deugdelijke pijpbom.

Gevaarzetting

Uit het voorgaande volgt dat de pijpbommen (5 en 5#1, 6 en 6#1, 9 en 9#1 en 56 en 56#1) (hoogstwaarschijnlijk) deugdelijk zijn. Als wordt gekeken naar de wijze van opsluiting en de hoeveelheid en samenstelling van de lading is de pijpbom (56 en 56#1) qua gevaarzetting niet vergelijkbaar met de pijpbommen (5 en 5#1 en 9 en 9#1). Deze twee laatstgenoemde pijpbommen zijn qua gevaarzetting onderling wel vergelijkbaar.

Bij de explosie van een pijpbom zoals (56 en 56#1) ontstaan hitte, een drukgolf met een daarmee gepaard gaande knal en scherfwerking. Met name door de scherfwerking ontstaat, naast materiële schade, gevaar voor ernstig lichamelijk letsel bij personen in de nabije omgeving (tot op een afstand van grofweg 10 meter). Tevens ontstaat door de knal gevaar voor gehoorschade.

Bij de explosie van een pijpbom zoals (5 en 5#1 en 9 en 9#1) ontstaan hitte, een drukgolf met een daarmee gepaard gaande knal en scherfwerking. Met name door de scherfwerking ontstaat, naast materiële schade, gevaar voor zeer ernstig tot dodelijk letstel bij personen in de zeer nabije omgeving (tot op een afstand van grofweg enkele meters) en gevaar voor ernstig lichamelijk letsel bij personen in de wijde omgeving (tot op een afstand van grofweg enkele tientallen meters). Tevens ontstaat door de knal gevaar voor gehoorschade.

De pijpbom (6 en 6#1) bevindt zich qua gevaarzetting tussen enerzijds (56 en 56#1) en anderzijds (5 en 5#1 en 9 en 9#1) in.

4. Een geschrift, zijnde een kopie van het "Informatieblad TATP", versie 1 d.d. 28 januari 2008, van het Nederlands Forensisch Instituut, als bijlage gevoegd bij het hiervoor onder 3 bedoelde deskundigenrapport, onder meer inhoudende - zakelijk weergegeven - :

T.A.T.P. (voluit: triacetontriperoxide) is een zogenaamde primaire springstof die, ook door mensen zonder chemische achtergrond, relatief makkelijk te bereiden is. Recepten hiervoor zijn eenvoudig op internet te vinden. Deze recepten komen erop neer dat aceton en waterstofperoxide (meestal in een concentratie van ongeveer 30%) samen met een zuur (bijvoorbeeld zoutzuur) dienen te worden gemengd.

Een springstof is een stof die kan detoneren. Bij een detonatie reageert de stof met een snelheid die hoger is dan de snelheid van het geluid in die stof. Primaire springstoffen, zoals T.A.T.P., kunnen zeer gemakkelijk tot ontsteking worden gebracht, bijvoorbeeld door middel van warmte, een vonk, wrijving of slag. Bij een ontploffing van T.A.T.P. ontstaan een schokgolf, hitte en brisantie. Brisantie is de alles vernietigende uitwerking van een detonerende stof op zijn directe omgeving. Indien de springstof is opgesloten in een container treedt bovendien scherfwerking van de container op. Als bijvoorbeeld circa 250 gram T.A.T.P. in opgesloten toestand tot ontploffing komt, ontstaat door de genoemde effecten, afgezien van materiële schade, tot op een afstand in de orde van grootte van enkele tientallen meters gevaar voor zwaar lichamelijk tot dodelijk letsel voor personen.

5. Een verslag van TNO, Defensie en Veiligheid, Business unit Bescherming, Munitie en Wapens, referentienummer 2009DV3/2779, d.d. 30 oktober 2009, opgemaakt en ondertekend door de deskundige E.G. de Jong, onder meer inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van deze deskundige:

De explosieve werking van de stoffen in de pijpbommen 5, 6, 9 en 56 berust op een mengsel van een oxiderende stof (kaliumnitraat) met brandbare stoffen (houtskool, zwavel, aluminium). Doordat de voor de verbranding benodigde zuurstof in het mengsel aanwezig is, kan de verbranding plaatsvinden zonder dat er zuurstof van buitenaf wordt toegevoerd. Omdat de verbrandingsreactie exotherm is (dat wil zeggen: er komt energie vrij) houdt de reactie zichzelf in stand. Hiermee wordt voldaan aan de twee kenmerkende elementen van een explosie: "kan zichzelf zonder toevoer van energie of stof (zuurstof) in stand houden".

Op grond van de samenstelling van de vier vullingen kan worden geconcludeerd dat ze allemaal geschikt zijn om in een afgesloten omhulling (zoals in een pijpbom) een zichzelf in stand houdende chemische reactie te geven.

Gezien de aard van de materialen uit de pijpbommen 5, 6, 9 en 56 berust de verschervende werking op het creëren van een zodanig hoge inwendige druk dat de omhulling bezwijkt. Wanneer een uiterst conservatieve schatting wordt gedaan, is de druk die in de pijpbommen wordt gegenereerd in de orde van 300 tot 1200 bar boven de bezwijkdruk van de gebruikte materialen. Dit houdt in dat de omhulling in delen uiteenvalt. De delen zullen door de expanderende gassen worden versneld, waardoor gevaarlijke fragmenten worden gevormd. Het materiaal van de fragmenten is van ondergeschikt belang; door hun (veelal puntige) vorm en snelheid zijn ze in staat zeer ernstig tot dodelijk letsel aan personen toe te brengen, afhankelijk van waar de fragmenten de personen treffen.

Uit de berekeningen kan worden geconcludeerd dat de hoeveelheid explosieve stof groot genoeg is om de pijpbommen te verscherven en de scherven te versnellen tot gevaarlijke fragmenten.

De betreffende pijpbommen zijn zonder meer geschikt voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing.

6. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 5 februari 2010, onder meer inhoudende - zakelijk weergegeven -:

Op 15 november 2007 had ik in mijn woning, gelegen aan de [a-straat 1] te Honselersdijk, gemeente Westland, en de daarbij behorende schuur onder meer mengsels van waterstofperoxide, aceton en zwavelzuur, zogeheten TATP, voorhanden. Die mengsels had ik zelf gemaakt. Verder had ik onder meer ook nog een aantal zogeheten pijpbommen in mijn woning en in mijn schuur liggen, die ik had gemaakt van kunststoffen en metalen kokers, waarin ik zelf vervaardigde mengsels van kaliumnitraat, zwavel en/of aluminium en/of houtskool had verwerkt. De TATP, de pijpbommen en de mengsels van die pijpbommen heb ik allemaal thuis gemaakt, ik hield me daar op 15 november 2007 al een maand of vijf mee bezig."

2.3. Het Hof heeft voorts nog het volgende overwogen:

"Nadere bewijsoverweging

Naar aanleiding van hetgeen door de raadsvrouw ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde bij pleidooi naar voren is gebracht, overweegt het hof volledigheidshalve dat de pijpbommen met de svo-nummers 5, 6, 9 en 56 blijkens bewijsmiddel 3 - meer in het bijzonder blijkens hetgeen aldaar onder "Deugdelijkheid" en "Gevaarzetting" is opgenomen - en bewijsmiddel 5, evenals, blijkens bewijsmiddel 4, de TATP, naar hun aard bestemd waren voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing. Derhalve zijn bedoelde pijpbommen en TATP aan te merken als wapens in de zin van artikel 2, eerste lid, categorie II onder 7°, van de Wet wapens en munitie . Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt voorts dat bij explosie van elk van de vier pijpbommen, evenals bij ontploffing van de TATP, gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is."

3. Wettelijk kader

Bij de beoordeling van de middelen zijn de navolgende wettelijke bepalingen van belang:

- art. 46 Sr:

"1. Voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld is strafbaar, wanneer de dader opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen bestemd tot het begaan van dat misdrijf verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of voorhanden heeft.

(...)

5. Onder voorwerpen worden verstaan alle zaken en alle vermogensrechten."

- art. 157 Sr:

"Hij die opzettelijk brand sticht, een ontploffing teweegbrengt of een overstroming veroorzaakt, wordt gestraft:

1°. met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;

2°. met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;

3°. met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft."

4. Beoordeling van het tweede middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

5. Beoordeling van het derde middel

5.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring onder 2, in het bijzonder wat betreft het daarin omschreven opzet van de verdachte, niet kan volgen uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen.

5.2. Blijkens de toelichting berust het middel kennelijk op de opvatting dat in geval van vervolging ter zake van art. 157 Sr het opzet van de verdachte in alle gevallen niet alleen moet zijn gericht op brandstichting, teweegbrengen van een ontploffing of veroorzaken van een overstroming, maar tevens op het bestanddeel van art. 157 Sr dat in de tenlastelegging en bewezenverklaring is omschreven als: "terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is". Die laatste opvatting is in haar algemeenheid onjuist omdat bedoeld gevaar ten tijde van het teweegbrengen van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest, zodat niet van belang is dat de dader zelf dat gevaar wellicht niet heeft voorzien (vgl. HR 17 februari 2009, LJN BG1653, NJ 2009/120).

5.3. In het onderhavige geval gaat het om de strafbare voorbereiding van dit delict. Blijkens art. 46 Sr is daarvoor vereist het "opzettelijk" handelen van de verdachte met betrekking tot onder meer voorwerpen en/of stoffen "bestemd tot het begaan van dat misdrijf". Een redelijke wetsuitleg brengt mee dat in een dergelijk geval het opzet van de voorbereider moet zijn gericht op brandstichting, teweegbrengen van een ontploffing of veroorzaken van een overstroming, alsmede dat zijn opzet tevens moet zijn gericht op het in art. 157 Sr omschreven gevaar, in die zin dat dit opzet betrekking moet hebben op het naar algemene ervaringsregels voorzienbare gevaar van bedoelde voorwerpen en/of stoffen voor de door art. 157 Sr beschermde rechtsgoederen.

5.4. Het kennelijke oordeel van het Hof dat hiervan in het onderhavige geval sprake is geweest, is mede gelet op hetgeen het Hof in de bewijsvoering heeft vastgesteld omtrent de aard van bedoelde voorwerpen en/of stoffen en de omstandigheden waaronder de verdachte deze voorhanden heeft gehad, niet onbegrijpelijk.

5.5. Het middel faalt.

6. Beoordeling van het eerste middel.

6.1. Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.

6.2. Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

7. Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

8. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;

vermindert deze in die zin dat deze veertien maanden en twee weken waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren beloopt;

verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu, W.F. Groos, Y. Buruma en J. Wortel, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 5 juni 2012.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature